jnsterdams Toneel gaat 'Boefje' spelen l nieuwe ■sie Belgische symbolisten surrealisten in Parijs en TERAIR TOERISME IBrusse speelt Mekeer Halma -rol in verhaal van zijn vader LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK tAART t972 slaapstem morde: „Och la me los „Fort SJ)ch werom nou, ik doe je toch ommers —.D'r is 'n meheer!" „Van de pelisie?" werd Pker En toen kroop daar langzaam 'n kind uit het donker te voorschijn, even schuw weg- jajter zijn armen over elkaar. schreef begin van •nalist M. J. Brus- %s schoffie. Jantje I zijn schelmerijen utaal gedrag al had verworven. De iJjhrijver ging eens i een feuilleton fcterdamse Courant kort daarop ge- Jhave van ..Boefje" r Annie van Ees op druk beleefde nog veel meer de toneelversie, later in samen- auteur gemaakt ji der Poll. -fale doel geschre- r een kleine frêle llo'i® Ees. die men haar echtgenoot Melsert kende in aansprekend d en ook ontwa- humor. Iedereen zij heeft de rol van dertig jaar i maal gespeeld, als fragment) in imma in 1954 in mwburg. 0 BWil llaaL Ondertussen keek de schrijver wel wat sceptisch aan tegen zijn roem. het publiek noemde hem onveran derlijk de man van „Boefje" en hij had waarachtig nog wel wat anders gepresteerd. Dat de filmplannen met Jackie Coogan in Hollywood dan ook niet doorgingen heeft hem niet te zeer gespeten. Legendarisch succes Het succes van „Boefje" is bijna le gendarisch geworden. Men zou er bijna niet aan durven komen om die reden. Maar het Amsterdams Toneel gaat dat nu toch proberen, midden maart in de Stadsschouw burg. Merkwaardig genoeg is het initiatief daartoe van jongeren uit gegaan, die bekoord raakten door het oorspronkelijk boek. Zij legden het oude toneelstuk terzijde om er nieuwe dramatische mogelijkheden uit te halen. Niet dat Van der Polls kwaliteiten laag werden aangesla gen, maar hij had zich op Annie van Ees gericht. En deze tijd vraagt een andere instelling. Er werd een team van vier gevormdHuib Broos als regisseur, Eli Asser als de schrijver, Canci Geraedsts op wie de 'keuze viel om de nieuwe Boefje te spelen en Kees Brusse. die haar tegenspeler wordt als „meheer Hal- Vader en zoon Voor de laatste is het curieus, dat hij nu eigenlijk zijn eigen vader zal spelen in de man. die Jantje Gro- vers onder zijn hoede neemt. In zijn jeugd had de acteur al eens als Op foto hierboven het Boefje team: Van links naar rechts Eli Asser schrijverCanci Geraedts JBoefjeHuib Broos (regis seur) en Kees Brusse Meheer Halma") de boosaardige Pietje Puk naast Annie van Ees gestaan. Kees Brusse heeft wel enige vrees, dat men hem teveel met zijn vader zal identifice ren. Die pretentie wil hij helemaal niet hebben, al zal hij zeker wel enkele kanten van zijn vader ka rakteriseren, zoals hij die nu ziet. „Ik heb hem niet zo verschrikkelijk goed gekend, helaas. Hij heeft een heleboel in zijn leven gedaan, on der meer de Pro Juventute-gedach- te tot leven helpen brengen. Hij was iemand, die zich 'intens voor het menselijke interesseerde; die naar kinderen kon kijken. Hij schreef uit de machteloosheid over dingen, waarvoor hij ook geen op lossing kon geven. Er was het be sef dat wat in een kind fout ge richt was, moest worden dood ge maakt, het op te voeden tot „een nuttig lid van de maatschappij"; de levenslust in zo'n kind bij de bron te vernietigen en er een dooie pier van te maken". In die tijd was het niet ongebruike lijk, dat een kind van tien, twaalf jaar tussen volwassenen misdadigers in de gevangenis werd gestopt. In dat opzicht is „Boefje" natuurlijk niet actueel meer. Voor Kees Brusse is de ervaring om in teamverband aan dit project tr werken - iets helemaal nieuws voor hem - een plezierige ontdekking ge worden; een leuk toneelstuk om te spelen, waarbij de nadruk op de in nerlijke situatie van de figuren is komen te liggen. Echt Rotterdams Huib Broos - die er als dertigjarige zijn regiedebuut in maakt - en Eli Asser hebben een filmisch niet- chronologisch procédé geVolgd in de opvolging van de scènes. Het aantal echte kunstgrepen om „Boefje" over een geschiedenis van zeventig Jaar heen te halen, bleef echter beperkt. Alleen ziet men „Meheer" nu de ge schiedenis van het Rotterdammertje als een herinnering van tien jaar eerder ervaren. En het Rotterdams? De Amsterdammer Eli Asser had er geen moeite mee. „Ik spreek vloeiend Rotterdams en versta het ook vloeiend". Wim Vessuer maakt het snel wisselend toneelbeeld en Elly van Stekelenburg, die voor de oorlog Boefje zelf met net zoveel suc ces in Indië speelde, zal er mede haar ervaring in kwijt kunnen. PARIJS (GPD) Na de expressio nisten «van Ensor tot Permeke) heeft officieel België nu zijn eigen symbolisten en surrealisten naar Parijs geëxposeerd die tot begin april het Grand Palais voor een ruim deel vullen en beheersen om de Fransen zo in staat te stellen INI )UBOIS. EU hun landschap, i, wjen Van Ditmar, Den 0 m 0 w PJES. ïan scheef. ïhoff, Amsterdam. Bertus Aafjes, «is, beiden zeer lite- is er nauwelijks een lil mogelijk dan tus- ee boeken. Dit ver niet in de landen iinbcht hebben hoewel pelijks met elkaar te zijn. Dubois zwierf ir Frankrijk; Aafjes. loor Japan. Beiden zij zochten; litera- welk een verschil in verschil vindt na- alles zijn oorzaak persoonlij kheden dichter, prozaïst, ht zich een mens Ijn creativiteit, leeft irkunde. Hij is be- hrijver ook een let- ouderwetse woord >or de dag te halen. Aafjes is, zeg ik schrijver is Dubois ootihner van de letter- geheel, hij is een dus niet verwonder- op een keer Frank- ide, is gaan kijken Ie landstreken en de kw|*r Frankrijks grote leefd hebben. Zo op ffop andere toeristen op Jacht gaan naar eethuizen en -huis- r hun gastronomi- obevolen. Want. zegt inleiding „de lezer Ci geen rekenschap creet de "wereld is waarin de levens van de roman figuren, waarover hij leest zich afspelen". Dat is wel degelijk de wereld waarin de schrijver „als kind speelde en droomde, als volwassene mijmerde, liefhad en wanhopi g was". Op zijn beurt heeft Dubois nu „die beweging andersom proberen te maken" en een poging gedaan om de reali teit te herkennen van wat hij uit het werk van zijn schrijvers al kent. Het moet. voorwaar een heerlijke tocht geweest zijn met deze literaire ontmoetingen, waarbij Dubois het voorrecht had te weten waar hij het zoe ken moest. Dit in tegenstelling tot schrijfster dezes die, aange trokken door de intrigerende lig ging van het stadje op zijn pla- eb en vloed onderhevig is. Later zijn we in Touraine waar vol gens Dubois de lach van Rabe lais nog klinkt. Wie op de veel- gevolgde route naar het zuiden de tweelingstad Charleville-Mé- zières aandoet, zal er voortaan aan denken dat hier Arthur Rimbaud geboren is en verder dat uit Grenoble, behalve hand- rschoenen, ook Stendhal is voort gekomen. Verkenningstochten door de Franse literatuur is de ondertitel van Dubois' boek. Op verkenning gaan is avontuurlijk; of men dit nu per boek doet of letterlijk. Voor dit laatste zou overigens ook wel iets te zeggen zijn. Bertus Aafjes vertelt in zijn in leiding tot „Mijn Ogen staan akta teau en door de klank van de naam „Langres", tot haar verba zing terechtkwam in een soort open museum voor de encyclope dist Diderot (1713-1784). Volgen we Dubois dan trekken we door (ik ga een greep doen, de hele tocht na te vertellen is natuurlijk onzin) Norman- dië, het landschap dat Guy de Maupassant zo graag als achter grond voor zijn verhalen ge bruikte. Of we volgen de Seine stroomafwaarts om Maeterlinck, Victor Hugo en André Gide te ontmoeten in hun omgeving. In Bretagne staan we bij dat won derlijke graf van Chateaubriand in Saint Malo. dat dagelijks aan scheef", driemaal twee maanden door Japan gezworven te hebben, nog steeds de taal niet te ken nen, maar zijn ogen uitgekeken te hebben. Hij zegt zijn kennis te hebben opgedaan via zijn ver wondering en deze verwondering wil hij met de daaruit voortge komen kennis, op zijn lezer overbrengen. Bertus Aafjes (dit heb ik daar net beloofd te zullen zeggen) is in de allereerste plaats een dich ter die leeft van en met de dichterlijkheid. Het is dus niet vreemd dat' zijn dagboekbladen doorregen zijn met haikoes en sprookjes. Verder heeft de mys tiek een natuurlijke aantrek kingskracht voor hem: Zen. Shinto, Boeddhisme. De daarbij behorende dichterlijke en mysti- sche zaken, van de kersenbloe sem en .«de tempels tot en met de „Turn van Zand" heeft hij bekeken. Wat meer zegt, er zijn conclusies uitgetrokken in ver band met het Japanse wezen Nu laat een land als Japan zich van deze kanten benaderen voor wie daar (een recht of een scheef) oog voor heeft en dat heeft Aafjes ongetwijfeld, gezien zijn wezen. Men zou nu kunnen menen dat hij zich met deze ge steldheid, met een scheef oog naar het moderne Japan heeft gekeerd, maar dat is bepaald niet waar. Wat hij heeft geprobeerd te doen is het ene in het andere herkennen en zelfs in het brul lende Tokio de invloed te vinden van de chrysant in stil maan licht. Deze manier van zien en vervolgens van schrijven is na tuurlijk uniek en brengt, hoe wonderlijk het moge klinken, wel degelijk een essentie over van de raadselachtigheid die Japan, on danks zijn enorme technische export b.v., nog steeds heeft. Aafjes verwondering is dikwijls bewondering. Kritkek heeft hij niet. althans niet op de bewo ners van Japan. Waar hij wel kritiek op heeft dat is op zijn lezers "van wie hij vermoedt dat ze vol vooroordelen, verkeerde opvattingen en onwetendheid zitten. Het gevolg hiervan is dat deze dichter soms wat hindert door zijn didactische toon bij zaken die menige beschaafde westerling heus wel bekend zijn Toch blijft dit boek een unieke reactie op een volk waarbij ver wondering werkelijk in de eerste plaats aan de orde is. een nieuwe ontdekkingsreis door een stuk Europees.en picturaal terra incognita te ondernemen. Want ofschoon een Magritte en een Delvaux natuurlijk mondiaal-erken- de kunstenaars zijn die bovendien een gegarandeerd surrealistisch merkteken dragen, waarvan de Franse paus van het surrealisme. André Breton, ze persoonlijk had voorzien, worden verreweg de mees te namen uit de catalogus, voor Pa- rijse ogen, door onbekende groothe den gedragen. Doch ook zelfs ten aanzien van Magritte en Delvaux en in wat mindere mate van Delvil- le, zijn hun namen toch eerder een vlag, waarvan Parijs de correspon derende lading pas nu voor het eerste vollediger kan ontdekken. En bovenal Magritte is, met meer dan vijftig werken in het Grand Palais nu en zeer ruimschoots terecht wel heel royaal aan zijn trekken gekomen. De symbolisten en de surrealisten samen onder een dak of onder eenzelfde noemer te brengen, kan op het eerste oog verwondering baren, en heeft dan ook zijn voors en tegens. Natuurlijk kan men be- Door Frank Onnen weren en zelfs volhouden dat beide stromingen een reactie waren op het materialisme, het naturalisme, op een gemeenschappelijk front van burgerlijke vervelingen en conventie, die later, in zekere zin, zelfs in el kaar zijn overgevloeid. Niettemin lijken, ook op deze expo sitie, de onderlinge verschillen toch wel veel ingrijpender en zwaarder te wegen dan- de overeenkomsten. Het surrealisme, dat pas na de Eerste Wereldoorlog opkwam, is zonder dat massale bloedbbad en bovenal Freud's psycho-analyse niet denkbaar. Die beide oorzaken of omstandigheden hebben de geschie denis, zowel maatschappelijk als ar tistiek gezien, in twee helften ge splitst, waardoor die koppeling van het surrealisme aan het symbolische achteraf dan toch wel ietwat tegen natuurlijk wordt. Het symbolisme is een vlucht om de werkelijkheid niet te hoeven zien of te erkennen, en het surrealisme is een ontmaskering en een aanloop tot een (mislukte) revolutie. Na tuurlijk moeten de puur-schilder kunstige waarden bij zo'n nationale retrospectieve in het buitenland, in opzet en dus afgezien van estheti sche, maatschappelijke of metafy sieke ..bijbedoelingen" wel hoofd zaak blijven. Doch ook die waarden liggen over beide hoofdstukken erg ongelijkmatig verdeeld, en ongetwij feld ten nadele van de symbolisten. Het Belgische symbolisme wortelde, zoals het cataolgus uitvoerig uiteen zet, in de Jaren 1880-'95, toen de bezittende klasse zich nog onbe dreigd voelde in haar welvaart en haar geestelijke comfort door de ogen vastgesloten voor de sociale keerzij van die medaille de armoe en ellende van boeren, mijnwerkers en arbeiders te hou den. De Franse schilder Moreau proclameerde in die dagen: Ik ge loof niet wat ik zie en alleen maar wat ik voel. En aan die gevoelens of illusies werd ook door het Belgische symbolisme de vrije loop gelaten. Een vlucht naar paradijselijke dre ven vol vlezige vrouwspersonen en even blote engeltjes en pseudo- Griekse gipsen die soms, als bij Leon Frederic, met een adembene mende virtuositeit, maar soms, zoals bij de merkwaardige Fernand Khnopff (Secret-relief uit 1910) technisch tevens bar slecht op het doek zouden worden gebracht. De Engelse „preraphaellieten" die toe vallig gelijktijdig in een andere vleugel van het Grand Palais staan uitgesteld, hebben met him wat halfzachte tinten en sentimentele kleuren en hun overdadige visioe nen hun greep op een Frederic of zelfs een Emile Fabry «waarin ook nog veel „religieuze" Toorop zit ver werkt) of een Jean Delville even min gemist, al kan in het algemeen dan toch wel worden gezegd dat de Belgische schilders in die tijd hun vensters veel minder ver op het buitenland en speciaal op Frankrijk dan hun kunstbroeders in de litera tuur geopend hielden. Debussy componeerde zijn Opera Pelleas et Melisande als het muzi kale meesterwerk van het symbolis me tenslotte op een tekst van de Belg Materlinck. Ook een Emile Verhaeren was met zijn verwante poëzie al vrij diep Frankrijk bin nengedrongen. Vanuit dat angelieke symbolisme, dat de bezoeker in deze massale do sering het gevoel geeft dat hij tot levenslange dwangarbeider in een patisserie veroordeeld is, fungeren een Felicien Rops met zijn porno - crates-serie van een Rubensiaanse schone die aan het lijntje een zwijn uitlaat, een Leon Spillaert. die men zich ook al uit de expressionistisch* show herinnert en die hier met een fascinerend Gorki-portret aanwezip is, eai tenslotte een An to ine Wier te met zijn eerste lugubere skelettei als de (Smalle) brug naar het sur realisme. Naast die skèletten. naakten en lij ken vindt men ook de doodskisten in velerlei vormen en gedaanten bijna op elk schilderij van Margrit te of Delvaux terug. Maar bij hen - wordt bovendien dan nog voortdu rend een picturaal niveau en ook een oorspronkelijke visie bereikt waardoor zij zich buiten of boven hun Belgische land of provincie van herkomst zouden plaatsen. Zij zijn, anders gezegd, primair ge boren schilders van groot formaat en aan de bewondering voor hun kunst voegt het surrealisme alleen nog een extra dimensie aan myste rie. angsten of huiveringen (Del vaux' wandelende naakten te mid den van een verlaten Griekse stad) toe Want diens dorpse stationnetje in de nacht, dat in zijn naïviteit de douanier Rousseau in herinnering brengt, is ook zonder surrealisme «alhoeweldaarom niets minder boeiend en bewonderenswaardig. Met René Magritte, die in 1966 ie gestorven, zou het surrealisme In tussen een veel deliranter inspiratie en ook een meer literaire inslag krijgen. Hij werpt de bezoeker voortdurend knipoogjes toe en het schilderen wordt mede een spel van en met symbolen en herin neringen, waarmee de schilder zich bij voorkeur tot de goede en geïnstrueerde verstaander richt. Magritte plaatst een doodskist met een verticaal voorstuk op de divan van Madame Recamier, of een heel stel van zulke vervormde kisten op het balkon van Manet. Een half ge vuld waterglas op een uitgespreide paraplu «1958) geeft hij als titel „Vakantie van Hegel" mee en de ..Grote oorlog" (1964) beeld hij uit in de vorm van een in het hagel blank geklede welgestelde dame, die voor de wijde zee poseert en wier gezicht achter een bloementuil ver scholen blijft. Via Magritte voelt deze bezoeker zich weer helemaal thuis, en is hij in het heden aangekomen. Doch misschien is dat gevoel ook wel weer eerder een persoonlijke veron derstelling? Onze hedendaagse hip pies zijn met hun zachtmoedige pa cifisme en bloemendansje immers eerder rechtstreeks uit het symbo lisme overgestapt, terwijl de surréa listen tot dusver de aansluiting met de Jonge of oudere, doch in elk ge val grote massa wel lijken te heb ben gemist. pilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllim Hoe is het ontstaan? j Dit woord TURELUURS H Er bestaat een vogel die tu- p reluur heet, een klanknaboot- I sende naam natuurlijk. ,Een g 1 verouderde aan het Frans ont- 1 S leente betekenis van turelure is refrein, zangwijze, eentonige 1 dreun. De redesnering is nu dat 1 1 iemand, wanneer hij wordt ge- f§ j ergerd door een eentonig wijsje. 1 dus door een turelure, daarvan H tureluurs wordt. Niet zeer aan- 1 1 neme lijk! Er is verder een Oud- 1 g franse, uit de dertiende eeuw stammende poëtische roman ge- 1 titeld Aucassin et Nicolette, over j H twee gelieven die elkaar narei- 1 1 zen (en tenslotte vinden), waar- bij ze ook een fabelachtig land 1 bezoeken dat Turelure heet j Deze afleiding is nog onwaar- s 1 schijnlijker dan de eerste, om- J §j dat het minnende paar helemaal g 1 niet tureluurs in onze betekenis I wordt. WU verstaan er immers j 1 onder geprikkeld, geërgerd, dol 1 1 Kort samengevat waar ture- j 1 luurs vandaan komt. weten we g 1 niet. ■iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiin

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 15