BINNENSTAD WAARHEEN? NOTA TOETST MENINGEN Water in de weg jsjDAG 11 AUGUSTUS 1971 LEIDSCH DAGBLAD se binnen- U(snota) r<Jer de loep "^lelkert in deze krant de eerste pu- uit de Leidse binnenstads- gewacht, niet stil ge- Het is een lijvig irk geworden, rijkelijk ge- jerd. over de inhoud mag den- !n feit is, dat het geestes :t van wethouder Kret en de ®,ail een niet overal gemakke- aelesbaar, maar wel duidelijk ;uk is geworden. Tot die dui- ieid draagt in het bijzonder historische schets van aller- P^en in de binnenstad, die zo ^Sjk het stempel van een lan- e/schiedenis draagt. Voor het 3ar vervoer wordt zelfs te- jrepen tot de situatie vóór de •frd werkt ook een opsom- enijyan alles wat er is gedaan :(j Jannenmakerij voor en be- ij fig hebbend op de binnen- to.a. het wegenbeloop. Men leidie kennis gewoon nodig. imf>rie ook die van de laat- ren brengt de moeilijkhe- iee voor het gebied binnen r [gels. Het is geen weiland, is het gemeentebestuur, [seerd door zijn ambtena- *2 jooit voorstander geweest van I^aken van een bestemmings- iee[oor de binnenstad. hefta is geen bestemmingsplan, mgt een discussiestuk. En het .got daarvan duidelijk de spo- aaJferschillende menigen wor- j0I)Blanceerd, verscheidene plan iet alternatieven op tafel ge- ruimte om over allerlei te praten. Die meningsvor- moet uitmonden in het ma- structuurplan. i -[al hiervoor zijn uitgangspun- deze nota en resultaten van gekomen, nog lopende en leel nog te beginnen onder- Gelijktijdig daarmee kan ital voorbereidingsbesluiten in genomen. Op basis van uctuurplan moeten deel-be- ilngsplannen worden vastge- Seze binnenstadsproblematiek lie "praat periode" beginnen, ota geeft daartoe niet alleen ,'lding, maar nodigt er zelfs lit. Het gemeentebestuur heeft I visie op de binnenstadspro- atiek zeer bewust gericht aan ad en aan de burgerij. Allen, etrokken zijn bij de Leidse instad gezien de streek- zijn dat niet alleen Leide- kunnen meedenken. (Vervolg van pagina 1) LEIDEN De Leidse bin nenstadsnota geeft over een aantal zaken meningen. De sa menstellers vragen de raad en de burgerij of ze het hiermee eens zijn of een andere mening hebben. In grote lijnen leidt dit systeem tot deze vraagstel ling. Bent u het er mee eens, dat als uitgangspunt voor verder onderzoek de mening wordt uitgesproken, dat: Een stad met een grote gemeng de verscheidenheid aan activiteiten in de binnenstad geconcentreerd, een hoogwaardiger milieu oplevert dan één waarbij a. slechts enkele functies (bijvoor beeld onderwijs en gemeenschappe lijke instellingen) in de binnenstad aanwezig zijn en de overige wijd ver spreid, of waarbij b. wel meer activiteiten in de bin nenstad voorkomen, maar zeer sterk in zones gescheiden. In het algemeen voorkeur moet worden gegeven aan behoud van het historische milieu en eigen karakte ristiek onder aanvaarding van moeilijkheden bij het vinden van passende bestemming of gebruik en met mogelijkheden voor nieuwe ont wikkelingen in aansluitende gebie den, boven het toelaten van nieuwe ontwikkelingen in aansluitende ge bieden, boven het toelaten van nieu we (grootschalige) ontwikkelingen (.waaronder verkeer) binnen het his torische milieu die de essentie daar van aantasten. Het wonen in de binnenstad ten zeerste gewenst is en aan het behoud van de woonfunctie door aanpassing van de bewonerscategorieën aan de specifieke mogelijkheden van de binnenstad (subjectieve waarde ring) in het algemeen de voorkeur moet worden gegeven boven aanpas sing van alle woningen aan „objec tieve eisen", onder aanvaarding van een afwijkende bevolkingsopbouw en in het besef, dat ook voor overige categorieën bewoners bepaalde voor zieningen nódig zullen blijven. Ter wille van een grotere te gemoetkoming aan de subjectieve waardering van vele bewoners van de binnenstad (en vermijding van woningverlies) naar aanleiding van de uitkomsten van het woningkwali teitsonderzoek niet te snel tot slopen moet worden besloten en dat voorts met het oog op nader aan te wij zen (woon) gebieden zowel de uit komsten van een woningonderzoek als de houdbaarheid van bepaalde artikelen van de bouwverordening aan een kritische beschouwing wor den onderworpen en voorts bij het woningonttrekkingsbeleid ten behoe ve van bedrijven rekening wordt ge houden met deze gebieden. Aan een concentratie van het hoofdwinkelareaal binnen een be perkte schaal (250 k 300 m.) rond om de Hoogstraat met meer winkel circuits en een verbeterd winkelmi lieu, gepaard gaande met een cen traal gelegen sterke toevoeging rond om de Jan Vossensteeg, de voorkeur moet worden gegèven boven het uitsluitend behoeven van de be staande toestand, of het toevoegen van nieuwe winkelelementen aan de uiteinden van het bestaande areaal. Het versterken van die facetten waarbij Leiden reeds een bijzondere positie inneemt zoals de ontwik kelingsmogelijkheden op het punt van onderwijs en musea voor een blijvende plaats als streekverzorgend en toeristisch centrum op den duur van groter waarde is dan het afvlakken van deze positie ten be hoeve van actuele andere ruimtebe hoeften (woningbouw) die minder plaats gebonden zijn maar de eigen karakteristiek verloren doen gaan. Het Stadhuisplein, na daartoe beter te zijn ingericht voldoende mo- j gelijkheden biedt als centraal gele- gen „concentratiepunt" en de op het I basisplan geprojecteerde open ruim- te nabij de Jan Vossensteeg beter voor andere doeleinden gebruikt j kan worden. De binnenstad las een geschikte plaats moet worden gezien voor am- bachtelijke bedrijven zolang deze aan redelijke eisen van welstand vol- doen, maar bovendien als een plaats waar zogenaamde „rommelhoekjes" 1 moeten kunnen zijn binnen daar- voor nader aan te wijzen gebieden. Bij het streven naar een goede symbiose en een goed bedrijfspa- troon naast de geldelijke regelingen 1 ter verwijdering van ongewenste be- drijven ook regelingen worden ge zocht ter verkrijging van gewenste bedrijven; Voor (gewenste) bedrijven met grotere aantallen werknemers (kan toren) een situatie nabij openbare vervoerslijnen en aan de rand van het winkelgebied de aangegeven plaats is. Het hoofdstuk „Bereiv jaarheid" sluit, in tegenstelling tot de para grafen met stedebouwkundige be schouwingen niet al met het stel len van vragen. Daardoor zijn die oorzaken aan te geven. In 1961 is een basisplan voor sanering en stadsvernieuwing aan vaard. waarvan twee <meer uitge werkte) elementen zijn vervat in een bestemmingsplan voor het ge bied Herengracht/ Zijlsingel (1964) en een ontwerp- bestemmingsplan voor het gebied de Camp. Gevolg is, dat in de stedebouwkundige beschou wingen in deze eerste nota juist over deze twee genoemde gebieden minder wordt gezegd dan over de andere de len van de binnenstad. De uit werking is immers reeds zover gevor derd. dat het bij deze delen slechts hooguit om bijsturen kan gaan, maar niet om opnieuw beginnên. In 1961 is tevens een wegen plan fase I (en niet een basisplan) aanvaard, dat in grote delen in uit voering is. Hiervan geldt derhalve hetzelfde als voor de twee genoemde stadswijken: bijsturen is mogelijk, opnieuw beginnen niet. Bijsturen is trouwens in de praktijk al enigszins geschied (wegenbeloop Molen De Valk). In 1969 is het verkeers- en ver- voersonderzoek begonnen. Dit houdt in dat enerzijds dit onderzoek niet voor de voeten mag worden gelopen door premature meningsvorming die slechts op vermoedens of gevoelens steunt, maar anderzijds houdt het in dat in vrij korte tijd op tal van punten tot uitdrukking zal moeten komen wat Leiden en de agglomera tie op het punt van wegen en ver bindingen willen: er zal naast een onderzoek ook een verkeers- en ver voersplan moeten komen. Van vraag stellingen en beschouwingen kan op dit punt niet zoveel meer komen, in tegendeel: op tal van concrete pun- LEIDEN De binnenstadsnota staat vol toekomstbespiegelingen, concrete en ook minder concrete. Bij de foto's iHolvast) twee minder concrete, maar wel specta culaire. Links een beeld van de Nieuwe Ryn vanaf het Gangetje. Gefiloso feerd wordt over een openbaar-ver- voersverbinding tussen de Meren- wijk en de binnenstad. Er zal een vrije baan moeten worden gemaakt, waarvoor op de begane grond niet altijd plaats is. Een mogelijkheid kan worden gezicht op 'n traject Ko- revaarstraat-Nieuwe Rijn-Lange Ma re. Dit houdt een railverbinding in onder het water van de Nieuwe Rijn tussen Gangetje en Mare, een wat de nota noemt "forse beslis sing". Rechts een blik van de Stille Ma re over het water van de Nieuwe Rijn naar het waaghoofd vóór de Waag. Een voetbrug tussen deze twee punten zou in het drukste city gedeelte de Hoogstraat-Denker steeg route kunnen ontlasten. ten en onderdelen moeten binnen- i kort beslissingen vallen. O Voor zeer grote delen van het structuurplan-1959 zijn reeds raads- besluiten gevallen, of kredieten ver- leend. Dit geldt bijvoorbeeld voor de wegen in het west- zuidwestelijke stadsgebied, alsmede voor „hoog- spoor" Leiden- Alphen aan den Rijn. 1 Het geldt ook voor aansluitingen aan de oostelijke zijde van de (bin nen) stad, bijvoorbeeld bestem mingsplan De Waard met aanslui tingen aan beide zijden. In iiet investeringsschema 1970/ 1971—1974/1975 is op vele plaatsen rekening gehouden met toekomstige investeringen op het gebied van de bereikbaarheid en de verbindingswe gen. Aan de verdere uitwerking van deze voornemens dient te worden be gonnen, wil er recht gedaan worden aan deze meerjaren-planning. Het hoofdstuk „Bereikbaarheid" stelt daarom op tal van punten in feite concrete vragen en noemt alter natieven waar dat maar enigszins mogelijk is. Dat is voor het opstellen i van een structuurplan en voor het concreet maken van de lopende on derzoeken van groot belang, Indien de behandeling van dit hoofdstad leidt tot antwoorden op de vraag hoe, en waar en op welke wij- j ze Leiden de infrastructuur verder wijzigt, aanpast, afbouwt en moder- j niseert, kan daarna en daarméé te vens worden gezegd op welke wijze Leiden zal saneren, reconstrueren en vernieuwen. Dit is aangepast voor gebruik in de krant één van de vele tekeningen, die de binnenstadsnota begeleiden. Erop te zien zijn de wegverbindingen in en om de Leidse binnenstad, die volgens plan in 1974 gereed moeten zijn. De dikke lijn met „franje" geeft de ringweg om de binnenstad aan, de iets dun nere doorlopende lijn de stadsverbindingsweg, de dunne streepjeslijn de singelverbindingsweg en de stippellijn lussen voor het bereiken van parkeergelegenheid in de city. Op deze manier blijft de binnenstad bereikbaar, terwijl toch wandelgebieden kunnen worden gemaakt en het historisch karakter van ie city kan ivorden gehandhaafd, omdat geen afbraak noodzakelijk is. De lussen om de parkeergelegenheid te bereiken zijn volgens de samenstellers noodzakelijk om af sterving van de binnenstad te voorkomen. De nauwste city- ring (de stadsverbindingswegomsluit een gebied van min stens een vierkante kilometer en dat is veel meer dan toelaat baar. Het gemotoriseerd verkeer kan via de lussen het hart van de stad bereiken. De kaart omvat een groter gebied dan dat waarover de binnenstadsnota gaat: tussen de singels en de uitloper naar het station. Dit is noodzakelijk om de aansluiting van de we gen en zéker de ringweg aan te duiden. Om het u ivat plaatsbepaling betreft wat gemakkelijker te maken heeft de tekenaar een aantal cijfers gezet bij mar kante punten, zodat u zich kunt oriënteren. Deze nummers stellen voor: l. hoofdstation. 2. molen De Valk. 3. Leidsch Dagblad, 4. stadhuis, 5. Burcht, 6. Stedelijke Lichtfabrieken 7. Haarlemmerstraat, 8. Breestraat, 9. Levendaal, 10. Hooi gracht, 11. Meelfabriek, 12. Schrijversbrug, 13. Burggraven- laan, 14. Haven. De nota binnenkort te koop geeft behalve de ingete kende kaarten enkele blanke, waarop men zelf oplossingen kan tekenen. Interessant is ook de op verschillende kaarten aangebrachte bestemmingen samen te voegen, bijv. in ver schillende kleuren. U hebt dan weinig groen nodig, want het groen in de Leidse binnenstad is gering

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 3