Middenstand in verzet tegen huurstijging zakenpanden „Ook wij zijn homofielen Bedrijfsleven sluit investeringsseizoen af „Wat moeten we nog met die jubilea Mavo in de knel Nederlands Genootschap voor Public Relations: Twee dominees schrijven geruchtmakend boek: „Hoe gaat dat op de meeste be- nootschap voor Public Relations gaat irijfsjubilea, het bekende hapje, het gekende drankje, de toespraak en jet cadeau. Gaat het om het be kijf zelf dan Identificeert men zich ian de stichter, aan de founda- Éon-father. Die is ten slotte 25, 50 if 75 Jaar geleden op zijn fietsje jestart. ZATERDAG 22 MEI 1971 LETDSCH DAGBLAD PAGINA 7 Betreft het personeelsleden dan is ;e structuur van de Jubileumviering jog atavistischer,. nog feodaler. De jubilaris is feestvarken met het ac- jent op varken. Hij wordt door de siauffeur van de directeur in de ,uto van de directeur opgehaald. jia en de kinderen mogen meeko- sen. In de kamer van de directeur iaat de versierde stoel klaar, de doel van de directeur. De Jubilaris rordt gefeteerd. Zo gaat het al guwen. Onze oudste ondernemer, ie hereboer, deed het zo met zijn jfeigenen. Ook nu nog spreekt de irecteur zijn „horloge" toe op de ganier van: weet Je nog Pietersen wij samen begonnen, toen rerkten we nog van zo laat tot zo at, als we toen naar Zwolle gin- namen we brood mee. Je had ien nog slechts zes gulden in de j reek. We hebben veel aan jou te iunken Pietersen, zonder Jouw trou- toewijding zou het magazijn riet zijn wat het nu is." &mmer dat Pietersen nooit in het sagazijn gewerkt heeft. [r. Velu van het Nederlands Ge er hierbij wel van uit de jubilaris wat te zeggen heeft. „Maar dat valt wel mee, geloof ik. Onze portier moet binnenkort jubileren. Die man ziet de hele dag dat gaan' en komen van mensen die bij onze bank handelin gen komen verrichten. Hij ziet het beste onze tekortkomingen. Misschien zegt hi) wel dat de balie een zitbalie moet worden. Hij kan ook 't verschil met vroeger aangeven, hoe zenuw achtig men vroeger een bankgebouw betrad en hoe nu iedereen binnen komt". Ieder op zijn eigen niveau zou vol gens hem een dergelijke zinnige bijdrage kunnen leveren. „De huis arts die Jubileert zou iets over de huidige ontwikkeling in de huisart senpraktijk kunnen zeggen. Iets over de vlucht uit de praktijk van jonge huisartsen bijvoorbeeld". Andere suggestie van mr. Velu: „Geef de Jubilaris de ruimte in het personeelsblad, laat hem daar eens naar aanleiding van de bijdrage die hij zoveel Jaren leverde iets over dat bedrijf en het toekomstperspec tief van dat bedrijf filosoferen." Dat „dwangmatige horige van de trouwe ziel die geen kans zag zich te verbeteren", moet eraf, vindt mr. Velu. „De jubilaris van nu voelt zich opgelaten en moet er nog voor bedanken ook." De bedrijvenkrijgen het, meent hij, al een beetje door. Hoe het moet. „Wat dat betret is er een interes- santé ontwikkeling aan de gang. Bedrijven die een symposium hou den zijn volgens mij op de goede weg. Datzelfde geldt voor bedrijven die ter gelegenheid van een jubi leum deskundigen in staat stellen over de eigen branche te publiceren. Daarbij moet de toekomst voorop staan." Als voorbeelden noemt hij Verblifa voor wie prof. Polak de „Toekomst doorzichtig verpakt" schreef en het provinciaal ziekenhuis in Bakkum dat de bioloog dr. D. Hillenius over „Vervreemding biologisch gezien" aan het woord liet. Ook het huidige cadeausysteem in de Jubileumviering dient volgens mr. Velu te verdwijnen. „Er is al een kentering. Veel jubilarissen ge ven hun gironummer aan de boek houding en zeggen: stort het maar voor een goed doel, op Artis bij voorbeeld." Mr. Velu vergelijkt de viering van het persoon jubileum met het rooms-katholieke feest van „Onno zele kinderen". „De rollen worden omgedraaid, de kinderen mogen zeggen wat gegeten gaat worden, naar welke film we gaan, hoe laat we naar bed gaan. Zo gaat het ook met het feestvarken, hij wordt op gehaald met de auto van de direc teur, hij mag in de stoel van de di recteur zitten. Een probleem is vaak hoe de jubilaris weer thuis komt, want als de viering afgelopen is, heeft de directeur zijn auto weer nodig." En dan die toestanden met cadeaus. „Hoe gaat dat? Pietersen, toen ik laatst je vrouw zag hebben wij het erover gehad wat jij graag zou wil len hebben. De fotografie, hoorde ik, is altijd je hobbie geweest. Je fotografeert heel aardig." Heel aardig, nooit uitstekend. Er schiet mr. Velu nog een vergelij king te binnen. „Het is net Prins Carnaval zo'n jubilaris, de grootste gek is de baas". Het is duidelijk: mr. Velu wil af van de huidige jubileumviering. „We moeten naar een meer functio nele jubileumviering toe. De viering moet los gemaakt worden van het persoonlijke jubileum van de horige, van de man die 25 of 50 jaar niet is weggelopen. Want daar komt het toch op neer. Is die trouw van de man die niet weg liep wel zo essen tieel? Is het niet zo dat een werk nemer binnen zeven Jaar zou moe ten opstappen of binnen het bedrijf een stap verder zou moeten doen? Als je het mij vraagt is het op de huidige manier vieren van een per soonsjubileum eigenlijk een premie op schlemieligheid. Het horloge met de gouden ketting dat de man krijgt is in feite gesmeed van de gouden staven van de kooi waar hij 25 of 50 jaar in heeft gezeten." „De jubilaris moet van object sub ject worden, hij moet ter gelegen heid van zijn jubileum de gelegen heid krijgen om een bijdrage te le veren. Zijn inspraak moet uitspraak worden. Geef hem spreektijd. Ik be doel niet het obligate dankwoord wanneer hij de cadeaus binnen heeft. Dank je wel zeggen is verne derend. Nee. geef hem een forum om wat te zeggen. Laat hem eens vertellen wat hij van het bedrijf vindt, van de gang van zaken in het bedrijf, dingen die volgens de Jubila ris zouden moeten veranderen". De penningmeester van het NGPR ziet in dat laatste een „verdringing" van het jubileum. „Zoals ook steeds meer feestvarkens ervoor zorgen dat z eop de dag van hun jubileum met vakantie zijn." Het geven van cadeaus aan trouwe zielen vindt hij „in deze welvaarts maatschappij een frustrerende be zigheid". „Meestal draait, het uit op platen boeken of andere onnutte dingen. Een derde tv voor in de slaapkamer want de tweede tv in het weekend huisje is er al." Een functioneel alternatief voor „stort het maar op Artis" acht mr. Velu het voor het besteden van het geld aangeven van een doel dat in het verlengde ligt van de eigen bij drage, de eigen job. Mr. Velu: „Giften voor research." Als het aan het NGPR lag, zou er geen Jubilaris meer voor joker hoe ven zitten. In een van de piepkleine boetiekjes de blij glanzende sie- ladjes op de trots welvende borst van het door het grootkapi- lal steeds meer beheerste winkelbedrijf treft men achter ettingen, ceintuurs en posters tevens de huurder van dit pand, Ier ter Horst, een kritisch gestemde man, penningmeester en (oordvoerder van de laatste pressiegroep uit de hoofdstad: het ilgemeen Huurcomié Amsterdam. Ter Horst' actiecomité werd nee weken geleden onder de goed Amsterdams klinkende aam Schlemielen van Het Jaar 1971 opgericht, onderging vo- ige week na de samenvoeging van meerdere gelijk gerichte roeperingen de naamsverandering en telt nu al 2000 leden. r ter Horst en de zijnen hebben een bewogen massa-meeting in rasnapolsky achter de rug. Op 1 ni verzamelt men zich opnieuw in it Kleine-Gartmanplantsoen wan eer daar voor het kantongerecht eerste van de vele Amsterdamse liddenstanders zich verzet tegen et misbruik dat onroerend-goedbe- tters dreigen te maken van de ieuwe wettelijke bepalingen over huur van bedrijfspanden. Een erzet dat uitdrukkelijk in die wet aat. Vele middenstanders zijn da nig geschrokken van de aanzeggmg m huurverhoging of anders eruit, eigenaars waren niet zo beleefd, bij te schrijven: als u het er it mee eens bent kunt u de zaak orleggen aan de kantonrechter. de kleine neringdoenden dat ge- eten hadden was de reactie niet paniekerig geweest. Maar reactie s er gekomen. er Horst: „Die wet houdt in dat huren van onze bedrijfspanden er 1 Juni vrij zijn. De stijgingen iriëren van 30 tot 200 procent. Dat natuurlijk ongelooflijk vervelend. «1 veel mensen zullen niet meer staat zijn hun bedrijf uit te oe- aen". te op zijn bovenverdieping sherry tppende Ter Horst verwacht een itastrofe voor de Amsterdamse ilddenstand, naar men weet sedert tuwen een van de palen waarop «t economische en toeristische le en van de hoofdstad is gebouwd, zegt: „Als redelijk wordt een nurstijging van 3 Procent aange- smen. Maar die redelijkheid wordt tor de huiseigenaren uit het oog erloren. Bij ons zijn legio gevallen ekend van 80 tot 200 procent. Daar in is onze bedoeling dat we de tasterdamse middenstand goed onnen organiseren." I Geen vrees voor de individualist! sche instelling van de betreffende neringdoenden, zo mag men infor meren. „Natuurlijk niet", antwoordt Ter Horst, „ik geloof dat hen nu pas de schellen van de ogen vallen. Het gaat nu immers om het geld Katholiek of protestant, alles gaat zich nu in een non-politieke actie verenigen". Ter Horst: „De makelaars maai vooral de huiseigenaars, de mensen om wie het gaat, zijn al een vrij afwachtende houding gaan inne men. Al iets bereikt? Ja toch. In alle wijken orga niseren we massaal bezochte pro test-bijeenkomsten. Er doemt alleen deze narigheid op: men komt met het contract pas na 1 juni. Dan is het voor de huurders feitelijk al te laat. Is de vrees op zekerheden geba seerd? Ter Horst: „Maar natuurlijk. Bij een huurstijging van 30 procent gaan de marginale bedrijven er uit. Dat is 15 procent. Ik heb daarover een onderzoek ingesteld. Bij een verhoging van 50 procent is het met 21 procent gedaan, bij 60 tot 80 procent met 28 procent. Door de BTW en de verhoging van de socia le lasten gaat er nog eens 5 procent uit. Ik heb berekend dat als dit voortgang zou vinden binnen drie Jaar 50 procent van de Amsterdamse middenstand gedoemd is te verdwij nen". Een idee van de toekomst, zoals die zich dan ook in de Runstraat zal voordoen? Ter Horst: „Wat voor al deze leuke winkeltjes, die u nu ziet in de Honderden reacties stromen binnen bij twee dominees op de aankondi ging van hun in de herfst bij Bosch en Keuning te Baarn te ver schijnen boek „Ook wij zijn homo fiel". Deze predikanten, een her vormde en een gereformeerde, wil len er een documentair boek van maken en hebben daarom de mede werking ingeroepen van ieder die met het probleem te maken heeft. Sinds hun oproep twee weken gele den in enkele dagbladen stond, zit postbus 1 Baarn elke dag verstopt met reacties die uiteenlopen van „viezerikken" tot „Ik hoop dat ik na het lezen van uw boek mijn zoon beter zal begrijpen". Via de uitgeverij vroegen wij een interview met de auteurs van „Ook wij zijn homofiel". Zij wensen ech ter anoniem te blijven. „Ze staan elke zondag op de preekstoel, als het bekend wordt wie het zijn, heb ben ze geen leven meer", aldus de uitgeverij. Wël was men bereid de dominees te vragen of zij ons wil den bellen. Een dag later hadden we de gereformeerde predikant aan de lijn. „Waarom dit boek?" „Wat we ermee willen zeggen is dit: „Schei nou eens uit met het veroordelen van homofielen. Met name in christelijke kringen wordt de homofilie nog steeds gezien als een zonde of een ziekte. Iemand die het is kun Je bekeren of genezen. Hem accepteren als homofiel is er niet bij. Wij willen met dat boek een steentje bijdragen tot het om buigen van die afwijzende mentali teit". „Waarom die titel „Ook wij zijn homofiel". „Omdat ook wij homofiel zijn. Waarmee we maar willen zeggen dat we nè&st de homofielen staan, niet tegenover hen. Dat is wel eens nodig, steun van geestelijke zijde, omdat nog teveel, juist in onze kringen gezegd wordt: „Die rottige homofielen". „Waarom die anonimiteit? Zou het doel, de mentaliteit in gunstige zin ombuigen, niet meer gediend zijn wanneer u ervoor uit kwam?" „Als de synode van de protestantse kerken akkoord gaat, zullen we uit de anonimiteit treden, graag zelfs. Maar zolang we zondags in onze ei gen gemeente preken zal dat moei lijk gaan. Daarvoor is de tijd nog niet rijp. Misschien dat het over vijf of tien jaar geen probleem meer zal zijn. Het is te hopen. Wat wij wel zouden willen en wat de zaak aanzienlijk zou vergemakkelij ken is pastoraal werk doen onder homofielen. Daar is grote behoefte aan. „Van wie komen de reacties?" „Onder de inzenders bevinden zich vooral veel ouders van homofielen die om raad vragen. Ook zü er veel oudere, gehuwde homofielen die hun nood klagen". „Reacties ook van homofiele geeste lijken?" „Ja, vier tot nu toe. drie dominees en een kapelaan. Homofielen vind Je ten slotte in alle beroepen. Je hoort er het meest van bij artiesten en studenten, in die milieus kunnen ze er voor uitkomen, omdat men in die kringen toleranter is. maar Je hebt ze natuurljk in alle milieus, ook onder bouwvakkers en bootwer kers heb je ze. Niet in alle milieus zijn ze even makkelijk te herken nen. Een kunstenaar die er voor uit kan komen zonder moeilijkheden te krijgen, gedraagt zich uiterlijk meer als homofiel dan de bouwvakker die het veel moeilijker heeft". „Van wie komen de negatieve reac ties, de protesten?' „Voornamelijk uit de kringen van de Pinksterbeweging en de Jehova's Getuigen, felle protesten meestal in de vorm van bijbelteksten Maar natuurlijk ook van mensen die ons vies vinden, het Willem Duys-effect als u begrijpt wat ik bedoel". „Veroordeelt de bijbel homofilie?" „Volgens ons niet. althans niet de liefde tussen mannen, wël keert de bijbel zich tegen de kultische ho mofilie. de homofiele prostitutie met religieuze dekmantel zoals die in de oudheid voorkwam. Liefde tussen mannen wordt door de bijbel ner gens veroordeeld. Liefde is liefde en daarover staan in de bijbel zeer en thousiaste dingen". „U heeft geen moeite met uw ho mofiel zijn?" „Wij hebben het conflict achter de rug, maar duizenden homofielen, met name gelovende homofielen, zitten er nog middenin. Wij willen hen helpen, om te voorkomen tot zelfaanvaarding en wij willen de maatschappij vragen hen te aan vaarden. Wij willen het ook de kerk vertellen, dat homofilie geen zonde of ziekte is. Het is nog steeds zo dat iemand die ontdekt dat hij ho mofiel is tegelijkertijd zijn geloof kwijt is. Dat is natuurlijk onzin, daar willen wij een eind aan ma ken. Ook homofielen kunnen goede christenen zijn. Daarom zal ons boek wel een strompje in christelijk Nederland teweeg brengen. De predikanten zijn inmiddels be gonnen met de verwerking van de vele reacties in hun boek. Op nood kreten hebben zij onmiddellijk ge reageerd. schriftelijk, telefonisch of mondeling. Hun in september of oktober uit te brengen boek belooft met al die reacties (op de envelop „Ook wij") een hele dikke paper back te worden. plaats komt. dat zijn filiaalbedrij ven, bankkantoren en reisbureaus. Het wordt de totale heerschappij van het grootkapitaal. En dat houdt o.m. een enorme verkilling van het stadsbeeld in. De gezellige winkel straatjes verdwijnen. Het brokje warmte van de menselijke service verdwijnt. Daarbij gaat Nederland uiteraard als toeristenland een stuk achteruit." De kleine man is machteloos? Ter Horst: „Nee. Niet wanneer alle middenstanders zich gaan vereni gen en de vuist gaan maken die de moloch van het grootwinkelbedrijf al zo lang maakt. We hebben nu 20000 aanhangers. Het gaat einde lijk heel hard de goede kant uit. Daarom willen we ook het sneeuw baleffect. We willen straks onze ac- GER TER HORST ties ook overplanten naar Den Haag en Rotterdam. Ik ben er van overtuigd dat het lukt. Vooral om dat de middenstanders zich pas na 1 Juni goed zullen realiseren wat er aan de hand is". Maar de kantonrechter en zijn uit spraken dan? Ter Horst: „Daar is nog niets over te zeggen. Ik dacht wel dat er van wege de acties die we nu dagelijks voeren gematigde uitspraken zullen komen. Ook de rechter zal beseffen dat het om een zaak gaat die in heel Amsterdam leeft". Het blijde bedrijf in de Runstraat blijft dus wel een van de aangena me verschijnselen in Amsterdam? Ter Horst: „Als ze in zo'n eenvou dig straatje als dit veel meer aan huur moeten betalen gaan ze weg. Er is niemand die dan kan opbren gen. Er dreigt hier iets heel ver schrikkelijks. Straks hier het groot kapitaal in plaats van onze spaar centjes, het bankfiliaal in plaats van de kruidenier, dat is toch een rampzalige gedachte. En waarom? Waarom in hemelsnaam moet nou ook de gezelligheid van Amsterdam en de andere grote binnensteden al kapot? U moet ook weten dat in het eerste kwartaal van dit jaar al 16.000 mid denstanders hun bedrijf hebben moeten verlaten. Dat. gaat om 60.000 mensen. Als we ons nu niet verzetten wacht Nederland een ramp" Den Haag In het onderwijs heerst algemeen grote verontwaar diging over wat men velen van de bijna 17.500 eindexamenkandidaten MAVO zal moeten aandoen. Minis terie en Staatsdrukkerij hebben de schriftelijke examens zo slecht gere geld, dat de leerlingen pas op het allerlaatste moment zullen horen of ze op grond van hun prestaties her examen in een vak moeten onder gaan. „Het kan welleens beperkt blijven tot maar twee of drie dagen tussen mededeling en herexamen", zegt de rector van een groter scholenge meenschap. En in die paar dagen is voorbereiden onmogelijk. De scholen zitten momenteel te schreeuwen om de correctiemodellen die zij nodig hebben bij het nazien van het reeds enkele weken geleden gemaakte schriftelijk werk. Door de experimentele vernieuwing der exa mens gaat het zelfs om drie soorten correctiemodellen. Als ze strakts arriveren moeten de leraren eerst zelf aan de slag met meestal tientallen en soms honder den stuks werk. Daarna moet alles nog eens naar de gecommitteerden, die het soms met het gegeven cijfer eens zullen zijn maar soms ook niet. En in dat laatste geval is er niet voorzien in enig overleg dat moet dan allemaal geïmproviseerd, per briefje of telefoontje. Zelfs is op de formulieren „helemaal buiten ons om samengesteld" zegt men in de scholen) niet voorzien in de moge lijkheid dat een gecommitteerde een cijfer vervangt. Maar op de 14e juni moéten de herexamens star ten... De woede keert zich ook tegen de organisatie van het examendeel dat op computerformulieren moest ge beuren de zogenaamde „meerkeu- ze-toets". geregeld via het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling in Arnhem. In de scholengemeen schappen worden die formulieren ronduit „rotdingen" genoemd. Niet alleen de bijna 17.500 MAVO'ers moesten ermee werken maar ook de 15.500 HAVO'ers en nog anderen. De scholen zijn uitermate angstig geweest dat de formulieren de leerlingen puur-administratief na deel zouden berokkenen, door hun grote kwetsbaarheid en hun minie me omvang. werd geen opschudding veroor- Bakt toen het Centraal Planbur. aan ■ft einde van de vorige week aan- andigde dat er in de loop van 1972 Krekend moet worden op een flin- toeneming van de werkloosheid. Zoals te- 'nwoordig meer en meer gebruike- wordt, werd een dergelijke 'aarschuwing v>or kennisgeving Ogenomen. Dat zien we dan wel is de gemakkelijkste levens ding, die natuurlijk ergens op débacle uitloopt. Vooral in het pesten van het land maakt men Wi weinig zorgen, omdat het wel Mdelijk is dat dit deel eerder te Wnpen heeft met een structureel Hfft aan arbeidskrachten dan met gevaar dat er teveel werkzoe- tos worden ingeschreven. ^tokzij de sociale voorzieningen is 9 tegenwoordig geen sprake meer dat er bij het optreden van krkloosheid gezegd wordt dat wie niet werkt, zal ook niet eten. Er dient echter wel rekening mee te worden gehouden dat de uitkerin gen aan werklozen, ook al zijn er speciale reserves voor gekweekt in de vorm van het fonds van de werkeloosheids- en wachtgeldverze kering, altijd uit het lopende natio nale inkomen moeten worden opge bracht. Dat wil zeggen dat de be stedingsmogelijkheden van de wer kenden erdoor verminderen. Voor degenen, die verder kijken dan de neus lang is, moet het tot nadenken stemmen dat er van ver schillende gezaghebbende kanten wordt gewezen op de conjuncturele gevaren, welke er in de toekomst verscholen liggen. Een plotselinge omslag van de conjunctuur is nooit uitgesloten. Vrijwel dagelijks leest men in de krant van fabrieksslui- tingen, ontslag van personeel en fi nanciële moeilijkheden. Tegen de winter zal de stroom van berichten van deze aard nog toenemen. Tegen die tijd zal het merkbaar worden dat vele ondernemingen, waarbij de grote concerns voorop gaan, de kraan hebben dichtge draaid voor de investeringen. De bouw van nieuwe fabrieken wordt ver traagd of geheel op de lan ge baan geschoven; er worden min der machines en werktuigen besteld, hetgeen een vermindering van de werkgelegenheid in de constructiebe drijven veroorzaakt; steeds meer bedrijven komen in de knel door de sterk gekrompen winstmarges, waardoor onvoldoende middelen bij een worden gebracht om de groei van de onderneming te financieren. Onder deze omstandigheden zou het dwaasheid zijn te denken aan een blijvende opwaardering van de gul den, ook al zijn we nu zo manmoe dig in het Duitse karrespoor meege- zeuld. De betalingsbalans vertoont wat het normale handelsverkeer en de in komsten uit dienstverlening betreft een tekort van enige miljarden. Dat komt omdat we meer uitgeven dan er wordt verdiend. De gevolgen daarvan zijn gecamoufleerd door de toestroming van buitenlands vlucht- kapitaal dat geen beter toevlucht soord weet te vinden dan de Duitse Mark en de gulden. Wat de Mark aangaat is er ook geen reden voor een opwaardering, want. met alle respect voor het eco nomische beleid van de Oosterbu ren, zo goed hebben zij het er in het afgelopen jaar ook niet afge bracht. De betalingsbalans buiten de kapitaaltoevloed gerekend is maar net in evenwicht. Als de president van de Bundes bank bij het Internationale Mone taire Fonds zou aankomen met de mededeling dat de munt blijvend moet worden verhoogd ten opzichte van de dollar, dan zal hem er heus wel op worden gewezen, dat Duits land zich eerst moet bezinnen voor er tot een dergelijke stap wordt overgegaan. Het Internationale Monetaire Fonds keurt een wijziging in de verhou ding tot de dollar alleen maar goed als er een fundametele oneven wichtigheid in het economische be stel te constateren valt. Met die fundamentele oneven wichtigheid wordt bedoeld dat er een chronisch overschot op de beta lingsbalans is ontstaan door bij voorbeeld het achterblijven van de loon- en prijsinflatie ten opzichte van de voornaamste handelspart ners. Sinds de Duitse beroepsbevolking zich ook heeft geschaald in de rij en om steeds meer loonsverhogingen af te dwingen, ongeacht de invloed, welke daarvan op de prijzen uit gaat, is de voorsprong, welke er een paar jaar geleden nog bestond al grotendeels verdwenen. Duitsland is net als Nederland een broedplaats van inflatie geworden, terwijl in de Verenigde Staten, welk land als de monetaire zwarte piet wordt aangeduid, er Juist in ge slaagd is beter dan enig ander land de prijsinflatie te beteugelen, ook al zijn er op het gebied van de lonen nog rare bokkesprongen te constate ren. In elk land wil men nu eenmaal verder springen dan de economische polsstok lang is zonder te bedenken dat wie al zijn kost verslindt om trent het middagmaal, als het avond is zijn keuken bijster schraal vindt. Bij de formatiepogingen van het nieuwe kabinet, dat in de komende Jaren het economische beleid in ons land moet besturen, speelt het vraagstuk van de bestedingsverde ling een belangrijke rol. De een wil nog meer dan de ander en per sal do moet het allemaal uit de ene pot van het nationale inkomen worden voortgebracht. Zijlstra's beroep op het gezond ver stand dat in het Jaarverslag van de Nederlandsche Bank werd gedaan heeft bij de politieke partijen wei nig weerklank gevonden. Het is nooit prettig eraan herinnerd te worden dat de tering naar de ne ring moet worden gezet. Er is al gezegd dat de bezorgde uit latingen over de economische toe stand in ons land alleen maar zijn bedpeld om een einde te maken aan de eisen tot loonsverhogingen. De genen, die zo redeneren, lopen met oogkleppen, zoals het paard dat al leen maar recht vooruit kan zien, zonder er acht op te slaan wat er omheen geschiedt. De grote economische ramp van onze tijd is, dat, door het vrijgeven van het financiële verkeer in de Westerse wereld, de mogelijkheid Is geschapen om kapitaal van het ene land naar het andere over te bren gen in de hoop er meer rente mee te verdienen of om er op andere manier een slaatje uit te slaan. Op zichzelf heeft de vrijheid van het geld- en kapitaalverkeer er in rui me mate toe bijgedragen dat de Westerse wereld in de afgelopen Ja ren een sterk toenemende welvaart kon behalen. Zoals echter aan elk stelsel, kleven hieraan ook bezwa ren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 7