„Een plezierig leefmilieu
is niet in wat wetten vast te leggen
Ir. J. van Tol
stedebouwkundige
van Alphen
In Ridderveld is wat
te veel hoogbouw
ZATERDAG 18 DECEMBER 1971
ALPHEN
Ridderveld. Op de voorgrond de fv
Kennedylaan. Achter de laag
bouw het kunstmeer.
Ir. Van Tol: Vroeger greep
een ontwerper direct naar een
zacht potlood en een vlakgom
ALPHEN Eén van die beroepen die na de oorlog sterk
aan waarde en bekendheid hebben gewonnen, is dat van stede-
bouwkundige. Naarmate we in Nederland dichter op elkaar
komen te zitten, worden de beslissingen over ruimtelijke orde
ning en woonvormen van steeds ingrijpender betekenis. Wat
stedebouwkundigen (of beter: het team medewerkers dat zij
aanvoeren, want het is bepaald geen één-manszaak) ontwerpen
en laten realiseren is iets wat tot welzijn moet dienen van het
menselijk leefpatroon. Niet kortstondig, maar gedurende vele
jaren. Een even mooie als huiveringwekkende taak.
■kte J
Er is, vooral de laatste tien
jaar, nogal eens zware kritiek
geuit op de werkstukken van ar
chitecten en stedebouwkundigen.
Niet ten onrechte. Lopend door
nieuwe wijken moet je je al te
dikwijls ajvragen wat er toch in
hemelsnaam achter de tekenta
fels is gebeurd. Het is er zo kil, zo
dreigend massief; er kan ge
woond worden, zeker, maar kan
er ook gelééfd worden?
Architecten, stedebouwers en
gemeentebesturen plegen zich
tegen de kritiek te verzetten met
het argument dat zij moeten wer
ken binnen nauwe, afgekloven
budgetten, die geen ruimte laten
voor meer dan het hoognodige.
Een zinvol argument, dat wel.
maar niet goed genoeg om zich
blijvend achter te kunnen ver
schuilen.
Stedebouwkundige voor Alphen is
ir. J. van Tol. Het gezicht van Al
phen, zodals dat naar buiten zal
komen met de nieuwe wijken Rid
derveld en Kerk en Zanen, wordt
door hem, zijn medewerkers, het
gemeentebestuur en de dienst ge
meentewerken gezamenlijk bepaald.
Door
Ruud Paauw
Foto's
Wim en Will Dijkman
Vergeleken bij tal van andere nieu
we wijken komt Ridderveld er tame
lijk goedaf. De woonvormen verto
nen weinig verrassingselementen,
maar het geheel heeft wel een goed-
overwogen ruimtelijke opzet. Ovei
Ridderveld en enkele aspecten van
stedebouw gaat het nu volgend ge
sprek met ir. Van Tol.
Frustrerend
Vergeleken met vroeger is de
werkwijze van een stedebouw
kundige zoel danig veranderd
Ir. Van Tol: „Ja. Vroeger, voor d<
oorlog en ook nog wel daarna, werktf
een stedebouwkundige in een vee
groter Isolement. Het gemeentebe
stuur vroeg hem een plan-in-grote
lijnen om tot verdere uitbreiding van
de stad te komen. Als dat plan
uiteraard gebas.ard op een beleids-
prograra werd goedgekeurd dan zei
zo'n gemeente: mooi, we kunnen nu
weer tien jaar vooruit. Dat heeft
bijv op vele architecten een frustre
rende uitwerking gehad. Jarenlang
zagen ze hun creatieve bijdrage ge
reduceerd tot het invullen van de
blokjes.
Dat gaat nu heel anders. Er werkt
van begin tot eind een heel team
aan; het gemeentebestuur is daarbij
eigenlijk een aparte discipline. Vroe
ger zat een ontwerper al direct met
een zacht potlood en een vlakgom
In de hand. Alles draaide primair om
vormgeving. Nu gaan we eerst met
alle betrokkenen om de tafel zitten.
Ei- wordt geen lijn op papier gezet.
Eerst gaan we verwoorden wat we
willen. Wat zijn de uitgangspunten
en doelstellingen, wat willen we met
zo'n nieuwe wijk".
Het grote probleem waarmee
architecten en stedebouzokun-
digen na de oorlog hebben ge-
tobt. is de verioezenlijking van
'n sfeervolle, nieuwe wijk met
een eigen karakter, waarin
mensen zich thuis voelen. Be
houdens enkele uitzonderingen
is dat niet gelukt. Steeds blijft
het publiek stromen naar de
oude stadskern. Zijn daar
stedebouwkundig geen pas
sende oplossingen voor?
Ir. Van Tol „Laten we eens na
gaan hoe die verschillen zyn en
waarom ze er zijn. De dorpskern of
stadskern is van oudsher gegroeid,
die was er niet ineens. Dat moeten
we goed voor ogen houden Je treft
er een diversiteit van functies aan,
een volledigheid van menselijke acti
viteiten. Dat geeft die roerigheid, die
gezelligheid waarop we zo gesteld
zijn.
Nu de nieuwe wijken: die hebben
nog geen eigen gezicht ten opzichte
van de oude kern, het groen moet
uitgroeien, er moeten bepaalde voor
zieningen bijkomen. Dat kost tijd.
Bovendien zijn de nieuwe wijken
vrijwel altijd eenzijdig van functie:
alleen maar wonen In Ridderveld is
geprobeerd die werkfunktie in de
wijk aan te brengen. Het is tot nu
toe niet gelukt, er waren eenvoudig
geen kandidaten. Dus je mist de le
vendigheid van de oude kern, waar
werken en wonen wel samengaan. De
nieuwe wijken zijn keurig netjes,
De z.g. planetenbuurt in Rid
derveld. Laagbouw met aanslui
tend hoogbouw. Op de achter
grond de PTT-toren.
nauwkeurig berekend, er is op gelet
dat iedereen de mogelijkheid heeft
zijn aantal zonuren te krijgen. Maar
wat zien we nu? Dat dat gave. afge
paste door de mensen niet zo op prijs
wordt gesteld. Er is grote belang
stelling ontstaan voor het 19de eeuw-
se woonmilieu En daar is nooit een
architect of stedebouwer aan te pas
gekomen. De woontoestanden van
toen waren zodanig, dat er, begin
deze eeuw, een woningwet moest
worden ingevoerd. En nu, na zo'n 70
Jaar woningwet, beseffen we dat we
in de nieuwe wijken, die voor 100%
voldoen aan wetten en verordenin
gen. toch dingen missen. Je kunt ei-
uit concluderen dat wat een plezierig
leefmilieu is eenvoudig niet in wet
ten is vast te leggen".
Geïsoleerd
Een vraag die steeds terug
keert bij hoogbouzo is: zoaar-
om toch altijd die dodelijk
monotone blokken, kan het
niet zvat speelser? Brink
man heeft in de jaren twin
tig Spangen'' gebouzod, dat is
hoogbouzo van een type zoaar
de mensen zich thuis hebben
gevoeld. Kan dat. in moderne
re vorm, niet opziiezizo worden
geprobeerd?
Ir. Van Tol: „Brinkman heeft des
tijds in Spangen een zeer geslaagde
poging gedaan om iets van het
straatleven op hoog niveau te bren
gen, vandaar die „straat" op de eta
ges. Want dat wordt gevoeld als het
voornaamste bezwaar tegen het wo
nen op grote hoogte: je verbreekt de
relatie met de activiteit op de grond,
je komt wat geïsoleerd te zitten.
Er zijn talrijke plannen ontworpen
om aan die bezwaren tegemoet te
komen. Maar vrijwel steeds is dat
afgestuit op de financiële consequen
ties. Zo'n brede straat op hoog ni
veau. Dat kost nogal niets. Boven
dien zou je je af kunnen vragen of
wat Brinkman toen ontwierp nu nog
wel in die mate zou bevallen. In Am
sterdam-Noord heeft men inderdaad
weer zo'n brede galerij kunnen aan
leggen in een complex hoogbouw.
Daar trof je toch bepaald niet de
drukte aan van Spangen. Wat daal
de ooi-zaak van is, ik weet het niet".
Bijl]
mer
Daarna buigt het gesprek even af
naar de Bijlmermeer Ir. Van Tol:
„In de Bijlmermeer wordt een poging
gedaan de auto te verwijderen uit de
onmiddellijke woonomgeving. Er is
inog) te weinig vormverscheidenheid,
te weinig contrast in hoogteverschil
om de wijk een eigen, althans ple
zierig gezicht te geven. Je zit steeds
met dezelfde zeshoek, je bent er gauw
op uitgekeken. Aan het bouwen van
de Bijlmer ligt wellicht een oerstre-
ven van de mens ten grondslag: om
de veelheid van vormen, om allerlei
grote, gecompliceerde zaken in één
vorm, in één gebaar samen te vat
ten. De vraag is of dat wel kan by
het bouwen van zo'n grote wijk. In
vele steden in binnen- en buiten
land zien we vergelijkbare ontwikke
lingen. Het is een poging om 't ein
deloos uitdijen van grote steden in
te dammen".
Een van de moeilijkheden voor
Alphen lijkt te gaazi worden
dat de drukke Oranje-Nassau-
sizigel als een scheidslijn tus
sen nieuw (Ridderveld) en oud
(de dorpskern) loopt. Dat kan
ertoe leiden dat beide delen
als het zoare los vazi elkaar
gaan functioneren.
Ir. Van Tol: „Dat is een tijdelijke
iltuatie, die helaas langer duurt dan
>ve hadden gedacht. De Oranje-Nas-
.ausingel had. volgens de in 1958 ge
naakte plannen, al lang een locale
>veg moeten zijn. Die situatie wordt
oereikt als de provincie de secun
daire weg 25 doortrekt langs het Aar
kanaal tot aan secundaire weg 6. Dat
is de oost-west verbinding Alphen—
Leiderdorpkust. Waarom is dat dan
nog niet gebeurd? Dat moet terugge
voerd worden op het feit dat rijk,
provincie en gemeente een eigen be-
Het Ericapark, bungalowbouw
in Ridderveld.
grotingsbeleid en eigen beleidslijnen
hebben. Verschuift één van de drie
in zijn beleid een aantal prioriteiten
dan lopen de werkzaamheden van die
drie overheden om een groot plan
te realiseren niet langer synchroon.
Het bestuurlijke apparaat in Neder
land is eigenlijk niet voldoende inge
steld op die synchronisatie. In Enge
land is dat veel meer het geval, daar
heb je in zo'n geval een ontwikke
lingscorporatie voor de gehele plan
ning en uitvoering. Het probleem
van de Oranje-Nassausingel is dus
opgelost, zodra de secundaire weg
wordt doorgetrokken".
dat niet bereiken door de karakte
tieken die er op kleine schaal zijn
vergroten. Er vindt een soort sprot
mutatie plaats. Wel kun je probei
wat je in het dorp vindt
uitbreiding aantreft op te nemen
een nieuwe stedebouwkundige str le
tuur. Ik noem iets: die hoge I
tussen Ridderveld I en II moet I
waard blijven, die moet aanslull al
op een groene zone voor recreati Eg
doeleinden. Verder wil ik er nog
zeggen dat weideland als inspirai ie<
bron voor stedelijke vormgeving r
der belangrijk is dan meer begrote
landschappen".
Experimen!
Er is in Ridderveld vi
L
zover je het nu kunt bekijï en
wel goed gelet op de ruiiioi
telijke opzet. Maar er is
leurstellend weinig geëxpt
menteerd met nieuwe boi ro
vormen. Je zegt niet :er st
in Ridderveld iets, dat vini r&]
nergens anders.
'ia
Ir. Van Tol: „Dat Is wel zo, ja
We hebben in Ridderveld iets pro jg
ren te doen om bepaalde gebie er
autovrij te maken, het drive-in h
is daar op gericht. Er is gewerkt
een verkeersvrije wandelroute,
speelstraten, maar nieuwe bouw J
men nee. Dat is ook erg i
lijk. De categorie woningwetwoning
komt er nauwelijks voor in aann
king. Daar heb je te maken
strakke voorschriften, curve -pi#"
Dat dwingt tot traditioneel 1
Bij de premie-woningen is het
beter, maar de armslag is toch m en
gering. Tenslotte de beleggingsob, loi
ten, daarbij wordt dus gemikt c
'erkoopmakrt. Van deze categfot:
zou het dus in de eerste plaats k tas
nen komen. Maar hier tref Je
weer zo vaak mensen aan met i iet
traditionele opvattingen
in
Na vijf} k
t
Wanneer mag je als bewo an
een oordeel gaan geven t e
Ridderveld?
Ir. Van Tol: „Wie er een Jaa:
Omgeving
Alphen is altijd een dorp ge-
zoeest met een landelijk karak
ter. Die hoogbouzo (aan de
Kennedylaan) geeft het ineens
iets van een stedelijke allure.
Mag je nu nog zeggen dat een
zoijk als Ridderveld is aange
past aan Alphens omgeving?
Ir. Van Tol: „Nee. dat landelijke
dat Alphen vroeger had, is groten
deels weg. Alsje zo'n polder met zand
op moet spuiten dan blijft er van de
karakteristiek van het landschap
niets meer over. In dit verband wordt
er vaak kritiek geuit op het bouwrijp
maken van een groot stuk land. Dan
wordt er wel gezegd: jullie maken
er een woestijn van. Maar dat kan
niet anders. Gaat het om een uitbrei
ding op kleine schaal kun Je byv.
overwegen een sloot die in het land
schap ligt, ongemoeid laten. Maar
Alphen heeft tot taak gekregen van
een dorp uit te groeien tot een plaats
van 70 tot 80.000 inwoners. Je kunt
vijf woont, mag een oordeel vd
over zijn naaste omgeving en
voorzieningen. In Ridderveld
er naar gestreefd dat iedere fase
ontwikkeling een zekere mate
afgerondheid in zich draagt. Ds'
gedaan opdat er niet tegen de n
sen behoefde te worden gezegd
moet geduld hebben, over tien
wordt het pas aardig".
Wat zijn naar zizo gevoi
lessen tot dusver van de
van Ridderveld geweest
Ir. Van Tol: „Het percei
hoogbouw is er wat aan
kant. Daarom is voor Ridderveï
het percentage laagbouw i
aangegeven, zodat we op een red
niet tot stand gekomen. We ntf
daar bij de bouw van Kerk en S
opnieuw een poging voor doen.
totaal oordeel is uiteraard pas 0
lijk, wanneer het gehele plan in
lijnen is gerealiseerd, wanneer
thans de hoofdelementen gereed
en de tijd het karakter mede
bepaald".