iriljant spel van
als
Josephine van Gasteren
volstrekt eenzame vrouw
Onvergetelijke expositie
=an Rotliko in Boymans
Sfeïï
De realiteit van de hallicunatie
LITERAIRE KRONIEK
VAN CLARA EGGINK
ot"" «er
Sm»61'0
•jeefiets
f van
n slijter..
,DAG 11 DECEMBER 1971
llvlïoeilijkste rol van mijn leven'(In Rinkelrooien
en
E. M. BEEKMAN
De manke Minnaar.
Uitg. A. W. Sijthoff, Leiden.
Je komt niet iedere dag een
boek tegen van een Nederlan
der die het eerst in het Engels
heeft laten verschijnen en
daarna vertaald in het Neder
lands. Volgens de omslag is dit
boek geprezen in Esquire en
(.minder indrukwekkend) in de
Publisher's Weekly. Merkwaar
dig is dat deze auteur met zijn
zuiver Nederlandse naam dit
land in 1957 verlaten heeft om
zich in de VS te vestigen en
blijkbaar niet in staat is ge
weest of geen zin heeft gehad
om zijn eigen boek in het Ne
derlands te vertalen, gezien het
feit dat de vertaler met een
andere naam genoemd wordt.
Moeten we aannemen dat ie
mand in dertien jaar zijn moe
dertaal totaal vergeten is? Hoe
dan ook, deze vertaling klinkt
als een origineel en dat
maakt de zaak nog geheimzin
niger. Ik zou dit niet allemaal
op papier gezet hebben als „De
Manke Minnaar" in kwestie
geen indruk op me had ge
maakt, veel indruk zelfs.
In tegenstelling tot wat we in
Nederland gewend zijn, geeft
deze Beekman een in wezen
somber brok uit het leven van
een psychotisch personage weer
in een reeks taferelen vol hila
riteit en toch wordt de ge
schiedenis er niet minder ge
loofwaardig om.
Een nog jonge man, Hugo
Lenz geheten, woont alleen op
een zolderappartement aan de
Singel in Amsterdam. Niet he
lemaal alleen, zijn kater, die
nadrukkelijk Asmodée heet, is
zijn huisgenoot, zijn aanspraak,
zijn gezelschap, zijn bolwerk
tegen de eenzaamheid. Hugo is
in het bezit van een nietig ka
pitaaltje en verdient verder de
kost met vertalen van gedeelte
lijk pornografie. Zijn leven
wordt sterk beheerst door een
mank been waar hij mee gebo
ren is. Dit belet hem evenwel
niet een geïntereseerd en ge
vuld bestaan te hebben met
zijn vrienden. Met de liefde
gaat het minder vlot. Korte
men van zijn figuur beschrijft.
Hierin bereikt hij met woorden
een zodanig filmisch effect dat
je Je af gaat vragen of het
reële eigenlijk nog wel waarde
heeft en of deze mens niet
werkelijker leeft in zijn ver
beeldingen dan in de dagelijks
heid. Wanneer zulk een fanta
sieleven samen kan gaan met
een zo grote vitaliteit en een
zo krachtige dichterlijkheid
dan moet de eenzaamheid daar
wel tegen op wegen. Want een
zaam is Hugo wel in het dag-
bestaan. Zozeer dat hij bereid is
een kelner in een café te beta-
tijd heeft hij een gelukkige
verhouding met het met moeite
veroverde meisje Nadine, maar
de ontmoeting met haar fami
lie maakt daar een eind aan.
De gang van zaken is niet het
belangrijkste. Het belangrijkste
is de positiviteit van het beeld
van deze man die op de grens
van de waanzin leeft, en ook
als zodanig gepresenteerd wordt
maar totaal zonder tragiek.
Met een wonderlijk mengsel
hoewel niet zonder gevoel,
wordt de levensgang van Hugo
voorgedragen, bijna altijd in de
eerste persoon enkelvoud.
Beekman is op zijn allerbest
als hij de fantasieën en dro-
len om bij hem aan het tafeltje
te komen zitten en over koet
jes en kalfjes te praten. Zozeer
dat hij een hoer een hele nacht
afkoopt alleen om bij haar te
kunnen blijven. Toch heeft Hu-
go ik zei het al een druk be
staan.
Hij heeft zijn dwaze studenti
koze avonturen met vrienden,
zijn ontmoetingen in kroegen
en op feesten, zijn contact met
zijn uitgever Latro die hem als
mens intrigeert; dat alles vult
zijn dagen tot diep in de nacht
kan Je wel zeggen. Daardoor
heen draait de motor van zijn
droomleven van zijn spoken,
zoals hij zelf zegt en zeker
ook van zijn erotische leven,
reëel en in verbeelding.
De intensiviteit waarmee Hugo
de stad Amsterdam ondergaat,
brengt de schrijver tot prachti
ge, overwerkelijke beelden en
beschrijvingen. Hugo hoort,
proeft en ziet de stad met
aangrijpende heftigheid; soms
als een beminnelijk wezen vol
kleuren, geuren en geluiden,
met seizoenen, bomen en water
en soms hels door de agressie
van de angst, opgewekt door
een pyromaan die in een wijk
rondwaart.
Tegen het slot krijgt de roman
de merkwaardigheid dat de
schrijver, na het fiasco van
Hugo en Nadine in Parijs, een
halve bladzijde lang ongeveer
verder in de derde persoon
spreekt, alsof Hugo zijn per
soonlijkheid nu kwijt is. Het is
alsof hij zichzelf totaal verlo
ren heeft. Dit moet de over
gang zijn van Hugos nog aan
de realiteit gehechte wezen
naar de apotheose van de ver
vreemding in de goed gereali
seerde vlucht van Hugo han
gend aan de vacht van de ka
ter Asmodée over Amsterdam,
over Amerika, over Noord-Bra-
zilië tot de kat hem geërgerd
lossohudt en de vallende man
het slachtoffer wordt van twee
jagers.
Een intrigerend samenweefsel
van hallucinatie en realiteit,
beurtelings boeiend door dich
terlijke, spottende en tedere
taferelen en dat allemaal voor
gedragen met een vitaliteit die
de geschiedenis van Hugo tege
lijk aangrijpend en vermakelijk
maakt.
e moeilijkste rol die ik ooit in mijn leven gespeeld
Pari Josephine van Gasteren over haar aandeel in Eric
Riders nieuwste stuk, „Rinkelrooien"dat kortgeleden hij
i dh Rotterdams Toneel in première ging.
del
|r toont acht mensen die al- Bij de eerste lezing al werd ik ge
pakt door de tekst, door die vrouw
die de Libelle en Margriet leest, die
stiekum naar de bioscoop gaat en
thuis komt met Clark Gable van wie
ze dan 's nachts natte dromen heeft.
Bij de repetities ben ik vrijwel niet
geweest. Ik voelde dat ik met dit
stukje zelf zou moeten worstelen.
Wegblijven, dacht ik, ga zelf maar
alleen met die rol bezig zijn. Het is
namelijk zo dat ik lastig werk als
er mensen naar me kijken. Ik wil
me het liefst in stilte concentreren
tot het opeens gebeurt".
Dat „het" gebeurde, zij 't dat Jose-
phineet voor de première nog com
pleet met haar rol overhoop lag.
toont acht mensen die al-
or /fop een bepaalde manier in
t fccbp zitten met het leven. Eén
uaacht: een oude vrijster die
laat bank in het park zichzelf
ant%" voor een schimmige, zwij-
trsbftudent (gespeeld door Jules
ter Is)
mij monoloog van ruim een
fos k tekent Josephine van Gas-
nal je volstrekt eenzame, naar
7/arïorstende vrouw briljant uit.
8e er een méns van maken",
at jsephine, „niet zomaar een
iroflot een hysterica. Ik heb al-
vb gehad tegen het spelen van
in een stuk. In dit ge-
£°4et anders.
-
Ze zegt; „Ik heb doodsangsten uit
gestaan, ik zag het niet. Tot er iets
wonderlijks gebeurde. Net had ik nog
met een bevriende collega getelefo
neerd en gezegd dat ik erg tegen
die rol aanhing, toen ik op de tele
visie Orson Welles zag. Hij droeg
voor uit een brief van Saint-Exupé-
ry.
Ik heb ademloos zitten kijken. Het
was groots en voor mij een soort
klap van buiten af. Ik was opeens
geweldig geïnsirpeerd en ik ben ge
lijk aan mijn rol begonnen. Ik had
wel in de schouwburg willen blijven
wónen om verder maar geen invloe
den van buitenaf te krijgen".
Een „normale" hoofdrol biedt tijd
om naar een climax te spelen, de
boog heel langzaam strakker aan te
trekken. Deze monoloog vraagt di
rect alles van de actrice. Is alleen
een paar minuten opladen tussen
de coulissen daartoe voldoende?
„Als ik in die scène met Jules één
verkeerde intonatie gebruik dan kan
je het doek wel laten zakken. Die
monoloog hangt constant aan een
zijden draadje. Lang voor ik opkom,
een kwartier, twintig minuten,
moet ik me al inleven anders komt
er niets van terecht. En als ik van
het toneel af kom dan kun je me
uitwringen".
We praten over „Rinkelrooien" als
totaal, over Eric Scheider van wie
Josephine van Gasteren zegt: „Net
zoals „Theodoor, een total loss" be
schouwde Eric dit ook als een
werkstuk voor ons allemaal. Hang
me niet op aan de tekst, zei hij, la
ten we er samen over praten, over
denken. En tot en met de generale
repetitie zyn we onder moeilijke
omstandigheden intens met het
stuk bezig geweest. Op een bijzon
der fijne manier. Ik vind nietal
leen dat Eric goede teksten maakt,
er is ook geweldig met hem te wer
ken".
Vindt Josephine van Gasteren alle
mensen in „Rinkelrooien" werkelijk
herkénbaar? Zijn het mensen die
wij dagelijks om ons heen hebben?
Ze zegt; „Met de rol van Bas ten
Batenburg (een sexueel gefrusteer-
de, ver-Amerikaanste vrygezel) had
ik het moeilijk. En ook met het
Jonge meisje dat vanaf de Maas
bruggen wil springen (Sache Bult
huis) had ik problemen. Waarom
wil dat meisje springen? En waar
om springt ze uiteindelijk toch? Dat
is me niet duidelijk geworden.
Maar anderzijds heeft Eric een
paar mensen op het toneel gezet
(de 'rollen van Lies Franken, Jules
Royaards, Johan Ooms en die van
mij) waarvan Je denkt: Dat zijn fi
guren die ieder afzonderlijk onder
werp van een stuk zouden kunnen
zijn. Mensen waarvan Je Je af
vraagt; hoe leven ze nou verder,
wat gebeurt er met ze?"
.Rinkelrooien" speelt in Rotterdam,
maar de mensen die in het stuk
voorkomen kunnen overal wonen en
leven. Is Rotterdam er niet aan de
haren bijgesleept, als aardigheidje
voor het publiek van NRT?
Josephine van Gasteren: „Dat vind
ik totaal geen punt. Je afvragen of
het nu juist is dat „Rinkelrooien"
in Rotterdam speelt is helemaal
niet belangrijk".
ilsen
delaa
del
andere is het gekleurde doek om
het spieraam heen gespannen. De
doeken zijn inderdaad veeleer ge
kleurd dan beschilderd; de verf is
er in gedrongen. In verscheidene
partijen zijn de sporen van penseel
werk niettemin duidelijk, als op een
muur die met veel te dunne muur
verf Is behandeld: de onderlaag
schemert door.
Overweldigend
Ieder van de vele zalen op de expo
sitie., ervaart men allereerst als een
omgeving die plechtig - althans
,OWin®KWt®utW,ï>
'"TT»"*,«ni
Door
Dolf Welling
niet alledaags stemt. Komt men oog
in oog met een afzonderlijk doek,
dan wordt het een niet diepe en
toch onbegrensde, onpeilbare kleuc-
ruimte, zacht en indringend
gloeiende, met zwevende verdichtin
gen die zich traag lijken uit te zet
ten. Het is alsof men zich in die
ruimte zou kunnen begeven. De
werken variëren niet sterk in com
pensatie, wel in kleurstelling. Van
de doorkijken, die de zalen bieden,
is bij de inrichting een goed ge
bruik gemaakt. De schilderijen „ge
beuren" al op een afstand en de
eerste indruk is op een stille ma
nier overweldigend.
Einde
De catalogus omvat onder meer een
uitstekende en bevattelijke beschou
wing van Werner Haftman en een
tekst van Rothko zelf. In februari
1970 heeft de schilder een eind aan
zijn leven gemaakt. Zijn laatste
doeken zijn nachtduister.
Aangezien de schilderijen helemaal
kleur zijn, geeft de catalogus te
recht alle reprodukties in kleuren.
Zij zijn minder erg dan die in de
catalogus van de kunsthandel Marl
borough, maar ze deugen nog aller
minst. Het beste is maar, veel tijd
te nemen om in de tentoonstelling
zelf te verwijlen. Wie voor dit werk
ontvankelijk is, zal de ontmoeting
ermee nooit meer vergeten.
„Gethsemané" van Rothko 1945
>r efle laatste zaal van de Rothko-tentoonstelling in Rotter-
tan men zó tussen oude Italiaanse schilderkunst terecht-
L Het verschil is enorm. Alsof men zonder overgang uit
joots stuk natuur stapt en een boek ter hand neemt. Een
fan Rothko bekijkt men niet men ondergaat het, men
Lei! in op.
Burre
P Pis
vefcet
iurrealisme neemt een be-
plaats in het programma
verzamelbeleid van het
dipll Boymans-van Beuningen
idscM naoorlogse, abstracte ex-
ttsme in Amerika is wezen-
itaal»
ht
ADVERTENTIE
tor
jkt er een
peau van!
TORI
1. Olïp'Pakklng)
tel. L-
I5130-!
lijk door het Europese Surrealisme
beïnvloed. Daardoor kwamen tot
omstreeks 1950, in Rothko's schilde
rijen, symbolen voor. Dat wil zeg
gen, vormen die niet naar bekende
dingen verwijzen, maar die een gro
tere lading hebben. Die lading heeft
ook zijn latere, niet figuratieve
werk. Daarom is deze ontzaglijke
expositie (tot 2 januari) in Rotter
dam op haar plaats.
Beschouwelijk
In de jaren vijftig was het Ameri
kaanse expressionisme vooral een
actie-schilderen (De Kooning, Pol
lock). Nadien kreeg een meer be
schouwelijke voordracht de over
hand (Barnett Newman, Rothko).
„Er staat uitsluitend wat er staat",
zo betoogde ongeveer Newman van
zijn eigen werk. „Wie is bang voor
rood, geel en blauw", heet een van
zijn doeken. Maar zijn collega Don
Judd stelde in Newmans kunst te
recht een „onverklaarbare verhe-
vendheid" vast en verwierp die, om
dat hij strikte feitelijkheid voor
staat.
Strikt feitelijk zien wij bij Rothko:
grote formaten, eigenlijk geen vor
men alleen enkele grote ééntintige
partijen op een ondergrond in weer
eei andere tint. Op de laatste
schilderijen is een smalle rand van
het linnen blank gelaten. Bij de