MAFTHAUS- PASSION OF PLATEN ach hoog boven de haven Meer anathema's bij de nek gepakt Matthaus-Passion v Zes mm Bach LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK Bach MATT1 IAUS.-PASSIO N HMV-Electrola SMA 91744/47 Telefunken SAWT 9572/75-A Arv 2712001 Decca SET 288/291 DIE MATTMAl S DASSION Philips 835372/75 MMS SMS 2542 iii.iti;, CIumhm t (,>thtsU"d MutKHINGLH A8CHIV JxyOfhytuSan f it I' IVtóStösKAlMIHiN) MAI'I i I.M I 'M JU; Jiihinn SrKivun llsrli ■f - ',s-v ATEROAO 3 APRIL 1071 LETDfCB DAGBLAD PAGINA 11 CHRISTUS: Marius Rlntzler, de zwakste schakel van de keten. Een lelijk timbre, een slechte, vertragen de techniek. SOPRAANHeather Harper, die haar partij moeiteloos en bezield brengt. ALT: Gertrude Jahn. Eigen lijk meer een opera-zangeres met een wijd vibrato. TENOR: Kurt Equiluz, zie evange list. BAS: Jakob Stampfli, die hier de rol van zijn leven zingt. Subliem. DIRIGENT: Hans Swarowsky. De tempi zijn pittig zonder overhaasting, de frasering ideaal. Helaas een kla vecimbel als continuo en de koralen met lange pauzes. POSITIEF: evangelist, bas. diri gent. NEGATIEF: koor. Christus, alt. OPNAME: 1968 KOOR: Süddeutsche Madrigal- chor (vrouwen- en mannenstemmen) en een onbekend Jongenskoor. Af gezien van enkele onregelmatigheden een goed koor. ORKESTConsortium Musicum, dat de intenties van de dirigent vlek keloos weergeeft. EVANGELIST: Theo Altmeyer. Zingt zijn partij in Zuid-duits dia lect en heeft moeite met de hoge no ten. Bach op de plaat. (Foto LD/Holvastt CHRISTUS: Franz Crass, een redelijke, bezongen interpretatie. SOPRAAN: Teresa Zy lis-Gar a, die een klein volume en een onzekere in tonatie toont. ALT: Julia Hamari, die een ideale Bach-vertolkster zou zijn, ware het niet dat zij onverstaanbaar is. TENOR: Nicolai Gedda, die zich be ter tot de opera kan beperken. BAS: Hermann Prey, zie Decca- Christus. DIRIGENT: Wolfgang Gönnen- wein, die de Mattaus tot één brok legato vervormt, daarbij geholpen door de rijke akoestiek. Door een op- namefout worden de solisten over stemd door de instrumentalisten. De tempi zijn meestal erg traag, de ko ralen zonder pauzes. POSITIEF: orkest. NEGATIEF: evangelist, sopraan, tenor, dirigent, opnametechniek. OPNAME: 1970 KOOR: King's College Choir Cam bridge (mannenstemmen A, T, B.) en Jongenssopranen van het Regens burger Domchor. Klein maar fijn. ORKEST: Versterkt Concentus Musicus Wien met authentieke in strumenten. De capaciteiten van dit ensemble zijn boven alle lof verhe ven. EVANGELIST: Kurt Equiluz, in vergelijking met MMS wat neutraler. CHRISTUS: Karl Ridderbusch, de ideale Christus, dus geen zalven de dominee, maar een mens. SOPRANEN: solisten van de Wie ner Sangerknaben, die om con tractuele redenen anoniem moeten blijven. Technisch grenzen de pres taties van deze knapen aan het onge lofelijke, maar van een doorleefde interpretatie kan natuurlijk geen sprake zijn. ALTEN: Paul Esswood en James Bowman. Esswood is hasst niet van een vrouwelijke alt te onderscheiden en brengt zijn partij op welhaast decadente wijze. Bowman staat hier bij in de schaduw. TENOREN: Kurt Equiluz (zie evangelist) en Nigel Rogers. De laat ste blaast de oude zangtechniek nieuw leven in door een sterk ver schil aan te brengen tussen de wel en niet beklemtoonde lettergrepen. BASSEN: Max van Egmond en Michael Schopper. Beiden zijn wat ethirisch, maar dat past goed in deze versie. DIRIGENT i Nilaus Hamoncourt, die als eerste de dubbelkorlgheld tot in alle consequenties doorvoert. De frasering is revolutionair, de tempi vaak al te snel. Als altijd bij deze dirigent geldt ook hier: men moet er niet te lang naar luisteren. Koralen zonder pauze. POSITIEF: koor, orkest, evange list, Christus, Esswood. NEGATIEF: sopranen, dirigent Wie ziel deze dagen voor Pasen te buiten wenst te gaan aan aanschaffen van een volledige Matthaus- Passion o> p'aat bekleedt geen benijdenswaardige posi tie: de pc'®'e koper raakt verzeild in een waar doolhof van aantn8en. waarvan hiernaast de zes belangrijkste aan een ir onderzoek worden onderworpen. Met opzet heb ik di>at8taven uiterst streng gehouden, daar men dit werk mal n>et het gehele jaar door zal beluisteren. Bij Iedere cme zÜn de sterkste en zwakste punten vermeld onder (mofd „positief" en „negatief"; de beoordeling is uited zeer persoonlijk. Ik hoop echter, dat neven- itaan<*r(Se''j'c'n8 de keuze zal vergemakkelijken. Alle opnai hebben hun voors en tegenshet is echter wel op- vallejdat de oudste tevens de beste geluidskwaliteit bied("e albums bevatten vier platen; de prijs is f 98, a]]eeet album van MMS kost f 44,50. R. G. HARMS qME: 1958 jR: Müncher Bach-Chor (y.en- en mannenstemmen) en Mier Chorknaben. Een goed k,van gemiddelde grootte, maar ,yen wa* dunne klank. iKEST: Müncher Bach-Orches- <dat ii alle opzichten voortreffe- is. IVANéELIST: Ernst Haefli- Eer rustige, klassieke interpre- tie, dJ van een grote ervaring ge- ügt. CHRSTUS: Kieth Engen. Deze tas kd ik van verschillende gram- nofocplaten; toch is mij nog iteedf niet duidelijk waaraan hij njnjeni te danken heeft. Een schel timK. een wijd vibrato en vaak eetflechte intonatie. OPRAAN: Irmgard Seefried, die gelijk moeite doet om haar par- zo vlekkeloos mogelijk te zingen; staat er echter niet achter. ALT: Hertas TÖpper, wier artlcu- tle soms ridicuul aandoet, zoals un Dreu'Zij kan haar irtij niet helemaal aan.. TENOR: Ernst Haefliger, zie Evangelist BASDietrich Fischer-Dieskau, die weliswaar de versieringen niet vlekkeloos brengt, maar als het wa re de muziek weet aan te passen aan te tekst. DIRIGENT: Karl Richter, wiens streven in de eerste plaats op klank schoonheid is gericht. Rustige, soms trage tempi. Koralen zonder pauzes. POSITIEF: evangelist, bas, ge luidskwaliteit. NEGATIEF: Christus, alt. OPNAME: 1964 KOOR: Stuttgarter Hymnus Knabenchor (Jongens- en mannen stemmen). Ondanks de grootte maakt het koor geen hechte indruk, ook de samenwerking met het orkest laat te wensen over. ORKEST: Stuttgarter Kammeror- chester, hetwelk het predikaat „ruim voldoende" krijgt. EVANGELIST: Peter Pears, die Ivr^uihK-mw-b. MuijieifiHi»;' \wifcaii» F"»IUUmin\ l in althans dit werk beter in de badka mer kan zingen; mij bezorgt hij keelDlJn. CHRISTUS: Hermann Prey, die zijn rol wat pathetisch brengt, maar lang niet de slechtste inter preet is. SOPRAAN: Elly Amellng met een meesterlijke techniek, een goddelij ke stem; helaas is ze minder goed verstaanbaar. ALT: Marga Höffgen, een zangeres van de oude stempel met alle nadelen van dien, zoals slechte nuancering en Intonatie. TENOR: Fritc Wunderlich. Deze opname doet weer eens beseffen, welk een groot en veelzijdig kunste naar wij in hem verloren hebben. BAS: Tom Krause. Een fraaie 8tem met een bescheiden, maar in drukwekkende interpretatie. DIRIGENT: Karl Münchinger. Deze opname is uitgebracht ter ge legenheid van het 20-Jarig bestaan van diens orkest. Traditionele, dus bedachtzame tempi, koralen zonder pauzes. De heren geluidstechnici moesten helaas zo nodig met akoes tische effecten experimenteren. POSITIEF: sopraan, tenor, bas. NEGATIEF: koor, evangelist, alt. geluidskwaliteit ALT: Marga Höffgen, zie Decca. TENOR: John van Kesteren, die de technische moeilijkheden niet de baas kan en dit door geschreeuw tracht te camoufleren. BAS: Franz Crass, van de soliten de beste. DIRIGENT: Eugen Jochum, die met deze opname de jaarlijkse Con certgebouw traditite heeft vastge legd. De tempi zijn nu eens extreem snel, meestal buitengewoon lang zaam. Koralen zonder pauzes. Hier blijkt weer, dat lang niet elke be roemdheid een garantie voor een goede Bach-interpretatie is. Een kla vecimbel als continuo zal wel niet in de bedoeling van de componist ge legen hebben. POSITIEF: koor, orkest. NEGATIEF: evangelist, sopraan, alt, tenor, dirigent. OPNAME: 1905 KOOR: Groot Omroepkoor der NRU (vrouwen- en mannenstem men) en het Amsterdams St. Willi- brord-Jongenskoor. Zonder meer het beste gemengde koor. ORKESTConvertgebouw-orkest. dat over de hele linie prachtige pres taties levert. OPNAME: 1967 KOOR: Wiener Akademie Kam- merchor (vrouwen- en mannen stemmen) en Wiener Sangerknaben. Een relatief klein koor, dat toch een overladen indruk maakt. EVANGELIST: Ernst Haefli ger, die na de Archiv-opname wat tegenvalt. Zijn tempo is tragen, zijn stem wat „keliger" geworden. CHRISTUS: Walter Berrp, niet de beste, niet de slechtste. SOPRAAN: Agnes Giebel, die ken nelijk op haar routine drijft. ORKEST: Osterreichische Sym- phonie-Orchester, een schuilnaam voor een der drie grote Weense or kesten. Uitstekende blazers, wat slor dige strijkers een slechte gambiste. EVANGELIST: Kurt Equiluz Voor mij de ideale vertoker van deze partij. Hier wordt de tekst ver haald en niet gepreekt. HAMBURG (DAD) Iedere 11zeeman kent de groene toren van pe St. Michaels kerk, het reeds han verre zichtbaar symbool van fce havenstad Hamburg. Van deze poren, hoog boven de daken van \de stad, klinken elke morgen en avond trompetklanken: Hans \Heinrich Fiedler blaast een ko- Wdal, vaak van Bach. Als toren- 1 wachter oefent hij een beroep uit dat oeroud is, maar dat helaas straks tot het verleden zal beho ren omdat er geen opvolger is. Het wel en wee van de 132 meter hoge toren zijn aan de zorgen van Fiedler toevertrouwd. De man, die meubelmaker van beroep is, ivaakt er over, dat het trappen huis met zijn 449 treden intact blijft, verkoopt aan de bezoekers, die van het uitzicht over de mil joenenstad willen genieten, en- treekaart en en stapt zelf op het platform om zijn koralen te spe len. Onverschillig wat voor weer het is, 's morgens om tien en 's avonds om negen uur kan men hem beluisteren. Bij de „Michel", zoals de kerk in de volksmond heet, is dit een gebruik, dat da teert uit de zeventiende eeuw. RUDY KOUSBROEK Anathemas II. Uitg. Meulenhoff, Amster dam Na het verschijnen van Ana thema's I van Rudy Kousbroek heb ik onder de titel „Spelen met Geleerdheid" mijn plezier in en bewondering voor dit werk al uitgesproken. Ik heb er toen op gewezen dat Rudy Kous broek een van de zeldzame „vrije" essayisten is. Ik heb ver der gesproken over zijn unieke <in Nederland althans) combi natie van speelsheid en geleerd heid, over zijn voorkeur voor zonderlinge zaken en over zijn originele geest. Deze tweede bundel ana thema's doet waarachtig niet on der voor de eerste. Het geheel is weer amusement van de hoog ste ord. Daarnaast staat 't boek vol wetenswaardigheden die iemand werkelijk wijzer maken en vol opvattingen die de ver lichting brengen die wij zozeer nodig hebben. Om te beginnen lezen we onder de titel „Proefondervindelijke wijsbegeerte" dat, zoals bekend mag worden geacht, de negen tiende eeuw kan roemen op uit vindingen waar wij nu nog de vruchten van plukken. Dat onder de uitvinders er zich één bevindt die wij er niet zo gauw zoeken zouden en die vanwege de vor dering der techniek op dit terrein wel aan het verdwijnen zal zijn en dat dat niet meer of minder dan de sexuallteit is, zal weini gen bekend zijn. Mogen wij Kousbroek geloven, dan is de sexuallteit uitgevonden door "n uit Wales stammende Ameri kaan. die Jovinian Brown heeft geheten. Dit gebeurde in 1869. Nu zullen velen met mij wel nooit gehoord hebben van een onsterfelijke heer die Jovinian Brown als naam droeg en zich tevens, net als ik, afvragen of de sexuallteit iets was dat ont dekt moest worden. En zo Ja. waar het element „ontdekken" aan te pas kwam. Ik wil het wel aanvaarden op zijn gezag, maar ik heb toch een ogenblik de mo gelijkheid overwogen" dat de deugdzame Jovinian de be kend gebleven Browns zijn ge woonlijk godgeleerden, strijders tegen de slavernij of toch op z'n minst puriteinen ontsproten is aan het inventieve brein van deze auteur. Tegenover mijn twijfel staat weer het feit dat Kousbroek met Jaartallen en feiten werkt in zijn voetnoten. Dat zegt natuurlijk ook nog niet alles. Zo vind ik op de eerste blz. al een voetnoot waarin ver meld wordt: „Zie Havelock El- lis. The mechanism of Detume- scène. Part I. 1897". Ik zal niet beweren dat ik alle werken van deze naargeestige H. Ellis ken, maar deze titel Ik schreef daarnet dat de sexuallteit, pas eo kort geleden ontdekt, wel weer aan het ver dwijnen zal zijn vanwege de vor deringen. Deze conclusie heb ik getrokken uit een andere be schouwing uit dit boek, ge naamd „Het ontsluierde Ge heim". Kousbroek vertelt hier in van zijn ervaringen op de eerste seks-beurs ter wereld ln Kopenhagen en dat begint zo: „De lezer wordt uitgenodigd om zich voor te stellen dat hij of zij een grote tentoonstelling of Jaarbeurs bezoekt, die aan de elektriciteit gewijd is". En even verder: „Maar lnplaats van over elektriciteit gaan al die dingen alleen maar over stekkers en stopcontacten". „Stekkers, in alle standen en formaten", enz. Deze associatie lijkt mij op zijn zachtst gezegd, niet aanmoedi gend. En dit is nog maar een klein begin van alle gedachten die in het hoofd van Kousbroek opkomen, want de volgende ar tikelen „Bewustzijnsverruiming" en „Het Mensenoffer" behande len nagenoeg dezelfde zaken. Toch is het helemaal niet de bedoeling van deze auteur ons de sexuallteit uit het hoofd te pra ten want niets is verder van hem dan didactiek. Het merkwaardige en vermoe delijke resultaat van al deze por no-business kan men lezen in het volgende en laatse essay van de bundel: Het noordelijk Poiynesië. Volgens Kousebroek is het land waar deze openbare sex zo goedmoedig aanvaard is, Denemarken, dat noordelijke Poiynesië. Van de bewoners van dit wonderland zegt hij: „Voor we verder gaan wil ik eerst op schrift stellen dat ik voor Denemarken en de Denen een aan verering grenzende bewon dering koester; ik ben misschien niet vrij van de neiging te idea liseren". In deze gemoedstoe stand is hij geraakt door de kin deren die „geen ongeniet bare krengen, zoals in Amerika" zijn maar zoet en lief en rede lijk. Redelijkheid schijnt ook een voorname eigenschap van de volwassen Denen te zijn want hij noemt hen „Verstandig en toerekeningsvatbaar". De verge lijking met Poiynesië gaat maar ten dele op, want inplaats van onder palmen te zitten gitaar spelen hebben de Denen „meer Nobelprijswinnaars voor weten schap dan enig ander land ter wereld" opgebracht. Kortom, De nemarken vindt Kousbroek het meest geciviliseerde land dat hij kent. Ik ga erheen. Wat men vooral ook niet moet overslaan ik kan helaas on mogelijk op alles ingaan hoewel de verleiding groot is is de af deling „Meida". In deze groep krijgen de reclame, de solidari teitsacties (u weet wel. het op halen van geld voor alles en nog wat dat eigenlijk door de staat gefinancierd behoort te worden) en de T.V. ln het al gemeen, een K.O. „Televisie is alleen voor volwassenen, daarom is er geen medium dat de men sen op een zo vanzelfsprekende manier als kinderen behandelt als de televisie". Het valt dus niet te verwonderen dat hij met „De Waanzinnige Kleuterleid ster" (volgende essay) de T.V.- omroepster bedoelt. Nogmaals het spijt me dat ik er niH alles uit kan halen. Maar neemt u toch deze ■ntltlWM'i mee naar huis, maak er uw thema's van en pas er de heuris tiek op toe.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 11