toverlantaarn doet de romantiek herleven Informatie schept kans voor welvaart FEEST DER HERKENNING' DAGBLAD AFSTEMMEN OP EIGEN STAD EN STREEK bNDERDAG 7 OKTOBER 197! &EIDSCH DAGBLAD „De kloof tussen rijk en arm is in wezen de kloof tus sen de mens die wèl geinformeerd is en de mens, die dat niét is. In de ontwikkelingslanden heb je daar veel duide lijker mee te maken dan hier. Wie over informaties be schikt krijgt ook kansen om over welvaart te beschikken Gesprek met Theodorus Henricus Oltheten, hoofddirecteur van de Staatsdrukkerij en -uitgeverij. On langs was het 25 jaar geleden dat hij als adjunct in de diréctie was ge vraagd. Een Jubileum, waarbij hij wel wat wilde vertellen. Niet van vroeger maar van nu. Daar kun Je bij Oltheten alle kanten mee op. Zijn veelzijdigheid is zó griezelig groot, dat Je hem maar het beste zelf kan laten kiezen. Zoals een Jarige voor ijstaart, kiest hij voor ontwikkelings hulp. Hij zit daar midden in. Als inter nationaal voorzitter van het Interna tional Press Development Committee, een commissie van de Internationale Federatie van Dagbladuitgevers, houdt hij zich bezig met de ontwik keling van de pers in de ontwikke lingslanden. Een groot stuk praktijk daarvan ligt in Indonesië. Hij is gedelegeerde van de minister voor ontwikkelingshulp bij het samenwerkingsproject, waar in Nederland en Indonesië samen werken aan de ontwikkeling van de massacommunicatie in dat laatste land. Pusat Grafika Deze „Pusat Grafika Indonesia" beschikt in Djakarta over een zich nog steeds uitbreidend gebouwencom plex, waarin opleiding wordt gegeven in alle grafische technieken. Het heeft een herstelplaats voor machi nerieën en een chemlsch-fysisch la boratorium en is daarmee het be langrijkste proefstation in zuid oost Azie. Vijf Indonesische academici zijn in Nederland opgeleid om basis te geven aan de inrichting van vijf uni versitaire persen. Zij worden zo di recteuren van wetenschappelijke uit geverijen. En dan is er zeer belangrijk een mobiele drukkerij, een laborato rium op wieltjes, die op onderzoek gaat naar de communicatiemogelijk heden op het platteland, waar heel magere of helemaal geen informatie aan de bevolking wordt verschaft. „Dat is het: Je komt in de grootste moeilijkheden als je de mensen wèl leert lezen, maar hen daarna niks te lezen geeft", zegt Theodorus Olthe ten. „Een algemeen verschijnsel in de ontwikkelingslanden is dat er geen aandacht wordt gegeven aan de „fol low up", in dit geval de informatie verschaffing. Informatie over het ge beuren ver-af en dichtbij". „Want het is natuurlijk belang rijk te weten wat er in Vietnam ge beurt. Maar belangrijker is voor de mens te weten wat er direct om hem heen gebeurt". Eigen zaken Eén van de stellingen, die Olthe ten huldigt ten aanzien van een dagblad: „Het referentiekader van een krant is de stad". Dat bedoelt hij zó: iedereen kan de bestuurpro- blemen het best afmeten aan de pro blemen van zijn eigen gemeenteraad. Daar gaat het om je eigen zaken: jouw straatverlichting, Jouw onder wijs, Jouw waterleiding en Jouw vuil- nisdienst. Of anders: „Je kan de functie van de politie het best afme ten als Je zelf in het verkeer in die auto of op die brommer zit". Die educatieve functie van de in formatie geeft in de eerste plaats het dagblad en het weekblad. Maar ook het schoolboek en de belletrie, het pamflet en het tijdschrift. „Zij brengen alle menselijke ge dachten, ervaringen, gevoelens, de cultuur op grondslag waarvan we ons hebben kunnen ontwikkelen". Het op gang brengen van die in formatie in de ontwikkelingslanden, van de „kennisindustrie", ziet de di recteur van de Staatsdrukkerij in zijn nevenfunctie als evenwaardige AMSTERDAM (GPD) Misschien .mogen we in deze tijd n t.v.-satellieten, flonkerend aan het uitspansel, en straal- riders, relayerend op de aardbodem, nog eens de terugkeer rwachten van de toverlantaarn. Aan Gerard van de Akker, voorzitter en één van de twee den van het genootschap Laterna Magica, zal dat niet liggen. zijn Amsterdamse bovenkamer broedt deze weelderig be narde grafisch tekenaar (42) al enkele jaren op de plannen, tot de „promotion" van de statische prent moeten bijdragen. -A/-I1 paar uurtjes praten met Ge in den Akker loop t al gauw ^7,1 op een aanstekelijke demonstra- an alles wat er in zijn huiska- staat opgeslagen aan rijk geva- ;rde lantaarns, authentieke bewe- s-mechanieken, chromatropen door Van de Akker geestdriftig anteerde schuifjes, die een kleu- •mozaïek in beweging doen tre- handgeschilderde lantaarnpla- al van andere magische en 'kwaardige zaken, zoals de alt mtasmagorie aangeduide plaatjes f de gigantische handbediende pnprojector, afkomstig uit het ankzinnigengesticht te Medemblik. ui de Akker is in stille verrukking P machte een schuifje zodanig te [wegen, dat de pupillen van een [projecteerde clown onverhoeds be- pnen te draaien. „In de zaal [aak ik mijn prevelement je en in- pns laat ik die pupillen bewegen, let publiek weet niet wat het over- pmen, het staat versteld", zo licht ran de Akker de wonderbaarlijke Jerking van het mechaniek toe. fok de bezoeker staat verstomd. Pan gaan we nog even door", be fast Van de Akker. faj toont een landschap, waarin jpnieuw geheel plotseling de wieken fan een molen gaan ronddraaien, peze merkwaardige plaat vertoon ft altijd met onvoorstelbaar veel jucces voor de kinderen", aldus Van [e Akker „Ik zeg dan: Hooggeëerd publiek, u zult thans zien, dat de wonderlijke molen van mijn groot- fader kan bewegen. Tegelijkertijd faat ik ze dan blazen. Dat geeft ferrassend effect. Dat had natuur- |ljk niemand verwacht". Winterweer Oeran ■d van de Akker laat tere apparatuur nu even in de steek desgevraagd wat nadere infor maties te verschaffen. „Het geheim de toverlantaarn" zegt hij, „dat heeft altijd vooral met winter- te maken als het kacheltje snort en jong en oud om dat reemde toestel met de zwarte doek zit geschaard. Ik treed een keer in de week op. Het succes bij ouderen, die iets uit hun jeugd terugzien, ar vooral bij de kinderen is bij- ongehoord groot. Ik heb het wel s gevraagd. Dan hoor je altijd gen: de televisie gaat zo snel, vooral voor de kleintjes is het niet te volgen. Ik krijg wel eens compli mentjes van onderwijzers die zeg gen dat de kinderen eindelijk eens alles konden aftasten. De rust, die de toverlantaarn uitgaat, dat is het geheim van mijn succes". Gerard van de Akker, die zich ook op het officiële briefpapier explica teur van de Laterna Magica noemt, met zijn werk tot nieuwe glorie a de toverlantaarn begonnen, na- t zeven jaar geleden zijn doch tertje werd geboren. ,Ik dacht toen: we leven in zo'n harde, rumoerige tijd, de kinderen worden met zoveel om hun oren ge slegen, er moet toch 'n rustpunt voor mijn kind mogelijk zijn, van een collega, kreeg ik toen een oude to verlantaarn met glasplaten. Ik werd gegrepen door het schouwspel, dat ik later ook voorstellingen ben gaan geven. Eén ding is me toen al gauw duidelijk geworden: de men sen willen graag in de romantiek leven, de tijd van grootmoeder met de dampende chocoladeketel". Van de Akkers repertoire bevat o.m. „Verslag eens brands", „Met oom op safari", Een reis door „geheimzinnig Afrika en mysterieus India", „De leerzame vertellingen van dr. Hein- rich Hoffmann uit het Jaar 1846" en een aantal sprookjes, moralitei ten en gruwelverhalen. Eens populair Ook in Nederland heeft de lantaarn populaire tijden g Voor de komst van Van de Akker is het echter lange tijd stil geweest. Bij navorsing van de historie is hem gebleken, dat in 1908 de laat ste rondtrekkende lantaarnist in Nederland is gesignaleerd. Het pro gramma vermeldde succesnummers als „Het uitgaan der monniken met hunne honden tot het opsporen van verdwaalde reizigers", ..Robert de brandweerman", „Het leven in de achterbuurten van Londen". „De gevaren op zee" en „De wraak van een aap". Als belangrijk moment voor de her opstanding van de toverlantaarn moet vooral de ontmoeting geken schetst worden, die plaatsvond tus- Van de Akker en Peter Bonnet de 73-jarige in Sloten wonende ge pensioneerde directeur van een nij verheidsschool. Van de Akker ver- „Dat was inderdaad een heel belangrijke confrontatie. Bonnet had een enorme verzameling opge bouwd. Maai- die man had al geheel alleen gestaan. Hij was daar Sloten een soort geheimzinnige figuur, die zich met wonderlijke za ken bezig hield. Niemand wist dat hij zeer veel ken nis over de toverlantaarn bezat en een fantastisch mooie apparatuur had bijeengegaard. Toen ik hem ontmoette, was de man het einde nabij. Maar hij is nu weer hele maal opnieuw gaan leven. Hij heeft het mij eerlijk gezegd: Gerard, jij bent de man, waar ik mijn hele le ven op heb gewacht". Museum Toen het contact tussen de beide mannen eenmaal was gelegd stond niets een uitbouw van de idealen meer in de weg. De eerste daad ten behoeve van de bijna geheel uit de openbaarheid verdwenen toverlan taarn was het oprichten van het al genoemde genootschap. Later volgde de opening van het toverlantaarn museum in Sloten. „Het gaat", zegt Van de Akker, de ontwikkeling van de statische prent tot aan de komst van de ge luidsfilm. Dat is natuurlijk erg be langrijk. Op dit gebied is er niets in Nederland. We zijn benaderd door iemand van het Filmmuseum. Ook hij moest zeggen: „Mijnheer het is geweldig. Onze bedoeling is natuurlijk, dat we zoveel mogelijk voor het nageslacht willen bewa ren". Gerard van de Akker blijft in buiten het museum, dat naar hij verwacht Sloten nu ook 's winters parallel aan de opbouw van de pro- duktie-industrie. Hij probeert het duidelijk te ma ken met een vergelijking. „Je hebt energie in de vorm van elektriciteit nodig om een elektromotor te voeden anders kan Je geen apparaat voor 'n produktle-industrie opbouwen. De overheid moet er voor zorgen dat er elektrische centrales komen en trans formatorstations: een „infrastruc tuur" zonder welke de produktie-in- dustrie niet manifest kan worden. Kijk maar eens hoe ze overal stuw- eren maken. Informatie Voor de „kennisindustrie" is de in formatie de energiebron, zoals elek triciteit dat is voor de produktie. Energie die wordt aangevoerd door de onderwijzer, de hoogleraar de journalist, de boekuitgever. Die in formatie moet de hersenmotor van de mensen laten aanslaan. En net als met een scheerapparaat heb je hier ook verschillende voltages, die moe ten zijn afgestemd." De redactie van een krant zal moe ten zorgen voor een informatiestroom met zo'n voltage, dat de grootste ge mene deler van de hersenmotoren van de lezers in beweging komt en aanslaat. Leest een burger van een stad of dorp in de Randstad een krant, van elders, die vol staat met problemen daar, dan slaat zijn hersenmotor er niet op aan. Net zo min als wanneer Je een Russische of Arabische krant ziet. Omdat Je geen Russisch en geen Arabisch kent. Tussenstations Wil de „kennisindustrie" goed wer ken, dan heeft die zijn tussensta tions nodig. De drukkerij, de uitge verij. de boekhandel, zoals de pro- duktie-industrie zijn havens, kana len, spoorwegen, elektrische centra les nodig heeft. Met het opbouwen van deze tussen stations, deze infrastructuur houdt Oltheten zich in Indonesië bezig. „Je kan nog zo'n goed manuscript schrij ven als Je er geen uitgever voor hebt, die het uitgeeft en geen boekhandel die het verkoopt kan je niet func tioneren als kennisindustrie". Tot die infrastructuur behoort ook de opleiding van journalisten, druk kers, zetters, uitgevers. Hij komt terug op het begin. Die stelling over de „haves" en de „have- nots", de armen en de rijken, de niet geïnformeerden en de geïnformeer- den. „Ik heb het meegemaakt in India, Pakistan, de Philippijnen, In Ma nilla heb Je achttien dagbladen. Daarvan zijn er negen in het En gels, vier in het Chinees en maar twee in het Philippino. Ze hebben er wel 349 commerciële radiozenders. Dat is de Informatie voor de bevol king. Buiten Manilla wordt die steeds dunner en dunner en blijft het volk armer en armer". In Indonesië, waar Oltheten dus een van de motoren is, die de ken nisindustrie op gang brengt, heerst een enorme leeshonger. „Wat wil Je als Je ze hebt leren lezen. Vijftig procent van de volwas senen kan daar lezen. Dat is heel veel. Dat is een cultuurverworven- heid. De mens is van nature nieuws gierig. En wij gaan er maar aan voorbij dat ze daar niet te lezen heb ben". Vrijheid Dan de vraag, die altijd wordt ge steld. „Kranten in Indonesië. Is daar dan een persvrijheid?" „Ja, die is er", zegt de wegbereider. „Goed, Je mag er geen communisti sche krant oprichten. Maar dat kan je in Duitsland ook niet. En wat denk je van de vrijheid van radio en televisie in Frankrijk?" Hij begrijpt het allemaal niet zo: „We hebben die mensen daar drie eeuwen niet vertrouwd gemaakt met democratie. Nu willen we dat ze di rect een traditie overnemen die we hen tot 1950 nooit hebben willen bijbrengen". Hij wordt geprikkeld als hij het heeft over die Amerikaan, een topman in het krantenwezen. „Als je in Indo nesië kranten uitbrengt, komen ze onder controle van een dictatoriale regering", was diens stelling. Oltheten: „Dan zeg ik: die kans zit erin. Maar iedere maatschappij heeft een pers nodig. Je kan niet zeggen: dat is een dictatoriale staat, die krijgt geen krant". Hij doceert: „Democratie is een produkt van de geschreven cultuur. Zonder dat geschrevene kom Je nooit aan een democratie in welke v dan ook toe". Het valt in Indonesië overigens best mee. „Als Je die 120 dagbladen leest, die daar uitkomendat liegt er niet om, die schrijven gewoon fris van de lever weg". Het regeringspersbureau Antara. Theodorus Henricus Olthe ten, geboren 27 juli 1927, in Groningen. Vader hoofd redacteur-directeur dagblad ,(Het Noorden". Studeerde voor de oorlog in München in het dagbladwezen, was in de kritieke dagen van 1939 „cor respondent" van het blad van zijn vader. In oorlogsja ren bedrijfsleider bij Schie- damse drukkerij Roelofs (druk illegale Parool, Vrij Nederland, Je Maintiendrai) In 1946, 28 jaar oud, ad junct-directeur van (toen nog) Landsdrukkerij, nu hoofddirecteur Staatsdrukke rij. die onlangs zijn zilveren jubileum vierde. Ondervoorzitter afdeling beeldende kunst en bouw kunst van de Raad voor de Kunst, lid persraad, lid dage lijks bestuur Instituut voor Industriële Vormgeving, lid van de commissie-Rooy Be drijfsfonds voor de Pers), lid commissie Biesheuvel (open heid en openbaarheid van bestuur)lid voorlichtings raad. Officier Orde van Oranje-Nassau, Ridder Orde van de Nederlandse Leeuw. Tenslotte internationaal voorzitter van het Interna tional Press Development Committee. Over deze Theo dorus Henricus Oltheten gaat het verhaal hiernaast. Goed, een eenzijdige beïnvloeding. „Maar Juist daarom is het zo belang rijk dat er die locale en regionale kranten zijn". Ontwikkelingshulp. Strijd tegen ziekte, strijd tegen voedseltekort. Strijd tegen gebrek aan informatie is even fundamenteel vindt Theodorus Henricus Oltheten. Hij geeft een advies mee aan hen, die er misschien aan zouden willen werken. „Je moet zorgen de geschiedenis te kennen van het land waar Je gaat werken, omdat Je je in de sltuatiee daar moet kunnen verplaatsen. Min stens even belangriIk is he> de ge schiedenis van Je eigen land en de ontwikkeling hiervan te kennen". Eén van zijn grote steunpi laren hierin is het boek „Arbeidsbe stel in de 19-de eeuw" van prof. E. Brugmans, „een van de belangrijk ste geschriften die bestaan, ik ken het van achteren naar voren". Fouten „Als Je de geschiedenis van Je eigen land kent, dan kan je je afvragen: „Wat kan Je hier uit snijden, welke vergissingen hebben wij in onwetendheid van toen be gaan?" Je moet dieper ingaan op de geschiedenis van ;e eigen cultuur om te zien hoeveel fouten Je hebt gemaakt en wat Je allemaal hebt verspeeld vóórdat Je kritiek gaat spuien op een ontwikkelingsland." Ligt dat minder-ontwikkelde in "n mindere intelligentie, in een andere volksaard? „Ik geloof er niets van", zegt Olt heten. „Uit ervaring. Ik kom twee maal per Jaar in Azië, al Jaren en jaren lang. Ik weet er geloof ik wel iets van". aantrekkelijk voor de toeri6t zal maken, als explicateur optreden. Van Bonnet heeft hij al een com pliment ontvangen, dat hem met blijde trots vervult. „Peter zei: „Ge rard, wat geweldig is het toch, Jij bent de eerste, die helemaal in de oude stijl voorstellingen geeft". Dat laatste klopt. Bij het veel ge vraagde „Verslag eens brands" geeft Van de Akker zijn commentaar ge heel gestoken in het ouderwetse brandweer-kostuum. Bij „Met oom op safari", komt hij op in een tro penpak. Om de act zo waarheidsge trouw mogelijk te maken deelt hij ook bananen onder het publiek uit Het zal ondertussen niet vreemd zijn te vernemen dat er Van d- Akker veel aan is gelegen om met- terijd het tekenaars-beroep vaarwel te zeggen om zich als beroeps-expli cateur geheel aan de belangen van de toverlantaarn te wijden. „Ik heb", zegt hij, „uitgerekend, dat iY alleen al 200 jaar nodig heb, als ik alle ziekenhuizen en rusthuizen bezoeken. Dat is natuurlijk te gek. Mijn opzet is een beetje om er in de toekomst helemaal in door te gaan". Compensatie Gerard van de Akker verwacht de tijd mee te hebben. „Steeds meer mensen zoeken naar compensatie voor het jachtige leven in deze maatschappij. De rust en de ro mantische sfeer, die zij nu wensen, kunnen wij van het genootschap oproepen. Mijn liefste wens is met een oud wagentje door Nederland rijden en de bejaarden nog eens te laten genieten van die wonderbaar lijke 6feer van grootmoeder en haar dampende chocoladeketel. Maar ik denk dan natuurlijk even sterk aan de Jonge mensen. Vooral van hen moet ik het hebben". Een tweede wens van Gerard van de Akker (Balistraat 126, Amster dam) mag niet onvermeld blijven. Vanuit het Slotense toverlantaarn- hoofdkwartier zou hij gaarne in wat omvangrijker verband zijn mis sie willen prediken. „Eigenlijk", zegt hij, „Ben ik nu nog de enige. Dat moet natuurlijk wel meer worden Maar ik heb het volste vertrouwen, dat een groep gelijkgestemde men sen zich om me heen wil verzame len". Gerard van de Akker: ,,Het liefst zou ik beroepsexplicateur worden Voor de geschiedenis van de film is de ontwikkeling van de toverlantaarn in twee opzichten van belang. Door de projectie via een lenzenstelsel in de eerste plaats, maar niet minder door de pogingen om beweging te brengen in het geprojecteerde beeld. Dat was het vooral, wat kinderen èn vol wassenen in vorige eeuwen fascineerde. Hoewel Leonardo da Vinei zich al had beziggehouden met projectie en lenzenstel sels, komt de eer van de uitvinding van de toverlantaarn toe aan een pater jezuiet, Kircher, die in zijn boek „Ars magna lucis et embrae" (1646) niet alleen het principe van dit instrument beschreef, maar er zelfs duidelijke illustraties over de projectie van de lantaarnplaatjes aan toevoegde. Nog voordat de eeuw ten einde was, wa ren er al verscheidene uitvinders, die po gingen deden om dat beeld te laten bewe gen. Zahn construeerde een schijfwaarmee men door snel ronddraaien een illusie van beweging kon creëren, terwijl anderen door het combineren van plaatjes of inge nieuze dubbele projectie houterige bewe gingen konden nabootsen. Door Europa trokken de lantaarnverto ners met hun wonderbare instrument op de rug, die net als de zuurkoolsnijders, de klokkenmakers en de hannekemaaiers de wereld binnenbrachten in verstarde ge huchten. Steeds fraaier werden de plaatjes, die in serie de verhalen van de vertoner illustreerden. Velen maakten voor het eerst kennis met boeken als Robinson Crusoe of de Negerhut van oom Tom door dit soort voorstellingen. Voortdurend werd er aan verbeteringen gewerkt en men was vóórdat de eerste trillende beelden van de film op het doek verschenen, al ver gevorderd met trucs als het langzaam overvloeien van het ene beeld in het andere. Gaandeweg verdrong het levende beeld van de film het statische van d'aloude to verlantaarn. In de huiskamer nam het dia apparaat de functie over. De kwaliteit van de projectie werd onvergelijkelijk veel be ter, maar de naïeve bekoring van het oude apparaat ging in de perfectie ten onder. Nu er een duidelijke hang bestaat naar het herbeleven van grootmoeders roman tiek in een air-conditioned sfeer kan een nieuwe belangstelling voor de toverlan taarn niet verbazen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 27