Schilderijen naar foto's lonesco's nieuwste stuk „Jeux de massacre" Geen leven achter het werk VROUW IN DE JUNGLE LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK Iai men to over de absurditeit van de dood ZATERDAG 31 OKTOBER 1970 LKTDSCfV DAGBLAD PAGINA !B Schilderij van dezelfde Am sterdamse kunstenaar over hetzelfde oilderwerp. In Tanzania bracht McCall's een bezoek aan barones Jane van La- wick-Goodall die daar met echtge noot Hugo en zoontje van negentien maanden in tenten en houten hutjes in de wildernis woont. Jane die in Engeland geboren Is, als kind al ge fascineerd werd door allerlei vormen van dierenleven en als jong meisje maandenlang in Afrika het leven der chimpansees bestudeerde, schrijft met haar man een boek over de car nivoren in dit deel van Afrika. Sa men observeren en fotograferen ze het gedrag van leeuwen, luipaarden, cheetah's, hyena's, jakhalzen en wil de honden. Ze hebben een huis in de buurt van Nairobi, maar wonen daar hoogstens twee of drie maanden per jaar. De rest van de tijd zitten ze in de wildernis waar een vliegtuig je hen van vlees, verse groenten, fruit en blikwaren voorziet. Hun huisdieren zijn een paar jonge hye na's ter grootte van foxterriers. Vol gens Jane vertoont het sociaal ge- 1 drag van hyena's opmerkelijk veel overeenkomst met dat van haar fa voriete chimpansees. Duidelijk over- eenkomst ziet ze trouwens ook tussen de manier waarop mensen en chim- I pansees hun babies verzorgen, j „Chimpasnees zijn heel goede moe- ders. Zij zullen hun jong nooit in de steek laten en zien kans om ze met j een minimum aan straf een maxi- j mum aan gehoorzaamheid bij te brengen. ue van ue scauuersaunsi was geko men. Het bleek goddank niet waar. Aueen de miniatuur-schilders, cue hun boterham moeizaam verui^a- den met het maken van geflatteer de portretjes, werden in hun be staan bedreigd en men ican gerust zeggen dat het ras is uitgestorven. De schilders van de "grote" por tretten en van de groepen mensen of het het naakt bemerkten al spoe dig dat de fotografie een heerlijk en gemakkelijk hulpmiddel kon zijn. Maar zij wilden het voor de buiten wacht nauwelijks weten en zoals men het eerste beton en het ijzer verwerkte tot "klassieke" zuilen en gevels met historisch e fragmenten, hielden de schilders het stil, dat zü zich inspireerden zoals *.y het tegen intimi noidUue«. o- to's of dat zij die copieeraen. o*ls de kunstgeschiedenis de laatste tijd heeft vastgesteld. Aan dat schilderen naar foto's is thans in het Stedelijk Museum van München een grote te .is. 1. i gewijd. Vooral de fotografische do- cumentatie is uitermate boeiend. Zo j blijkt bijvoorbeeld dat Delacroix een onbekommerd gebruik van naakt fo- to's heeft gemaakt. Hij bezat er een grote collectie van. Hij liet ze ma- ken door zijn vriend Eugene Du- rieux, een zeer ernstig ambtenaar die zich na zijn vroegtijdige pen sionering imen vraagt zich thans af: waarom?) geheel aan het ma- ken van naaktfoto's heeft gewijd. De lacroix en hij hebben eens een wed strijd gehouden. Ieder kreeg ander halve minuut. De één moest in die tijd een foto maken, de ander een tekening. De resultaten van de wed- I kamp kan men thans zien en ik ge- (Van onze correspondent, Frank Onnen) PARIJS (GPD) In ,,Jeux de massacre" een titel die men vrij als de vrolijke keuken mag vertalen het jongste werk van Eugene Ionesco dat nu in Parijs zijn première heeft beleefd, attaqueert de Frans-Roemeense schrijver opnieuw het thema van de dood. Die dood waardoor hij in vorige stukken als „Le roi se meurt" en ,,La soif et la faim" ook reeds steeds onbarm hartiger werd geobsedeerd, die hem steeds dichter op de hielen zat. BEN VAN EYSSELSTEIJN, Henriëte L. T. de Beaufort. Een schrijfster en haar werk. Uitg. Leopold, 's- Gravenhage. Deze levensbeschrijving van de hoogbejaarde schrijfster aan wie Nederland verscheidene bio grafieën van historische per sonen te danken heeft, is afge zien van de prestatie, toch ook een werk dat zijn eigen kritiek in zich draagt. Ten eerste lijkt het mij per soonlijk welhaast ondoenlijk om* een biografie te schrijven van een collega die om zo te zeggen naast je woont. Dit laatste bij wijze van spreken natuurlijk. Nederland is zo klein dat een auteur wel een uitzonderlijke kluizenaar moet zijn om niet veel zoniet alles van een collega af te weten. Daarnaast staat het feit dat de beschreven auteur Henriëtte de Beaufort bij mijn weten nog springlevend is en zonder twijfel een forse vinger in Ben van Eysselsteijns pap heeft gehad. Om deze redenen zeg ik met nadruk dat mijn be zwaren tegen deze biografie stel lig niet neerkomen op de schou ders van Van Eysselsteijn. Het is duidelijk dat hij heeft moeten roeien met de riemen die hij van genoemde schrijfster in han den kreeg met daarnaast na tuurlijk de bronnen, die haar talrijke publicaties opleveren. Deze laatste zijn echter voor 't merendeel van minder persoon lijke aard dan romans, novellen of verzen zouden zijn. Zij kun nen hem dus niet veel aanwij zingen omtrent het wezen van Henriëtte de Beaufort verschaft hebben. Wat de zijde van de mede werking van de schrijfster zelf betreft: ik acht het gezien de ze biografie waarschijnlijk en aannemelijk dat zij niet veel gevoeld heeft voor een echte biografie. Een levensverhaal waar een mens van vlees en bloed uit te voorschijn zou zijn gekomen. Zij heeft, neem ik aan, geen levensfeiten willen meede len aan haar biograaf die men het woord „intimiteiten" pleegt aan te duiden. Dat is wel be grijpelijk en mogelijk zou ik, als het niet waarschijnlijke feit zich voordeed dat ik in deze situatie kwam, net zo gehan- dend hebben. Ik zou echter nog een stap verder zijn ge gaan en gezegd hebbengeen biografie tenzij ik hem zelf schrijf. Ik zou overwegen dat maal niet aan. Wat in deze bio grafie vermeld staat kan ieder intelligent mens uit haar werk alleen halen en men komt er geen stap nader mee tot de fi guur die achter het werk ver scholen zit. En wanneer men van de opvatting uitgaat zoals die in de voorrede verwoord is, n.l.: Ik meen dat in de voor een breed lezerspubliek bestem de serie „Schrijvers en hun werk", waarin deze schets over het oeuvre van Henriëtte de Beaufort verschijnt, de vragen naar het leven échter dat werk en hóé vanuit dat leven figuren en tijden werden gezien, beoor deeld en beschreven recht hebben op een antwoord". Dan iemand toestemming te geven tot een dergelijk moeilijk werk en dat hem niet volledige assis tentie te verlenen, niet helemaal eerlijk is'. Ik denk echter ook dat de autobiografie van Henriët te de Beaufort er op dit ogen blik net zo zou hebben uitge zien als de biografie van Van Eysselsteijn. Het standpunt niemand heeft met mijn par ticuliere leven iets te maken voor zover het niet in onmid dellijk verband staat met mijn werk. is fraai, maar wie zegt dat de meer particuliere zaken niet evenzeer zo niet meer met dat werk te maken hebben gehad. Daarom luidt mijn commen taar; doe dit voor de volle hon derd procent of begin er he- mag men er zich zo niet afma ken. Ikzelf, behorende tot dat brede lezerspubliek, kan een voudig niet aanvaarden dat de- de schrijfster haar leven lang niet anders gedaan heeft dan op hoog geestelijk niveau le ven zoals hier aangegeven wordt Dat doet geen enkel mens, zelfs niet de meest geniale. Juist niet. durf ik er zelfs aan toe te voe gen. De hedendaagse lezer weet dat en kan werkelijk geen ge loof meer hechten aan de ver halen over schrijvers die gelijk de halfgoden, altijd enige cen timeters boven de aarde zweven. Het bepaald niet overmatige feitenmateriaal is niet verwerkt tot een levend aandeel van de levensbeschrijving. Daar is b.v. het brave kind dat bij haar pa pa op zijn kamer mocht komen om op de historie gebaseer de verhalen aan te horen. Men versta mij goed. ik zeg niet dat het niet zo geweest is, maar wel dat er nog een ander kind ge weest moet zijn. Ik zal mij niet aan veronderstellingen wagen maar wel wijzen op het kind dat wegkroop onder het blad van de tafel „zoals honden een refu- gium met kopbedekking in huis zoeken". Zo'n klein bericht zou onthullender kunnen zijn dan de vele bladzijden geeste lijk leven, maar <lan had het ook onthuld moeten worden. In dit geval door de schrijfster zelf, want het is een citaat uit haar eigen werk. Op deze manier voorgedragen komt er geen jong mens voor de dag. maar alleen dat meisje dat al zo vroeg de drang tot schrijven had. Hier mee onderscheidt de mens Hen riëtte de Beaufort zich in niets van talloze andere auteurs van wie vermeld wordt dat ze al zo vroeg enz. enz. Dit kleine voor beeld zou ik door vele kunnen laten volgen waarbij men even zeer in het duister gelaten wordt waar het betreft de invloeden die zij op dit leven gehad heb ben. Ik behoor werkelijk niet tot degenen die met alle geweld van een biograaf eisen dat hij of zij de vuile was op straat doet, in tegendeel. Maar om alleen maar tegen de schone gordijnen te mogen opkijken als ik een mens moet zien. voldoet mi) ze ker niet. En waar in dit boek met nadruk vermeld wordt, dat het de bedoeling is dat ik een mens zal leren kennen, ben lk teleurgesteld en niet ten on rechte. Het is een lang stuk. maar in te genstelling tot „Le roi en Rhinoce ros" (waarmee de vrolijke k uken ook trekken van gelijkenis ver toont) worden die twee uren zonder de onderbrek-n een pauze niet hervat in de greep van een dramatische verwikkeling of conceptie die de aandacht, laat staan de obsessie, voortdurend ge spannen weet te houden. Het stuk bestaat uit een twintigtal tableaux die na elkaar en soms ook wel ge lijktijdig, worden opgevoerd en waar voor dus alleen het thema als bin dend element fungeert. In Le roi werd de koning als eenling met de dood geconfronteerd en hier moet een hele stad die beproeving onder gaan. En ziedaar dan dus tevens de overeenkomst met Rhinoceros, waar in een hele stadsbevolking in de ban van een epidemie (van het fascisme of juister het totalitarisme) gesla gen werd. Ook in „Jeux de massacre" wordt de dood trouwens door een soort on verklaarbare en ongeneeslijke bacil verbreid. De eerste slachtoffers zijn twee zuigelingen, tweelingen, die op een ochtend in hun kinderwagen ge- lijktydig en gezamenlijk door de dood overvallen worden. Het gerucht van hun plotselinge sterven ver breidt zich en als dan de volgende dagen ook andere kinderen en men sen op straat, in huizen, kantoren, gevangenissen, scholen sterven, dan grypt een vage en collectieve angst steeds verder om zich heen. Een angst die evenwel niemand zyn me demens of zichzelf erkennen wil, om dat iedereen zich vastklampt aan de eigen zekerheden of illusies dat zyn of haar beurt (nog lang) niet zal» ko men. De dokters die beweren de kwaal onder de knie te hebben, slui ten zich voorzichtigheidshalve toch maar in hun ziekenhuizen op en de welgestelde standen laten hun wo ningen ontsmetten. En de politici van links en van rechts stikken bijna in hun eigen leugens, dat hun partij de enige oplossing ter verdediging tegen het gevaar gevonden heeft. Om dan vervolgens in een afgrijslijke rochel de laatste adem eveneens uit te bla zen. En iedereen drukt zich in het stuk weer in die stupiditeiten en ab surd-huisbakken cllché's uit. die de schrijver altijd in de monden van al zijn figuren of helden placht te leg- g'n. En zo vervolgt zich dan de ganse avond die monotone dodendans op 't lugubere ritme van lonesco's Lamen- to. Een monotonie die tweemaal slechts wordt doorbroken met een variatie die het hart of de ziel dan toch wel even dieper raakt. Een scène waarin twee jonge liefdespa ren samen hetzelfde drama van de naderende dood beleven en elkaar precies dezelfde poezelwoordjes toe fluisteren. Als een echo die door een spiegel wordt weerkaatst. De spiegel van het stuk die Ionesco het publiek voor wil houden. Om zo. vermoedelijk, die machinale onvermijdelijkheid van het sterven te suggereren, zo niet te symboliseren. En dan dat laatste aangrijpende en onvergetelijke tafe reel, waarin een besje met een zwar te halsdoek rond de schrale nek en I een grijsaard die getweeën ook door he: noodlot zijn opgeschreven, uit I hun stokoude liefde de kracht pogen te putten om elkaar nog een beetje moed in te praten. En onderwijl, leu nen op elkaar, een trap afdalen naar de zaal die de dood dan ook alsmaar dichter ziet en voelt naderen Dat Ionesco door een schier wur gende angst voor de dood bevangen wordt die men. desgewenst „morbi de" zou mogen noemen omdat hem ieder „religieus besef' van een „ho- gere zin" van het hiernamaals zo manifesteliJk compleet ontbreekt, is uit zijn woorden in interviews, essays en vooral natuurlijk toneelstukken j de laatste jaren wel voortdurend evi- I denter geworden. De „humorist" I waarvoor men Ionesco in zijn eer- 1 ste éénakters als „De kale zangeres", „De les" of zelfs „De stoelen" wel versleet, is hy in werkelijkheid trou wens nooit geweest. Voor die angsten of obsessies weet Ionesco als groot en origineel en misschien wel geniaal dramaturg vaak ook een fascineren de dramatische uitdrukking te vin den. Zoals in dit stuk nu ook weer dat crematorium met al zijn vakken of kaatjes waaruit dan elke keer weer een ander mens. als een konijn by de oren uit zijn hok. wordt getrok ken als ook zijn beurt is aangebro ken. Maar tochTóch schijnt me óók. dat die verschillende vondsten of ingrediënten in „Jeux de massa- ere" hun organische eenheid niet he lemaal hebben gevonden. Het won der. de magie komt niet, of slechts incidenteel, tot stand en in de on weerstaanbare en ijzeren band van lonesco's obsessies voelt de toe schouwer zich onder zijn gehoor dan ook maar zelden geslagen. Scène uit Jeux de massacreH van Ionesco. (Door André Glavimans) MUNCHEN (GPD) Zolang als de schilderkunst be staat hebben de schilders gezocht naar technische hulp middelen voor het weergeven van het perspectief en van de realistische vormen van mensen, dieren en dingen. In de nieuwere tijd is het Leon Battista Alberti (14041472) met zijn doorzichtig doek. dat verticaal werd opgesteld en waarop hetgeen men er doorheen zag kon worden nagetrokken aie als baanbreker geldt. Na hem kwamen Albrecht Dürer, Leonardo da Vinei en Hans Hol b An ue jonge met hel glastaleltoestel. eenuitklapbaar geval dat het schil- uer mogelijK maatcie door een kij kertje naar het model te kijken en de lünen daarvan uuu vaat ,0..i op een tussen kijkertje en model ge plaatste glazen plaat. Later ver scheen de Camera Obscura, die het onderwerp via iens en in een noen van 45 graden geplaatste spiegel op een horizontaai vlak projecteerde, waarop men het maar voor het na trekken nau. mustere vooroeeluen van lieden, die daarmee hebben ge werkt zyn de oeioe Udmi.uOo, jj- hannes Vermeer en naar men tegen woordig veronuer^.„en baar aantal schilders, van wie men eeuwen lang de "verciroomde reali teit" en meer van die eigenschappen heeft geroemd. Toen in het midden van de negen tiende eeuw de fotografie werd ont dekt. waren er schiluers zoals Dela- roche, die dachten dat nu het ein- loof dat Delacroix het niet steeds heeft gewonnen. Ook Gustav Courbet heeft naar fo to's geschilderd. Aan een vriend schreef hij. toen hij bezig was aan het grote doek "de kunstenaar in zijn atelier": stuur me nu het pro fielportret van mezelf e.i a jou, die in Montpellier zijn gemaakt en ook de foto van de naakte vrouw, waarover ik je sprak. Zij komt ach ter mijn stoel te staan in het mid den van het schilderij - ju einde yan zijn leven, toen hij als balling in Zwitserland leefde, liet hij zelfs door leerlust ■.dc-.jju naar foto's van het kasteel Chillon (bekend door Byrons' gedicht over de gevangene) maken, die hij dan zelf signeerde. Dat de Am terdaime schilder Breitner fotografeerde en de foto's gebruikte voor zyn schilderijen we ten wij en de tentoonstelling doet hem aile reent, net blijkt c.x Max Lieberman wel naar fotos hceit gewerkt maar dat een genie als de Noor Edvard Munch het ooit heeft gedaan was voor mij iets nieuws Dan .tornt echter het merkwaardige, hij heeft zijn portretten van de filo soof Nietzsche voor.een deel geba seerd op foto's van de schilder Hans Olde, hij heeft naakten geschilderd, die hij eerst zelf had gefotografeerd, hij heeft voor zijn portretten van Elizabeth Forster-Nietzsche. de vre selijke en erg-vooriyke nationalis tische zus van de denker, ook foto's gebruikt. Welnu. Munch is een ge nie maar die foto's zijn genialer. Dat moet ik toelichten. De schilde rijen van Much zijn kunstwerken, maar de foto's geven de afschuwe lijke werkelijkheid beter weer. In de schilderijen van Munch en de etsen van Olde is Nietszche een genie, in hun foto's een aftandse se niele man, die door een potsierlijk uitgedoste hysterische zus wordt om armd. Zo is er ook een schilderij van Munch van een naakte Jonge vrouw voor een bed, een eenzame, een zich opgesloten voelend meisje. Het blijkt geïnspireerd op een foto van de schilder en dan ziet men een wat ordinaire Griet in een ouderwetse huurkamer met de pot onder het bed. De portretschilders van het Duit se iteizerryk zoals Lenbach en Stuck hebben onbekommerd gebruik ge maakt van foto's. maar zy neooen het zowel voor de geportretteerden als voor de ver-.we buiten a ereld verborgen gehouden. Stuck ging het verst. Hij liet de foto's vergroten en trok ze over op zijn doeken, len bach bekeek zijn sujetten, maar orn aat zij zo belangrijk waren als Bls- I mark, de prins-regent van Beieren, j of veldmaarschalk Von Moltke, liet j hij ontelbare foto's van hen maken en die gebruikte hy by het uitwer ken van zyn portretten. Zo zyn er onlangs van de rondom de tachtig Jaren oude Moltke meer dan hon derd kleine (15 x 11) foto's aan het licht gekomen in de archieven van de schilder. Het is een hallucineren de serie van een grysaard met en zonder uniform, met en zonder pruik, met en zonder helm of bur gerhoed. En dan op de tentoonstel ling plotseling het wonder: een pas tel van de volkomen ktfle, acht en tachtig jarige militair, kenneiyk ge- inspireerd op één van die foto's, maar toch anders: de visie van een kunstenaar op een mens met klas sieke allures al was het dan ook maar een negentiende eeuwse Duit- se vechtersbaas. 1 Op dat ogenblik kan men dan van al die foto's zeggen: and so what. Tegelykertyd heeft men dan de con clusie van schilderkunst naar foto's: de foto's zyn documenten en eigen- j lyk alle boeiend om één of andere reden. De schilderyen zyn erg ver- velend wanneer de schilder wel ta lent maar niet die kleine opvlucht naar het genie had, die zyn werk onderscheidde van het onpersooniy- ke. Met andere woorden: by de fo- to's is de interpretatie aan de be schouwer, by de goede schilderyen 1 heeft de kunstenaar daarvoor ge zorgd en men heeft slechts te onder- I gaan. Foto van BreitnerDansende kinder en in de Jordaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1970 | | pagina 15