lijkspolitie
e Water
can het goed met de schippers vinden
Pleziervaarders zorgen voor topdrukte
SEDAG 29 MEI 1971
i
De RP 23 komt langszij: de
poi't'e gaat op „visite".
De snelle uitbreiding van de water-
port bezorgt de Rijkspolitie te Water
opdrukte in de zomermaanden waarin
ij toch al niet dik in het personeel zit.
Ons land telt thans meer dan tachtig-
luizend geregistreerde pleziervaartuigen
n de prognose zegt dat dit aantal over
rijf jaar is verdubbeld.
Daarmee is tevens geïllustreerd de in-
et van de „waterpolitie'' in de water-
portcentra gedurende de komende ja-
en: de inzet wat het personeel én het
naterieel betreft.
Speciaal in verband met de surveillan-
e op wateren voor de pleziervaart ko
nen binnenkort dertien snelle speedbo
ten (veertig km/uur) in de vaart. De
manschappen die met deze vaartuigen
gaan patrouilleren, worden onttrokken
aan de bestaande sterkte.
Dat heeft als consequentie dat de sur
veillance op de rivieren minder intensief
wordt, en dat in een periode waarin de
vakanties vallen en dat óók nog
de scheepvaart in vol bedrijf is.
Voor de Rijkspolitie te Water is het
een schrale troost te constateren dat haar
aanwezigheid in de watersportgebieden
de kennismaking met een ander publiek
dan dat van de beroepsvaart bevor
dert
messcherpe boeg van de RP 23 doorklieft de grauwe
n van de Waal. De grijze patrouilleboot is bijgedraaid en
halverwege Nijmegen en Lobith recht-toe recht-aan
de achtersteven van de Aera. een binnenschip uit Rotter-
dat tot de gangboorden in het water liggend een
cokes naar de Bondsrepubliek zeult.
een lenige sprong wipt
neester Jan van Huuksloot
e politieboot over naar het
dek van de Aera. In de
ut had schipper A. Cornelis-
RP 23 al zien naderen en
en dat hij de politie op be-
reeg. een routinecontrole die
schipper van tijd tot tijd
rwachten.
roeting is hartelijk. De eerste
inuten van het gesprek wek-
indruk dat schipper Corne-
en wachtmeester Van Huik-
oude bekenden van elkaar zijn.
ten over de reis die de Aera
oor de boeg heeft, over de
drukte op de rivier en over de elek
trische stuurinstallatie die het mooge
lijk maakt het schro met een druk
op de knop naar bakboord en
stuurboord te wenden.
Kortom: WIE NIET BETER WEET.
HOUDT HET EROP DAT TWEE
VARENSMENSEN OVER HUN GE
MEENSCHAPPELIJK BEROEP
SPREKEN. Maar dan wint de poli
tieman het toch van de schipper in
de persoon van de wachtmeester.
De schipper van de Aera moet zijn
papieren laten zien. „Natuurlijk, he
lemaal geen bezwaar". Enig pro
bleem is dat hij een paar minuten
van de brug af moet om zijn pape-
in het woonverblijf te pak
ken..
„Als jij nou effe het roer neemt,
dan ben ik zo terug". Schipper Cor-
nelissen is blijkbaar goed in impro
viseren. Op kousevoeten klimt hij
j ae stuurhut uit, wachtmeester Van
I Huuksloot bij het stuurwiel achter
latend. Gekke situatie eigenlijkde
i politieman die de boel aan boord
komt controleren, wordt aan het
roer van hetzelfde schip gezet
J Maar wachtmeester Van Huuksloot.
j zelf uit de binnenvaart afkomstig,
tilt er niet aan. x
Hij illustreert als tijdelijk roergan
ger van de Aera een ongeschreven
wet van de Rijkspolitie te Water,
die zijn hoogste chef, landelijk
commandant overste M. de Ruiter
(53). een paar dagen eerder met
eerlijke overtuiging had verdedigd:
„Autoritair optreden is er bij ons
niet bij. Wat wij doen is proberen
het gezag aanvaardbaar te maken.
Onze dienstverlenende functie is
verreweg de belangrijkste".
Voor de Nederlandse, Duitse en
Franse schippers op onze binnenwa
teren is het sinds jaar en dag een
uitgemaakte zaak dat de „waterpo-
litie" in de eerste plaats een combi
natie is van verkeersagent, wegen
wacht, controleur en ambulance
dienst, die op elk uur van de dag
en de nacht gevraagd en onge-
vraagt ter plaatse is om te hel
pen. Een soort „servicedienst" dus
ill de ogen van de binnenvaart.
In zijn hoofdkwartier aan het Am
sterdamse IJ vertelt overste De
Ruiter bijna een Jaar geleden tot
commandant van de Rijkspolitie te
Water benoemd dat zijn dienst
„in principe" niet verschilt met die
van de Rijkspolitie aan de wal. De
zelfde opdrachtensurveillance,
controles, assistentie bij ongelukken
en botsingen. „De omstandigheden
zijn alleen anders. Bij een auto-on
geluk op een verkeersweg kun ie de
remsporen zien, beschadigingen enz
maar na een aanvaring is niets te
rug te vinden. Een reconstructie
van een scheepsbotsing is praktisch
niet mogelijk".
Ander publiek
Het publiek van de Rijkspolitie te
vVater is ook een ander: voorname
lijk schippers, „hard -rkende men
sen, die hun brood op het water
noeten verdienen, a.e isen di:- geen
i.jd hebben om straten open te bre
ien of opstootjes te veroorzaken",
l'ot de verbeelding sprekende bij-
;onderheid „Verzetszaken hebben
ve bijna nooit. Ik kan me niet her-
nneren wanneer er de laatste keer
/an een wapen of zelfs van de
•ummistok gebruik is gemaakt Dat
omt bij ons niet voor".
Tekst
Wim de Regt
Foto's
Piet de Nijs
Het nemen van watermonsters behoort ook tot de taak van de Rijkspolitie te water.
De mensen-van-de-wal, zoals ze ons
n schipperskringen bij voorkeur
ïoemen, hebben over het algemeen
einig kennis van de politietaken
,»p het water. Een ernstige aanva-
ing, giftige stoffen die in de rivie
ren terecht zijn gekomen en zee-
vaarts drijven, 'n brandende binnen-
tanker zijn gebeurtenissen die man-
ïen van de snelle surveillancesche-
ien even uit de grauwe anonimiteit
ïalen: de redding van opvarenden,
ioortastend optreden, deskundige
ianpak van een brand Daarna ver
dwijnen ze uit de schijnwerpers van
de publiciteit, en daardoor blijven
de verhalen over bijna-botsingen,
oijna-explosies verzwegen. In
icheepvaarttermenvan hun activi-
eiten blijft een heel stuk onder
vater
loewel grotendeels zelfstandig ope-
erend is de Rijkspolitie te Water
nderdeel van de Rijkspolitie, de
landdienst". Dat neemt echter niet
veg dat de „waterpolitie" worstelt
net vraagstukken die de collega's
van de wal nauwelijks tot de ver-
leelding spreken.
)verste De Ruiter: „Ik voel me
;oms veel meer een manager dan
■en politieman. Trouwens, met de
sulver uitvoerende dienst heb ik, zit-
end op deze stoel, heel weinig te
naken. Mijn werk concentreert zich
op andere dingen: de verantwoorde
lijkheid voor de organisatie van de
surveillancediensten in 't hele land,
de bouw van nieuwe schepen, de
personeelsbezetting, de sterk toene
mende pleziervaart. Dat zijn zo de
problemen waaraan ik mijn dage
lijkse zorgen heb".
Peinzend: „Ja. de nieuwbouw. Ei
genlijk zouden we nü geen schepen
meer van voor de oorlog in onze
vloot mogen hebben Maar we heb
ben ze tóch!" Hij wijst uit het
raam naar een scheepje met onmis
kenbaar traditionele lijnen. „Dat
ding dateert uit 1934, en zo hebben
we er meer".
„Niettemin geloof ik dat er in het
kader van de rijksbegroting gedaan
is wat mogelijk was. Sinds 1954 zijn
we nu bezig de oude vloot te ver
vangen door nieuwe schepen. Dat
proces is nog niet ten einde. Ik
hoop dat tegen de tijd dat ik mei
pensioen ga in 1976 de hele
oude vloot naar de sloper is ge
bracht".
Wat personeelssterkte betreft ruin
driehonderd man» is de Rijkspoliti
te Water een kleine dienst, en da
klopt. Wie de nieuwbouwprijzen vai
schepen hoort, is gauw geneigd t
zeggen dat de „waterpolitie" behalf
een selecte politiedienst ook een
kostbare is. Een patrouilleboot van
twaalf meter kost tweehonderddui
zend gulden, een schip van veertien
meter komt op drieëneenhalve ton
en voor een boot voor de grote stro
men i Westerschelde» of de Wadden
zee moet al gauw een miljoen op
tafel worden gelegd
„De schepen zijn duur", geeft de
heer De Ruiter toe. „Maar ze gaan
ook lang mee. twintig tot dertig
jaar. En niemand mag natuurlijk
vergeten dat als deze dienst zijn
taak goed wil uitvoeren daarvoor
schepen nodig zijn die met de te
genwoordige beroepsvaart mee kun
nen".
De huidige vloot is voor haar taa
berekend, ondanks het aantal ver
ouderde schepenveertien grotere
schepen (langer dan zestien meter),
48 patrouillevaartuigen, in lengte
variërend van tien tot veertien me
ter. negentien speedboten 'zes grote
en dertien kleinere) en een aantal
hulpvaartuigen. De schepen opere
ren in een organisatie die is opgezet
naar het voorbeeld van de „land
dienst": vier districten (Amsterdam.
Dordrecht, Leeuwarden en Nijme
gen», die onderverdeeld zijn in vijf
tien groepen die op hun beurt weer
opgesplitst zijn in posten.
Zelfde taal
Waaraan danken de mannen van
de Rijkspolitie te Water lAn popu
lariteit in de binnenva:«rt? Voor
overste De Ruiter ligt het antwoord
voor de hand: „In principe betrek
ken we onze mensen uit de binnen
vaart, marine, koopvaardij en de
visserij, mensen dus met een duide
lijke nautische achtergrond. Dat
heeft zijn voordelen, want de echte,
de professionele varensmensen wil
len graag dat de politieman die bij
hen aan boord komt, dezelfde taal
spreekt".
„Een rijkspolitieman te water is in
zijn hart een schipper, een man
met liefde voor zijn schip en liefde
voor de vaart. Zo'n man is een
goeie. Maar daarnaast moet hij ook
politieman willen zijn, hij moet het
politievak als vak hebben gekozen.
Hil moet niet alleen op een mooi
bootje willen varen". Hij probeert
een grove karakteristiek te geven:
„Een goeie wachtmeester of schip
per op een patrouilleboot is voor
veertig procent varensman en voor
zestig procent politieman".
Ite
:-v
MMmi
Overste De Ruiter: „Autoritair optreden kennen wij niet".
Schippers en politiemensen spreken
dezelfde taal, kennen hetzelfde vak.
Hoe belangrijk dat is, ervaren de
mannen die dag in, dag uit op de
Waal surveilleren, de „ertsweg naar
het Roergebied", ook wel de „auto
snelweg" onder de Nederlandse ri
vieren genoemd.
Districtscommandant majoor R. den
Breejen (42): „Je kunt Nijmegen
vergelijken met een soort Ouden
rijn. Onze menseu fungeren als ver
keersagenten: ze zegelen het scheep
vaartverkeer, at zijn preventief
aanwezig en ze trachten ongelukken
te voorkomen. Hoewel dat alles nog
maar een gedeelte van hun op
dracht is. Daar ls bijvoorbeeld ook
nog de veiligheidscontrole, schepen
met chemische stoffen in de ruimen
met alle daaraan verbonden geva
ren".
De bemanning van de RP 23 kan
erover meepraten: jaarlijks passe-
tweehonderdduizend schepen Lobith
en tachtigduizend de sluis bij
Weurt. Ga er maar aan staan. Elke
dag een aanvaring, topdrukte op
vrijdag en zaterdag, schepen die be
slist nog voor zondag op de plaats
van bestemming willen zijn.
Bootcommandant A. Boone: „Je
moet het schippersvolk kennen als
Je dit werk doet, Je moet weten wat
er in dit wereldje omgaat. Als men
sen van de landdienst zonder
ooit iets te maken hebben gehad
met de vaart dit werk zouden
doen, zou er niet veel van terecht
komen. Ik wil maar zeggen: Je
moet zelf hebben gevaren om de
sfeer te kennen en Je eigen houding
te bepalen".
Hun beste kameraad
De metalen stem uit de luidspreker
van de mobilofoon roept de RP 23
naar een scheepswerf waar schepen
zijn losgeslagen, nadat een „hardlo
per" er waarschijnlijk te snel voor
bijgevaren is. De patrouilleboot gaat
er op volle kracht heen. Het onder
zoek neemt meer dan een uur in
beslag. Teruggekomen vertellen de
politiemannen dat er feitelijk hele
maal niets aan de hand is geweest:
één gebroken draad uitgezonderd!
En daar roepen ze Je nou voor!
Maar wat moet Je doen? Gaan na
tuurlijk".
De schippers verwachten niet an
ders. Het wordt een massaal gezel
schap als ze zich nog eens vereni
gen in een koor om te zingen dat
„de politie hun beste kameraad is".