Een loodzware Zwitser en politieke machteloosheid" schrijven Angola en strijd om zuidelijk Af rika OOK EN TEGEN: „AU" REPLIEK AAN DR. DAMSTEEGT „Het huishouden is niet zaligmakend" Uw slijter deelname formulier INDERDAG 24 FEBRUARI 1972 Wie, uit hoofde van zijn beroep, lagelijks allerlei binnen- en buiten- andse dagbladen en tijdschriften Veest, staat wel eens verbaasd over I rün of meer warhoofdige uitlatin- Een sterk staaltje gaf kortge- eden de correspondent in Wenen ran het zo voortreffelijke- dagblad le "Neue Zürcher Zeitung" ten bes- e. De onderkop van zijn artikel k as al een duidelijke aanwijzing i ran de inhoud: "Massahysterie bij Ie ontvangst van Karl Schranz". Men herinnert zich, dat de Oos- enrijkse skiër Schranz - gemakke- ijk te vergelijken met Ard Schenk roor Nederland van deelneming ,an de Olympische winterspelen in iapporo was uitgesloten, omdat het nternationaal Olympisch Comité Jneende te moeten twijfelen aan iijn amateurisme. Men weet nok. lat "amateurisme" in de sport een ïeet hangijzer is. De grenzen zijn ang niet altijd gemakkelijk te trek- :en. Is een Amerikaan, die voor spek en bonen "student" is en vrij- vel al zijn tijd aan 'sportbeoefening '>esteedt, een amateur of niet? Zijn le sportlieden uit de Oosteuropese y anden, die eveneens over bijzonde- -e faciliteiten beschikken, "be ll oeps" of "amateur"? Tegen deze tchtergrond was het verbod voor ïchranz naar de mening van vele ieskundigen in elk geval een zeer 'lenzijdige maatregel. Dat de Oostenrijkers deze straf voor him ski-idool maar moeilijk konden verwerken, ligt voor de hand. En dat zij de man, van wie zij zeker goud hadden verwacht, een grandioos welkom bereidden toen hij, teleurgesteld, uit Japan in de hoofdstad terugkeerde, is al evenzeer begrijpelijk. Men kan daar de schouders over ophalen, maar het gaat bepaald te ver om hier van "massa-hysterie" te spre ken. De NZZ-correspondent ging nog verder: hij schreef over het afreageren van boze gevoelens te gen "een samenzwering van het buitenland tegen het Oostenrijkse volk, dat niet voor vol zou worden aangezien". Nog sterker: bedoelde correspon dent sprak van een ontploffing van jarenlang opgekropte gevoelens van agressie, gevoelens die zelfs herin nerden aan de onlusten uit de Ja- ren-'30. Hetgeen voor hem reden was zich af te vragen of de demo cratie in Oostenrijk wel zo stevig gevestigd is als uit officiële rede voeringen zou blijken. Wie zo iets leest, vraagt zich af wie er .nu hysterisch was: het Weense p'ubliek of de loodzware Zwitser. Want de zaak was nogal duidelijk. De Oostenrijkers hadden zonder meer de pest in. Iedereen verwachtte, dat Schranz een goed figuur in Sapporo zou slaan. Was de man gevallen, dan zou dat heel jammer zijn geweest maar niemand zou zich er al te druk over hebben gemaakt. Nu werd Schranz uitge schakeld door de machtsspreuk van een college onder leiding van de heer Brundage, die de een zwaar aanrekent wat bij de ander door de vingers wordt gezien. Geen wonder, dat de Oostenrijkers dit als onrechtvaardig hebben aange- kwamen, ligt op een totaal ander vlak. Het Politicologisch Instituut van de Vrije Universiteit heeft on der leiding van drs. F. M. Roschar een onderzoek ingesteld naar het politieke portret van de Nederlan der. Het ging daarbij vooral om de vraag wat de kiezers denken over hun "macht" of "machteloosheid" om controle te oefenen. Ook in 1967 is een dergelijk onderzoek inge- DOOR C. J. ROTTEVEEL voeld en daaraan demonstratief uiting gaven. En dat deze of gene het daarbij te bont maakte, is nog geen reden om. zoals bedoelde cor respondent deed, van "schrikwek kende onverdraagzaamheid en fana tisme" te spreken. Het was ver moedelijk 's mans eerste kennis making met sportenthousiasme, dat inderdaad de vorm van verdwazing kan aahnemen, maar in dit geval meer een uiting van collectieve verontwaardiging was over een be sluit, dat als eenzijdig en daarom oneerlijk werd gevoeld. Een ander voorbeeld van verwar ring, dat wij dezer dagen tegen steld. En wat is er nu zo blijkt uit een gesprek van het weekblad "De Nieuwe Linie" met drs. Ro schar als belangrijkste verschui ving in die vijf jaar tot uiting ge komen? Antwoord: dat het gevoel van machteloosheid sterk is toege- men. In '67 was een groot deel van de kiezers best nog wel tevreden met de invloed die ze meenden te hebben. Nu ziet de meerderheid duidelijk in, dat de verkiezingen hun niet veel macht geven. Wel is er in de afgelopen Jaren in de fei telijke macht van de kiezer niet veel veranderd, maar de mensen zijn zich him onmacht meer bewust geworden. Er zijn in het land groe pen, wier eisen bij voortduring niet ingewilligd worden en die overgaan tot acties en demonstraties. De ac tievoerders blijken mensen te zijn, die geloven dat het via de parle mentaire weg niet meer lukt. Tot zover deze greep uit het ge sprek van De Nieuwe Linie met drs. Roschar, die verderop het ver schijnsel van de politieke ontevre denheid in breder verband plaatst. Maar intussen haalt genoemd week blad die ene uitlating in een kop over vijf kolom aldus naar voren: "De kiezer ziet nu duidelijker dat hij niets te vertellen heeft". Men vraagt zich af wat voor vreemde onlustgevoelens aan zo'n opschrift ten grondslag liggen. Hoe kan "de" kiezer nu in feite ontevreden zijn over zijn machteloosheid? Een ieder weet, dat er bij een verkie zing hier in Nederland acht miljoen mensen naar de stembus kunnen gaan. Dat betekent dus, dat iedere kiezer één achtmiljoenste aan zeg genschap in het beleid van het land heeft. Niet meer en niet minder. Hoe het dus ter wereld mogelijk is. dat "de" kiezer een gevoel van machteloosheid heeft, is mij een volslagen raadsel. Wie bepaalde denkbeelden heeft, is nu eenmaal verplicht zich met anderen te verbinden om die denk Karl Schranz, na zijn terugkeer uit Sapparo in Japan, als een overivinnaar in Wenen ingehaald. beelden te verwerkelijken. Dat ge beurt via de partijen. En wie een onvoldoend aantal medestanders vindt, moet er zich bij neerleggen, dat zijn opvattingen "het parle ment niet halen". Zo werkt nu een maal de democratie. Wie dan toch nog ontevreden is, kan via acties en demonstraties aan zijn zienswij ze grotere bekendheid trachten te geven. Maar als ook dat niet lukt, is er geen enkele reden tot wrevel. Tenzij het gaat om doordrijvers, fanatici en in feite dictatoriale fi guren, die in een democratie niet thuishoren. Plaatsing van Ingezonden stukken behoeft geen redactionele instemming te betekenen. De redactie behoudt zich het recht voor, brieven te bekorten of eventueel terug te zenden. Hoewel het mij genoegen deed, dat de heer Rotteveel (L.D. 17/2) kjde moed heeft gehad te wijzen* op ■de gevaarlijke actie van het Ango comité, vrees ik dat. dit voor Sommigen toch boter aan de galg is. Zij slikken zonder wat dat comité de goege- voorschotelt. En wie neemt de moeite als tegenwicht het boek jte lezen „Angola is anders" van dr K. Huibregtse, die vier maanden ioor dat land rondtrok? Hij was. ioals hij zelf zegt, vooringenomen [want hij had zoveel over het wan- Jjehcer va^.«WTKWf''«WIWWL 'IMl ■bij voorbaat voor hem vaststond. J|dat er geen goed woord over het bestuur te zeggen viel. Zijn erva ringen deden zijn mening volledig en hij ontdekte, dat de in het algemeen en Neder in het bijzonder het slachtof fer zijn van doelbewuste politieke rgitatie. Maar is het niet veel ge- rakkelijker zich te laten meesleu- en door de stroom van indoctrina te? Een andere werkelijke kenner Afrika, de Nederlander N. pSunnotel, die eind vorig jaar voor [enkele weken in Europa vertoefde normaal landen als Zambia, ialawi, Rhodesië, Mozambique, mgola en Botswana bereist, uitte een van de Nederlandse bladen iijn ontsteltenis over een uitzen- „Achter het Nieuws" over .ngola. „Mijn ontsteltenis zal wel .nders zijn," zo schreef hij, „dan itrookt met de bedoelingen van de enstellers: de oorzaak is de •ijzonder eenzijdige, verwrongen en hier en daar leugenachtige |voorlichting". Het was mij vrij dui- lelijk, zo voegde hij daaraan toe. at vrijwel alles was opgenomen een Zambiaans terroristenkamp. ,Het bewijs van Zambia's mede- erking lag wel in het feit, dat, indanks de enorme „bevrijde" ge- deden, waar ik overigens tijdens Imijn reizen nooit iets van gemerkt ieb, de radio-uitzending uit Braz- ville moest komen, het bekende [Chinese station". Maar sommige Nederlanders zijn goedgelovig, ondanks de erva ringen met bijv. vervalste foto's iijdens de bezetting door de Duit sers. Nog onlangs publiceerde een groot Haags blad een foto uit iZuidwest-Afrika. die echter, zoals' :enners nadrukkelijk vaststelden. een paai* duizend kilometer verder op was opgenomen, namelijk in Durban, aan de andere kant van Afrika. En drs. Klatter herinnert in het jongste nummer van het weekblad „Accent" aan de beruch te foto van in het middaguur siës ta houdende Rhodesiërs met het onderschrift „Geëxecuteerde Ban toes". Deze en dergelijke feiten zijn niet onbekend, maar sommigen zijn gemakkelijk toegankelijk voor propaganda en indoctrinatie. Er zal zeker wat te zeggen zijn op het Portugese bestuur in Angola, maar wie „thuis," d.w.z. in Nederland, begint met kritiseren, komt voor lopig nog niet aan andere landen toe. En waarom dan die eenzijdige ders komen uit Zambia. Met ande re woorden: Zambia is dat was allang bekend het opleidings centrum van terroristen, die naar landen als Angola worden gezon den om daar de boel op stelten te zetten. Wie niet meedoet wordt af gemaakt, volgens hetzelfde recept als in Vietnam en andere „bevrij de" gebieden, die op de sociale bewogenheid van Moskou en Pe king worden getracteerd. Maar laat ik eindigen, want de genen, voor wie deze uiteenzettin gen bedoeld zijn, zijn met blind heid geslagen, tot het, net als in 1940, te laat is. G. A. v. EMMEN Voorschoten. belangstelling voor zuidelijk Afri- ka? Men vergeet, dat er een harde (JllLlClV vil strijd om het bezit van die gebie den gaande is en maar zeer ten dele met de wapens. In Moskou en Peking weten de leiders maar al te goed wat deze gebieden waard zijn, wat zij aan enorme voorraden grondstoffen bezitten en, nog be langrijker, hoe groot de strate gische betekenis van zuidelijk Afri ka is. Wie dit gebied beheerst, be zit de macht over de verbindings lijnen tussen het Westen en Azië, inclusief de oliegebieden aan de Perzische Golf. Het doel van het wereldcommunisme is glashelder zuidelijk Afrika in bezit krijgen en daarmee de Westelijke wereld op de knieën dwingen. Angola is een voorpost van zuidelijk Afrika, dus wordt de eerste aanval op dat land gericht. Wie meent, dat hij die aanval, in welke vorm ook, moet steunen, werkt aan zijn eigen on dergang. Maar het gaat bij de koffie-ac- tie toch om strijd tegen wanbe heer? Mogelijk is het sommigen daar wel om te doen, maar dan la ten ze zich door de politieke actie, die een duidelijke rol speelt, op sleeptouw nemen. Die politieke achtergrond blijkt uit een artikel inhet „Angola-bulletin", van fe bruari/maart J.I., dat scherpe kri tiek levert op de regering-Moboetoe van Zaire (het vroegere Kongo- Kinsjasa, nog eerder Belgisch Kongo). Moboetoe heeft de toorn van het blad opgewekt door zijn weigering guerrilla-eenheden dwars door zijn land naar Angola te la ten trekken. En die guerrilla-strij- economie Politieke controle op economisch verkeer is inderdaad een moeilijke zaak, omdat een staatsvorm die door de één als dictatoriaal wordt gezien door een ander als demo cratisch kan worden ervaren. Toch zijn er voor mij feitelijke omstan digheden, die de Angola-koffie tot een grote uitzondering maken. In de eerste plaats wordt er in Angola (en Mozambique) een ko loniale oorlog gevoerd, zoals er in deze tijd vrijwel nooit meer voor komt. Toen, onder vergelijkbare omstan digheden, na het ingrijpen van West- in Oost-Pakistan daar een oorlog ontbrandde, heeft Neder land niet geaarzeld de ontwikke lingshulp aan Pakistan stop te zet ten. Niet alleen omdat er geen ga rantie was, dat de hulp te bestem der plaatse in Oost-Pakistan zou aankomen, maar ook omdat econo mische en technische hulp aan West-Pakistan indirect de oorlog voering tegen Bangladesj moge lijk maakte. Toegegeven, dat Portugal geen Nederlandse ontwikkelingshulp krijgt, waarmee het zijn koloniale oorlog in Afrika kan voeren. Maar hoe werkt in de praktijk de koffie- invoer van Nederland uit Angola? Op die koffie drukken twee bijzon dere defensiebelastingen: een alge mene defensiewinstbelasting en 'n bijzondere heffing ten bate van de Angolese oorlogsvrijwilligers" (het Portugese koloniale leger in Afri ka telt 150.000 man). Volgens een rapport van de Kath. Volkspartij uit 1969 werkt in de koffiegebieden in het noorden van Angola 85 pet. van de ongeschoolde Afrikanen onder het systeem van dwangar beid. Ook wordt er op de plantages veel gebruik gemaakt van kinder arbeid. Deze drie argumenten (de koloniale oorlog, de oorlogsbelas ting op de koffie en de dwangar beid) geven Angola mijns inziens de bijzondere positie in de inter nationale handel die een boycot van Angolese koffie rechtvaardi gen. Wat de cijfers aangaat: de grootste afnemer van Angolese koffie is niet Oost-Europa maar Amerika: ongeveer 50 pet. Neder land staat op de tweede plaats en neemt evenveel Angolese koffie af als alle andere Westeuropese lan den (minus Portugal) samen. Op het ogenblik is er in Angola een enormè overproduktie van koffie Begin vorig jaar lag er een voor raad van 270.000 ton onverkochte koffie ter waarde van f 800 mil joen opgeslagen, hetgeen overeen komt met de uitvoer van ander half jaar. In de zomer van 1971 waarschuwde de gouverneur-gene raal van Angola de planters nog maals tegen de gevaren van over produktie. Het citaat van J. W. v d. Linden dat de Angolese koffie vlot aan andere landen verkocht zou worden wanneer Nederland aan niets meer zou afnemen heeft dus net zo weinig met de werke lijkheid te maken als het idee, dat deze actie niets met menslievend heid uitstaande heeft. Toch zou ook de heer Rotteveel raar opgekeken hebben als in de Tweede Wereldoorlog een Neder- langer zou handelen met een Duit ser, ondanks zijn eigen stelling, dat de economie los moet staan van de politiek. Mijn conclusie is dan ook, dat in Nederland eigen onrecht ver schrikkelijk is, maar dat we bij andermans onrecht die anderen maar moeten laten stikken. Overigens staat de heer Rotteveel niet alleen. Nederland staat één op de ranglijst van slavenhandelaren, die slaven naar Amerika brachten. Een nogal twijfelachtige eer, als je het mij vraagt. Kortom, Nederland heeft een mentaliteit van zoveel- mogelijk verdienen. Toch zou die zo geprezen economie ons nog wpl eens de kop kunnen kosten. En waarom de wereld langzaam te rot wordt om haar nog te kunnen red den, is duidelijk. Maar o ok doet niemand hier wat aan. "Ja", zegt men dan, "maar de anderen doen dat toch ook niet". Maar laten de heer Rotteveel c.s. hier nog eens aan denken: verbeter de wereld, be gin bij jezelf. WIM V. NOORT (13 JAAR), Leiden. THEO V. HEUKELOM Leiderdorp. Angola-koffie en geld verdienen In deze brief zou ik even willen reageren op het artikel van de heer C. J. Rotteveel (L.D. 17/2), die schrijft, dat we koffie uit Ango la moeten blijven invoeren .M.a.w. het geeft niet, dat duizenden Ango- lezen sneuvelen, want geld is het belangrijkste wat er bestaat, en die invoer stoppen heeft toch geen zin. Morele steun Angola Volgens de heer Rotteveel (Ac tie tegen Angola-koffie moet in Moskou beginnen, L.D. 17/2) heeft de actie van het Angola-comité geen zin. omdat die koffie elders toch wel verkocht wordt en omdat de koopgewoonte bepaald wordt door kwaliteit en prijs. Men moet de economie dus los zien van de politiek. Maar wat dan te denken van het resultaat van het onder zoek naar personen en instellingen in Nederland, die de touwtjes ir. handen hebben. Over scheiding van economie en politiek gesproken. Merkwaardig is ook, dat men als stereotiepe reactie op een aotie als Inzake Angola te horen krijgt, dat er op Oost-Europa, China e.d. lan den ook het een en ander valt aan te merken en dat daar eens iets aan gedaan moet worden. Maar daar wordt wel wat aan gedaan Mag ik even reageren op het ingezonden stuk van Mevr. Van der Hulst-Polane uit Katwijk (L.D. 17/2). Deze vindt het ty pisch, dat inpaksters en werk sters zelf haar werkuren mogen bepalen. Nu, ik ben daar hele maal niet zo verbaasd over, en ik zal u uitleggen waarom niet. Steeds meer vrouwen die een opleiding hebben genoten kun nen voor een goed salaris bui tenshuis werken, en zijn in staat werksters in dienst te ne men. Hierdoor neemt de behoef te aan werksters toe, maar ge lukkig zijn er steeds meer vrou wen die geen zin meer hebben andermans rommel op te rui men. En de huidige werksters die het nog willen doen, worden en moeten met open armen ont vangen worden. En wat is die werkster dan toch een bofferd dat zij haar eigen werkuren mag bepalen. Maar dat deze vrouwen nu twee (duffe» huis houdens moeten doen, daarstaat men niet bij stil. Je slaat nu twee vliegen in één klap niet waar: nu zijn er immers twee vrouwen die buitenshuis wer ken en dit is toch de bedoeling van al die Dolle Mina's en alle vooruitstrevende vrouwenver enigingen? Vorige week las ik een artikel in een damesblad over het jongste vrouwelijke kamerlid, mevr. Neelle Smit. De kop van het artikel was „Moeder en ka merlid". Ze heeft één kind. maar twee hulpen in huis. Toen dacht ik: tjonge, tjonge, hot krijg Je het voor elkaar, ge trouwd zijn. een kind, en toch de hele dag werken. Maar op zo'n manier buitenshuis werken is geen kunst! Toch worden de ze vrouwen hemelhoog gepre zen. En dan ben ik het ook niet eens met het gezegde „het huis houden is niet zaligmakend" Welk beroep is dat wel? "Hoe veel mannen zijn er die 's mor gens zingend naar hun werk gaan, omdat ze er zo'n pleziei in hebben? Dat zijn er maar heel weinig, dat durf ik gerust te stellen. Als ik een man was en ik had een vrouw die zo graag buitenshuis wilde werken, ik zou zeggen ga Je gang, i blijf wel thuis en doe het huis houden. Reken maar, dat vele mannen dat best zouden willen, gauw het huishouden aan kant en dan nog alle tijd voor hun hobby's zoals wij vrouwen dat nu kunnen doen. MEVR. v. NOORT-PIKET Leiden (Amnesty International, Wereld- i winkels). Wat Angola aangaat: de I export van kóffie is voor dat land een belangrijke bron van inkom sten. waaruit de veeleisende Portu gese oorlogvoering voor een belang rijk deel betaald wordt, feiten die niet te ontkennen zijn. Wie koffie afneemt, steunt dus moreel de moordende onderdruk king van de Portugezen. En daar voor is het argument, dat anderen dat daü doen als wij het nalaten, niet steekhoudend. Door het afwij zen van de Angola-koffie verklaart men zich solidair met de bevol king, wat voor hen een belangrijke morele steun betekent. JAN JUFFERMANS, Valkenburg. ADVERTENTIE verstrekt u graag een bij élke aankoop U hebt dan GRATIS KANS opeen koopbon voor de waarde van alle DE KUVPER-merkartikelen, door U gekocht tussen nu en eind mei 1972. Noem duidelijk het merk de kuyper wanneer u drank bestelt In "Lezers Schrijven" van 17 fe bruari heeft Dr. Damsteegt zich gekeerd tegen mijn opmerkingen Jover de ou/au-kwestie, voorko- nende in een ingezonden stuk INFC/Handelsblad. Het is riskant J Je als leek in discussie te begeven j met een |dr. Damsteegt, maar de spelling Ivan onze taal gaat ons tenslotte al- jlemaal aan, en ik waag het er dus |op. In mijn brief aan NRC/Han- I delsblad kwam een passage voor 7 die niet in het stuk van de heer Rotteveel, waarop dr. Damsteegt Jzijn kritiek baseerde, is overgeno- imen en die in het verband van de- 7 ze discussie toch wel van belang is namelijk: "...het gaat bij de keu ze tussen au en ou, voor zover men Idie keuze wil maken en wil bnse- i ren op de praktische overweging van zo weinig mogelijk in het spellingbeeld te veranderen, niet om het aantal bestaande woorden met au-, respectievelijk met ou-te- kens, maar om de vraag welke woorden het meest frequent in ge schreven teksten voorkomen. Ik neem aan dat Hollaar dit laatste nooit heeft onderzocht, daar hij an ders moeilijk de voorkeur voor de au-spelling had kunnen verdedigei, zoals hij deed". Op grond van een kleine telling ir drie boeken van uiteenlopen-de aard kwam ik tot een veel grotere fre quentie van het gebruik van "ou- woorden" dan van "au-woorden", wat dan tot de conclusie leidde, dat de keuze van het uitsluitend gebruik van het au-teken het spellingbeeld ingrijpender zou wijzigen dan die van het ou-teken. Tegen mijn stelling betreffende de grotere frequentie van het gebruik van het ou-teken beroept dr. Dam steegt zich op een studie van H. Brandt Corstius in de Nieuwe Taal gids van 1967. Volgens deze studie zouden, aldus dr. Damsteegt, de woorden met ou en die met au res pectievelijk 0,4% en 3,8% van de onderzochte Nederlandse teksten vormen, dus ruim negen maal zo veel au-woorden als ou-woorden Dr Damsteegt maakt hier een vergis sing, omdat op de door hem aange haalde plaats voor de au-woorder niet een percentage van 3,8 maar van 1.5 is aangegeven. Maar ook dan nog zouden de au-woorden viermaal zoveel in het onderzochte materiaal voorkomen als de ou- woorden. Deze merkwaardige te genstelling met de uitkomsten van de lekentellingen door de heer Rot teveel en door mij wordt verklaard, of liever zij verdwijnt, als men weet dat. naar Brandt Corstius mij meedeelde, in de betreffende pas sage van zijn publikatie "n hinder lijke drukfout voorkomt! De zet ter heeft au en ou verwisseld Ook uit de tellingen van Brandt Corstius komt dus een veel grote re frequentie van het gebruik van ou-woorden dan van au-woorden naar voren, en wel in de verhou ding van 1,5 tot 0,4. Er blijft ook dan nog wel een cu rieus verschil tussen de uitkomsten van het onderzoek van Brandt Cor stius en die van de tellinkjes van de heer Rotteveel en mij, maar voor de vraag waar het, nu om gaat is dit verschil niet essentieel. Maar dr. Damsteegt heeft nog een ander bezwaar: de hele vraag van de gebruiksfrequentie zou van weinig belang zijn voor de keuze tussen au en ou, als men die keu ze wil maken. Wie zich uitsluitend op een kwantitatief gegeven ba seert aldus dr. Damsteegt gaat er stilzwijgend van uit, dat de beide tekens kwalitatief gelijk waardig zijn. En dat is volgens hem niet het geval: ou zou als teken minder "geschikt" zijn dan au Omspelling van au in ou zou bij een zestigtal bastaardwoorden tot een moeilijk aanvaardbaar spel lingbeeld leiden. Als voorbeelden noemt hl4 o.a. sentour, kouzaal en souna. Ik kan niet inzien waarom "souna" voor "sauna" moeiljiker te aanvaarden zou zijn dan "haut" voor "hout", en "sentour" voor "centaur" moeilijker dan "aut" voor "oud", waarbij dan overigens weer ODvalt dat hout en oud meer voorkomende woorden zijn dan sauna en centaur. Nog minder overtuigend (voor de grotere "geschikheid" van het au-teken) vind ik de verwijzing naar een dertigtal bastaardwoorden waarvan een dubbele uitspraak in het stan daard-Nederlands bestaat. Hier zou de ou-spelling volgens hem tot nog hinderlijker consequenties lei den. namelijk tot dubbele spellin gen (outo naast oto). Daargelaten of in deze gevallen een dubbele spelling zo een ramp zou zijn, zie ik niet in. waarom de au-spelling hier een veel bevredigender oplos sing zou bieden, ófwel men wil als men voor de au-spelling op teert dat deze woorden ook door degenen die hierin de au als o uit spreken, met au moeten worden ge schreven, wat een principiële in breuk op de hele gedachte van de spellingvereenvoudiging zou zijn, immers in een fonologische spel ling wordt elk foneem voorgesteld door één afzonderlek teken. Ofwel men laat ook bij het opteren voor de au-spelling voor deze bastaard woorden een dubbele spelling toe- Dr. Damsteegt heeft me dan ook niet kunnen overtuigen dat het au- teken "geschikter* zou zijn dan het ou-teken voor de weergave, van de betreffende klank. En nog minder waarvan deze beweerde grotere geschiktheid zou moeten prevaleren boven het bezwaar ver bonden aan de veel grotere ge bruiksfrequentie van de ou-woor- dan dan die van de au-woorden. HU was grotendeels op grond van ge- schiktheidsfaktoren dat de Com missie Pée-Wesseling opteerde, voor het ou-teken voor het geval men één spelling voor de ou-klank zou wensen. H. DRION Lelden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 19