Gerard an de UGUST IS HAREM KWIJT: ZONDER INSPRAAK... man die voor NCRV ander „gezicht" moet gaan worden i Onmis kenbaar talent werkt genus loos aan come- back BERGUM Eenmaal op de rnerweg was het makkelijk te iden. Twee rijen auto's trok- n weerszijden over vele ntallen meters een spoor naar hoeve van Bertus de Vries. >n, tractoren en veewagens de- daar aan mee. Toen we aodarom dachten dat alle boeren >.00 t de buurt wel present zouden |n hadden we het mis. „Ze ko niet alleen uit de buurt", jii notaris Harmsma, „ze komen heel Friesland". Wij wisten n ook nog niet, wat alle Frie- boeren wèl wisten dat Bertus Vries uit Bergum een erg 'oor nton Pfeiffer boer was met pri- Toen dan ook de mare ng, dat hij de hele zaak ging rkopen, stroomde alles wat iets koeien af wist naar de Zo- erweg om zijn voordeel te doen dat boerenboelgoed, zoals zo'n ^lienbare veiling daar heet. Omdat De Vries zo'n goede hm heeft in zijn vak had de eelfabriek uit Leeuwarden an gevraagd of hij bedrijfslei- tr wilde worden op de model- lerderij, die ze gaan opzetten, eda ertus de Vries, zei „Ja,, omdat ij dan blijft in het boerenle- m, dat hem lief is en toch ook kinderen wat los >n komen lanninj rijf geven en „vakantie" n eigen be rin al twaalf taboe-woord Notaris Harmsma liet toen in kranten van Friesland weten er een belangrijk boerenboe- delgoed in Bergum zou komen. Namens De Vries beloofde hij. dat het ging om een zeer goed beslag vee, tbc- en abortus- vrij en ingeënt tegen mond en klauwzeer. Een stapel van voor driekwart stamboekvee, bestaan de uit dertig koeien, een stier en negen kalveren. Ate Wijnstra uit Veenwouden was de oproeper. Hij moest steeds uit de catalogus aflezen om wel ke koe het ging en dan met de onderhandse listigheid van de standwerker trachten het bod zo hoog mogelijk op te jutten. Hij is helemaal geen oproeper van zijn vak. Hij is vertegenwoordi ger. Maar de vaste oproeper van de notaris is al erg oud. Die doet alleen nog maar de huizen en niet meer een boerenboelgoed. wat veel inspannender is. Voor Wijnstra was het niet de eerste keer. Hij roept al vijf jaar op, nadat hij de kneepjes eerst heeft geleerd van zijn vader, die ook oproeper was. Hij vindt op roeper zijn leuk. „Vooral als er wat felligheid in zit". Die felligheid hadden we ge mist, want de inzet was net ach ter de rug. Dat is de eerste ron de, waarbij het vee wordt „af gemijnd". Ieder nummer wordt dan op een erg hoog bedrag in gezet en dat zakt en zakt en zakt tot dat er iemand toehapt. Het is een concurrentie van Jewelste, waarbij iedereen en alles tegen elkaar in schreeuwt. Het is voor de boeren dan wel zaak om goed te luisteren, want bij al die roe rige kanswagers zijn ook de vee kooplieden, die precies de prij zen weten. Hoe zouden ze anders morgen op de veemarkt in Leeuwarden voor vol kunnen worden aangezien? Dat "mijn" roepen bij de eerste biedronde kan op zichzelf al een handel zijn. Want als daarna de echte verkoop begint wordt er gestart met dat laatste mijnbod. Gaat de prijs daarover been. dan krijgt de bieder, die dit lokaas heeft uitgezet, drie procent hiervan als "strijkgeld". Bij een beetje koe is dat altijd uog iets van vijftig gulden. Maar hij heeft ook risico. Ziet niemand het zitten voor meer dan het laatste afmijnbod, dat zit de bieder niet alleen hieraan en aan de bijbehorende koe vast, maar moet hij als koper ook nog ?ens vierenhalf procent opgeld betalen. Zo stonden de zaken toen we met de notaris en zijn helper, die alles nog eens hadden nagere kend, en Ate Wijnstra de deel van Bertus de Vries opgingen. Wat we daar zagen was zo fas cinerend, zo van een heel ande re wereld dat eigenlijk Bert Haanstra erbij zou moeten zijn geweest om het tot decor' te ma ken van een film. die hij er daarna dan maar moest bij verzinnen. Rechts was het brede bolle ded van hooi opgetast, hoog rei kend bijna tot de hanebalken. links was even hoog de vliering. En op dat hooi en op iat zolderplankier zaten ze. Ze- cer tweehonderd Friese boeren n mompelend wachten. Op de stukken deel, die gewoon vloer waren stonden ze ook nog. Dat waren degenen, die in de hoogte geen plaats meer konden krijgen. Of misschien wilden ze Golven van ontroering daar staan omdat het dan dichter bij leek. Want vlak voor hun neus was de notaris met zijn schrijver gaan zitten op een toneel, dat op andere dagen een boerenwagen is- Vóór de mannen van gewicht ging Ate Winstra staan. Het werd helemaal stil. Behal ve in de diepe kuil, die lag tus sen de hooiheuvel en de vliering. Daar rinketinkte het ais in een keuken. Het waren de twee da mes uit Leeuwarden van wie nie mand ooit de naam heeft gehoord maar van wie ieder weet dat ze op elk boerenboelgoed komen. Dan verkopen ze koffie en koek en snoep en ook appels aan wie verstandig is. Ze hebben twee oliestelletjes meegebracht om de koffie warm te houden en een gas comfoortje voor het afwaswater want ze zijn gesteld op een pro per serviesje. De eerste, van wie we het dan maar moeten weten, is Jo 19. Ze is acht jaar oud en heeft stam boeknummer 178.142, noteert 83 punten met een 19 voor uier. Het Stamboek ziet haar als een ge lijnde koe van best type met mooi uier. Ate Winstra laat hier bij nog weten dat Jo op 19 maart is gedekt en dat ze na die eerste ronde voor f 1925 wordt ingezet. „Wie geeft er meer goed geld?" wil hij weten. Er komt een gulden bij. Zo wordt een bod opgezet. Daarna steeds met vijf gulden omhoog. Links, rechts wijzend, als de weer licht reagerend op een hoofdknik, een vingertip, dirigeert Wijnstra de zaak. Ditmaal voor korte dreun: voor f 1960 gaat Jo 19 naar ene Leijenaar. Dag, Jo! Het is niet veel anders dan op een veiling, waar stadse zaken worden verhandeld. Alleen gaat het nu niet om Louis Seize of Queen Ann, maar om Emma 32, Frankje 65 en Betsie 20 (die nog een dochter moet zijn van Blom's Verwachting en Betsie 16). Het wordt wat onrustiger als Sietske 33 aan bod komt. De ken ners weten iets van Siets en het is dan ook niet wonderbaarlijk dat de inzet van f 1850 een lachertje lijkt. Sietske 33 is de eerste, die de twee bankjes van duizend pas seert: voor f2040 heeft ze een nieuwe baas. Ans 8. Betsie 24 en ook Jeltje Pietje willen hierbij niet achter blijven. Uit het geroezemoes is te concluderen dat het mooie prijzen zijn. Dan komt het moment van de grote huiver. „Nummer zestien Dora 5", kondigt de oproeper aan. Een golf van ontroering slaat over de deel. „Dora, Dora". Ze fluisteren el- saar toe met de herkennende blijdschap van mensen, die voor het eerst de Gouden Koets zien. Door Dora's aderen stroomt het blauwe bloed van een liaison tus- en Franskje's Sophia's Adama en Dora". En dan hoef Je aan een Fries niets meer te vertellen. Zeker niet aan J. van Wijngaar den uit Goutum. Hij heeft tot nu toe rustig op de eerste rij geze ten, kauwgom kauwend, zo nu en dan een koetje kopend. Uiterlijk heeft hij ook nu zijn kalmte be- aard. Maar Je voelt, dat zijn stil le denkhoofd op dit moment maar één naam kan denken: „Dora!" De tweeduizend gulden, waarop de vedette is geïntroduceerd, wor den door vier, vijf bieders achte loos weggehoond. Maar bij ieder tientje erboven op groeit de schuchterheid en als de 2100 gul den wordt bereikt is Van Wijn gaarden alleen nog over met die concurrent achter de paal. Hij ziet alleen diens hand even opwippen na elke hoofdknik, die hijzelf geeft. „Het is Leijenaar, het is vast Leijenaar", zie Je hem den ken, „Of misschien Vonk. Vonk kan het óók zijn". Maar al was het Mansholt zelf: Van Wijngaarden laat zich niet afbluffen, Dora is voor hem. De spanning loopt als een koord danser tussen de twee tribunes door. Wijnstra helemaal in zijn element roept bijna Juichend: „2190 daar!" en kijkt dan uitda gend naar de man uit Goutum. Het duurt seconden. Dan breekt de hoofdknik van Van Wijngaar den met f 2200 het laatste verzet van „de hand". „Ten eerste maal, ten ander maal, ten derde maal!" Leve Dora 5, leve Van Wijngaar den! Het is volbracht! „Van Wijngaarden", weet Ate Winstra te vertellen, „wil zijn boerderij groter maken. Hij heeft nu tach tig koeien, hij wil er 150 hebben". Nu de slag om Dora Is geleverd wordt de rest een beetje routine werk. De kalfjes gaan weg voor schommelende prijzen, landbouw machines en gereedschappen doen nét wat de man die ze nodig heeft ervoor geeft. Zo vliedt het boerenboelgoed van Bertus de Vries uit Bergum vredig naar zijn einde. Eén is er slechts, die zijn gram niet kan verkroppen. Hij staat in een van de stallen en slaat woedend om zich heen. August, de stier. Het zal altijd duister blijven of het is, omdat niemand hem een cent meer waard keurde dan de inzet van f 1800, waarop Zedlstra aan hem is blijven hangen of om het feit, dat zonder zijn inspraak zijn hele harem onder zijn handen vandaag is uitverkocht. ensen. mensen terst bij televisiemakers enige ongerustheid opvolging van tv-coryfeeën als Mies an. Willem Duys en Koos Postema. Per seden, die al jaren geleden als dé gezich- het vaderlandse scherm golden. De we- ip dat deze grootmachten ook niet het leven hebben en het wenselijk ware dat ïkenae gezichten eens konden worden ge- andere, heeft de wijze Hilversumse n aan het denken gezet. Toen men gezel- t al die frequent over de buis glijdende i enkele weken bijeen was teneinde Mies ivizier-ring om de vinger te schuiven, trok- wijze mannen sombere gezichten: Waar iet talent, dat mettertijd de taken van Killem en Koos kan overnemen? Een plech- zwijgen was het antwoord. spraak verliep via een andere Berg G. v.d. in het telefoonboek. Aange sprokene had al het vermoeden, dat we bij Berg G. v.d. van de televisie moesten zijn en die woont in de Achteromstraat, zodoende en harte lijk bedankt zeiden wij. Thuis tus sen koffie met een Weesper mop <"s morgens» en boterhammen met ge bakken ei en tomaat Cs-middags) praten we over de persoon van de personality-show, een woord dat zich nu eenmaal niet laat vernede- renlandsen. Hij zegt: „Personality-show is een beladen woord in ons land. In Amerika zijn er zes op een dag. Dat wil niks anders zeggen dan dat er één man is die een programma- presenteert. In ons geval is dat ook waar. maar Henk van der Horst, Jan Fillekes (beiden uit het Farce Majeure-team) en Ton Gispen wer ken met mij als team aan dat pro gramma. Het wordt een programma met gewone mensen. Alledaagse dingen. Ik denk aan een rubriek, waarin we iedere veertien dagen een grote pechvogel halen. Ik wil ook niet een zaal met een groot pu bliek. Wij denken aan 26 mensen, die iedere uitzending weer terugko men. die ook een aandeel hebben in de presentatie". Voelt Gerard van de Berg zich een persoonlijkheid? Een vraag waarvan hij verbaasd opkijkt. Hij is het eens met de gedachte gang in Hilversum dat Mies, Willem en Koos geen horde opvolgers heb ben die staan te trappelen van on geduld om tv-persoonlijkheid te worden. Wat zijn de oorzaken? Ge rard zegt niet dat het Hilversum zelf is dat talent tegenhoudt. „Als je bedoelt dat de NCRV mij heeft genomen omdat ik zo'n enor me persoonlijkheid zou zijn dan ge loof ik dat niet. Ik ben niet de per soon en ook niet het type presenta tor, dat zelf de show wil maken. Het gaat om de mensen voor de buis en in het programma. De pre sentator is in mijn ogen een soort intermediair. Je bent een mens. die mensen mensen laat ontmoeten. Dat is voor mij een fascinerende gedachte". Men heeft mü ten slotte toch ook weer geaccepteerd. Het ligt dacht ik meer aan de historie van de tv in ons land. Bij het begin, zo'n twintig jaar geleden, werd er alleen aan gewerkt door zeer jonge mensen van voor in de twintig. Die mensen zijn lang meegegaan, omdat ze toen zo jong waren. Het medium heeft wat dat betreft nog geen historie. Je kunt nu pas zeggen, dat en on geveer aan de derde generatie om- roepsters toe is. Zulke dingen ko men nu pas op gang. Gerard van de Berg is iemand, die beantwoord aan het ideaal dat Koos Postema heeft gesteld voor het werken bij tv. Na een aantal Ja ren zouden de gevestigde program ma-makers het veld moeten ruimen en ander werk moeten doen, om dan na verloop van dat aantal ja ren weer opgeladen en fris terug te keren. Gerard van de Berg keerde niet terug in de actualiteitensfeer. „Het is waarschijnlijk het enige on derdeel van het televisiebedrijf, dat in die vier jaar een totale sfeer verandering heeft ondergaan". Hij dompelde zich onder in de sfeer van de gevarieerde programma's. „Omdat ik er voor gevraagd ben. maar ik doe het ook met geweldig veel plezier. Er zijn waarschijnlijk niet zoveel mensen voor wie televi sie zo'n groot deel van het leven uitmaakt als bij mij. Ik ben nooit een vak tegengekomen, waar ik zo gek op ben geraakt. Ik kan er een aantal persoonlijke capaciteiten in kwijt en dat schenkt mij voldoe ning". Die voldoening was er al in de christelijke Jongemannen vereni gingen waar Gerard van de Berg krachtens zijn opvoeding vertoefde. Voornamelijk ligt die voldoening misschien daarin, dat mensen naar je luisteren. Dat heeft mij altijd al een geweldig gevoel gegeven. Ik deed op die verenigingen veel aan voordragen. Dat vond ik geweldig als mensen dan naar je luisterde. Zonder dat je daar nou direct om het applaus zat. Maar de drang Je in het openbaar te uiten, dat heeft er bij mij altijd in gezeten. Wat je nu ook op die jongemannenvereni- gingen tegen zou kunnen hebben, neemt niet weg, dat het toch mach tige instituten waren. Die christelij ke traditie heeft mij geweldig ge holpen. Heeft die opvoeding hem ook aan de NCRV vastgeklonken? „In zekere zin. Een vertrouwdheid met een b. I Jong, 39 jaar. maar r een talent werkt gè- een come-back in Hil- ird van de Berg heet Tond zich in de melë van e aan zo'n ringbij- st cachet van belang- It. Tout Hilversum zoge- nri De sombere gezichten ^Bin zijn richting kunnen BB, door een tv-criticus »este tv-presentator" ge- al ug. pezigheid van vier Jaar terug in Hilversum. Hij weinig tot niets veran- nog op dezelfde necourt had destijds de NCRV presentator van de ac- briek. Hij dacht toen al Wibo van de Linde dergelijke rubriek. Dat oor zijn omroep te •trok. Gerard van de lorlichtingswerk voor de ar Hilversum trekken. Zijn rentree de afdeling gevarieerde bij de NCRV. eerde het spelletje „Zo of als dat zo uit- ueder zo dochter", rond programma werd Tussen de drie en de kijkers, een bijzondere zo vroeg op de avond, vonden het de moeite waard. Het NCRV begreep dat het niet alleen aan de ijzersterke formule van hét spelletje „voor het hele gezin" lag. maar ook aan zijn presentator. Vandaar dat Gerard van de Berg werd geroepen tot de taak voor de NCRV een „gezicht" te gaan wor den. Deze zomer maakt hij zes per sonality-shows. Een magazine met alles erop en eraan onder de titel „Mensen, mensen, mensen". Een enkele journalist liet zich al verleiden in zijn krant melding te maken van de verrijzenis van een nieuwe Willem Duys bij de NCRV, maar zulk een verschrijving moet voortkomen uit een niet weten dat Willem's en Gerard's karakter der mate ver uit elkaar liggen, dat zij nooit een programma met eenzelfde inhoud zouden kunnen maken. Mag men Willem rekenen tot de geëmo tioneerde vertederende stuntelaars, Gerard is een rustig man. Iemand die geleerd heeft zich begrijpelijk uit te drukken en denkt vanuit een brede journalistieke achtergrond. Hij is het Dik Cavett-type, dat ook zo wordt bewonderd door Be rend Boudewijn, maar Gerard van de Berg heeft er van nature iets meer van weg. We ontmoeten de eerste NCRV-personality thuis, in eigen kring tussen vrouw en kinde ren. Hij woont in Weesp, in het oude stadscentrum aan een water. Een pakhuisachtig pand met aan de achterkant, de woonzijde, uitzicht op een Weesper kerk. Een monu ment, zo blijkt. De telefonische af omroep groeit. Ik heb een Jaar lang bij de AVRO gewerkt. Daar bleef ik voor mijn collega's, die onverbeterlij ke protestant. Dat gevoel heb Je bij de NCRV niet. Daar werk Je allemaal onder een gelijke noemer. Je hebt dezelfde achtergrond. Het protestant zijn speelt nog altijd wel een rol in mijn leven ook al ben ik niet zo prakiserend". We verplaatsten het gesprek weer naar mensen. Mensen interesseren hem. De titel van het programma „Mensen, mensen, mensen" deed dat ook al vermoeden „Menselijk heid, dat was het ook dat ik wilde inbouwen in de actualiteitenrubriek die we in 1965 maakten. Gewone menselijke dingen brengen tussen al het zware spul. De Televizier-for- mule spreekt mij zeer aan. Een overmaat aan politiek en het ge ëngageerd stelling nemen, maakt die rubrieken vaak enorm vervelend. Ik ga ook wel informatie in het nieuwe programma brengen, maar zeer luchtig". Menselijk derhalve. „We gaan misschien ook werken met een verborgen camera. Niet zoals Poets. Die manier wekt bij mij gevoelens van aversie op. Het misbruik maken van de overmatig aanwezige menselijke welwillendheid en het spelen met de menselijke goedheid, daar kan ik niet tegen .Ik bedoel meer met verborgen came ra's registreren van mensen zoals ze zijn. Vier mannen zitten te klaver jassen in een fabriekskantine, dat kan een enorm menselijk beeld op leveren". Gerard van de Berg vindt dat hij in dat alles niet meer dan 'n rol van presentator heeft te spelen. Maar het tv kijkend publiek indentificeen bepaalde programma's nu eenmaal aan de deur in Weesp met hun doch- wanneer het een personality-show betreft. Als gevolg van zijn verschij nen in „Zo moeder, zo dochter" verschijnen er al moeders bij hem aan de deur in Weesp et hun doch ter. Of meneer Van de Berg ook vindt dat dochterlief zo op moeder lijkt of da/t niet aardig is in zijn programma. „We hebben een keer de kijkers la ten uitmaken wie bij wie hoorde in het programma. Wat dacht Je, hon derdduizend briefkaarten met oplos singen, zonder dat er een grote prijs in het spel was. We kunnen nog wel tien Jaar doorgaan met het programma". En waarom niet als zo veel mensen er een gezellig half uurtje aan beleven". Op 9 Juni gaat het eerste „Mensen, mensen mensen" de lucht in. Zeven tig minuten lang is Gerard van de Berg dan in beeld als onze nieuwe tv-persoonlijkheid. Hij zegt: "Ik wil vooraf niet zo hoog over het programma opgeven. Het publiek moet het eerste programma eerst maar eens gezien hebben, dan weten we hoe het uitpakt". Is dit programma een stap in zijn carrière, die hij heeft ingecalculeerd? „Ik heb mij voorgenomen in dit le ven, die top te bereiken, die er voor mij inzit".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 17