„Er bestaat geen zielzorg voor zielzorgers" „Ik voel, dat het woord van ergens op God slaat" DR. A. W. CRAMER OVER HET CHRISTEN-ZIJN PATER H. VAN EEUWIJK O.F.M.: GELOOF IN AMBT NOG ONGESCHOKT VRIJDAG 24 DECEMBER 1971 De woorden vallen heel traag. Aarzelend worden de uitgangspunten gekozen. In de stiltes ertussen tikt slechts de klok. Dr. A. W. Cramer formuleert zeer, zeer bedachtzaam, als om elk woord een doordringende betekenis te geven. Het onderwerp is er misschien naar: per soonlijk geloof. Dr. Cramer is jarenlang predikant geweest van de Remonstrantse Gemeente in Leiden. Dit najaar ging hij met verlof. En begin volgend jaar treedt hij in dienst van de Leidse universiteit, waar hij zich zal bewegen in het veld van de cultuur-psychologie. Waarom is dr. Cramer dominee geworden? Wat trok hem in dat ambt, wat stootte hem af? „Sociaal contact was erg belang rijk voor my. Je komt in aanraking met sommige mensen, die persoonlijk een mij boeiende problematiek heb ben. Dat is één kant van het pre dikantschap. Maar aan de andere kant: ik heb het als last onder vonden, dat het predikantschap niet "horizontaal" genoeg was voor de relaties, die ik met mensen wil on derhouden, te geïnstitutionaliseerd Misschien was de afstand te groot Anderen voelden dat niet zo, maar het gaf me een schuldig gevoel te genover mijn baan. En danik had moeite met de combinatie van rollen de mens Wim Cramer en de functionaris van het instituut kerk predikant. De vraag, wat heeft m{j hiertoe ge bracht. Als antwoord wil Je invullen, dat wat Je heilig is. Het besef dat Je in een samenleving iets moet heb ben, dat de kwaliteit in je bestaan uitmaakt. Daaraan wil Je intellec tueel inhoud geven. Dan is er de op gave om voor mensen gestalte te geven, echt gestalte, aan dat wat je heilig is. Een machtige opgave, waarin Je faalt.Het kan tussen enkele vrienden. En dan denk je: geloofsgemeenschap, dat is alleen maar iets incidenteels in een intieme vriendenkring". Moet je niet als dominee, als theologisch student, beginnen met een zekerheid? „Dat geloof ik wel. Wat was dan voor mfj die zekerheid? Dat het woord God ergens op slaat, al weet ik niet op wat. Ik voel het wel, door gaans. Maar dan is er een bezeten heid om die leegte in te vullen en de frustratie omdat het nooit helemaal lukt. Achuiteindelijk blijft het gefrutsel met woorden". In de late middeleeuwen hebben mystici gepoogd God gestalte te ge ven door alles te beschrijven, wat hij niet wasDaar herken ik wel iets van mezelf in. Ik voel me ook verwant met 'n laatmiddeleeuws man als Eckhardt. Zijn zoeken naar God wordt gaande gehouden door zijn denken Of zijn zekerheid verder gaat dan een beleefd hebben, dat het woord God ergens op slaat, geloof ik Voelt u zich nog christen? „Ik voel mij horen bij de christen heid als lid van een geestelijke fa- milie, een beetje een vervreemd lid i misschien. Nóg heb ik de zekerheid 1 dat het woord God ergens op slaat. Mijn baan heeft met zich meege- bracht, dat je daar voortdurend mee bezig was. maar dan in vormen die te vaak aandoen als surrogaat. Hoe ik dat bedoel? Je hebt het over con- frontatie met het heilige, maar Je kunt niet meer zomaar knielenj Je praat over dankbaarheid en le vensmoed, maar zingen op een ma- I nier die dat waar maakt, gebeurt I zelden in de kerk. Je wilt praten I met mensen over een verstandhou- ding met het heilige en je praat over i I kinderen die wel of niet naar cate- j chesatie moeten. In wezen interes- seert me dat maar weinig". ..Ja, ik dreigde steeds meer af te knappen op het "woord" als commu nicatiemiddel en als kans een reli gieuze beleving vast te houden. Ik had het gevoel dat een mystieke be leving meer kracht zou hebben. Met de Bijbel wist ik geen raad in het Protestantisme als voortdurende toetssteen. Voorzover er iets is als een Openbaring, is zij voor my on voltooid. Daarmee kan ik mij wat makkelijker vinden in de rooms-ka- tholieke. Toch was ik te bang. Ik voel me eigenijk nog altijd het meest aangetrokken tot de rooms-katho- lieke kerk, maar ik ben bang voor de machtsaspecten en voor de hiërar chie". Hield u zichzelf en uw gemeen te niet een beetje voor de gek? „Misschien wel, maar die gemeente wist ook hoe ik er over dacht. De situatie van het predikant-zijn, dwingt je iedere keer weer om je te uiten in vormen, die a.h.w tot voor de gekhouderij oproepen. Iedere zon dag wordt een dienst opgebouwd rond de Bijbel, waarmee de preek overwegend associatief is verbonden. We zingen liederen die te vaak exis tentieel onwaar zijn. Dat is niet zo erg wanneer ze zó gezongen worden dat het zingen ze waar maakt. Maar de gemeente houdt ook zichzelf voor de gek. Met aspirantleden van mijn j gemeente heb ik het besproken. Ve- j len zijn dan ook maar geen lid ge- worden. Als ze toch lid werden, stap- i ten ze in een boot. waarvan ik niet j zeker was of er mee te roeien viel de bevrediging zijn van hun behoefte aan louter goedheid om zich heen. Een soort statische zekerheid. Een opladen van het element van hoop. Dat soort motieven brengt mensen naar de kerk. Wat predikanten moe ten doen. is een brokje tijdloosheid in de mensen te voorschijn brengen. Aan de andere kant, ik heb aan ge meenteleden iets gehad, omdat ik een heel echt geloof bij ze voelde, wat ook voor mij veel betekenis had. Tekst: J. R. Soetenhorst en Koos Post Foto's: Holvast ambt werkelijk goed te vervullen te weinig met de mensen meeleefde. Eigenlijk was ik op een vrij zelfzuch tige wijze predikant: Ik ben te uit sluitend geïntresseerd in mensen als ze ook iets van dat heilige kunnen beleven, en beleefbaar maken. En dan nog op een manier die ik kan herkennen. Wat je vindt deel je met een beknopt aantal mensen. Een werkelijke interesse in de mensen zonder meer heeft me misschien toch teveel ontbroken". Wordt een predikant wel vol doende opgeleid voor zijn taken? „We moeten het over één ding eens zijn. Je begint met een princi piële keus. Als je gelooft dat het heil in de Bijbel aanwezig is, moet je je daarop concentreren. Een enorm deel van je studie wordt gevuld van uit de gedachte, dat wat de mens nodig heeft, inzicht in het Evangelie is. Maar wat het Evangelie is, wat wezenlijk is, kun je ook in een paar uur ontdekken. Als Je dat niks zegt, kun je dat in geen jaren studie ver anderen". ,Dat vereist een aanloop. Laten zeggen dat je moet probejren de te ontsluiten en het vermo gen moet oproepen om religieus te beleven.Dat je hoopt dat je de mensen iets van het heilige van het s' bestaan laat ondergaan om een ele- V: mentaire mildheid mee te brengen v voor de manier waarop ze met elkaar is omgaan, met hun kinderen, met de r< wijze waarop ze politiek bedrijven, rr Dat vereist inzicht in de mechanis- s( men die sociologisch en psycholo- gisch op mensen inwerken. Je zou in de opleiding tot predikant een D methode moeten inbouwen om men- sen in dat opzicht bevrijdend te be- 0i geleiden. p] En dan: Je moet als predikant po- gen aan religieuze beleving vorm te geven. Ik ben gefascineerd door elke 6t poging om het heilige vorm te geven. In de kerk zit vaak zo weinig fan tasie vooral in het sociale vlak te helpen. En daarbij de boodschap van Chris tus door te geven. Je speelt een rol in de omgeving, waarin je leeft. Te midden van vrienden en kennissen. Daarom is die maatschappelijke sfeer zo belangrijk. Dat wil niet zeggen, dat je de overste van de orde niet zal volgen als die iets van je vraagt. Maar tegenwoordig vraagt hij of je ergens voor voelt, er is menselijk res pect bijgekomen. De leefsfeer is ge zonder geworden". Hebt u twijfel in het geloof? „Neen, beslist niet in het Gods geloof. Wel vraag je jezelf wel eens afmoet ik er zo mee doorgaan? Kan ik mezelf niet anders verdienstelijker maken? De omstandigheden kunnen tornen aan de zekerheden. Het gaat om de persoonlijke benadering van God. Maar als je in je werk geen antwoord vindt, twijfel je onwillekeu rig: heeft het nog zin? Dan blijft die God dierbaar, maar moet het zo? Als ik in een adventsoefening in een parochie als deze zo'n veertig mensen in de kerk zie zitten, dan krijg ik weer een opdonder. De kerk is niet van de priester alleen, maar ook van de gelovigen". Waarom gaan de mensen nog naar de kerk? Het antwoord komt ditmaal lang zaam. Bedachtzaam. Pater Van Eeuwijk aarzelt zichtbaar. „Ik geloof, omdat ze toch nog be hoefte eraan hebben contact met God tot uiting te brengen Ja, ik geloof, dat dat het is Mis- schien zouden ze wat vaker komen I als de diensten wat meer aanspreek- baar, wat fantasierijker zou zijn. De gezinsmissen, om een voorbeeld te noemen, zijn beslist drukker bezocht dan de andere missen. We doen dat nu twee jaar éénmaal per maand. Met meezingertjes. In een taal. die beter verstaanbaar is. Natuurlijk zo veel hoofden zoveel zinnen. Maar ik geloof toch. dat we er goed aan doen het saaie er zoveel mogelijk uit te halen. Helaas, de kerk geeft daar nog niet de mogelijkheden toe. De barricades, die je moet nemen, zijn vaak nog te hoog. Maar ik geloof wel, dat het meer die kant zal uitgaan. Het ideaal is natuurlijk als je dien sten in kleinere verbanden kan gaan houden. Meer direct menselijk con tact. Verplichting om naar kerk te gaan? Wettelijk wel, daar kom je niet onderuit. Maar het is wel een verplichting, die van binnenuit moet komen. Je moet jezelf verplicht voe len dat te doen, zoals het eigenlijk is met het hele kerk-zijn. Met alle katholieke praktijken. Ik geloof echt, dat we de kerk nodig hebben. Niet om goed gelovig te zijn. Dat kan ook zonder. Maar waar mensen zijn is een zekere organisatie onvermijdelijk. Het moet echter wel soepel zijn. Geen strak keurslijf van geboden en ver boden. Het moet leefbaar zijn. Soms ben ik bang. dat we de kerk alleen maar in stand houden om de structuur". Een modieuze coltrui. Een geruit pak. Passende sokken. Niets aan de man tegenover ons verraadt de priester in hem. H. van Eeuwijk is nog de enige zielzorgerdie in de Antonius- pastorie aan de Boshuizerlaan woont. Een grote moderne wo ning direct naast de kerk. Nog maar luttele jaren geleden vonden vier kapelaans daarin voldoende ruimte. Maar de stormen van het roomse leven hebben de bewoners niet onbe roerd gelaten. Enkelen gaven zelfs de voorkeur aan een echte lijke woning. Alleen pater Van Eeuwijk woont er nog. Al kent ook hij zijn twijfels, zijn geloof in zijn ambt is ongeschokt. „Je kunt dat ook niet om een habbekrats verloochenen. Net zo min als je zo maar uit de huwelijksboot kunt stappen. Maar het laatste pas toraal concilie heeft daarvan gezegd, dat verder samenleven zinloos is als er „geen vrede" meer is. Je hoeft geen hel op aarde te doorstaan. Zo zie ik het ook met ons ambt. Het loopt in sommige gezichten parallel. Ook wy kennen onze sociale ver plichtingen. Velen immers hebben him diepste geheimen aan ons prijs gegeven. Dat schept banden, die je niet zomaar mag verbreken. Ter- wille van het Godsrecht oh. wat een dure woorden toch moeten we bereid zijn een veer te laten. Maar er kan een moment komen, dat het een hel wordt. Dan moeten we durven Pater Van Reeuwijk gelooft nog in zijn werk. Mede wellicht door de steun van zijn vrienden. By hen kan hij af en toe zichzelf zijn. Hij kan er zijn schoenen uittrekken als hij er zin in heeft. Hij kan om zo te zeg gen daar even uithuilen. Hij komt op het belang daarvan tijdens het ge sprek bij herhaling terug. „Dat is de grote moeilijkheid. Je moet als priester jezelf voortdurend waarmaken. Steeds op je geestelijke tenen lopen. En van begeleiding is geen sprake. Een groot mankement van de kerk. Er is geen zielzorg voor zielzorgers. Daarom kunnen mensen van buitenaf, mensen uit je vrien denkring, je weer eens de duw geven, die je net hard nodig hebt. Dat geeft je steun om weer verder te gaan. Om het vol te houden". Waar lag het begin? „Gek. maar ik heb eigenlijk nooit getwijfeld. Al vroeg zei ik. dat ik priester wilde worden. Zoals an dere jongens tramconducteur, dokter of vliegenier. Ik moest en zou het priesterschap. Maar niet zoals de pastoor in ons Brabants dorpje. Een dikke man met een eeuwige sigaar. Geen aardige man. Mijn vader had nogal eens mot met hem, omdat hij als katholiek verbonden was aan het openbaar onderwijs. Via vrienden en kennissen kwamen we bij de Fran ciscanen. En daar ging ik. Tijdens mijn studie nog in de kost by parti culieren. Later het klooster in. Dat gebeurde dan wel op een leeftijd, dat Je normaal gesproken kan weten, wat je wilt. maar ik heb in die tijd niet normaal geleefd. Je zag alleen Je ideaal: Gods dienaar worden. Daar groeide je naar toe. De priesterwij- Een goede opleiding? „Achteraf zeg je natuurlijk niet. Veel te eng. Te benauwd. Maar toen wist je niet beter. Je had geen benul van. dat je anders leefde dan anderen, want hun leven kende Je niet. Maar als je dan later in het priesterwerk terecht komt bemerk je de tekortkomingen van die opleiding. Wist ik veel van financiële, fiscale maatschappelijke zaken? Ik had i geen notie van. Dat moet je dan leren in de praktijk. Zoals je zo 1 schrikkelijk veel moet leren in de pz-aktijk- Je bent als je de priester wijding hebt ontvangen scherp theo logisch gevormd, je bent gegroeid haar het ideaal van God. je hebt je ingesteld op het werk. dat de kerk van je zal vragen en dan valt de praktijk vaak niet mee. Dan blijken die geleerde praktijken vaak niet meer van deze tijd, het zijn lege praktijken geworden Bent u kritischer geworden? „Natuurlijk ben ik dat. Daar ontkom je toch niet aan. Bij myn wijding in 1959 geloofde ik nog in het idee van de Franciscaan, die zich in alles ter beschikking stelt var orde en de overste. Nu is die .heilige gehoorzaamheid" heel wat afgezwakt. Je bent wat teruggekomen van beschikbaarheid, die betekende, dat de overste met je kon dollen gooien. Je stelt je nu in dienst v< Om daar waar mogelyk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 22