eeuwse
Leo Feijen schildert 17de
doorkijkjes
De ironie ligt in de
feiten: een aanloop?
Oud Spaans doek in Hengelo?
Niet graagmaar je moet ook leven
PAGINA 12
LEIDSCH DAGBLAD
ZATERDAG 2 OKTOBER 1971
W. P. HERMANS:
Herinneringen aan een Enge
lenbewaarder.
De Bezige Bij, Amsterdam.
Willem Frederik Hermans (Het
Zwaard van Damocles, Het Sa
distisch Universum, Mandarij
nen op Zwavelzuur. De laatste
resten tropisch Nederland, Nooit
meer Slapen o.a.) schijnt vijftig
Jaar geworden te zijn en de li
terair-journalistieke binnenka-
meren daveren van de anecdotes
Die anecdotes vinden hun oor
sprong in Hermans polemische
gesteldheid, op zichzelf een uit
stekende eigenschap, maar die
in Nederland niet alleen totaal
niet gewaardeerd wordt, doch
zelfs als gênant beschouwd. Al
thans als er een brok zelfverde
diging in zit. Dit laatste is er de
oorzaak van dat deze anecdotes
alleen amusant zijn voor dege
nen die goed, ik mag wel zeggen
zeer goed bekend zijn met werk
en wezen van de te grazen geno-
menen. Om een voorbeeld te
noemen: iemand die de schrij
ver Adriaan van der Veen alleen
gelezen en nooit gezien heeft,
snapt er niet veel van als Her
mans hem Adriaan „Sunshine"
van der Veen noemt, etc. Met
excuus aan de liefhebbers van
de bijzonderheden voornoemd
zal ik me dan ook bepalen tot
de roman die de auteur zojuist
heeft laten verschijnen.
Wanneer ik begin met te zeg
den dat „Herinneringen van een
„Engelenbewaarder," ondertitel
„De Wolk van Niet Weten," zich
afspeelt tussen negen en vijf
tien mei 1940, dan zullen wel
licht velen „alweer" verzuohten.
Ten onrechte doen zij dat, want
ik moet nadrukkelijk zeggen dat
er nog nooit zo'n beeld van
The man in the street in Ne
derland in die dagen op papier
is gezet. Dit is wat het eerste
treft n.l.; dat iemand zo'n lucide
verslag kan doen na dertig
Jaar. Doch dit is de oppervlakte.
Het boek is niet exact in de zin
van historisch of juist, ofschoon
daar ook niet veel aan ontbreekt
maar exact als beeld van een
gemiddelde mentaliteit. Zo was
het wel. De gemiddelde Neder
lander was een kruising tussen
een struisvogel en een haas in
die tijd. Uit die kruising heeft
Hermans 't fabeldier laten ont
staan dat de voorkeur geeft aan
het merkwaardig soort verstop
pertje spelen van de vader en
lijdt aan de bangelijkheid van
de moeder. Lees het proces te
gen de journalist, lees nagenoeg
alle gesprekken tussen de bur
gers van de kleine stad ergens
in Z.H. neem ik aan.
De hoofdfiguur van het boek
is een officier van Justitie ge
naamd Bert Alberegt. Alberegt
mooie naam bij het vak, is een
intens gemiddelde vent waar
niets over te zeggen zou zijn ge
weest als Hermans hem niet
toevallig (of niet) onder de mi
croscoop gekregen had. Onder
de microscoop inderdaad, want
Hermans is een meester in het
zien en verzamelen van ogen
schijnlijke kleinigheden die het
lot in hun petiterige tentakel-
tjes houden. De ironie zit
hem in die aaneenschakeling
van fatale kleinigheden. Bij de
aanvang van de gebeurtenissen,
is Alberegt op weg om zijn
Joods-Duitse vriendin, een
vluchtelinge uit nazi-Duitsland,
aan boord te brengen van een
schip dat uit Hoek van Holland
Literaire kroniek
door
Clara Eggink
vertrekt naar Amerika. Op de
terugweg begaat hij in zijn nood
drie overtredingen die een offi
cier van Justitie niet passen: hij
rijdt een kronkelig pad met
éénrichtingverkeer van de ver
keerde kant op, hij rijdt een
kind dood, hij gooit het dode
kind in de struiken. Dat doet de
man die velen het gevang in
geholpen heeft. Onwaar, zegt u?
O nee, menselijk. De overige
vijf dagen van de tijdsperiode
besteedt Alberegt aan het dub-
belprobleem hoe zijn misdaad
verborgen te houden en hoe na
Engeland te komen, enerzijds
met vlucht als doel, anderzijds
om zijn vriendin te achterhalen.
De beide laatste doelen zijn
even waar als onwaar. De po
ging om weg te komen mislukt,
zoals al Alberegts pogingen
waar 't hem persoonlijk betreft
altijd mislukken, omdat hij
nooit beseft dat zijn existentie er
eigenlijk geen is. Even aange
stipt: zijn enige positieve
"daad" was ophouden met
drinken terwille van zijn vrien
din. Maar haar heeft hij weer
niet vast gehouden. Ik zal niet
Na een bespreking van Her
mans nieuwe boek in een
vorig nummer, hier de visie
van onze vaste literaire me
dewerkster, mevrouw Clara
Eggink. Red. LD.
ingaan op de figuren die Albe
regt omgeven zoals zijn moeder,
zijn broer Rense, de schilder die
zijn tijd vooruit is, zijn vriend
de uitgever en hun beider vrou
wen. Met Alberegt mee zijn het
eigenlijk allemaal prototypen
van Otten en Sienen. Ik moet in
dit korte bestek iets nog merk
waar digers vertellen. U zult het
niet geloven van W. F. Her
mans, maar hij laat de hele
geschiedenis vertellen door de
engelbewaarder van Alberegt.
En nog ongehoorder, die be
schermengel is eveneens een
prachtig type van een afgezant
Gods zoals die is ontstaan in
het brein van de simpele ziel.
Hij tracht zijn pupil wel op het
rechte spoor te houden, dat wel,
maar als het even kan wijst hij
toch maar de weg in diens
voordeel met voorbijzien van de
moraal. Die engelbewaarder zit
zo nu en dan lelijk met de han
den in het haar, om zo te zeg
gen, want de argumenten van
de duivel, die soms ook opduikt,
zijn dikwijls duivels steekhou
dend.
Wat zou deze roman zonder die
hemelse en helse afgezant op
de schouders van onze officier
van Justitie zijn? Een reële
greep uit de gemiddelde toe
stand in de vijf fatale dagen.
Maar met deze boven- en on
deraardse wezens, waarvan één
bovendien nog de woordvoerder
is, wordt het boek een klassiek-
heldere tragi-comedie. Een
aanloop zette ik daar net met
een vraagteken over dit stukje.
Ik heb n.l. het gevoel dat er
nog meer gaat komen, dat de
knuppel pas in het hoenderhok
is gegooid.
In de aantekeningen die de
schrijver ter volmaking aan zijn
boek heeft toegevoegd, zie ik
dat ik op bl^285 regel 5 van bo
ven, een citaat uit De School
meester zou moeten aantref
fen. Het wil me niet lukken.
Daartegen vond ik op blz. 14
regel 10 van onderen Herman
Gorter gevarieerd. En voorts
geloof ik dat de componist
Brahms geen Jood was (blz.
92).
HENGELO De Hengelose por
tier Diok Landeweer (36) verwacht
dat hij oinnenkort een vermogend
man is nu vrijwel vaststaat, dat 't
schilderij dat hij acht Jaar geleden
bij een uitdrager in Australië voor
tweeduizend gulden op de kop heeft
getikt, een doek is van de zeven-
tiende-eeuwse Spaanse meester
Juan Valdès Leal.
Directeur Alfonso Perèz van het
Prado-museum in Madrid heeft het
schilderij aan de hand van kleuren
foto's, technische zwart-wit platen
en documentatiemateriaal onder-
zooht. Hij is er zeker van dat het
een meesterwerk is van de schilder
Leal, die van 1622 tot 1690 in Sevll-
la heeft gewoond en gewerkt.
„Het lijkt me zeer interessant en
het is zonder twijfel van kwaliteit
binnen zijn stdjl." heeft de heer Pe
rèz geschreven aan de heer Lande
weer, die portier is bij de Akzo.
Als na een uitgebreid onder
zoek onomstotelijk is vastgesteld,
dat het een doek is van de
Spaanse meester Leal, zal de geluk
kige eigenaar niet lang aarzelen, het
aan de hoogst biedende van de hand
te doen.
„Nee, ik heb nog geen prijs in mijn
hoofd," vertelt hij. „Zover is het
nog niet. Ik hoop wel dat het
Rijksmuseum het eerste bod doet,
want daaraan verkoop ik het schil
derij het liefst. Maar Ja, als er par
ticuliere verzamelaars zijn die meer
willen betalen...."
Eén ding is overigens zeker: de Ak-
zo-portier wordt geen miljonair,
zoals hij aanvankelijk had gehoopt,
nadat andere „kenners" het doek
voor een El Greco hadden gehou
den. „De schilder Leal is geïnspi
reerd door het werk van El Greco,
maar het is beslist niet van de
hand van deze meester." aldus het
commentaar van de Madrileense
museumdirecteur.
In Australië gekocht
Dick Landeweer emigreerde tien
Jaar geleden naar Australië. Zijn
belangstelling voor kunst bracht
hem al gauw tot de gewoonte, aller
lei antiekzaakles af te stropen. Op
een dag ontdekte hij een schilderij.
dat - naar later bleek - de huwe
lijksinzegening van Jozef en Maria
voorstelde.
De handelaar, Nederlander van ori
gine, vroeg tweeduizend gulden en
de heer Landeweer hapte toe. Hij
betaalde een klein gedeelte van het
bedrag contant en kwam met de
handelaar overeen, dat hij de rest
in termijnen zou voldoen.
Volgens de verkoper was het doek
een Spaans schilderij, afkomstig uit
het bezit van een Europese familie,
die door veelvuldig gokken bij de
paardenrennen aan lager wal was
geraakt.
Onderzoek
Terug in Nederland (in 1963) kreeg
het schilderij de mooiste plaats in
de kamer. Daar trok het de aan
dacht van een kenner, die de heer
Landeweer in contact bracht mety
de toenmalige directeur van het
Rijksmuseum Twenthe in Enschede.
Deze onderzocht het doek langdurig
en concludeerde, dat het in de zes
tiende eeuw in een Zuideuropees
land moest zijn geschilderd.
Verdere onderzoekingen brachten
aan het licht, dat het schilderij on
geveer tweehonderd jaar geleden in
Zuid-Duitsland moest zijn „ver
doekt" en „verfraaid": de zegenende
priester kreeg er een hand bij en
een strook kant aan zijn gewaad;
de lippen van de vrouwen kregen
een rodere kleur en van alle zijden
werd een reepje van het doek ge
haald.
Uit Spaanse school
Deze gegevens waren voor een ver
zekeringmaatschappij overtuigend
genoeg om het doek in afwachting
van een röntgenonderzoek voorlopig
te verzekeren voor 25.000 gulden.
Grote waarde hechten kunstkenners
aan het Griekse uiterlijk van de af
gebeelde vrouwen, die bloeiende her
dersstaf en aan de aard van de
compositie. Deze kenmerken wijzen
volgens hen in de richting van de
school van El Greco, de Griek, die
uit zijn land werd verstoten en zich
in Spanje als hofschilder vestigde.
Het museumbezit in ons land telt
betrekkelijk weinig schilderijen uit
de Spaanse school. De schilder Leal
is vrijwel onbekend.
WILHELMINAOORD „Ja, de romantiek verkoopt
nog steeds erg goed. De mensen zien al het oude verdwij
nen, links en rechts worden de mooie plekjes weggesa
neerd. Dat bedroeft velen, ze willen het vasthouden.
Daarom maak ik deze schilderijen.
Maar denk niet dat het mijn
liefste wens is, O nee. Als ik iets zou
maken wat ik zelf fijn vind, iets dat
van binnenuit komt, dan krijg ik 'n
rotprijsje of ik raak 't aan de straat
stenen niet kwijt. Ik ben getrouwd,
ik heb 'n gezin. Ik kan nou wel lek
ker m'n eigen gangetje gaan maar
de rekeningen blijven gewoon doorlo
pen. Het gas, de melkboer de huis
huur. Alles moet betaald worden.
En daar zit 'm nou net de kneep,
daarom schilder ik deze romanti
sche doorkijkjes op de historie."
Leo Feijen, vijftigjarige Schiedam
mer, heeft de drankstad drie jaar
terug ingeruild voor de ijle lucht
van het Drentse land. Op honderd
meter van de Friese grens is hij
neergestreken in een kleine woning
in Wilhelminaoord. Zijn diep ver
langen naar de bossen is bevredigd,
zijn astmatische bronchitus is voor
goed verdwenen. Dat wil niet zeg
gen dat alles ook koek en ei is in
huize Feijen.
„Mijn bronchitus ben ik helemaal
kwijt, dat wel. Maar nu heb ik al
zo'n Jaar of twee een ontsteking
achter mijn ogen. Een hinderlijke
kwaal, immers, ik kan niet werken.
In die twee Jaar heb ik nagenoeg al
mijn werk moeten verkopen, w«
moesten toch eten? Dat heeft me
wel gespeten hoor, een schilder wil
altild wat van zijn produkten be
waren. Voor een expositie of zo, je
kent dat wel. Maar, ik heb vrouw
en kinderen, dan heb Je toevallig
ook nog je verantwoording. Als ik
alleen was geweest was er geen
vuiltje aan de lucht geweest. Dan
was ik in zo'n ouwe boerderij ge
trokken, dan was ik met een korst
brood al een tevreden mens ge
weest. Maar ik hou meer van mijn
vrouw dan van de kunst.
Dat is ook de reden dat ik met
deze schilderijen ben gaan werken.
De Amerikanen willen dat werk, al
les wat oud is of lijkt vreten ze
Tot aan mijn huwelijk heb ik maar
wat aan gerotzooid, ik zat bij mijn
ouders. Die hap eten kwam toch
wel. Maar toen ik trouwde werd dat
allemaal anders. Ik kon van mijn
vrouw niet verlangen dat ze in de
arremoe ging zitten omdat vader
zonodig artiest moest zijn. Nu maak
ik werk in de stijl van de 17e eeuw.
Je moet water bij de wijn gaan
doen om Je gezin draaiende te hou
den. Mijn werk gaat uitsluitend
naar Amerika. Aan een Nederlander
verkoop Je het niet. Een Hollander
is een rare, hij laat wel voor zeven
tienhonderd gulden vloerbedekking
neergooien en aan de wand hangt
hij een plaatje. Een paar honderd
gulden voor een ordentelijk schilde
rij vindt hij teveel.
Leo Feijen verzet zijn donkere bril
als het, woord contra-prestatierege-
ling valt.
Vakman
„Ach, wat zal ik zeggen. Het is
mooi dat het er is daar niet van,
maar er zit veel kaf onder het ko
ren. Jongens die van de academie
komen stappen regelrecht daar de
contra-prestatie. Ze maken een
prent, een streep en een bal en
houden dan hun hand op. Waarom?
Wat is een kunstenaar? Een lange
baard, tien vrouwen? Je mag best
weten dat ik een schilder een even
gewone vakman vind als wie dan
ook. Ik heb pas mijn wagen laten
repareren, dat vind ik een kunste
naar, zo'n automonteur. Een vent
die in een oogwenk hoort wat er
mis is. U schrijft een stuk, daar
heb ik bewondering voor, dat vind
ik kunstig, want zelf zou ik 't niet
kunnen.
Ik weet niet of je die uitzending op
de tv hebt gezien met die vent met
die ventilator. Daar hield meneer
dan een laken voor dat, logisch
ging wapperen. Kunst werd er toen
gezegd. Neem me niet kwalijk, maar
dan moet ik wel even lachen. Nee,
een schilder, een kunstenaar is voor
mij een gewone vakman als ieder
ander.
Ik heb eens een expositie hier in de
buurt bezocht. Daar hing een schil
derij, witte achtergrond, een diago
nale zwarte streep en een rode
punt. Ik ben er een paar keer om
heen gelopen maar ik begreep er
geen fluit van. Toen ben ik naar de
maker gegaan en zei: "Ik ben zelf
schilder maar ik begrijp er niets
van." Toen kreeg ik te horen dat
Rembrandt
Rembrandt bijvoorbeeld. Ik kan
uren naar de Nachtwacht kijken
Dan zie ik niets van de voorstelling,
dat hb ik ondertussen wel gezien
Nee, de techniek die die man ge
bruikte, formidabel. Als je daar or
let geniet Je dubbel. Rembrandt is
voor mij een god, geen gewoor.
mens. Er is een tijd geweest dat ik
dacht: .Rembrandt is een gewelde
naar maar toch een gewone vent
geweest". Als hij dat kon maken
moet een ander het toch ook kun
nen. Dagenlang heb ik plekje voo
plekje bestudeert. Toen dacht ik
dat ik zijn werkwijze door had. I
ging thuis aan het werk, en ver
draaid, in het begin dacht ik dat
het lukte. Toen ik klaar was ben ik
opnieuw naar het Rijksmuseum ge
gaan. Ik kon me wel voor mijn kop
slaan, er klopte geen barst van
Daarom is Rembrandt voor hij
geen gewoon mens maar een god.
Op zolder heb ik nu een groot
raam laten maken zodat ik lich
van boven krijg, dat is beter voor
mijn ogen. Die ontsteking dank ik
aan het fijne priegelwerk in die
schilderijen. Dat raam kan ooi
open want de dokter zegt dat de
verflucht schadelijk is. Voorlopig
moet ik nog doorgaan met die gou-
deneeuwse werken. Het is wel frus-
terend, dat geef ik toe. Iedere keer
als ik een opdracht krijg is he
precies het werk dat ik niet w:
maken. Maar ik zei het daarnet al.
je moet een veer laten.
Anders
Straks als mijn Jongste zoon uil
huis is hoop ik dat het allemaal
anders wordt. Mijn ideaal is om
straks zuinig te gaan leven. Dan ga
ik alleen dingen maken die ik zelf
mooi vind, ik barst van de ideeën,
die moeten er eindelijk eens uit.
Dat zullen dan moderne werken
worden, min of meer realistisch, ze
ker niet abstract.
Dat zal best lukken. De rust hier is
weldadig. Als ik nog eens in Rot
terdam kom lopen de mensen alle
maal alsof ze een zak goud gaan