Levenswerk van Henri Matisse in Grand Palais te Parijs i Drie bijbelvertalingen per taal zijn minimum Roest Crollius: een der besten um fe? - SS' LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK Jaarverslag Necl. Bijbelgenootschap JATT-tköAO 30 mm 1970 LÏJDSCfl DAGBLAD PAGINA IC •m W ROTTERDAM (GPD) Het volmaakte geluk we hebben het allemaal ervaren of vermoed, in zeldzame, tijdeloze mo menten van welbevinden. Het is een harmonische toestand zonder verlangen, zonder verloop en dus niet eigen aan het menszijn. Besefloze dingen verkeren er in; het geschilderde stilleven probeert dat geluk te vatten, maar zo'n doekje binnen een gouden lijst sluit óns buiten. Henri Matisse geeft ons toegang tot het perfecte geluk, dat hij schilderende heeft ge- recreëerd. Zo'n Matisse is geen nostalgisch souvenir, maar een bevrijding uit de greep van de tijd, een heerlijke verade ming. De schilder hing zijn werk op bij vrienden, die op hun verhaal moesten komen. „Vrouw temt. Ruim 200 van zijn schilderijen han gen nu in Parijs in het Grand Palais. waar tot 21 september de overzichts expositie wordt gehouden ter gelegen- heid van zijn honderdste geboorte- 1 dag. Dit is de eerste keer dat men het levenswerk van Matisse kan over zien. Een groot aantai belangrijke stukken moest daarvoor uit Lenin grad, Moskou eri uit Amerikaan se verzamelingen komen. Vooral de Amerikanen stelden de verzekerings- voorwaarden zó hoog, dat het Stede lijk Museum te Amsterdam wegens de kosten het plan moest opgeven de tentoonstelling over te nemen met hoed". Schilderij van Henri Matisse in Amerikaans Vóór het jaar 2054 <100 jaar na zijn dood) zal men nooit meer een zo representatieve collectie Matisses bijeen kunnen zien. Natte dweil Het begin van de tentoonstelling, op de tweede verdieping van het ten dele al fraai gerestaureerde Grand Palais. komt voor een Nederlandse bezoeker aan als een klap met een natte dweil. In de eerste twee zalen hangen grote en kleine schilderijen uit de jaren tot 1908. in chronolo gische en thematische wanorde in twee rijen boven elkaar Een koord houdt de kijkers op tastafstand. maar verder lijkt het geheel op een veiling. Pas in de derde zaal domi- B. ROEST CROLLIUS DAGBOEK VAN SARA EN ANDERE VERHALEN Uitg.: Contact, Amsterdam. Mijn bewondering voor het werk van B. Roest Crollius heb ik al enige malen geuit b.v. bij de besprekingen van oa. „Be zwarend getuigenis," „De heils leer van juffrouw Francois," „Noodsignalen." „Mensen zijn geen goden." Ik beschouw hem als een van onze allerbeste prozaïsten. Hü is een schrijver met een eigen wereld die men tevens de wereld van velen kan noemen. De wereld van Roest Crollius is zeker geen kunstma tige wereld; iets dat in de eer ste plaats blijkt uit de reële op zet van vrijwel al zijn verhalen en romans. Reëel zijn de men sen en hun omstandigheden, de steden, de gebouwen, de men selijke relaties. De problema tiek zit in de innerlijke con structie van die mensen en in hun contact met anderen. Dit geldt in de eerste plaats altijd voor de hoofdfiguur bij wie het conflict onherroepelijk te voor schijn treedt aan de hand van een optredende situatie, een ge beurtenis. Merkwaardig is hoe de omstandigheden een situatie niet alleen beïnvloeden, maar hoe die omstandigheden een gebouw, een stad a.h.w. de komende gang van zaken al in zioh dragen nog voor de hande ling op gang komt. Men moest zich in de verha len van Roest Crollius niet te veel gaan afvragen wie zijn gestalten eigenlijk zyn. want dan komt men volgens mij al spoedig op een pad dat de schrijver niet, althans zeker niet in de eerste plaats, be doeld heeft, n.l. dat van de al legorie of van de parodie. Niet dat zowel het ene als het ande re element niet in het werk aanwezig zouden zijn, maar door hier een te grote nadruk op te leggen, zou men te veraf raken van een realiteit die in de romans en verhalen van Roest Crollius a ltiid en als voornaamste gegeven aanve- momenten toch weer terug op de oorspronkelijke realiteit. In deze nieuwe bundel leeft sterk nog een ander element en dat is een navrante mensen liefde. wederom gepaard met ironje. Roest Crollius komt. nu eenmaal tot realiseren via gril lige combinaties en deze zijn het die zyn werken hun grote oorspronkelijkheid geven. Deze, toch uit het hart komende, barmhartigheid klinkt duidelijk in de toonaard van „Dagboek van Sara" Een dagboek dat begint met de woorden: „Ik zig is. Men zou zich- voor de zoveelste maal kunnen gaan afvragen: wat is realiteit? Dat heeft weinig zin aangezien rea liteit voor ieder iets anders is en afhankelijk van ieders mo gelij klieden tot reactie op het aanwezige en op het gebeuren de. Bij deze auteur is het over het algemeen zo dat zijn sujet ten op dat aanwezige en dat gebeurende reageren met gro te angsten en schuldgevoelens en verbonden met bewuste ver latenheid. Deze reacties worden door de auteur vermened met een soort ironische nuchterheid en deze laatste eigenschap brengt hem in zijn onthutsende ben lelyk. Er is in de hele stad. durf ik wel zeggen, geen vrouw lelijker dan ik." Een lelijke vrouw is behept met dezelfde verlangens en dezelfde gevoe lens als een niet lelyke en met dat inlevingsvermogen dat hem eigen is, is de auteur deze lelij ke vrouw geworden en ervaart al haar ellende tot op het been. Dergelijke gevoelens treffen ook in het verhaal „Pianoles." eigenlijk een simpel gegeven van burgerlijke dramatiek, maar zó subtiel verwerkt dat het'hele verhaal de weemoedi ge glans krijgt van de zomer avond, waarin het zich af speelt. „Het onderzoek" en „Stad huis" zyn twee verhalen waarin zich dat voordoet wat ik zojuist beschreven heb als een van de voorname elementen van dit werk. n.l. dat de omgeving de gang van zaken al in zich heeft nog voor de handeling zelf op gang komt. Het eerste verhaal speelt zich af in een ministerie, het tweede in een stadhuis. Beide hebben duidelijk een sur realistisch element door de. ieder mens met een onbedor ven verstand als absurd aan doende. handelingen van de bu reaucratie. In beide gevallen gaat het om twee onschuldigen. die zich onder de dwang van de angst om het papleren ge vaar, gaan afvragen of zij soms toch schuldig zijn. maar op een ander terrein dan dat, van de hun opgedrongen aantij gingen. ..Badplaatsgeneugten" is een machtig stuk §arcasme geba seerd op afkeer. Een afkeer die de schrijver mogelijk bij het aanschouwen van een volge propte badplaats, de gedachte van „Stel je nu eens voor dat al dat volkheeft ingege ven. „Wurgen" is de trieste ge schiedenis van een demonische haatliefde, die overspoeld wordt door een berouw waarvan het niet zeker is of dit de donkere drang tot moord zal overwin nen, ondanks die gevaarlijke liefde. Prachtige verhalen die aanto nen hoe klein dagelijks leven indrukwekkend. geheimzinnig, lachwekkend tegelijk kan zijn. I ger vertalingen, tin de allersimpelste woorden. En in het Westen vraagt men om para fraserende vertalingen I die in de tekst meteen uitleg geven van wat de bijbelschrijvers zeggen", /o wordt in het Jaarverslag opge- merkt. Kosten AMSTERDAM (ANP) Als het tertaalwerk van de bijbel in het huidige tempo wordt voortgezet, worden in Azië in 1979 ongeveer 56 miljoen bijbeluitgaven ver- «preid. Dat is veel te weinig, ge- tien de snelle groei van de bevol king. Reeds nu is besloten dat alle krachten moeten worden inge- ipannen om al in 1975 tenminste Ï5 miljoen bijbeluitgaven te ver spreiden m dat gebied, aldus schrijft de algemeen secretaris tan het Nederlands Bijbelgenoot schap, mr. F. L. S. F. baron van Tuyl] van Serooskerken, in het NBG-jaarverelag over 1969. Maar ook in Nederland zullen alle j krachten moeten worden ingespan nen. We beleven op het ogenblik haast een revolutie op het gebied j van de boekdistributie. Ook het Bijbel van de boekdistrbutie Ook 't Bbeij- i kanalen naar nieuwe moeten gaan zoeken om de bijbel aan de mensen I in handen te geven, aldus' de NBG- secretaris. Het NBG is op het ogenblik di rect of indirect betrokken bij zeker 25 vertaalprojecten in de „derde we reld". Volgens de jongste statistiek van de Wereldbond van Bijbelgenoot schappen is de bijbel al vertaald in 244 talen, het Nieuwe Testament in 324 en bijbelgedeelten in 845 talen. Er wordt nu onder verantwoordelijkheid van de wereldbond gewerkt aan 610 vertalingen. In vrijwel alle talen van enige omvang is al iets van de bijbel te verkrijgen. Weliswaar zijn er nog 2000 talen waarin niets van de Bijbel aanwezig is, maar die wor den slechts gesproken doot minder dan vyf procent van de wereldbevol king. Bovendien spreken veel van die mensen nog andere talen, waarin de bijbel of een gedeete er van wel is vertaald. Nu begint echter het besef door te dringen dat dit niet voldoen de is. De mensen hebben een bijbel nodig in de taal die zij kunnen begrij pen. „Willen we de mensen bereiken met de boodschap van de bijbel dan zullen er op den duur in elke grote taal tenminste drie vertalingen moe ten komen: een kerkbijbel, een bij bel voor mensen die weinig of nooit in een kerk komen, en een studiebij- bel. De laatste moet hem. die geen theologische opleiding hebben geno ten toch in staat stellen om zo dicht mogelijk de grondtekst te benaderen. Deze drie vertalingen zijn een mini mum. Ze geven slechts drie kleu ren aan uit een spectrum van moge lijkheden. Want de mannen, die in de derde wereld het analfabetisme bestrijden vragen om nog eenvoudi- I In de gehele wereld zijn de kosten uitermate sterk gestegen. e<n naar verhouding de verspreiding van bijbel i minder sterk. Hier en daar moest zelfs wat teruggang worden gecon stateerd. In Europa ligt de zaak echter geheel anders: ondanks de inflatie heeft de j groeiende samenwerking kostënbe- I sparend gewerkt. En de verspreiding is in 1969 met 40 toegenomen. Van grote invloed op deze ontwikkeling was het feit. dat het weer mogelijk werd verscheidene Oosteuropese lan den te gaan helpen. In 1969 werden j voor Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Rusland in totaal 66.500 exem plaren van bijbels en nieuwe testa- men ten afgeleverd. Bovendien waren 116.000 exemplaren in voorbereiding, terwijl nu al bekend is dat nog eens 8.000 nieuwe testamenten en 20 000 i bijbels nodig zullen zyn. Nederland stelde geld beschikbaar voor de aan koop van papier. Deze getallen heb ben alleen betrekking op de landen achter het .ijzeren gordijn'. Niet mee gerekend werden de exemplaren, die gedrukt werden of in voorbereiding zijn voor Griekenland, Turkije. Frank rijk en Italië. Het ledental van het NBG bedroeg (per februari 1970) 243.156. De leden brachten tezamen f 1 020 753 byeen. dat www f46670 i meer dan in W08. neren grote doeken, die het beeld rus tiger maken. In Amsterdam zou de expositie net als destijds de Picassotentoon- stelling wat uitgedund maar on getwijfeld veel mooier gehangen zijn geweest. Voor Fransen echter is zo'n „gemoedelijke" presentatie heel ge woon. Ook in het Louvre etaleren zij hun overvloed op die manier. Ze we ten daarbij niettemin heel goed ac centen te plaatsen. Rembrandts „Bathseba" bijvoorbeeld hangt in dat Louvre afzonderlijk en in een beter licht dan op de laatste Rembrandt- tentoonstelling in ons Rijksmuseum. En zo is met drie topwerken van Matisse twee versies van ..De dans" en het doek ..De muziek" op de be nedenverdieping van het Grand Pa lais een onvergetelijke omgeving ge maakt. Het onrustige begin valt trou wens samen met de eerste, artistiek veelbewogen perdiode van zoeken in Matisse's ontwikkelingsgang. Het napluizen daarvan wordt pas goed Interessant nadat men eerst genoten heeft van de grootste, verkwikkende resultaten, die breeduit getoond wor den. Anders dan by Picasso leidt de tocht van het jeugdwerk naar het ouderdomswerk tot een juichende apothese: de totale, meesterlijke eenvoud van de „uitknipsels" en de oomposities in gekleurd glas. Fauvisme Picasso geldt als de ..uitvinder" van het cubisme, met allereerst zijn gro te schilderij „Demoiselles d'Avignon" Uit 1907. Het werk van sommige schilders bijvoorbeeld Juan Gris valt vrijwel geheel binnen het ge bied van dat cubisme. maar bij Pi casso is er veel méér. Zo geldt Ma- risse als de grondlegger van het Fau visme dat de toets en vooral de kleur een zelfstandige betekenis gaf, bijvoorbeeld geel en blauw voor de stam van een bcom in plaats van de eigenlijke boomkleur. Maar wie als „gelukzoeker" zijn eerste gang door de huidige tentoonstelling maakt, gaat pas langer bij een schilderij verwijlen als hij de twee de zaal. met het eigenlijke Fauvis me van Matisse, al voorbij is. En daarmee een portret, dat enig schan daal verwerkte 65 jaar geleden, op de eerste herfstsalon in het Petit Pa lais. aan de overkant. Straks meer daarover. De aanvankelijke verbijstering, die „De dans" uit 1910 wekte by de heer Tsjoekine die dat doek van ruim 2.5 bij ca 4 meter besteld had voor zijn Paleis in Moskou, kunnen we nog ten volle begrijpen. Op een summier aan gegeven bergtop een genuanceerd groen, met een golvende contour lijn zich aftekende tegen het diepe blauw van de rest van het vlak dansen in de kring vyf rode. ietwat oranjerode naakten. Tegen dat blauw heeft het rood een stralende werking, zodat het schilderij ons sterk zintui- gelijk aanspreekt, evenals de dans bewegingen. waarbij we als het wa re in de kring worden uitgenodigd. Later zou Matisse het genuan ceerde van de drie stralende kleuren nog te picturaal vinden. Hij ging toen de vormen knippen uit vlak ge kleurde. eenkleurige vellen papier. Maar tussen die „uitknipsels" en .De Dans" liggen ruim veertig jaren, waarin die sterke een voud maar eenmaal terugkwam, in drie decoratieve panelen, waarmee de schilder in de jaren 1931- 1932 zwoegende de volkomenheid be reikte: toen al met behulp van uit knipsels. In de jaren voor de Russische re volutie behoorden de Russen Tsjoeki ne en Morosow tot de belangrijkste verzamelaars van avant garde-kunst, in Parijs. Tsjoekine hing zijn Troe- betzkoy-paleis in Moskou vol met schilderen waar toen de meeste kunstliefhebbers nog van ijsden. De Parij6e kunsthandelaar Ambroise Vollard. die toch een bijzonder goed oog had voor nieuwe kunst, liet zpi- casso 106 toen deze cubistisch ging werken, maar Tsjoekine bleef die schilder trouw. Hij gaf ook geen kik toen hij van Matisse een „harmonie in rood" gestuurd kreeg, dat hij als een „harmonie in blauw" had ge kocht. Het komt aan op de relaties tussen de kleuren en die s gelijk waardig. betoogde de schilder. De Rus accepteerde ook de verbluffende „Dans" en het ongeveer even grote ..De muziekmaar liet omdat hij, kinderen in huis had wel de lijntjes overschilderen, die het geslacht van de fluitspeler op dat doek aangaven. De overschildering is later verwij derd. Het woord „Fauvisme" is naar men weet ontleend aan het expoöitiever- .-lag van een criticus, die by werken van Matisse. Der a in, Manguin. Vla- minck een gewone classistische por tretbuste zag staan en opmerkte: Donatello tussen de wilden <faWes)". Een wildheid, die ons in 1970 niet meer ontdaan maakt, heeft op het eerste gezicht het portret uit 1905, „Vrouw met hoed", dat de j Amerikaanse schrijfster Gertrude 1 Stein uit de herfstsalon van dat jaar kocht. Ze schreef dat het publiek probeerde de verf er af te krabben <het schilderij kostte haar 500 francs» Op dat portret zien we mevrouw Matisse onder een hoed als een fruit mand en het geheel heeft iets van de kleurenexpl06ie waarop Vlaminck doelde, toen hij zei. dat de Fauve6 hun verftuben als dynamietpatronen wilden gebruiken. Maar by nader in- zien ging Matisse weloverwogen te werk. Als hy zyn vrouw roodharig weergaf en daarnaast een veeg groen op haar voorhoofd zette, dan was dat omdat deze kleuren elkaa* ver sterkten. Die aanpak had hij opge daan van de schilder Signac. de man die zyn heldere landschappen uit kleurstipjes en haakjes opbouwde. Signac wordt nog weieens be- schouwd als een minder method! - i sche volgeling van de „divisionnist" Seurat. een systematicus die uitging van een kleurentheorie om tot een zo groot mogeiyke lichtkracht in zyn werk te komen. Maar bij Sig nac ging het om de kleur- kracht. evenals by Matisse in dit on- flatteuse portret. Matisse stippelde hier niet (meer), maar werkte met kleine en wat grotere, dynamische toetsen. Nog was hij er niet aan toe, voor een vlakke schildering te kie zen. Zijn kleuren moesten tevens nog modellerend werken: vlakveranderin- gen aangeven. Later komen zy ook in dat opzicht vry van het motief. De ontwikkeling van Matisse was allerminst een rechtiynige. ook na zijn veertigste niet toen hy een er kende meester was bij wie veel kunstenaars wat onderricht kwamen halen. Zelfs met de kleur, die zo we- zenlyk is voor het beste in zyn werk, deed hii herhaaldelijk vele stappen terug. Het zou te ver voeren om daar op in te gaan. al is dat zodra men in het werk verdiept is geraakt wel een genot. Wie het interesseert doet er goed aan. de catalogus te kopen. Naar Nederlandse begrippen is dat ding wel duur (35 francs», maar de uitvoerige inleiding van Pierre Schneider is uitstekend. Bovendien vormen de honderden reproducties een souvenir. Inspanning en vakantie In elk geval maakt een wandeling door de expositie duidelijk, dat de comfortabele schilderyen niet gemak kelijk zijn ontstaan. Het geluksmo ment Matisse sprak van „1'instant sentimental" dat hem gaande maakte, moest met veel inspanning j worden gere-crëeerd. Waar Matisse daarin slaagde, merken we van de I inspanning niets meer. Het gelukte hem lang niet altijd; pas in zyn laatste jaren, toen hy lichamelijk zwaar gehandicapt was. is hij naar het lykt voortdurend „in staat van genade" geweest. Toen schiep hy vooral de kapeldecoraties te Vence, met ramen die anders dan die van Chagall wél tot de nieuwe glaskunst I behoren. j In staat van genade werken, zo- I als in de aanhef werd gezegd, de voorwerpen van een stilleven. Van het begin af aan bestudeerde Matis se het stilleven, bij De Heem, vooral by Chardin. En in het landschap zocht hy. als zoveel Franse mees ters voor hem, het bucolische: de har monische toestand van een sere ne eenvoud. Stilleven en landschap verenigde hy in de gelukkige inte rieurs met venstars die de blik naar het zonnige buiten vry laten. Meu belen. wanden en zelfs figuur: een zittende, een liggend naakt, vormen als by de „intermist" Vuillard één decor Zo kennen wy, in West-Eu ropa. de zuidelyke Matisse die. zoals i de cataolgus opmerkt, direct doet j denken aan vakantie te Nice. De uit de Verenigde Staten en voor al de uit de Sowjet-Unie geleende, i grote werken onderstrepen nog eens. f m t de decoupages uit de laatste levensjaren, hoezeer Matisse aan het j intimisme voorby was. Eerst by hem komen toets en kleur zo vrij van j het motief dat de weg naar de ab stractie daar logisch op kan volgen, j En de grote vlakken in een onge broken kleur lopen met hun inmid- I dellyke zintuigelijke werking vooruit op wat in de hedendaagse kunsttaal I de „colour field-painting" heet, die van Amerikanen nog meer dan die van Yves blauw» Klein. Wat de abstractie betreft: Matisse ging in dat opzicht enkele malen heel ver. maar bleef het noodzakelyk J achten, zich op te laden aan een mo- j tief. Alleen zo was volgens hem het resultaat geen verarming of schema- i tisering. maar een pregnante samen vatting. Wat de monochromie betreft: een rood of een blauw kunnen voor de kyker toniserend zijn en veel blauw is blauwer dan een beetje blauw: het gaat de kyker omgeven zoals wat de goudvissen, die Matisse meermalen heeft geschilderd. Maar „de waarde van een kleur wordt al- j leen bepaald door haai* samenklank i met de aangrenzende kleur" dus I geen monochrome doeken, j Matisse schilderde het paradys in de kamer. Hy stelde met zyn grote compositie „Le luxe" uit 1907 «drie naakten aan een strand) tenminste zoveel conventies en beeldmiddelen op losse schroeven als Picasso met diens ..Demoiselles". Hy volbracht j schilderijen waarin het geluksmo- I ment blyvend beschikbaar is. Kleu- ren en vormen werken op ons in, ob- Jectiever dan bij het kl ampende ex pressionisme. „Het gaat er alleen j maar om. de geest van de beschou- I wer zó te kanaliseren dat hy als een j ontvanger staat tegenover de zender, het schildery. Hy kan daarby aan heel andere dingen denken dan aan I dat wat de schilder voor ogen had." Met andere woorden: Matisse schil - j derde voor ons plezier. Zyn tentoon- j stelling maakt gelukkig. I Een meester in het samenvatten is Matisse ook in zyn plastische wer- I ken. een zestigtal beelden en enkele reliefs. Op deze expositie zyn er 28 aanwezig. Hoewel dit deel van het oeuvre kwantitatief klein is, gaat geen boek over de moderne beeld houwkunst aan Matisse voorby. In de catalogus betoogt Pierre Schneider i echter. <jat het beeldhouwen voor de j schilder samenhing met zyn lange strijd om niet in een decoratieve vlakheid te vervallen. Het was een activiteit in verband met zyn pro blematiek als schilder, die definitief werd overwonnen in de knipsels. Dat directe knippen in kleur deed Matis- se denken aan het rechtstreekse in het materiaal hakken van beeldhou wers. In de aula-filmzaal van het Grand- 1 Palais wordt een oude Matissefilm gedraaid die vooral interessant is. omdat men van enkele schilderyen diverse achtereenvolgende stadia te j zien krijgt. Matisse liet soms de ver schillende staten, die een werk door liep. fotografisch vastleggen. De naar j Franse traditie rhetorische tekst by de film moet men maar voor lief ne- j men. Wanneer de commentator het j heeft over het belang van de mees- ter voor de glorie van Frankryk, kan men daar Jonge Fransen in de zaal j over horen schamperen en dat is hoop gevend. Rond het Grand Palais is weer een politiebewaking die men in Am sterdam provocerend zou noemen, compleet met overvalwagens. Maar daar is in Parys iedereen al aan ge wend; by het Louvre is het een per manente toestand. Lange haren zijn hier anders dan in de tyd van Lo- dewyk 14 gevaarlyk. „De dans" (Schilderij van Matisse in Leningrad* museum

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1970 | | pagina 11