Het socialisme probeert Van
Mierlo te
annexeren
DE TÏEN KLEINE NEGERTJES VAN DE PPR
CHU,
WAARHEEN?
ZATERDAG 4 DECEMBER 1971
BINNENLAND
Het is blijkbaar niemand erg duidelijk meer wat „socia
lisme vandaag betekent. De discussies lijken een beetje
op die van iets meer dan honderd jaar geleden in de Twee
de Kamer over het „liberalisme Toen zag ook niemand
meer kans met dat woord in de hand duidelijke politieke
tegenstellingen te construeren.
Het bestuur van de PvdA heeft
onlangs zijn leden een brochure
gestuurd onder de titel „Socialis
me Nu". In de brochure worden
pogingen gedaan tot definitie van
het begrip „socialisme". De politie
ke consequenties uit de begrips
omschrijving worden tevens ge
trokken. Bovendien krijgen de le
den een reeks vragen voorgescho
teld, die zij tijdens groepsgesprek
ken kunnen beantwoorden.
De hamvraag terzake van het
huidige socialisme is of men op
basis daarvan met enig resultaat
een poging tot polarisatie kan
doen en of die polarisatie tot een
socialistische meerderheid kan lei
den.
Door
joop
d. Berg
De opzet kan dus niet anders zijn
dan door middel van zulk een
brochure een „socialisme" te ont
wikkelen, dat voldoende breedheid
heeft om in principe een meerder
heid te krijgen in de Nederlandse
politeiek en dat tegelijk zo duide
lijk is, dat een stevige minderheid
voor deelname aan dit socialisme
feestelijk zal bedanken. Eerlijk ge
zegd, vrees ik dat zulk een resul
taat op zijn best te verwachten is
aan het eind van zulke discussies,
in ieder geval nauwelijks op basis
van deze brochure. Over het alge
meen zijn de formuleringen zo
breed dat vrijwel iedere vage pro
gressief zich daar geen buil aan
kan vallen.
Citaat
Een citaat. „De menselijke gelijk
heid is het centrale uitgangs
punt van socialistische politiek.
Het gaat hierbij eigenlijk om een
zeer wezenlijke uitbreiding van
het oude liberale vrijheidsbe
grip, nl. vrijheid niet alleen in de
zin van iets mogen, maar ook en
vooral als het ook kunnen. Ver
volgens hébben we gelijkheid naar
twee kanten uitgewerkt:
a. het gebruik kunnen maken van
de mogelijkheden die onze samen
leving biedt voor menselijke ont
plooiing (gelijke kansen);
b. het zeggenschap kunnen uitoe
fenen over de verdeling van de
mogelijkheden binnen de zeer ver
schillende samenlevingsinstellingen
(school, kerk, bedrijf, overheid
enz.) Waarin de mens leeft. Met
deze uitwerking zijn tegelijk de
Afgezien van de vaagheid, moet
men uit deze zinnen haast wel
concluderen, dat als dit socialisme
is. Van Mierlo zeker het so
cialisme moet worden gerekend en
zelfs zijn nu zo wrevelige fractie
genoten. Wie weet, zit er in de
confessionele partijen ook een
groot aantal socialisten, want daai
is het geloof dat „God de standen
geschapen heeft" ook niet meer
wat het is geweest.
Er zal dus nadere duidelijkheid
moeten worden geschapen over de
vraag wat „gelijke kansen" zijn en
„zeggenschap" (nota bene: hier is
het woord „gelijk" verdwenen, een
van de eisen van het negentiende
eeuwse proletariaat). Onder gelijke
kansen wordt dan verstaan dat
iedereen gelijke startmogelijkhe
den moet hebben met betrekking
tot onderwijs, vorming in allerlei
bekwaamheden en in inkomen.
Dat betekent dat de overheid voor
de sociaal-zwakkere groepen meer
moet doen dan voor andere, om
dat ze immers een achterstand op
onderwijsgebied hebben in te ha
len.
Arbeiderszelfbestuur
De zeggenschap betekent, met
name in het economische vlak,
dat de bedrijven in principe onder
arbeiderszei f bes tuur zouden moeten
komen al zegt de brochure er bij
dat dit doel „nog erg ver weg"
ligt. Met name1 de overheid zou
Partijpolitiek in Nederland
Dgze pagina is geheel gevuld met het wel en wee van enkele
Nederlandse partijen. Onze politicologische medewerker drs.
Joop van den Berg nam twee artikelen voor zijn rekening.
Hij schreef een bespiegeling naar aanleiding van een bro
chure over het socialisme en komt voor het Nederlandse
socialisme tot de conclusie dat die brochure afkomstig
van het bestuur van de Partij van de Arbeid nauwelijks
klare wijn schenkt. Daarnaast schreef Van den Berg, weten
schappelijk medewerker van de Leidse hoogleraar in de
parlementaire geschiedenis, prof. dr. N. Cramer, een "profile"
van een veranderende groepering: Politieke Partij Radikalen.
Tenslotte hacfr parlementair redacteur Frans de Lugt een
gesprek met het kamerlid Arie de Boo over de crisis waarin
de vroeger zo serene Christelijk Historische Unie zich bevindt.
een veel zwaardere greep moeten
krijgen op investeringen: welke
wel en welke niet, in welke regio
wel en in welke niet. Hetzelfde
zou gelden voor het consumptiepa
patroon in ons land.
De meest geharnaste taal betreft
de woningbouw, die de brochure
alleen ziet slagen indien de grond
in gemeenschapshanden terecht
komt en indien de overheid „op
de een of andere manier' de ka
pitaalmarkt kan beheersen. Met
name D'66 streeft die socialisatie
van de grond niet na. Voor het
overige gaat het opnieuw om for
muleringen die per saldo te breed,
of liever: te vaag zijn om duide
lijkheid te kunnen scheppen.
Het zich distantiëren van de te
ongelijke inkomensverdeling (het
hele probleem van de ongelijke
kansen wordt daarop terugge
voerd) en het nog steeds uitgaan
van het liberale vrijheidsbegrip,
waartegen men zich afzet, is ei
genlijk het enige dat herinnert in
de brochure aan de negentiende
eeuwse wortels van het socialisme.
In die negentiende eeuw was de
naam nog vóór iedereen duidelijk.
Men hoeft daar niet naar terug te
verlangen om zich af te vragen of
met de omschrijving in de bro
chure de naam socialisme niet he
lemaal is uitgehold. De PvdA pro
beert in de brochure D'66 prak
tisch te annexeren.
Op die wijze de zaak aanpakken
en formuleren betekent, dat niet
met goed fatsoen de polarisatie
tot een principe-kwestie kan wor
den gemaakt. Het betekent tevens,
dat een dusdanige omschrijving er
bewust op uit is om de drempel
voor een progressieve volkspartij
met D'66 en de PPR zo klein mo
gelijk te maken. Geen wonder, dat
„Socialisme Nu" laat weten dat
voor de PvdA polarisatie geen be
ginselkwestie is, maar een van
strategie. Het gaat de brochure
erom: „Hoe kan ik mijn doelein
den het best bereiken'.s
Polariseren wordt dus een kwestie
van wedden (hoe onaardig dat
ook klinkt)moeten we de confes
sionelen. en vooral de KVP, afwij
zen in de hoop dat die dan van-
zélf in elkaar storten? Of moeten
we, op gevaar af de KVP van de
ondergang te redden, toch juist
met haar samen een combinatie
vormen opdat een progressieve
meerderheid ontstaat?
De vraag naar de deelneming van
katholieken is van essentieel be
lang, omdat in Nederland geen re
gering enig duurzaam beleid heeft
kunnen voeren als de katholieken
het lieten afweten: dat wisten
Thorbecke en Kuyper, zo goed als
Colijn en Drees Sr.
Nauwelijks verschil
Nu moet men wel bedenken, dat
tot aan het begin van de vijftiger
jaren er nauwelijks verschil be-
■r Den Uyl, Drees jr. Van Mierlo.
wie is er nog socialist?
stond tussen „katholieken" en de
katholieke volkspartij. Sindsdien is
er wel wat veranderd. Maar ook
de verkiezingen van 1971 zijn geen
al te beste graadmeter om uit te
maken of de progressieven op kor
te termijn een meerderheid kun
nen halen op basis van de afbrok
keling van de KVP. Veel juister
lijkt het te veronderstellen, dat de
weglopende katholieken zich „eer
lijk' zullen verdelen over de ove
rige partijen en de „grote partij"
der thuisblijvers.
De conclusie luidt, dat systema
tisch polarisatie bij de stembus
niet tot een meerderheid voor de
progressieven hoeft te leiden ook
al zouden de katholieken allemaal
ophouden op de KVP te stemmen,
wat niemand voorlopig ziet gebeu-
Als polarisatie ook voor de belij
ders van het „Socialisme Nu" geen
principezaak is, kan men zich af
vragen of een verbond met de
KVP niet meer voor de hand ligt,
al zou daarmee wellicht het pro
ces van afkalving daar tot staan
komen.
Cijfers over het stemgedrag van
katholieken lijken althans de oude
heer Drees in het gelijk te stellen
en bovendien de aanhangers van
mej. Goudsmit van D'66, die even
min de progressieve katholieken in
de KVP wil uitsluiten.
„Van harte hoop ik dat binnen
zeer korte tijd de Unie een ver
vanger van mij heeft. Moge mij
(of zij) dan het volle vertrouwen
der Unie genieten en haar in deze
moeilijke tijden de Juiste koers
wijzen." De slotalinea van de brief
waarmee CHU-voorzitter professor
Van Hulst zijn functie opzegt.
Eigenlijk staat er: ik heb dat ver
trouwen als voorzitter niet geno
ten. Althans niet in voldoende
mate.
Door
Frans de Lugt
Het schokeffect van weleer is uitgewerkt
(Van onze politicologische
medewerker)
Veel is er niet meer over van het
schokeffect dat eens het uittreden
uit de KVP van mej. Kessel en de
heren Bogaers, Aarden, Janssen en
Van Doorn veroorzaakte in de Ne
derlandse politiek. Van een partij
voor de zich door de KVP in de
steek gelaten katholieke arbeider is
het een incrowd geworden van
„nieuwe vrijgestelden (de term is
van de Leidse politicoloog Daalder)
vormingswerkers, omrocpmedewerT
kers en wetenschappelijke ambtena
ren .In plaats van het begin van
een groeiende progressieve volkspar
tij is het de geschiedenis van de
Tien Kleine Negertjes geworden.
Mertens en Van der Gun van het
NKV, ex-premier Cals en de Ka
merleden Mommersteeg, Van Schaik
en Westerterp lieten hun radicale
vrienden al in 1968 in de steek,
toen die de PPR oprichten; oprich
ter Bogaers en Lafeber traden in
1970 uit en onlangs hebben ook de
gewezen Kamerleden Annie Kessel
en Paul Janssen, de Brabatse voor
trekkers, de partij teleurgesteld ves-
laten.
Het kan geen kwaad in herinnering
te roepen wat de katholieke radica
len (met een aantal protestantse
medestanders) voor ogen stond toen
ze zich formeerden en hoe het pro
ces van hun optreden zich ontwik
kelde tot in het Jongste verleden.
In hoeverre had hun streven succes
en wat hebben hun huidige opvol
gers gemaakt van het werk der „ar
beiders van het eerste uur"?
Twee groepen binnen de KVP ver
enigden zich in de loop van 1967
tot een soort front, dat ongerust
over de slechte verkiezingsuitslagen
de KVP in een meer progressieve
richting wilde drijven. Aan de ene
kant stond een groep Brabantse
verontrusten onder aanvoering van
de Kamerleden Westerterp en Kes
sel, die de KVP met lede ogen de
kant van de VVD hadden zien kie
zen bij de regeringsformatie. Een
tweede groep, die met radialen in
de ARP en de CHU in verbinding
stond, omvatte de oud-ministers
Cals en Bogaers, de oud-staatsse
cretaris Bartels, de parlementariërs
Aarden, Mommersteeg, Van Doorn
(tevens voorzitter van de KRO) en
Siegmann en nog zeven anderen,
onder wie Erik Jurgens. Ze traden
na korte tijd gezamenlijk op, omdat
hun standpunten nauwelijks uiteen
Bogaers
ovrichter
liepen en ze kregen aanvankelijk
steun van NKV-voorzitter, Mertens.
MAAT WAS VOL
De tamelijk harde discussies met de
partijleiding leken met de vergade
ring van de partijraad der KVP in
Asnhem, eind 1967, te zijn beëin
digd, totdat bleek dat Bogaers niet
werd geaccepteerd door het partij
bestuur als kandidaat voor het vi-
ce-voorzitterschap, in januari 1968.
De maat was helemaal vol, toen op
14 februari 1968 het trio Schmelzer,
Biesheuvel en Mellema voor de tv
het beroemde „samen uit, samen
thuis" uitsprak, wat een groot deel
der radicalen beschouwde als in
strijd met de Arnhemse afspraken
en als demonstratieve afwijzing van
hun standpunt. Bogaers en Aarder.
trokken de conseqenties en verlieten
de KVP, omdat ze de tijd gekomen
achtten voor een scheiding der
i geesten. Kessel en Janssen gingen
mee, Van Doorn verliet zowel de
KVP als de Tweede Kamer. Op 27
april 1968 vond in Dronten het op-
ricntingscongres plaats.
De PPR zag destijds haar belang
rijkste functie daarin een brug te
vormen tussen de nog aan het
„oude huis" gebonden katholieken
en de niet-confessionele progressieve
partijen. Met andere woorden: zij
hoopte zoveel katholieken en pro
testanten mee te krijgen in haar
gelederen, dat een progressieve
combinatie mogelijk zou worden, die
een parlementaire meerderheid kon
halen bij de eerstvolgende Kamer
verkiezingen. Ik heb nooit helemaal
kunnen achterhalen, of de PPR een
versnelde toevloed van katholieken
naar D'66 en PvdA, zonder haar
tussenkomst, ook beschouwde als te
behoren tot haar brugfunctie, maar
ik ga er van uit dat men dat in de
PPR niet zag als een negatieve ont
wikkeling.
Van belang is vooral, dat de begin
nende PPR haar grootste kansen
zag onder de roomskatholieke ar
beiders. Vandaar dat de jonge par
tij zoveel prijs stelde op de steun
van het NKV en zo teleurgesteld
was dat mannen als Mertens en
Van der Gun de overstap niet
maakten, toen het er op aan kwam
Bij het optreden in de Kamer be
nadrukten vooral Paul Janssen en
Annie Kessel de belangen der werk
nemers in doorgaans gelijkluidende
taal als de PvdA, binnen de Kamer
en het NKV, buiten de Kamer. Dat
ze daarbij een zekere steun kregen
van de onder katholieke arbeiders
dicht verspreide Volkskrant was een
niet onbelangrijke factor. De parle
mentaire chef daarvan, Henri Faas,
was een actief lid van de PPR. In
het overwegend katholieke Limburg
kreeg de PPR de steun van de daar
populaire burgemeester van Schin-
veld, Jacq. Tonnaer, die in 1970
partijvoorzitter werd. Hij is wel
eens de eerste „gekozen burgemees
ter" in Nederland genoemd, omda1
bij de verkiezingen voor provinciale
staten in 1970 in zijn eigen ge
meente maar liefst 70 der kiezers
op zijn PPR stemde. Toch waren er
bij Tonnaers verkiezing tot partij
voorzitter al symptomen van een
latere ontwikkeling, toen intern zijn
kandidatuur nogal aangevochten
werd door de „intellectuele" groep,
in hoofdzaak afkomstig uit de om
geving van Amsterdam.
Heeft het electoraat de brugfunctie
van de PPR doorzien en benut? De
meeste mensen zeggen van niet,
maar mij lijkt het antwoord op die
vraag niet zo heel eenvoudig. Naar
mijn smaak mag men het absolute
percentage PPR-stemmers niet zon
der meer als maatstaf nemen. Het
is, ten eerste, heel wel denkbaar dat
velen die in 1970 nog op de PPR
stemden, dit Jaar „de brug al over"
waren; dat, met andere woorden,
het oppervlakkig gezien even grote
electoraat van de PPR nu uit gro
tendeels nieuwe kiezers bestond. Het
nationale verkiezingsonderzoek zal
ons daar te zijner tijd over kunnen
informeren. Maar bovendien kan
voor velen het enkele bestaan en
optreden van de PPR al voldoende
zijn geweest om in één keer de
sprong naar de „linkerzijde" te ma
ken, zeker omdat de PPR deel uit
maakte van het schaduwkabinet
van Den Uyl.
Ook is van belang om op te merken
dat het percentage kiezers op de
PPR in een van haar belangrijkste
„wingewesten" tussen '70 en '71 een
lichte stijging vertoonde: in Bra
bant steeg de PPR van 2.4 (1970)
naar 2.7% (1971). In Limburg daal
de weliswaar het percentage van
5.3% (1970) tot 2.4% (1971), maar
daar had de PPR in 1970 nogal
onevenredig geprofiteerd van de
lage opkomstcijfers (en Tonnaers
populariteit). Voegen we er aan toe
dat de PvdA en D'66 in beide pro
vincies aanzienlijk wonnen (veel
meer dan elders in het land), dan
lijkt mede stelling gerechtvaardigd,
dat de PPR in de zuidelijke pro
vincies, direct en indirect, wel dege
lijk een brugfunctie heeft vervuld,
al was die wellicht minder indruk
wekkend dan ze zelf had gehoopt.
Wat zou dus meer voor de hand
gelegen hebben, dan dat de PPR
ofwel zichzelf ophief in het geruste
idee dat nu ook Brabant en Lim
burg open lagen voor progressieve
partijen: ofwel dat zij zich nu he
lemaal op het zuiden zou concen
treren door haar kader in die zin
aan te passen en zich overigens in
hoofdzaak bezig te houden met wat
leeft onder de confessionele arbei
ders? Dit laatste dan in goed over
leg met de twee zusterpartijen in
de progressieve concentratie en zon
der al te harde verkettering van de
KVP die tenslotte taaier bleek dan
de radicalen gedacht hadden. Had
den zij zichzelf vier jaar geleden
niet omschreven als de „loodsman
netjes" der confessionele partijen,
later het confessionele electoraat;
als de visjes die de grote haai
dwingen in de goede koers te va
ren?
De PPR koos echter tijdens het
laatste congres in Berg en Dal een
weg die heel wat minder voor de
hand ligt en werd overgenomen
door de groep die al bij Tonnaer
verkiezing had dwars gelegen, maar
die er nu in slaagde Dolf Coppes
tot voorzitter de doen kiezen. Wat
prof. Daalder in een artikel voor
het Hollands Maandblad van sep
tember van dit Jaar vreesde dat de
PvdA zou kunnen overkomen: haar
inbezitname door de „nieuwe vrijge
stelden", is bij de PPR nu al een
feit. De gevolgen bleven niet uit:
van een brug voor de arbeider,
werd de PPR een internationaal ge
richte groepering, die binnen de
progressieve concentratie uit naam
van de verdrukte Derde Wereld als
kritische instantie zal optreden. Ik
weet niet of de PvdA en D'66 op
dit soort van arrogante wereldver
beteraars-mentaliteit zit te wach
ten; wel neem ik aan dat oprich
ters en merendeel van de kiezers
dat niet hebben bedoeld met de
PPR. Uiteraard sloot de opstelling
van de oprichters maatschappijkri
tiek niet uit. maar wel dwong hun
houding tot een zekere bescheiden
heid en tot achterwege laten van
alle ideologische woordenbrij hoog
over de hoofden van het electoraat
heen.
De laatsten der tien kleine neger
tjes lijken bezig aan een zelfmoord
poging, tenzij de PPR weer bereid
is de taal van de „Dubbeldekkers"
te leren spreken, want het is van
dit soort mensen dat de PPR haar
voortbestaan te danken heeft.
JOOP VAN DEN BERG
De CHU, nog maar nauwelijks be
komen van een verschrikkelijk
verkiezingsfiasco, staat voor een
nieuw probleem. Want wie begeert
nu het voorzitterschap van een
partij die de laatste paar Jaar
vooral in de publiciteit trad door
persoonlijke tegenstellingen en ge
ruzie? Een partij waarin roddel
tot rage verheven leek?
,3ij ons wordt veel te veel op de
man gespeeld." stelt drs. Arie de
Boo enigszins somber vast. „Er
ontbreekt een vertrouwensbasis.
Dat was vroeger anders. Er moet
in de CHU niet langer gemierd
worden over kleine dingen en over
persoonlijke tegenstellingen." De
Boo is met zijn 35 jaren het Jong
ste lid van de CHU in de Tweede
Kamer. Hij is secretaris van de
tien man sterke fractie en de eni
ge politeicoloog in dat gezelschap.
Met het vertrek van Van Hulst
krijgt de vice-voorzitter van de
CHU-fractie Kikkert alsnog zijn
zin. Na het verkiezingsècheo
schreeuwde hij het van de daken:
weg met Udink, weg met Van
Hulst, de Unie onder een nieuwe
leiding. Lijsttrekker Udink. met
gejuich ingehaald, zocht en vond
een goed onderkomen in het mi
nisterschap. Kikkert was niet de
enige in de fractie die toen dacht:
mooi zo. die zijn we kwijt.
Van Hulst motiveert zijn vertrek
met een „dringend advies van
mijn huisarts". Het hoogleraar
schap in combinatie met het
Unie-voorzitterschap is te zwaar
geworden. Kikkert vorige week in
Vrie Nederland: „Een gewonde
ezel moet je geen trap na geven."
En als hem er op gewezen wordt
dat de scheidende voorzitter zich
zelf allerminst gewond voelt, zegt
Kikkert: „Dat kan ik me voorstel
len. Maar als een mens al niet
meer de eigenschappen heeft om
zichzelf te respecteren, moet hij er
ook mee ophouden." Daarmee „de
gewonde ezel" gif in de wond
strooiend.
De Boo betreurt dit gebrek aan
onderlinge solidariteit. „Het is on
zin om die man een trap na te
geven. Van Hulst stond voor een
onmogelijke taak naast zijn dage
lijks werk. Ik verwacht dat het
zeer moeilijk is om een geschikte
opvolger te vinden. In speculaties
over de vraag wie de opvolger
moet worden, wil hij zich niet be
geven. Van Hulst is bereid tot
eind april op zijn post te blijven.
Ér is dus nog een aantal maand
jes tijd om te zoeken.
„De nieuwe voorzitter moet een
dominerende figuur zijn," zegt De
Boo. „En dan niet een man die de
ambitie heeft om zich in de dage
lijkse politiek te storten." De Boo
bedoelt daarmee dat de nieuwe
Unie-voorzitter zich tot het voor
zitterschap van de Unie moet be
perken. „Ik denk aan een echte
CH-figuur, een man die bindt.
Dus geen vertegenwoordiger van
een vleugel."
Van Hulst's opvolger moet, zegt
De Boo. wel de gelegenheid krij
gen om zich te ontplooien in zijn
functie. Wan te daaraan heeft t in
het recente verleden sterk ontbro
ken. Toen Udink lijsttrekker werd,
glommen de CH-Jongeren van
trots. Een paar maanden later
weigerden diezelfde jongeren hun
lijsttrekker te steunen in de ver
kiezingscampagne. Toen Van Hulst
patij voorzitter werd (in 1969)
juichten de jongeren, een half
jaar later was het gejuich ver
stomd.
Niet alleen de Jongeren zijn
schuldig aan dit voor de CHU nu
bijna typerende verschijnsel. Liet
de Unie niet fractievoorzitter Mel
lema voor de verkiezingen vallen
(een vijfde plaats op de kandida
tenlijst) om hem na die fatale
verkiezingsuitslag en de vorming
van het kabinet-Blesheuvel weer
in ere te herstellen?
De Boo ziet dé oorzaak van dit
alles in „het gebrek aan Interne
solidariteit. „Als Je de zaak wil
dienen in een politieke partij
moet Je op beslissende ogenblikken
één zijn."
ADVERTENTIE
LOVE
VERLOVINGSRINGEN.
Alleenverkoop
Juwelier v. d. Water
Haarlemmerstraat 181