'tis feest
voor u al
Voor wie is de welvaart?
Kerstgedichten
MATTHIAS
EN DE LEEUWEN
PAGINA 1
ER6TBIJLACflÉ LEID6CH DAGBLAD
De kerstklokken luiden,
't is feest voor u al.
Een kind is geboren
in Bethlehemstal.
De kerstklokken luiden,
weergalmen het uit:
„Een koning geboren!"
verkonden zij luid.
Viert blijde het kerstfeest
met jublend geschal.
sluit hem in uw harte*
hij komt voor u al.
Hij komt om te redden
hij helpt in uw nood,
geeft kracht in het lijden
zelfs tot in de dood.
Wilt hem toch aanbidden
gordt allen u aan,
hij nodigt u vriend'lijk
om tot hem te gaan.
Laat 't feest zijn van binnen
een heimwee naar hem,
o luister dan toch
naar zijn roepende stem.
Laat Jezus toch binnen
sluit hem in uw hart.
Hij wil u omringen
in blijdschap en smart.
Mocht twijfel u hind'ren,
hij klopt bij u aan.
Laat niets u weerhouden
om tot hem te gaan.
't Is Jezus die voor u
een plaatsje verwierf,
die eens aan het kruishout
als moordenaar stierf.
Die Jezus heeft toen
in de donkerste nacht
voor u en voor mij
immers alles volbracht.
Uit liefde voor zondaars
o, leer hem verstaan;
met hem zult ge veilig
uw levensweg gaan.
Aanbid dan uw Jezus
looft hem bovenal.
Hij is het die éénmaal
uw ziel redden zal.
De kerstklokken luiden
zij jubelen blij.
Een kind is geboren
voor u en voor mij.
Hosanna: Stil is het, in de donkere
wereld van vandaag. Het is kerstfeest,
overal zijn de huizen verlicht. Overal
versieringen in de etalages, de stad is
een zee van licht en de eeuwig groene
denneboom staat als een pronkstuk in
de huiskamers en buiten op de pleinen.
Wie met welvaart is gezegend, heeft
het voor het zeggen. Vrede op aarde,
in de mensen welbehagen, echte kin
derogen stralen van blijdschap, maar
hoeveel echte kinderen zijn er nog?
De dominee en de pastoor luiden de
klokken van hun kerk, om zoals elk
jaar nog eens te verkondigen: „Het
kindeke is geboren, koomt allen te sa
men, de wereld ging verloren. Christus
is geboren. Hosanna in den hogen,
Kyrie Eleis".
Maar hoeveel mensen gaan nog naar
de kerk om naar deze verhalen te luis
teren? Zij zijn veranderd, zij willen
werkelijke overtuiging en niet: „Zalig
zijn zij die niet zien. en toch geloven".
Waarmee kun je de mensen nog blij
maken? Natuurlijk zijn er nog veel
wensen, zoals een eigen huis. Maar waar
blijft de vrede op aarde? De wereld
geeft onbehagen. De eenzamen en veel
bejaarden schijnen niet meer mee te
tellen. Door een groep jeugd worden ze
geminacht. Waarom, zijn wi) werkelijk
te veel?
De bejaarden zullen nog veel tranen
wegpinken. Waar hebben ze dit aan
verdiend? Velen zitten verlaten voor
zich uit te staren, vouwen hun han
den voor een gebed. Kinderen vlogen
als vogels onder moeders vleugels van
daan. Ze hebben een eigen gezin ge
sticht, met vreugde en met leed, maar
waar blijven de oudjes?
Arme stumpers, zij kunnen nergens
meer terecht. Zij wachten en' wachten,
maar waarop? Hebben zij geen rech
ten meer op een onbezorgd leven? Het
heet toch: „Koomt allen te samen"l
Maar waarheen?
„Koomt verheugd van harte", maar
waarheen? Zij zitten bij de kachel, als
die tenminste brandt. Waar het cm
gaat is, dat de oudjes met de bijstand
nu niet méér hebben dan voor de oor
log. Toen kwam het Leger des Heils
om de armoede te verzachten.
Nu is er welvaart, maar voor wie9
„Koomt allen te samen" wordt er veel
gezongen, tenminste, als de mens nog
een beetje gelovig is. „Stille nacht.
Heilige nacht", het wordt door sommi
gen gezongen met een brok in hun keel.
Waar is onze tijd gebleven? Waar heb
ben wij dit aan verdiend?
Maar het leven gaat door. Vandaag
wij, morgen gij. Na het feest doven de
lichten en is alles weer voorbij.
Mevrouw E. Boelee
Bronkhorststraat 37
Leiden
Hennie van Egmond-
van Egmond,
Rijnsburgerweg 86
Rijnsburg.
In een herberg werd hij geboren,
in doeken gevonden lag hij daar
neer.
Over ons allen werd hij uitverkoren
en beminde ons zo zeer.
Dat hij werd gekruisigd en begraven
was ons aller zonde en schuld.
Door Judas verraden,
hoe heeft hij ons nog geduld.
Wie sloeg Hem al die wonden,
dat was voor onze zonden.
Hij werd vernederd en geslagen,
zijn kruishout moest hij zelf dragen.
Wat was hU ln zijn kleinheid groot.
die naar hem wil horen, redt hij
van de dood.
Dan zal niemand sterven,
maar Gods koninkrijk beërven.
Want hij is niet dood, maar leeft;
daarom vieren wij nu feest
van Jezus' geboortedag,
die daar in de kribbe neder lag.
Dat kleine kind dat ons allen
bemint,
laten wij toch in hem geloven.
Dan komen wij ééns hierboven.
Mevrouw S. de Jong.
Pieter Bothstraat 1,
Leiden.
Even is het stil geweest.
De stilte was een tel te horen;
en het aller, allermeest,
toen een Kind ons werd geboren.
Er werd zoveel gesproken,
maar er was een kinderstem,
die verder klonk dan Bethlehem;
die de tijden heeft doorbroken.
Even is het stil geweest.
De stilte was een kerstbestand
van achtenveertig uren.
Het Kind, dat kranten leest,
hervindt de uitgestoken hand
van nu na morgen bij het vuren.
Dick W. N. Mout,
Jacques Urlusplantsoén 143,
Leiden.
In de nacht te Bethlehem staan
herders nog na te praten over de wi
derbaarlijke verschijning van die
nigte van engelen met hun boodsc
over de pasgeboren zaligmaker, als
oudste van hen opmerkt: „Het kan
anders of wij moeten naar BethleA
gaan om het kindje te bezoeken, w*
geboorte zojuist werd aangekondi S
Maar wie moet er op de kudde pas c
want de nacht is koud en er best
alle kans, dat er roofdieren in
buurt ronddwalen'. Laten wij het
werpen om te beslissen, wie van
achter zal blijven".
Zo gezegd, zo gedaan en het lot if
op de jongste van de herders, yf'
thias genaamd, een jongen van achttl'
Jaar, „roodachtig, mitsgaders schif7
van ogen en schoon van aanzien'
als oudtijds de herdersknaap Dai
toen' hij voor het aangezicht van
profeet Samuel stond.
„Goed dan", zegt de oudste, „aan
Matthias dragen wij de zorg op vooi 1
kudde. Pas goed op, kijk uit je 0|^
en vertrouw op God". De herders v
trekken en laten de knaap met de hi
bij de kudde achter.
De nacht is donker en koud. maart
sterren flonkeren als gele diaman Q
aan de zwarte hemelkoepel.
Langzaam loopt de knaap heen
weer langs de kudde en houdt de 1
dershond in het oog. die rondsnui
en de beesten bij elkaar houdt. He
doodstil rondom.
Plotseling begint de hond te bro
men. Hy kruipt geruisloos naar M
thias toe en' drukt zich tegen diens
nen aan. De knaap voelt, hoe de hol
over zijn hele lijf beeft. Met zijn
strykt hy over de hond z n rug en vo
hoe diens nekharen recht overe
staan.
„Dat kan maar één ding betekene
denkt Matthits, „roofdieren". Tot
uiterste spant hy zijn ogen' in om dij
de duisternis heen te dringen. Op k<
afstand vóór hem ziet hy vier vui
bolletjes als smaragden glinsteren. Di
zijn ze dus, de roofdieren!
De schapen beginnen onrustig te w<
den. De hond drukt nog steviger tej
Matthias aan. Maar op dat ogertl
komt ergens vlak achter het hoofd
de knaap een vreemde lichtglans
voorschijn, die de omtrek tot op tie
tallen meters verlicht. In die lichtkra
ziet Matthias twee leeuwen' voor zii
wier gierige ogen knipperen tegen 1
ongewone licht.
De hond houdt zich koest.
De leeuwen strekken de voorpoten
als om te gaan liggen'. Nu komt Mac
thias naar voren, loopt op hen toe
spreekt ze aan: „O leeuwen, ook u ve
kondig ik grote blijdschap, want ALI|)
schepsels zal in dit wonder delen
Verlosser is heden geboren".
Onverschrokken staat de knaap da
en wijst me de hand naar omhoog. E
der leeuwen, het mannetje, kijkt a
naar boven, alsof hij de stem heeft bi
grepen. Dan stoot hij één enkel gebi
uit. Gelijktijdig verdwijnt de lichtglf
De beide roofdieren keren zich om
verwijderen zich snel in de richting vi
de woestijn.
Waar dat vreemde licht vanda
kwam heeft niet de knaap, maar hel
ben wél de leeuwen gezien, gelijk
schreven is: „Het licht schijnt in
duisternis, maar de mens heeft het ni
begrepen". Want vlak achter het hoo
van de herdersknaap had heel even
Ster van Betlehem staan stralen en hi
met haar ongeschapen licht der leeuw
honger gestild.
Bij hun terugkere vinden de herd*
de jonge Matthias, de hond en de kud
ongedeerd terug en „zij verheugen zii
met grote blijdschap over al wat zij
zien en gehoord hadden".
W. E. Blom.
De Kempenaerstraat
Oegstgeest.