„Een tomaat af en toe vind ik niet zo erg" ..Die theatermakers hegrijpen niet waar het om gaat" Bob de Lange: Hoe denken zij over toneel? Paul Binnerts: Door mr. H. van Straten - ZATERDAG 30 JANUARI 1971 LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 21 EEMNES De enige Nederlandse acteur die de tomaat leeft opgenomen, zoals men de handschoen van een ijand opneemt, is Bob de Lange. Hij stond in oktober met en tomaat in zijn hand voor de leden van de Amsterdamse unstraad, die met de acteurs van de Nederlandse Comedie rilden praten over de toekomst van de Stadsschouwburg. Hij lacht even bij de herinnering. Ik heb mij zitten afvragen: zal ik em nou wel of niet gooien? Ik had ie tomaat meegenomen omdat ik icht: dit is taal die men zal ver- aan. En als tomaten gooien vrij aat, waarom staat het mij dan niet ij 2 Maar ik vond het toch niet be- ngrijk. Ik heb niet gegooid. Je zou ft een grap kunnen noemen. Of et? Ik geloof dat hoe meer je ïiten de vaste paden treedt, hoe be- r het is. Ik vraag mij af hoeveel in onze artiesten juist teveel vast- tten in de traditie. Daarom vind een tomaat af en toe niet zo erg". Dus u ziet het nog wel gebeu- n dat in een van onze schouwbur- n het doek opgaat en de acteurs ;t publiek met tomaten gaan beko- ilen? daarom niet? Als dat bij een lorstelling zou horen. Alleen ben ik .ng dat je zo'n voorstelling maar n keer kan geven. Tenzij de men- n overalls aantrekken. Dat is mis- hien ook een vorm van creativiteit, oen wat in je opkomt". Een jaar lang is Bob de Lange weg weest, nadat hij op het toneel in caar was gezakt. Maar in novem- r was hij terug bij de Nederland- Comedie met een hoofdrol in „Ho- 't Paradijs" van Feydeau en kor- lings hebben we hem vijfmaal op gezien als Boorman in „Lijmen t Been". Het gesprek vindt plaats in een erderijtje te Eemnes, waar hij ids twee jaar woont. De gastheer ienkt jasmijnthee in een rustieke tuwe mok. Tevoren had hij ons waarschuwd: „Ik ben niet erg ge- eresseerd in toneel", en: „Ik ben moeilijk man om te interviewen". Over dit laatste hebben wij ons et te beklagen gehad en wat die teressere betreft: één blik op zijn ekenkast maakt duidelijk waar zich wel voor interesseert: boe- n over Zen-Boeddhisme, t< Bha- vad Gita en de I-Tsjing. Haar hij wil het zelf ook wel ver- tren: „Als ik zeg dat ik niet erg nteresseerd ben in toneel, dan idt u dat misschien vreemd, maar zie geen verschil tussen kunst en 'en. Ik geloof dat er een manier i leven bestaat die precies zo crea- f is als kunst. Ik wil mezelf he naal niet beperken in mijn leven mijn denken. Ik wil niet zeg- ik ben toneelspeler en daarnaast a' ben ik ook nog privé, ene De Lange, Nee! Ik ben die ik ben, wat, dat weet ik niet. En één van de functies die zich in dit samenstel van botten en vlees en gedachten manifesteert, is wat men een toneelspeler noemt. Maar er zijn duizenden andere func ties". Toch hebt u op een vroeg mo ment in uw leven, al op uw zeven tiende jaar. gekozen voor het toneel. U bent niet op de Toneelschool ge weest? „Ik zou haast zeggen: gelukkig niet. Ik vind dat de opleiding aan de Toneelschool onvoldoende afge stemd is op de praktijk. Zo'n oplei ding zou een grondslag moeten leg gen van vakkundigheid, van vakman schap, van komediantendom. En pas daarna zou je moeten kijken wat er op die grondslag wil groeien, aan overtuigingen en geëngageerdheden, om het mooie woord te gebruiken. Maar ik zie dat veel van die jonge mensen al met de ethiek van het vak beginnen vóórdat ze aan de grondslagen toe zijn. En ik heb ge merkt dat de mensen die in de prak tijk zijn opgegroeid, daar nooit iets mee te maken hebben. Die moeten domweg het toneelspelersvak uit oefenen en daar hun brood mee ver dienen. Tijd om over mooie dingen te kletsen hebben ze niet. Ik vraag mij af of dat vele gepraat niet een compensatie wil zijn voor een tekort. Een tekort aan creativi teit. De mensen die werkelijk crea tief bezig zijn, praten niet. Die wer ken". Hoe bent u begonnen? „Ik heb gesolliciteerd bij het ge zelschap van Van Dalsum en Defres- ne. de Amsterdamse Toneelver eniging. Daar hebben ze mij als volontair aangenomen. Dat hield in dat ik f 25 per maand ontving ge- lltUNMiill*lifigeiJ baanden. Op welke verdiensten hebben ze u aangenomen? „Op geen enkele andere dan dat ik zo graag wou, moest en zou. Maar is het een verdienste als je van de Toneelschool komt? Dat zegt niets. Dat is een voorbereiding, meer niet. Ik ben niet tegen een opleiding, be grijp mij goed. Maar die moet dan wel gedegen zijn". En dat ziet u niet aan uw jonge collega's af? „Die jonge collega's die bij het to neel komen ik hoor ze slecht spreken, gekunsteld praten. Als ik in Engeland of Frankrijk toneel zie. dan is daar altijd een zekere mate van toneelspelersvaardigheid te on derkennen. Bij iedereen! Wat je on der vakmanschap verstaat: je op het toneel thuisvoelen, je kunnen bewe gen, verstaanbaar zijn. Misschien hoort het bij de trend van deze tijd, waarbij de inspiratie en het engage ment gewichtiger zijn dan het fun dament. Misschien spreek ik als een ouderwets man". Hebben Van Dalsum en Defres- ne iets aan uw opleiding gedaan? „Nee, ik moest gewoon in het wa- houden. Dat je zegt: ach. flauwe kul, ik ga liever stenen kloppen". De geneigdheid om jezelf wef te werpen? „Ja. een gevoel van volstrekt on vermogen. Omdat je altijd aan het knokken bent met die eigen per soonlijkheid die je dwars zit. Dii sinds jaren gefixeerde, geprogram meerde, fictieve persoonlijkheid. DU ommuring van jezelf, waar datgene wat zich wil manifesteren, doorheen moet breken. Dat lijkt mij een van de kenmer ken van het artistiek bezig zijn. Maar niet alleen het artistiek bezig zijn. Ik geloof namelijk dat als je leeft, ter springen en zwemmen. Er was niemand die iets aan je deed. Je stond te kijken op het toneel hoe de anderen het deden. En ik nam spraakles, voordrachtles, balletles. Al les van die f 25 in de maand. Als ik nu zie dat die jonge men sen van de Toneelschool al meteen beginnen met tien- of elfduizend gul den per jaar die ik niemand mis gun dan vraag ik mij toch af of dat niet een bepaalde prikkel weg neemt. Ik vind dat de acteur dan al van het begin af aan een geborgen ambtenaar is. Een hachelijke posi tie". U vindt dat risico een element moet zijn van het toneelspelersbe- staan? „Risico is een element van ieder bestaan! Je leeft niet zonder risico, zonder onkundigheid van wat er de volgende sconde kan gebeuren. Dat heb ik aan den lijve ondervonden". „Dat wil zeggen, ik heb het niet aan den lijve gemerkt! Toen de dok ter mij onderzocht zei hij: u hebt een hartinfarct gehad. Ik zie: wan neer? Hij zei: ik kan het niet na gaan, maar er staat er een. Toen ben ik ernstig gaan speuren in mijn ge heugen en ik heb later aan een an dere dokter gevraagd: hoe kan dat? Hij zei: nou. misschien hebt u het ervaren als een stevige griep". Het gesprek verschuift, hij praat over het besef dat iedere artiest wel eens overvalt, van mislukt-zijn. „Dat gevoel vanik kan eigenlijk beter op het enige wat de mens kan doen is voortdurend proberen te breken met alles wat gefixeerd in hem is. Ik geloof dat het proces van de creativiteit niets anders is dan de zelfde creativiteit, die zich voortdu rend in het leven manifesteert. En ik geloof dat als mensen naar toneel gaan kijken, dan is dat niet omdat ze willen kijken naar wat er vertoond wordt, maar om die doorbraak, waar ze zich altijd mee bezighouden Wat ze zich misschien niet realiseren, maar onbewust zijn ze dét aan het zien. Wat doet de mens omheinin gen maken om zichzelf. En dan is hij stomverbaasd als er in die gepro grammeerdheid van zijn maat schappelijk bestaan plotseling din gen naar binnen komen die een on derbreking, een kortsluiting veroorza ken. Ik geloof dat dat ook de oorzaak is van het ontstaan van nieuwe bewe- 1 gingen. Wat de Jonge mensen die j zich hippies noemen, beweegt het weggooien van de zekerheid, het le ven voor de vuist weg, en zeggen: al les wat komt. daar gaat het om. dat is echt. En als je naar de werkelijk verlichte mens in deze wereld kijkt: Mozes. Jezus, Boeddha. Lao Tse, dan hebben ze zo geleefd, dan hebben ze alle zekerheid weggegooid. Je kunt er alleen van overtuigd zijn dat onze westerse cultuur die een bijzonder wrede, sadistische cultuur is iede re nieuwe Jezus met evenveel animo opnieuw aan het kruis zou slaan. Ik zal niet .zeggen dat de hippies van vandaag Jezussen zijn, maar ze benaderen het voorbeeld méér dan alle minister-presidenten. Maar de minister-presidenten zullen rustig blijven voort wandelen en de hippies worden weggeranseld, doodgeknup peld en vertrapt. Misschien begrijpt u nu waarom ik zei, dat ik niet zo vreselijk geïnteresseerd ben in toneel. Ik wil het leven niet afbakenen in kastjes en zeggen: toneel en verder niks" Maar dat toneel is toch wel ge ïntegreerd in uw leven. Anders zou u als toneelspeler niet kunnen bestaan? „Ik zie toneelspelen als mijn ma nier waarop ik het leven doorbreng. Dat verandert niets aan het feit, dat ik precies zo kan denken als ik denk. Ik ben mij natuurlijk wel op een gegeven moment gaan afvragen: waarom moest ik zo nodig aan het toneel, wat was dat? Ik denk: dat moest gewoon zo zijn. Zoals ook het feit dat je ziek wordt en doodgaat, gewoon zo moet zijn" Ging er niet een zekere fascine ring uit van het toneel, de ambiance van de schouwburg? „Voor ik aan het toneel kwam. ben ik twee keer in de schouwburg ge weest Ik was toen elf of twaalf jaar en ging met mijn moeder mee. want mijn grootvader was portier van de schouwburg in Rotterdam en wij konden dus makkelijk aan plaatsen komen. Ik heb Boefje gezien en nog een stuk. De groene pleureuse, waar Fie Carelsen in speelde en Piet Kohier. Ik zat op het schellinkje met mijn moe der en ik zag die mensen op het to neel. Ik weet er niets meer van. ik herinner mij alleen die lichtplek en daarin die mensen, bezig met hun gebaren en bewegingen. Achteraf re denerend heb ik wel gedacht, dat ik dat moment beseft heb: ja, dat is het. daar moet je bij zijn, dat is je leven. En nog een andere herinnering is misschien van belang. Ik heb als jongen één keer een rolletje gespeeld bij het dillettantentoneel, in de Zio nistische jeudbeweging. Daar voelde ik plotseling iets van wat Je zou kun nen noemen: de schok der herken ning. Ik moest als officier in een stukje voor een feestavond optreden en ik moest een sabel overhandigen. Ik stond tegenover mijn vijand, ik trok die sabel uit de schede en overhan digde die maar voordat ik dat deed hield ik hem als bij ingeving nog even vast. Pas toen gaf ik hem over. Bob de Lange: alles in balans laten hangen Dat was het moment waarop ik voelde: wat gek. dat net-niet-doen, dat éven vasthouden van die span ning. die stilte, dat alles even in ba lans laten hangen ik dacht: dat moet ik vaker beleven". Wat vind u van de theorie dat de schouwburg een overleefde zaak is. dat er op straat, in fabrieken moet worden gespeeld? „Dan maak je van de straat of van de fabriek weer een schouwburg. Dat betekent alleen een verschuiving van het probleem, als er een probleem is. Ik vind dat het maar op één ding aankomt: dat de mensen met elkaar in een zekere communicatie treden over de zaken waar het om gaat. En de rest is silence. Haha. ik denk opeens aan een citaat van een of andere auteur. Van wie is dat? Van Shakespeare. De laatste woorden van Hamlet. „Wat zegt u? Is dat zo? Is dat zo?? Verdomd! Ga weg! Waar is mijn Shakespeare Ik geloof u wel, maar ik wil het zo graag voor mijn ogen zien. The rest is silence". Maar de Shakespeare komt niet te voorschijn. Wel boeken over het Boeddshisme, de Bhagavad, Gita, de I-Tsjing. MM; df STERDAM Een Jaar nadat de Amsterdamse Stadsschouw- g de tomaten explodeerden, zegt latenwerper Paul Binnerts: „De laten zijn niet voor niets geval- O nee, zoiets gebeurt nooit ir niets. Al was het maar om de osen buiten de theaterwereld te n weten dat er iets aan de hand Kijk om u heen: Wat Centrum het ogenblik doet, is het resul- t van Tomaat. Wat Studio doel de strijd om de Stadsschouw- g: allemaal het resultaat van tiaat. Ik wil mezelf niet op de st slaan, het is een proces dal Aelf volvoert. Maar de Actie To lt heeft dit proces naar buiten racht". iet heeft Paul Binnerts wel een r goede kennissen gekost. Ac- en actrices, met wie hij op van vriendschap omging, wil- hem opeens niet meer zien. Hij ft het gedragen als een man. In :ery coltrui achter zijn bu- op het Instituut voor drama- ie kunst in Amsterdam zegt hij it heeft er even naar uit ge- dat de hoofdstad zonder pro- loneel theater zou komen te zit- Dat nad ik een hoogst plezie- situatie gevonden. Misschien it het nu een jaartje later. Dit i de dingen waarom ze zo'n hekel imij hebben". Ziet u de schouwburg als in- uut verdwijnen? 'oor mij mag hij verdwijnen iddellijk. Ik geloof absoluut dat Shakespeare gebonden is het Leidseplein. Aan zo'n thea- zo'n toneel, zo'n vorm. Daar lof ik niets van. Laat de grote itage maar over aan de film niet, maak er maar een film Dat is trouwens al gedaan. En is dan ook erg goed. Het to- zoals het bestaat, zit vastge- ken aan een realistische traditie Paul Binnerts: ..spel als onontkoombare realiteit Laten we zeggen dat een man als Brecht dat realisme heeft willen doorbreken. Zijn theorieën, en ook zijn stukken, getuigen daarvan op uu efen fantastische manier. Alleen, hij I een historisch bepaalde traditie, die heeft één ding niet gedaan: af- van het realisme. De vierde wand. stand doen van de toneelruimte. Die We kijken door een sleutelgat. De ruimte is zo geconditioneerd, door toeschouwer bestaat niet". Waar zou u het willen doen? „Daar waar het mogelijk is zo ruim wil ik het stellen om de realiteit van het spel, zoals die door de acteurs wordt ondergaan, ook door de toeschouwers als realiteit kan worden ervaren. Wij zitten in een illusie. Dat wordt altijd zo mooi gevonden, maar daar ben ik tegen, gewoon. Want dat is bedrog. Er wordt altijd gezegd: de illusie heft Je boven het leven uit. Boven de aardse beslommeringen. Ik vind het gezwam. Filosofisch, metafysisch gezwam". Wat wilt u daartegen onder nemen? „Vormen van communicatie zien te vinden. Daar bedoel ik niet mee een slecht begrepen geval van pu blieksparticipatie. Dat is vaak heel vervelend. En frustrerend. Een publiek is geconditioneerd, door zijn aanwezigheid in die schouwburgruimte. Ieder mens zoekt veiligheid en die vindt hij daar bij uitstek. Je zit daar in het donker, er wordt geen enkel beroep op Je gedaan, Je kunt er net zo goed niet zijn. Ze zeggen wel dat het thea ter niet zonder puéliek kan, Ja dat is zo, de acteurs kunnen niet zon der applaus. Maar dat is wat an ders. Het theater, zoals het op het ogenblik gespeeld wordt, kan uitste kend zonder publiek. Uitstekend! Het heeft met het hele publiek niets te maken. Waar het naartoe moet ls een vorm van theater waar het publiek inderdaad niet gemist kan worden. Dat betekent dat het ook nooit klaar is Want elke keer als je daar aan gaat staanKijk, als acteur ken Je de spelregels. Je weet wat Je spelen wilt. En een aan tal mensen zijn daar vrijwillig naar toe gekomen om er kennis van te ïemen. Dan vind ik dat die acteurs de plicht hebben om die spelregels aan het publiek uit te leggen. Zodanig, dat ze mee kunnen spelen. Dat klinkt een beetje abstract, maar het is heel concreet Ik bedoel, toneel heeft niets verhevens voor mij. Om de doodeenvoudige reden dat dingen die gewoon mooi zijn, voor mij reëel zijn. En bij mij moeten ho ren". Paul Binnerts, zo bedaard begon nen, raakt nu bepaald gepassio neerd: „Ik wil verdomme, dat dat wel bij mij hoort. Daar is het voor gemaakt. Dat is toch zo? Wat doe ik nou als ik een toneelstuk lees. Dan is het toch helemaal van mij? En waarom is het dan niet van mij als ik het zie opgevoerd?" Wat moet er gebeuren wil het wel van u zijn? „Om te beginnen zouden acteurs, toneelmensen, zich bewust moeten zijn van wat ze eigenlijk aan het doen zijn. Dat is het begin. En dan zouden ze zichzelf, en wat ze aan het doen zijn, elke keer weer ter discussie moeten stellen. Ik bedoel niet in een gesprek met het publiek, maar wel: je onzeker heden op tafel gooien Jezelf steeds afvragen wat je nou eigenlijk aan het doen bent. Laat de depressie maar komen, dat is goed voor je. Dat heb ik ook. Ik zal niet zeggen: ze moeten dit of dat. maar ik praat eigenlijk over mezelf. Gestalte geven aan de realiteit. Daarmee bedoel ik geen realisme, spruitjes of zo, grijze stenen van een stad. Maar wel: de werkelijk heid. Waar ik deel van uitmaak, onontkoombaar Ik doe verdomme net en ieder een doet dat of die werkelijkheid niet bestaat. Door mij te verliezen in het verleden, of mij te spiege len aan de toekomst, of God weet wat meer. Dat doen we allemaal. „De drie zusters" van Tsjechow Is er zo'n schitterend voorbeeld van En hij stelt het aan de kaakhij wil dat het anders wordt, dat de mensen zich hun werkelijkheid rea liseren. Maar hoe wordt het stuk opgevoerd? Romantisch waas van verlangen naar Moskou, Mos kou. Zo is het toch?" Paul Binnerts slaat met de vlak ke hand op zijn bureau. „Waar hééft Tsjechow het over in „De drie zusters". God betert? Over drie meiden, die op basis van hun herinnering aan Moskou, dus ver leden tijd, verlangen naar Moskou toekomst. En die met hun werkelijk heid geen raad weten. Niets kun nen ze er mee aanvangen. Tot op het uiterste gefrustreerd zijn ze. En dat is natuurlijk lachwekkend. Tsjechow is meesterlijk. Ik ben er mee bezig op de toneelschool. De ogen gaan open hoor. Er is geen melancholie Waanzin. Het is een hele scherpe satire. Maar dat heb ben we nooit beseft, omdat het rea- listisch-illusionistisch wordt ge speeld. Dus de vlucht. We moe ten ons allemaal indentlficeren met het verlangen naar het onbereikba re". U bent het dus pertinent on eens met de SJaroff-conceptie? „En ik ben het oneens met Ton Lutz. „Oom Wanja", de „Kersen tuin". En Je kunt het aanwijzen, in „de Kersentuin", waar Tsjechow de vinger op de zere plek legt. Heel goed hoor, Tsjechow. Het gaat niet om de schrijvers, die zijn goed. Het gaat om de theatermakers, die niet begrijpen waar het om gaat. Dat is iets vreselijks! Het is al begonnen met Stanis- lawski. Die deed het al niet zoals Tsjechow het wilde. En daar is zo wat onze hele toneeltraditie op ge baseerd! Zet daar Gordon Craig tegenover, wat die wou met het theater. Het K nooit aan bod geko men. Echt goeie Ideeën over to neel. En Artaud? Heel veel ge meen met Craig. Niet te realise ren. Natuurlijk best te realiseren, maar niet gegeven de omstandighe den Dat is het eindeloze misver stand. Treurig, treurig. En het kleine theater? „Het kleine theater heeft het voordeel dat Je er dichter op zit. Wij hebben hier in het gebouw al een mogelijkheid om een betere com municatie tot stand te brengen. Een laag toneel, met een uitloop in de zaal. Die cirkel, waar geen stoelen in hoeven te staan. Maar het blijft natuurlijk een moeilijke vraag: waar speel Ie het spel? In principe kim Je het overal spelen. We hebben hier een groep gehad. Interaction uit Londen, die com municatie nastreeft via het pel. Met kinderen En die doen dat op een weiland. Maar daar kun je toch alles op spelen? Alles. Je moet het overal kunnen doen. Maar de schouwburg vind ik voor lopig niet de ulek om het te probe ren. Omdat die teveel bepaald is, te veel geconditioneerd Die jongens van het auteurstheater ik heb daar niets over te zeggen hoor! die hadden mijn zegen. Maar niet voor de Stadsschouwburg. Dat vind ik nou het domste dat ze hadden kunnen doen. In plaats van te op teren voor die melkfabriek, die er pal naast ligt. Beter kan het toch niet? Dan ondergraaf Je gewoon de schouwburg door er naast te gaan zitten en wat anders te bieden! Die melkfabriek staat leeg, ze we ten niet wat ze er mee moeten doen. Er is vraag naar een cultureël cen trum, maar er is ook vraag naar een parkeergarage. Dus zal het wel weer een parkeergarage worden, daar kun Je donder op zeggen. Geef de mens de mogelijkheid om te spelen. dan doet hij het ook. Daar ben ik van overtuigd. Spel als onontkoombare realiteit, dat ls mijn uitgangspunt. Maar het is duidelijk dat ik van het theater zoals het nu is. niets verwacht. Het theater ls niet in staat om wat lk er van verwacht, tot stand te bren gen En lk weet niet waar men zich van deze problematiek bewust is".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 21