Max Dendermonde: stof voor twaalf romans Ja, geschiedenis ngeschiedenis ivontuurlijk auteur terug in Nederland Kunstenaar leeft voort in z'n tuin Monument voor Kamiel Huysmans p DAG 4 SEPTEMBER 1971 LETOSCH DAGBLAD „Nederland is voor mij zoiets als Madurodam", zegt Max Dendermonde, teruggekeerd in Amsterdam na een reis van vier jaren in een als woonwagen ingerichte cara van door Amerika, Canada en Mexico. Dat werd hem mo gelijk gemaakt door een opdracht fotoboeken te verzor gen, samen met zijn vrouw Annelies die fotografe is. Bo vendien leverde het schrijven van artikelen hem een bij drage in de zwerfkosten op. Max Dendermonde terug uit de VS, Canada en Mexico. Max Dendermonde is nu 52 jaar. Zijn haar is al wat grijs, maar toch maakt hij een jeugdiger indruk dan vier jaar geleden. In een blauw Jak zit hij in kleermakershouding op de divan, met snel vertellende handen. Pas terug van de trektocht is zijn huis, gedurende zijn afwezigheid verhuurd aan Amerikanen, nog „een troep". Maar wie goed kijkt ontdekt een weelde aan Mexicaanse volks kunst. „Ik heb mijn hele leven al willen reizen". Als jongen droomde hij daarvan. Toen heette hij nog Henk Hazelhoff, maar zijn eerste publica tie verscheen onder het pseudoniem DendermondeNederlands-Frans weefwerk voor zoiets als „zwerven over de wereld". Het driftig dende ren van weleer is nu toch voorbij, want hij heeft zijn zin gekregen en de wereld is hem vertrouwd gewor den. Geboren in 1919 in het rustige Winschoten bracht hij zijn jeugd door in de stad Groningen en werd I op verzoek van zijn bezorgde vader onderwijzer, met de belofte dat hij na zijn examen journalist zou mo gen worden. „Toch wel een mooi smoesje", lacht Dendermonde. In de benarde crisis- Jaren verdienden Journalisten geen droog brood. Het pakte anders uit. De uitgever Van Eugen bood de toen nog Jonge dichter een auteurskans voor honderd gulden in de maand. Met zijn eerste novellen verdween Henk Hazelhoff, om bij de instelling van de „Kultuurka mer" nogmaals te verdwijnen. Na de voor hem niet zo geslaagde be vrijding begon het denderen over de wereld. Gekluisterd „Ik ben gekluisterd aan de Neder landse taal, anders woonde ik mis schien in een groter land. Toen ik kort geleden terugkwam schrok ik van de dorpsgeest en de taaibeder ving. Ik vind het gladde, valse nieuwsdienst-taaltje afschuwelijk. Ik ging in een volksbuurt wandelen om het levende Nederlands weer te kunnen horen". Amerika en de zon hebben hem ge fascineerd. Met zijn vrouw en twee piepjonge zoontjes vluchtte hij naar ruimte en warmte. Hier heeft hij het in de zomer koud. De tuindeu ren staan open. Hij wil weer wen nen. Hij is geschrokken van de Ameri kaanse burger. Die leeft in een af- betalingshel en gaat stuk aan zijn status-dwang. Het gevolg is dat de meeste Amerikanen geen trouw meer kennen. Ze wonen te ver van elkaar. Ze vervreemden. Hartelijk heid is overal aanwezig, maar een puur zakelijk artikel. Alleen Mexico heeft hem gelouterd, zegt hij met een zweem van vertedering. De ar moede is daar ontstellend, maar de mensen zijn met elkaar verbonden. Ze zijn vrolijk, al staan ze dicht bij de dood. Kleinheid „Weet je wat hier zo opvalt? De kleinheid. In elk opzicht Maduro- dam. Gisteren zei iemand tegen mij dat hij die dag nog helemaal naar Dordrecht moest. Heen en terug" Hij lacht hard. „Van Amsterdam naar Dordrecht". In Amerika reisden wij tien uur lang voor een bezoek naast de deur. Ik woonde een tijdlang in vrijwel alle staten van Amerika. Er zyn steden waar wel honderd schrijvers wonen, maar ze kennen elkaar niet eens. Deze anonimiteit werkt bevrij dend. Dan zie je dat het leven zelf belangrijker is dan literatuur. En het leven biedt Je aan Je schrijfta fel het uitzicht op een dozijn ro mans die ik van plan ben te gaan schrijven. Op de vraag of hij van zijn pen kan leven, bevestigt hij dat. Tussen zijn romans door beoefent hij „een vergulde vorm van journalistiek", zoals gedenkboeken. Maar op zijn tafel ligt al een getypt manuscript van een kwart miljoen woorden. Het handelt over een vrouw die na •vele jaren te zijn weggeweest, te rugkeert in Amsterdam. De titel ontbreekt. Het schrijven wordt nu schrappen, want de tekst moet tot op een redelijke omvang worden te ruggebracht. In Amerika ontmoette hij auteurs die altijd hard en met vreugde wer ken. Ook met lesgeven en lezingen houden komen de vele, bij ons on bekende dichters en schrijvers toch behoorlijk aan de kost. Dat de ro man dood zou zijn, vindt hij een vreemd en beperkt begrip. Levensvreugde Max Dendermonde heeft altijd te gen zichzelf moeten vechten, on danks zijn levensvreugde. Zijn jon ge jaren waren moeilijk. „Op een beroerd ogenblik", zegt hij, „ben ik gaan drinken. De harde strijd tegen het alcoholisme dwingt me nog steeds er een roman over te schrijven. Ik drink niet meer en ik rook niet meer. En de titel van het boek heb ik al. Haha. „De kat op het spek". Dialoog met mijzelf. Of het boek er goed uit zal komen durf ik niet te zeggen. Ik heb zo'n slecht geheugen en zoveel fantasie. Dat alcoholisme hoorde eigenlijk niet bij me, weet je?" „Desnoods in een dorp beleef ik mijn innerlijk avontuur". Max Den dermonde die in Hollywood het schrijven van filmscenario's bestu deerde en volksdrama's voor toneel wil gaan schrijven, zit vol activiteit. Schrijven is peilen hoever Je het bestaan kunt ontraadselen. De pen is een schietlood. „Ik weet echt niet of ik zoals ze dat tegenwoordig noemen, geënga geerd ben. In Nederland zitten de schrijvers te dicht op elkaar en beoefenen het literatendom. Ik wil vrij zijn". Het avontuurlijke crisiskind, dat Henk Hazelhoff heette, zegt met overtuiging dat hij geen illusies koestert, maar dat het literaire pes simisme hem vreemd is. „Wie zo nu en dan de zon niet ziet, mist de boot". Hij kijkt naar zijn twee zoontjes die Engels en Nederlands kwetteren en die hem voorlopig in Nederland houden. Ze apelen achter het huis in een tuin van tegels. „Je moet met je werk gewoon deel nemen aan het leven", zegt Max Dendermonde. „Je moet de zin er van zelf maken, want het leven leidt immers tot niets". en kar n op i kring te tal douci ang.l imer i ïts, bi ADRIAAN VENEMA. Een sterfgeval in Duitsland. Uitg. Bert Bakker, Den Haag. Bij een geschrift als dit „Een sterfgeval in Duitsland", een boek gebaseerd op het leven van iemand die bestaan heeft, komt de vraag betreffende het wezen van de historie natuurlijk bij iemand op. Dit boek is n.l. geen kroniek, geen biografie geen feitenverzameling, maar 'n zeer persoonlijke impressie van iemand die van het feitenma teriaal op de hoogte is. Het is li teratuur dus. Het gaat hier om de ongelukkige Ludwig II van Beieren (1845-1886), dus bovendien over iemand die als koning uitvoerig in de publici teit stond en als zodanig zijn in vloed op de geschiedenis, althans van Duitsland, gehad moet hebben. Niet alleen op de poli tieke geschiedenis. Ook op de geschiedenis van de muziek, het toneel en de architectuur, want hij was een liefhebber- van kunst en een maecenas. Zo heb ben zijn vriendschap met en zijn liefde voor Richard Wagner deze laatste in staat gesteld zijn op vattingen over zijn „muziek van de toekomst" te ontplooien. Bay- reuth b.v. is een plan van Lud wig II geweest om zijn vriend Richard in de gelegenheid te stellen zijn toenmaals nieuwe principes betreffende het muzi kale drama in de praktijk te brengen. Maar omgekeerd was het Wagner die Ludwig aan raadde prins Hohenlohe- Schil- lingfürst, tot eerste minister te benoemen. Dit was politiek be langrijk aangezien deze Hohen lohe de aangewezen man was om de relaties tussen Beieren en Pruisen te verbeteren. Een feit dus waarvan de invloed op zowel de politieke als op de trom mei- en. trompet- geschiedenis van Duitsland gemakkelijk is na te gaan. Twee kleine voorbeel den, van de invloed van een simpel feit de liefde tussen Wagner en Ludwig II op het wereldgebeuren en op de muziek. Geschiedschrijving is al sedert lange tijd niet meer het opte kenen van gebeurtenissen en tij den. Naarmate de wetenschap pen vorderingen maakten en ik denk daarbij een psychologie, sociologie en economie o.a. is het voor een mens welhaast niet meer mogelijk een moot historie, welke dan ook. alleen te behan delen op zodanige wijze dat er een totaal te voorschijn komt. Het moet groepswerk worden of het resulaat blijft beperkt tot een aspect. Zo zou Adriaan Venema er zijn leven aan hebben moe ten besteden als het zijn doel was geweest het leven van Lud wig II van Beieren en zijn tijd perk te boek te stellen. Dat is ook zijn doel niet geweest en ik heb deze kleine uitweiding, over het begrip geschiedenis al leen maar opgeschreven omdat er in zijn geschrift een wezen lijk sociologische geschiedenis zit, terwijl de schrijver zich tot Literaire kroniek door Clara Eggink één aspect bepaald heeft. Vene ma heeft zich bepaald tot het emotionele leven en voorname lijk tot het sexuele leven van Ludwig en dit dan nog op een zo persoonlijke wijze dat men van geschiedschrijving nauwe lijks spreken kan. Venema spreekt daar dan ook niet van. Wat de sociologische kant be treft. bij het beschrijven van de oppositie en de vijandschap die in Beieren des konings deel wer den vooral vanwege zijn echte vriendschappen eerst met Wag ner en later met de toneelspe ler Joseph Kainz van Lud- wigs talloze pretjes met laleien en soldaten trok men zich blijk baar minder aan trekt hij de lijn door en komt op de ho- mosexuelenvervolging in de tijd van het nationaal-socialisme 50 jaar later. Speciaal in Beieren ziet hij het verband tussen de hetze tegen die koning, de hetze tegen de homo's onder Hitier en tenslotte ook tussen dat en het feit dat in'Beieren het nationaal socialisme nog steeds zijn aan hangers vindt. Of dit verband inderdaad zo duidelijk is als de schrijver aangeeft, weet ik niet. Ludwig had zich ook op andere manieren de afkeer van zijn volk op de hals hebben gehaald. En vervolgens, wie de geschiedenis van de grootvader van deze Lud wig, zijn naamgenoot Ludwig I doorkijkt, ontdekt dat datzelfde Beierse volk even hard te keer is gegaan vanwege de liaison die deze oude Ludwig had met de befaamde danseres Lola Mon- tez. Alleen was deze koning zo wijs te abdiceren. Ik zou zeggen dat Venema iets te weinig reke ning heeft gehouden met het feit dat koningen idolen waren en identificatiemiddelen. Om op het beeld terug tekomen dat Ve nema getekend heeft; de auteur moge zich tot één aspect beperkt hebben, dat aspect is in elk ge val een aspect dat in de officiële geschiedschrijving niet aan bod komt. Hij tekent Ludwig n.l. als erotomaan, moordenaar, me- lancolicus. Een zijde die deze mens hoe langer hoe meer is gaan overheersen. In het oproe pen van dit beeld is hij op fan tastische zij het soms dégou tante manier geslaagd. Dégou tant soms, maar ook aangrijpen en ontroerend. Venema moet een intens inlevingsvermogen hebben, want hoewel de scènes waarin bloed en sperma rondspatten mij met wat minder ook wel overtuigd zouden heb ben, een tafereel als dat van Ludwigs verdrinkingsdood laatste hoofdstuk is onver getelijk. Hoewel geen mens ter wereld hier met feiten kan ko men aandragen, overtuigen deze twee bladzijden zo door hun dra matische kracht, een kracht let wel, die hem zit in de eenvoudige voordracht van zaken, dat Je bijna de zekerheid krijgt: zo moet het gegaan zijn. Iets als dit is geen feit maar wel de waarheid. WASSENAAR Opeens zie ik twee schimmige handafdruk ken, op de muur in de gang. „Dat heb ik ook pas kort geleden gemerkt", zegt mevrouw Rozendaal. „Hij heeft dat blijkbaar een keer gedaan toen hij uit de tuin kwam". De afdrukken zijn van de witte specie, waarmee de graficus W. J. Rozendaal, in het laatst van zijn leven, de tuin rond zijn Wassenaar- se villa tot een klein Bomarzo maakte. -Iet is een grillige tiin, een ogen schijnlijk spontane woekering van planten en bloemen over geacciden teerd terrein. Slanke salamanders ichieten weg tussen ruige stenen. Hier en daar snippert een vlinder. >ndanks de zomerse weelde meen ik sen sfeer van melancholie te voelen, als op een plek waar de natuur triomfeert over een lang verwaar loosde begraafplaats. Het kleine landschap absorbeert me als een ver, vreemd werelddeel. Het is tot in het kleinste détail een schepping van Rozendaal: zijn meest particu liere werkstuk. Een reliëf op de stoep van een van de buitendeuren is precies als zijn prenten: brokkelige richels vormen het beeld een grimmig gezicht als door erosie: de tijd als bijtende etser die wegneemt wat zacht is, zodat de kern bloot komt te liggen. Op een andere stoep twee handaf drukken: één van de kunstenaar en één van zijn vrouw, die hem hielp wanneer hij in de tuin zijn bizarre gewrochten boetseerde. Een uil-achtig schepsel is als de ruïne van een heraldische leeuw, met ledig wapenschild. Moeilijker te beschrijven zijn andere kleine plas tieken, verrijkt met kiezels en met schelpen. Zuilen met maskerkoppen dragen waslijnen. Zo gaan hier evenals in Rozendaals prenten en tekeningen, de beklemming van een macabere fantasie en een relatieve- rende ironie samen. Met sarcasme en ironie bewimpelde hij een zeer kwetsbare gevoeligheid. De kunstenaar ging niet te werk met de naïeve dadendrang, die in Frankrijk de brievenbesteller Cheval inspireerde tot de bouw van een fa meus droompaleis. De fantastische beelden in de tuin van de villa van de Orsini's te Bomarzo bij Viter- bo, benoorden Rome, zijn gigantisch van afmetingen. Rozendaal daaren tegen heeft in zijn kleine tuin geen bouwsels nagelaten maar sporen. Sommige vallen niet dadelijk op; zelfs voor zijn vrouw waren er nog te ontdekken. Maar hij was prent kunstenaar en in prenten werken fracties van millimeters als heuvels en dalen. Zo kan men ook, inge sponnen in Rozendaals zelfgescha pen micro-wereld, het tuintje als een Bomarzo beleven. Het valt zijn vrouw niet licht, voor taan deze uitzonderlijke creatie al leen in stand te houden. Het had alles zin, zolang het groeide onder de handen van haar man. Nog is het nu, voor wie met zijn kunst vertrouwd is, de culminatie van wat uit het karakter van zijn prenten spreekt. Onvermijdelijk zal dat an ders worden want de natuur gaat eigen wegen en geen ander kan die in Rozendaals onnavolgbare banen leiden. Allengs zal het dus een „on geveer" worden, dus een van de legenden die de kunstenaar zo ver foeide. Juist hij, die bij zijn leven al een legende was, ook onder degenen die hem, als leermeester of collega, meenden te kennen. Hij heeft lang moeten leven in het besef, dat hij plotseling aan zijn kwaal kon be zwijken. Hij moest zich ontzien, voelde zich ook niet aangetrokken tot de gezelligheidskant van het kunstleven. Zelfs de opening van een expositie van eigen werk woon de hij niet bij. Zo kon de indruk ontstaan van een hooghartige een zelvigheid. In werkelijkheid was hij warm en hartelijk. Hij verlangde zeer naar zinvolle contacten met anderen. Men heeft dat niet begre pen. En nu, in zijn tuin, probeer ik hem uit zijn sporen te lezen Dolf Welling FOTO RECHTS: De Belgische beeldhouwer Vic Gentils uitte zijn bewondering voor de politicus Kamiel Huysmans door de samen stelling van deze beeldengroep. BRUSSEL „Monument voor Ka miel Huysmans" heeft de Belgische beeldhouwer Vic Gentils zijn meest recente grote werk genoemd. De beeldhouwer heeft Huysmans al tijd als een groot staatsman en als een leider van het volk beschouwd en in die kwaliteiten heeft hij hem met zijn beelden groep willen eren. Gentils, die in 1919 in Engeland werd geboren, maar die al van zijn prille jeugd af steeds in België heeft gewoond, heeft met zijn Huysmans weer een meesterlijke groep aan zijn zo langzamerhand groots en indruk wekkend oeuvre toegevoegd. Hij is de man, die houten fragmenten sa menvoegt tot beelden. Een Jaar of zeventien geleden begon hij met werken van gesmolten grammo foonplaten, plexiglas en dergelijke. Daarna z'n reliefs in papier-maché gevolgd en ijzersculpturen en in 1960 een reeks van reliefs en sculpturen van gebrand hout en oude sohilde- rij- en spiegellijsten. Kort daarop begon hij met onder delen van piano's te werken. Tien tallen heeft hij er gesloopt en uit die periode dateren prachtige composi ties van bijvoorbeeld honderden ivo ren toetsen of van de met vilt bekle de hamertjes. Al gauw daarna heeft Gentils naar veel méér gegrepen. Kasten, stoelen, tafels, kruiwagens, scheepsonderdelen, houten mallen en ouderwetse etalagepoppen. Delen daarvan heeft hij met een aan het geniale grenzende vindingrijkheid samengevoegd tot figuren en groe pen van figuren zoals zijn schaak spel en de acht hoofdzonden. Thans heeft hij een groep van ze- ven-en-twintig iets meer dan le vensgrote figuren geschapen. Op 'n karretje staat Kamiel Huysmans en houdt een betoog. Naast hem zit een man, die opschrijft wat hij zegt. Rondom het wagentje staan de fi guren, die zoals Gentils heeft ver klaard, 't volk van Antwerpen voor stellen. Op kleine koperen plaatjes, die op het hout zijn bevestigd, kan men zonodig zien wat de sculpturen voorstelleneen glazenwasser, een dijkgravin, een bootsman, een glas blazer, een Waalse hoogoven arbei der, een Jeugdleidster, een rabbijn, een stukadoor, een visverkoopster, een brandweerman, een brouwers gast, 'n klerk en onder anderen nog een moeder-overste. Gentils heeft al die typen primi tief, maar uiterst levendig en met een doordringende visie op hun eigenaardigheden gebeeld of zo men liever zegt: samengetimmerd uit de meer of minder „ready-made"-on- derdelen, waarover hij in zijn atelier, dat hij kort geleden in een opgeleg de, grote oude ijzeren tjalk heeft ondergebracht, beschikt. „Indrukwekkend" is wel de zich dadelijk opdringende karakteristiek voor dit nieuwe werk van Gentils. Er is een merkwaardige, wat som bere saamhorigheid in de grote groep van archaisch aandoende fi guren. Er hangt 'n zekere beklem ming over hen en al hun aandacht is gericht op hetgeen Huysmans schijnt te betogen. Diens lange, ma gere gestalte met de haviksneus heeft de beeldhouwer overigens prachtig getroffen. Het is een mo nument geworden van een eerlijke soberheid, dat de grote socialistische voorman, die Kamiel Huysmans ze ker is geweest, volkomen waardig is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 15