Nieuwe toneelsensatie in Duitsland van Peter Weiss Spreek met Man Ray (81) niet over 'moderne' lunst; zij was er in 1912 ook al! FARO: ONVERGETELIJK AMUSANT Duits( dichter Hoelderlin (1770-1843) voor het narxistische karretje gespannen LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK ZATERDAG 16 QjOBER 1971 LEIDSCH DAGBLAD BClN (GPD) Peter Weiss heeft bij het begin van het ijuwe toneelseizoen voor opschudding gezorgd in de Boncepubliek. Hij heeft de dichter Friedrich Hölderlin, die 13 jaar geleden overleed en al wat in de vergeethoek raak) gekozen als onderwerp voor een drama. Dat Weiss de nn, die als een Duits-nationale romanticus te boek ston ten tonele voert als revolutionair en onbewuste marist, wordt links als een knappe vondst bewonderd, recb als geschbdsvervalsing gekraakt. Hestuk ls voorbecemd als hoofd- numfir van het seizoen. Vijftien tonegezelschappe' hebben het op humrogramma, alle grote Duit- ee tïaters wordthet opgevoerd. De preiières in guttgart en Bazel, baden een echousiast publiek. 3e Duitse tb*ter heeft eindelijk wee een tragis*e held", schreef een criftus in Baz' ïu zou "Hclerlin" alleen al door lij: figuren 'gefundenes Pressen", ror een Du> publiek kunnen zijn. IX dichter wordt omringd door potheden 'ls Hegel, Schiller en (bethe. IniJn laatste uren komt idfs de j(=e Kar* Marx nog even om de hoek kijken. Hölderlin staat op het toneel als een boeiende ver schijning in de onzekere jaren na de Franse revolutie. Het is dezelfde periode, waarin „Marat" speelde, het spektakel waarmee Weiss in 1964 succes boekte. Er is echter ook een zekere overeen komst met de keuze van het vorige jaar, toen de Zweeds-Duitse auteur "Trotzky in ballingschap" publiceer de en probeerde een naar zijn oor deel te kort gedane revolutionair tot zijn recht te laten komen. Diezelfde bedoeling moet bij Hölderlin een rol hebben gespeeld. Drie jaar geleden heeft de Franse germanist Pierre Bertaux de Duitse Hölderlinvereniging verrast met het betoog, dat het gangbare beeld van de dichter niet correct was. Hij miste de kleur rood. Hölderlin zou namelijk zijn leven lang een Jaco- bijn zijn geweest. Als een revolu tionair hadden zijn vereerders de dro mer over het Griekse verleden en dichter van gloedvolle Duitse verzen nooit gezien en de visie van de Fransman liet dan ook geen diepe indruk na. Projectie Peter Weiss heeft nu echter de op vatting van Bertaux als een histori sche waarheid overgenomen. Al in de proloog verruimt hij overigens het kader: „Wir haben die Gestalt des Hölderlin so angelegt dass er sich drinn befindet und bewegt als spiegle er nicht nur vergangne Tage sonders als ob die gleichen Auf- gaben er vor sich habe wie siech manchen von den heutigen Stellen welche nach lösung öuchend drann zerschellen". Kortom: Weiss projecteert de hui dige situatie in het verleden. Hölder lin, als student in Tiibingen, is om ringd door studiegenoten Hegel en Schelling, van wie de eerste zich (teleurstellend) ontwikkeld tot "de gestalte van een sociaaldemocraat" en de ander van een "eeuwige libe raal". Hölderlin is in dat gezel- sihap de man, die zijn weg niet kan voltooien, maar tot het einde een re volutionair blijft en zijn principes niet prijsgeeft. Nou staat vast dat Hölderlin als 'n krankzinnige is gestorven in een Tübinger toren, waar hij was opge borgen. Weiss wil daar echter niets van horen. De held belandt in die to ren, omdat dit de laatste plaats is waar hij met zijn idealen weg kan kruipen. Kort voor zijn dood ver schijnt daar als een reddende en gel bijna de Jonge Karl Marx. Marx geeft Hölderlin hoop en het gevoel ontstaat dat deze zich met zijn politieke ideeën niet in die toren zou hebben verstopt als hij eerder had geweten wat het Marxisme te bieden heeft. Dat maakt de Marxist Weiss duidelijk. In een interview met het weekblad Der Spiegel noemde hij als hoofdthema van het stuk: "Hoe gedraagt een mens, die zeer sterk deelneemt aan zijn eigen tijd, ziCh tegenover de maatschappelijke veranderingen? Hoe komt hij uit de problemen; lost hij ze op of gaat hij eraan kapot?" Niet spectaculair De geschiedenis heeft tot dusver geleerd dat ètls Hölderlin met po litieke problemen tobde het laat ste het geval moet zijn geweest. Weiss is het daar echter volstrekt niet mee eens en vergelijkt (in het Spiegel-interview) zijn held met mensen die nu bij hun principes blij ven zonder hun doel te kunnen berei ken Sartre, Garaudy, Goldstiicker. Dat hij zich voor dat doel bedient van een figuur uit de vaderlandse gschiedenis, ook al is het niet de al lerduidelijkste, gaat verschillende Duitse critici te ver. Marx, die nooit een pijp heeft gerookt stapt pijprokend binnen bij Hölderlin, die hem nooit heeft ontmoet, en ontpopt zich bovendien als een bewonderaar van diens werk. Een commentator van Die Welt ls zelfs bereid om, in een veroordeling van Weiss' werkwijze, Hölderlin te laten vallen. Hij schrijft: „Zeer waarschijnlijk is dat in de jaren der tig van de negentiende eeuw, toen Marx zich op geestelijk gebied be gon te uiten, Hölderlin al zo grondig vergeten was. dat zelfs zijn naam Marx nooit heeft bereikt" Voor de revaluatie van Hölderlin zorgt nu de Marxist Weiss. Een boeiend leesstuk is zijn drama aller minst. Spectaculair is het ook niet. Het in-elkaar-passen van heden en i verleden is zo vanzelfsprekend, dat het zelfs overdreven zou zijn van een verrassend drama te spreken. En Johann Christian Friedrich Hölderin leefde van 29 novem ber 1770 tot 7 juni 1843. Na een tijdlang theologische studies te hebben gevolgd (overigens tegen zijn wil) werd hij huis onderwijzer bij diverse families. Hij was een fijngevoelig mens, begaafd dichter, maar zeer onevenwichtig. Hij zag zijn idealen kapot geslagen op de werkelijkheid van alle dag; zijn leven lang leefde hij onder hoogspanning. In een boekje over deze dich ter dat in 1943 bij de Wereld bibliotheek als premie werd uitgegeven schreef Roel Houwink, over Hölderin spre kend „als de heraut van een nieuw leven". Daarnaast is hij ook de boetge zant, die zijn vlijmende ban vloek uitspreekt over een wereld, die in weelde en tuchteloosheid in farizeïsme en zelfzucht haar. ondergang blin delings tege moet is gesneld. En als zodanig is hij niet min der actueel". Dat werd geschreven in 1943 over een man dte honderd jaar daarvoor was gestorven! De geschiedenis herhaalt zich! Om Hölderin bij het marxisme onder te brengen, zoals Weiss dat doet. lijkt ons wel erg vergaand. Hij mag dan in onvrede met het bestaande hébben geleefd, de methodiek van het marxisme zal hem vreemd gebleven zijn. Daarvoor bezat hij een te wankele geest. De grootste teleurstelling werd zijn deel toen zijn liefde voor de vrouw van een Frankfurts bankier (Charlotte von Kalb), bij welke familie hij in dienst was, een hopeloos geval werd. Hij ging zwerven: naar Zwitserland en zelfs naar het verre Bordeaux. Als een stuurloos schip dreef hij rond. De waanzin nabij keerde hij in 1802 terug naar zijn vaderland: in lompen gehuld. Niettemin is wat Hölderlin schreef bijzonder waardevol. Hij wist zijn eigen leed op te heffen tot het leed der wereld; een ziel brandend van verlangen, aan de andere kant zo moede loos. Maar zo schreef hij ook: „Eens heb ik het gezien, het onvergelijkelijke, dat mijn ziel zocht, en de voleinding, die ivij naar verten achter de sterren hebben gebannen, die wij verschuiven tot het einde van de tijd, maar ik heb haar te genwoordigheid gevoeld. Het was er, het hoogste, in deze natuurlijke kringloop van mens en ding ivas het er!" Op 7 juni 1843 ontfermde de dood zich over een leven dat zoveel stormen over zich heen zag gaan. deL. in wezen is het ook wat gemakkelijk i discussie ontlokt, die dit stuk nu om een vage dichter uit het verle- eenmaal voorbestand als klapstuk den voor het Marxistische karretje van het seizoen best kan gebrul- te spannen. Daarmee is echter een ken. inpakken van een beeld, het j brengen van koorden en deur- I ippen op een paneel, dat zijn ar- fleke bezigheden die ons als zo- flig niet meer kunnen verwonde- Het resultaat kan nog opmer kelijk zijn, soms. Nog vandaag zijn er jonge kunstenaars die opzien ba ren met verrichtingen, die de Ame rikaan Man Ray al achter de rug had toen hij een halve eeuw gele den naar Parijs vertrok. Het Mu seum Boymans-Van Beuningen heeft tot 8 november een expositie, welke een overzicht geeft van het werk van deze nu 81-jarige. Man Ray begon in New York als sohilder en reclame-ontwerper. Hij was vooral dat laatste, een ontwer per, een ideeënman met een onbe- vangen kijk op de dingen. Zo wendde hij zich ook tot de fotogra- fie en maakte fotogrammen - het I gevoelige materiaal bewerkende zon der camera. „Rayographie" noemde hij dat. Van veel belang was voor Man Ray in zijn Jonge Jaren de ontmoeting met de Franse sohilder Marcel Du- ohamp, die de eerste wereldoorlog ontliep door naar New York te ver- huizen. Ook kubistisch werk dat in 1913 in New York werd geëxposeerd, maakte indruk op Man Ray. Met de Boardwalk heet dit paneel, dat het embleem was van Dada New York. Het schaakbord motief slaat op de schaakwoede, die Man Ray deelde met Duchamp. (Foto hieronder) steeds ambulante Parijzenaar Fran cis Picabia vormden Duchamp en Man Ray de kern van de New Yorkse Dada-groep, £ij vertegen woordigden een anti-kunst, waar mee zij de kunst afwezen van een samenleving die tot de verschrik kingen van een oorlog kon leiden. Man Ray vond de werkelijkheid ab surder dan welke absurde kunst ook, die maar te verzinnen was. En de rijke collectionneui- Walter Arensberg kocht de anti-kunst van Dada. Op later leeftijd toonde Man Ray zich wel trots op zijn historische aandeel in de Dada-beweging. „Ik maakte Dada toen ik een baby was en er van mijn moeder klappen voor kreeg. Nu beweert iedereen, de schepper van Dada te zijn." „Ik zou kunnen beweren in New York de schepper van Dada te zijn geweest, in 1912, vóór Dada" schreef hij in 1958. Met een deel van zijn werk kan men hem ook tot het Surrea lisme rekenen. Hij is tevens filmer. Wat die veelzijdigheid betreft is hij de voorganger van verscheidene jongeren van thans. Duchamp is onder meer de „vader" van de „ready mades": gewone ge bruiksvoorwerpen die, onttrokken aan hun bestemming, op de manier van kunstwerken worden geëxpo seerd. De Jonge Man Ray maakte houten beelden die op bestaande voorwerpen leken. Hij kon niet wer ken op het formaat van Oldenburgs troffel voor „Sonsbeek buiten de perken" maar de idee was overeen komstig. Voorts maakte hij schilde ringen door ten dele met sjablones of voorwerpen bedekt papier te be spuiten met verf. Met zijn vrienden gaf hij net blad „Ring Wrong" uit, waarvan één nummer is ver sohenen. In Parijs werd hij vooral vermaard als fotograaf. Zijn film „l'Etoile de Mer" wordt ter gele genheid van de tentoonstelling ge draaid. Tegenwoordig worden objec ten, die hij vroeger maakte en niet kon verkopen, naar oude foto's op nieuw en in oplagen vervaardigd voor de handel. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog keerde Man Ray naar New York terug, maar sedert 1952 "De onbegrepene", schilderij uit 1938 van Man Ray, die tot 7 is hij weer in Frankrijk. november exposeert in het Museum Boymans-Van Beuningen. Ld r"S' ISAAC FARO. De Vrouwenclub. averij: Arbeiderspers, Amstea-- Isaac Faro is een van die wat ^ftaizinnige auteurs waar Je niets hoort of ziet behalve hun pu- vjjiflcaties. Wellicht is dat ook wel de Ei Juiste houding in een kleine ire wereld als de onze. Onge- 1 door afleidende geruchten kun ]e bepalen tot wat hij geschre- d heeft. Sedert zit"1 „Heksen hui lde:* Die dat als ik mij niet vergis Id eerste boek was, heeft deze 'kur mij althans regelmatig *akt met weer een van zijn hu- ayhstische soms satirische fanta Ik nerinner even aan De Rok- Djagers, (nspio-Lisa, Damesverha al -fifaroij behalve de reeds tol "etude eigenschappen ook de 'frappeert. Zo is b.v. Inspio-Li- sa een soort spionnageverhaal en De knagende Worm een historisch ver haal over dijkenbouwers. Maar nu deze Vrouwenclub. Ge zien de titel zou Je denken wel di rect kennis te maken met een femi nistisch gezelsohap, maar dat is niet zo. Wie bekend is met de methode van deze uitzonderlijke verteller weet dat hij de basis van zijn verhaal kan omkrinkelen en omkronkelen met de meest bizarre tirelantijnen. Tire- lantijnen die wel degelijk hun functie hebben, want hoe ingewik keld ook, de draad raakt hij nooit kwijt. En zo is het ook in dit boek. Zonder de in- en uitwendige lotge vallen van de verteller, die Bart Baarlander heet, zou die hele merk waardige vrouwenclub niet eens kun nen bestaan. Baarlander vertelt de zaken zoals ze in zijn hoofd opkomen. Soms spreekt hij over het heden, maar dikwijls het eind van het boek ook duidelijk ook over net verleden zodat de tijd eigenlijk weinig invloed heeft op de gang van zaken. Je zou van een in wendige monoloog kunnen spreken, spreken, maar dat ls het toch ook weer niet, want soms gaat de vertel ler heel bewust over tot een soort „ooggetuigeverslag van zijn doen en laten" en hij zegt dat deze manier van doen een obsessie van hem is. Faro gebruikt nog een manier om te zeggen wat hij te zeggen heeft. Zijn Bart Baarlander is wat de ero tiek betreft een dagdromer. HIJ ziet vrouwen, hij wil ook wat maar om de een of andere reden komt het er niet van. Zijn relaties tot vrouwen bouwt hij in zijn gedaohtenwereld op tot een soort code van „Als ik maar had doorgezet" of „als er nou niet dat of dat gebeurd was". In wezen is het zo dat de vrouwen in kwestie er meestal niet over piekeren zoals zijn vriend vijand, de kunsthistori cus Alexander Ouderling, hem tegen aan het verstand brengt. Frustratie is dus in wezen de oorzaak van Barts meeste handelingen. Vervolgens is er ook nog een por tie dagelijksheid. Baarlander is ma kelaar in huizen samen met zijn er op los trekkende compagnon Hamel. Getrouwd was hij ook, maar al aan het begin van het verhaal horen we dat zijn vrouw, de kouwelijke Maria met hun drie dochters bij hem is weggelopen omdat hij gepro beerd heeft een vriendinnetje van deze dochters in de sneeuw te ver leiden. Tenminste, dat is de lezing, van het geval gegeven door de moe der van 't meisje die weer een vrien din is van de kouwelijke. Barts le zing is veel onschuldiger, maar aan gezien Je bij Bart nooit weet wat waarheid en wat bedenksel is, moe ten we de reden tot die scheiding maar aanvaarden en wachten op een veel ontlhutsender verklaring. Eigenlijk had Bart graag 'n schrij ver willen zijn. Maar zijn pogingen bij uitgevers en tijdschriften met zijn op een nachtmerrie gebaseerde verhalen Bloed I, Bloed II en Bloed UI lopen op niets uit. Nog een oor zaak van frustratie en van ressen timent tegenover Alexander Ouder ling, die zozeer geslaagd is en over wiens werk Bart zich altijd gering schattend uitlaat. Als de vrouwenclub op de proppen komt, komt de zotheid en de kolder pas goed op gang. Bart, van vrouw en kinderen verlaten, logeert in de flat van het echtpaar Ouderling, dat naar de VS is. Op een nacht sluipen twee vrouwspersoontJe6, den kend dat hij niet thuis is, binnen en gaan op zoek naar het manuscript en een doos met geluidsbanden die Bart de volgende dag naar de uit gever Rekers moet brengen. Zij vin den niet wat ze zoeken en Bart, ge waarschuwd door wat hij heeft afge- luisters, speelt de uitgever dummies in handen. En maar goed ook, want de vrouwenclub ligt op de loer. Ge dreven door nieuwsgierigheid laat hij de geluidband aflopen en komt zo doende achter een wijdverbreid complot door vrouwen gesmeed, om alleen nog vrouwen ter wereld te brengen. Zijn kouwelijke Maria blijkt de leiding te hebben. Met veel raffinement is door de onthullende tekst nog een andere gemengd; dit van de met handen en voeten wer kende kunstsohilder Langooms. die slachtoffer is geworden van de vrou wenclub. En, onuitputtelijk als Fa ro's fantasie is, bhjkt vervolgens dat achter de club van geëmancipeerd# vrouwen toch weer mannen zitten, die hen beperkt hun gang laten gaan met hun zaad bank en hun „kunst- vedel" met een doel dat regelrecht, herinnert aan Aldous Huxley'd Bra ve New World. Gezien deze gegevens ls het wel duidelijk dat de satirische toespelin gen niet van de lucht zijn bij Faro; op de sex, op de Dolle Mina-gedach te, op de moderne schilderkunst. En het wonderlijkste is nog dat Je. ver diept in al deze kolder, toch het ge voel krijgt in een werkelijkheid op bteoek Se zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 15