Waarom revoluties op de planken mislukken Te eenzijdige visie van „Dantons dood" in Londense produktie Kaf onder het koren Mens en werk Allez": meest geliefde Belgische stopwoordje LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK JATERDA9 20 NOVEMBER 1971 LEIDSCH DAGBLAD LONDEN Beide gesubsidieerde nationale gezelschap pen, die op het ogenblik in de Britse hoofdstad opereren, lowel het Nationaal Theatre als de Royal Shakespeare Company in hun Londense „filialen", respectievelijk het New Theatre en het Place Theatre, trekken veel belangstel ling met een gevarieerd repertoire, waarvan de kern wordt jevormd door twee stukken, die een mislukte revolutie tot onderwerp hebben. In beide speelt de bloem van de Britse acteurs en is de regie in handen van sterk politiek geëngageerde lieden. En :lk stuk tracht een verklaring te geven van dit revolutio naire falen en van het ontstaan van de reactionaire toe- itand, waarin de revoluties onontkoombaar hun eigen kin ieren verslinden. GASTON DURNEZ is een Belgische schrijver die de milde zelfspot kent. Daar gaf hij blijk van in zijn boek „Mijn leven onder de Belgen". Een mild criticus toonde hij zich al eer der in zijn boekje „Denkend aan Nederland". Durnez heeft goed rondgekeken bij üjn landgenoten en veel opgemerkt, dat de buitenlander ook wel eens heeft geconstateerd en dat deze laatste nu dus met heimelijk plezier door een echte Belg bevestigd vindt. De ondertitel van het boek „Zeden m gebruiken in het katholieke ko ninkrijk aan de Noordzee" duidt er il od in welke richting Durnez het loekt. Zo schrijft hij over de lelijk heid van huizenen flatgebouwen, over de ..wonderbare wegen" in het koninkrijk, over de vreemde wijze vaarop men op straatnaamborden tn wegwijzers de tweetaligheid toe past. Er staat een amusant verhaal in over de manier waarop de ge middelde Belg een naam voor zijn villa probeert te vinden. Durnez be weert dat muzikale lieden vaak bo ven hun deur schilderen ..Do mi si la do re". Als Tante Charlotte op bezoek komt en niet onmiddellijk snapt waar dat nu op slaat, zingen zij haar voor „Domicile adoré". Aangebeden woning. „En ze lach ten zich een kriek om haar verba zing". Zo zijn er duizend en een dingen beschreven, die het leven in België zo vreemd, vermakelijk, vervelend, rustig, opwindend en gelukkig kun nen doen zijn. De tekenaar Alidor bracht in beeld hoe Durnez schreef over „allez" het meest geliefde stop woord van de Belgen in diverse be tekenissen. Het boek is uitgegeven bij Boeken gilde De Clauwaert in Kessel. „Dantons dood" werd 136 Jaar gel" den geschreven door Georg Biichner. als 21-jarige student in de medicH nen, in de dreigende schaduw van beperkende politiemaatregelen, di ieder ogenblik tot zijn arrestatie en opsluiting in 'n Duitse gevangenis konden leiden. Regisseur Jonathan Miller, die zelf een medische opleiding heeft gehad, regisseert het stuk in het New Theatre bijzonder fascinerend vol gens psvcho-analvtische opvattin- Miller ziet Dantons afkeer van bloedvergieten en zijn liefde zowel voor het leven als voor zijn vleselij ke aantrekkelijkheden, als de oorza- Door Ossia Trilling (jïtfez, ld ftiotyytj) ken van zijn oneervolle afgang en buit Biichners gebruik van seksuele beeldspraak en woordspelingen uit om deze stelling te bevestigen. Verzwakt Dit leidt echter tot een eenzijdige visie op Biichners houding tegen over de revolutie en die van Dan- ton. Want zo heeft Miller ook de tekst van het stuk verzwakt en de scènes, die met zijn interpretatie in botsing komen, bekort. De mas sa-scènes en de dialogen, .waarin het gezichtspunt van het „gepeupel" wordt weergegeven, zijn verdwenen. Alles is geconcentreerd op de psy chologische motivering ten koste van de politieke en sociale invloe den. om van de economische maar niet te spreken. „Dantons dood" wordt zo minder een tragedie over het falen van een revolutie en meer de nachtmerrie van een psychiater een wrede droom, die in het getru- ceerde toneelbeeld herinnert aan het soort stomme films, dat een halve eeuw geleden in Duitsland werd gemaakt en waarin poppen in een wassenbeeldenkabinet tot leven komen en de levenden terroriseren. Patrick Robinson ontwierp een vreemd decor waarin onthoofde lichamen van achttiende eeuwse fi guren achter een gaasgordijn op drie niveaus te zien zijn, belicht als wassenbeelden bij Madame Tussaud. Nu eens wordt het tafereel gepro jecteerd op het gordijn, dan weer zijn de figuren zichtbaar in hun kabinetjes en de vrienden van Dan- ton en Danton zelf beklimmen niet, het schavot naar de guillotine in de climax, maar nemen hun plaatsen in temidden .van de onthoofde slachtoffers van de revolutie in deze macabere schijnwereld. Dodendans „Dantons dood" wordt zo een soor dodendans, een indruk, die nog wordt versterkt door de gelige was-make up en de slonzige kleren en gepoederde pruiken van de ac teurs. Christopher Plummer leidt de dans als Danton, een zwaargebouw de acteur (filmbaron Trapp in „The Sound of Music-"!), die er veel te oud uitziet om de jonge Danton ge stalte te geven, maar zich er door zijn welbespraaktheid en humor goed door heenslaat. Ronald Pic kup vormt als St.-Just het juiste tegenwicht met zijn lugubere sar casm e en hysterische uitbarstingen, scherp contrasterend met het o een ijzeren wil steunende, morele rechtvaardigheidsgevoel van de zelf verzekerde Robespierre in de creatie van Charles Kay. Fascisme Millers produktie mag dan een mis lukking zijn. het is in ieder geval een eervolle. Buzz Goodbody's en scenering in het Place Theatre van Trevor Griffith's „Ocrupations" is vergelijkenderwijze zowel succrsrijk als eervol, ook al concentreert het drama, dat opzettelijk de politieke massa-scènes van Biichners werk ontwijkt, zich op de psychologische Een scène uit John Wells' enscenering van Biichners Dan tons dood". Van links naar rechts: Alan Dudley, Ronald Pickup, Cristopher Plummer, Pe ter Rocca, Michael Edgar en Lio nel Guyett. betrekkingen tussen de personages. „Occupations" is gesitueerd in de revolutionaire atmosfeer van het Italië na de eerste wereldoorlog, en laat zien hoe de leider van de so cialistische partij Gramsci de sta kingen in de industriële gebieden aanwakkerde, in het bijzonder in Turijn, waardoor de arbeiders in de gelegenheid werden gesteld de fa brieken te bezetten. Hij ligt over hoop met Kabak, de afgevaardigde van de Komintern, die voor een complete opstand is. Maar evenals Frankrijk in de negentiende eeuw zag Italië in de twintigste de ne derlaag van het socialisme en de overwinning van het fascisme. Het uitgangspunt van Griffiths heeft niet het nihilistische pessimis me van Biichner, ofschoon de op voering een bepaald defaitistisch aspect accentueert: in het slotbe drijf verdrinken de stemmen van de acteurs in het Hitleriaans lawaai van stampende laarzen en militaire marsen. Ook toont hij, hoe de Sow- jetrussische-agent er voor zorgt dat zijn land tot overeenstemming komt met het Italiaanse grootkapitaal en daarmee de nederlaag van Italië's arbeidersbeweging in de jaren twin tig bezegelt. Gramsci's politieke re devoeringen, gericht tot een on zichtbare menigte, doen denken aan i de betogen van Biichners helden in de Nationale Conventie. Een veelbe lovend werk van een getalenteerde Jonge toneelschrijver. VANDAAG worden in deze rubriek enkele platen en albums besproken, die beter niet hadden kunnen ver schijnen. Daar is dan allereerst het zo aantrekkelijk verzorgde Philips- album met drie boeken madrigalen van Monteverdi. Vijf LP's in casset te, die tot en met februari 1972 voor f 80 worden aangeboden, daar na voor f 122.50. Klinkende namen als Sheila Armstrong, Heather Har per, Helen Watts, Luigi Alva, Ry- land Davies, Robert Tear, Stafford Dean, leden van de Glyndebourne Opera Chorus, de Ambrosian Sin gers en dirigent Raymond Leppard wekken hoge verwachtingen. Wie uitsluitend de solisten en koren mooi wil horen algen en het Engels Kamerorkest vakkundig wil horen begeleiden zal zeker genoegen aan dit album (6799006) kunnen bele ven; hij moet dan echter niet me nen dat hij luistert naar Montever- di-madrigalen. Sinds eeuwen zucht Engeland onder een Handel-cultus, waarvan zich tegenwoordig slechts enkele gezelschappen hebben weten los te maken, zoals het Dell er Con sort en de Accademia Monteverdia na. Vanuit dit gezichtspunt is het begrijpelijk, dat deze madrigalen meer aan Handel dan aan Monte verdi doen denken in de verklan king van de Engelsen; daar staat tegenover, dat Raymond Leppard in vele opnamen heeft bewezen dat hij uitstekende interpretaties kan geven van niet-Engelse muziek. Het is dus zeer Jammer, dat deze eerste inte grale opname van de boeken 8. 9 en 10 zulk een aanvechtbare uitvoering GEORGES SIMENON Toen ik oud was (vertaling) Uitg. A. W. Bruna en Zoon. Utrecht. Georges Simenon, de Frans- belgische auteur van ruim hon derdtachtig romans, laat zich van tijd tot tijd over zichzelf uit. Hij heeft dit gedaan in „Je me souviens", vervolgens in „Pedigree" en nu in „Quand j'étais vieux" „Toen ik oud was". Voorts ook wel in zijn kleine beschouwing „Le roman de Phomme". Het verdere werk van Simenon kan men verdelen in twee groepende 'romans policiers met Maigret als hoofdfiguur en zijn gewone, echte, psychologi sche (betiteling ter keuze) ro mans. Merkwaardig is dat een groot deel van het lezende pu bliek in Nederland van het be staan van deze als tweede ge noemde groep niet of nauwe lijks afweet. En toch ligt in dit werk de voornaamste waarde van deze unieke auteur die het schrijven niet laten kan zoals een vogel het vliegen niet. Simenon heeft het ontstaan van „Je me souviens" verklaard uit het feit dat hij, toen hij door een domme medicus ten dode opgeschreven was, ver klaard dat was n.b. in 1942 en hij is nóg springlevend zijn toenmaals anderhalf-Jarige zoon iets wilde nalaten waaruit deze zijn vader kon leren ken nen. Wat betreft de reden van het ontstaan van dit dagboek achtige geschrift, doet hij de volgende treffende uitspraak: „In alle oprechtheid, ik voelde een bijna fysieke behoefte om aan mijn bureau te gaan zit ten, zonder angst, zonder zorg te moeten scheppen, een werk te 'moeten maken, personen tot leven te wekken. Maar toch schrijven". Je zou dus kunnen zeggen dait hij zuiver voor zijn plezier met schrijven bezig wil de zijn. Als het waar is dat de schrij ver, in dit geval de roman schrijver, altijd weer tracht fa cetten en aspecten van zichzelf op papier te krijgen, altijd weer bezig is een andere moge lijkheid uit dat ene zelf te ha len, dan hebben we met „Toen ik oud was" wel de bron van al Simenons gestalten in han den. Let wel, ik zeg de bron de burger. Zoals een recht geaarde burger, bewondert hij zijn vrouw omdat ze zijn vrouw is en zijn kinderen om dat het zijn kinderen zijn. Hij spreekt voortdurend over hen, maar in wezen hoor Je niet veel over hen. Zoals de gemid delde burger is Simenon so ciaal en politiek niet geënga geerd. Hij houdt zich wel op de hoogte van feiten en ge beurtenissen, werkelijk betrok ken is hij niet. Hij heeft (ik moet zeggen „had"; hij schreef dit omstreeks 1961) het land aan De Gaulle. Een filosoof is Simenon ook niet. Als hij zich beschouwend uitlaat, blijkt hij van zijn vele gestalten, niet de bron van die fenomenale geva rieerdheid. Ik mag niet zeggen dat ik Simenons hele werk ge lezen heb, maar een flink aan tal van zijn romans toch wel en dat met geboeidheid en be wondering. Zoals Je de karak ters van Simenon alle kunt onderbrengen onder de titel „burger", zo blijkt het ware wezen van Simenon ook de burger te zijn. Niet de burger van een bepaalde klasse. Hij is het prototype van de gedegen burger in iedere klasse. Je zou kunnen zeggen de normale burger als hij niet ook schrij ver was. Zijn moraal is die van de fatsoenlijke burger, zijn be langstelling die van de ontwik kelde burger. Zijn hart is bij vrouw en kinderen met een enkele maal het slippertje van weer de ontwikkelde en op een bepaald terrein (criminalogie, psychiatrie, amusant is de be schrijving van zijn worsteling, om door het „Journal des Gon- courts" heen te komen) belezen burger zonder oorspronkelijke gedachten of conclusies. Simenon is ook een commer ciële burger. Naast het sanc tuarium waar de bron de creativiteit wordt aangeboord, zijn werkkamer, wordt een groot deel van zijn huis in be slag genomen door de „firma Simenon". Hij heeft nl. alle rechten op zijn werk en de fi nanciële resultaten daarvan ln eigen hand gehouden. Of beter, in de hand van zijn vrouw, die aan deze bezigheden een volle dagtaak schijnt te hebben. En van tijd tot tijd tikt ze ook nog een manuscript uit. Het personeel is dus heel uitge breid. Je leest over de secreta resses van zijn vrouw, over ka mermeisjes, kindermeisjes, huisknechts. Deze schrijver moet wel puissant rijk zijn; de aankoop van een Rolls Royce wordt terloops vermeld. Dat hij evenwel de tijd waarin hij arm was, niet is vergeten, blijkt zo wel uit zijn romans als uit dit geschrift. Daarom zou Je Sime non een volledige burger kun nen noemen; in maatschappe lijk verband zowel als daarbui ten. Dit is zijn wezenlijke aard en hij weet het zelf het best. Met deze idee nu is wel de herkomst van Simenons mate rie verklaard, maar stellig niet het wonder van zijn talent en vruchtbaarheiddat hij in staat is tot die eindeloze af splitsingen van altijd weer bur- jers in ontelbare probleemsi tuaties. Probleemsituaties in bet heden, die zich gewoonlijk als olie verspreiden over verle den en toekomst van een klei ne groep burgers. Het zijn ro mans die buiten iedere stro ming staan en ze zijn altijd weer geschreven vanuit het be sef van de onverwachte tragiek van dat burgerleven dat, on danks rampen en welvaartsca tastrofen, in wezen toch zo weinig verandert. Dat door zal ;aan tot de dood erop volgt, >m zo te zeggen. Realistisch, zeer zeker, maar ln ie letterlijke zin van het woord; zich bezighoudend met een realiteit, zijn eigen reali teit. Tenzij de weifeling blijft natuurlijk na het lezen van „Toen ik oud werd", dat Sime non hier de Simenon gegeven heeft, die hij zelf zijn wil. Dirigent Colin Davis schijnt zeer verknocht te zijn aan sopraan Jose phine Veasey en bariton John Shir- ley-Quirk. Ook in de opname van Pucells Dido and Aeneas zijn zij vertegenwoordigd, en wel in de ti telrollen. Ook hier heeft Philips (6500131. f 24.50) gezorgd voor een fraaie hoes met een minder fraaie Inhoud De vertolking is nogal vrij blijvend geworden en dientengevolge zeker na enige malen beluisteren stomvervelend. Positieve bij dra een worden geleverd door The Aca demy of St.-Martin-in-the-Fields en het John Alldis Choir. Een vol maakte misgreep is echter de solis tische bezetting, in de eerste plaats de overromantische Dido en de Me- thusalem-achtige Aeneas, maar ook Helen Donath die in technisch op zicht haar rol van Belinda niet aankan, en Elizabeth Bainbridge die als machtige tovenares nogal gefrus treerd lijkt. De bestaande Archiv- opname is beter wat solisten be treft, maar het koor is niet zo per fect en de directie is aan de trage kant; interessant zijn daar de vol tooiingen van de gedeeltelijk ge componeerde stukken. Kortom, de Puree li-liefhebber heeft nog steeds niet de beschikking over een bevre- i digende verklanking van Dido and Aeneas. Eveneens een slaapverwek kend album is Archiv 2708021 (f49), j dat een minder bekend oratorium van Emanuel Bach behelst, nl. Die Israëliten in der Wüste (Wq 238). Onder de mij onbekende dirigent Mathieu Lange is het een armzalig provinciaal gedoe geworden. Het koor van de Berliner Singakademie is middelmatig en het ontstellend zwaar bezette Radio-Symphonie-Or- chester Berlin werkt zich bezadigd en ongeïnteresseerd door de taaie materie. De sopranen Sylvia Geszty en Catherine Gayer stellen alles in het werk om het geheel aanvaard baar te maken, maar zelfs zij kun nen de rest van deze ingezakte pudding niet doen vergeten. Ernst Haefliger teert hulpeloos op zijn vergane roem en Hermann Prey kan zijn operette-af komst niet ver loochenen. De études op. 10 en 25 van Chopin zijn in de eminente vertolking van Vladimir Ashkenazy bijeengebracht op Melodia 390037 (f10.). Het grote bezwaar van deze plaat is zeker niet de interpretatie, die reeds be kend is van andere platen, maar de beroerde geluidskwaliteit. Jammer, Jammer, driewerf Jammer. De grammofoonplaat dreigt te dege nereren tot een artikel dat men bij de kruidenier even gemakkelijk koopt als een kilo suiker. Vaak zijn ze omhuld door een plastic hoesje, dat de klant verzekert van een fa- briekverse plaat. In de supermarkt is het niet mogelijk de platen te beluisteren, de koop is dan geheel voor eigen risico. Wie echter zijn collectie wenst aan te vullen via de platenhandelaar heeft het volste recht op een luisterproefwanneer de verkoper weigert het garantieze gel te verbreken, kunt u rustig de winkel verlaten en een betere zaak opzoeken. Laat u nooit wijsmaken, dat een plaat bij u thuis beter zal klinken dan in de winkel, want rui len is in de meeste gevallen niet mogelijk. Controleer tenslotte zelf elke plaat op beschadigingen. Mis schien lijken deze raadgevingen overbodig, maar ook bij produkten van gerenommeerde merken schuilt er kaf onder het koren. R. G. HARMS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 13