Levenswerk van Henri Matisse in
Grand Palais te Parijs
i
Drie bijbelvertalingen
per taal zijn minimum
Roest Crollius: een der besten
um
fe? -
SS'
LITERAIRE KRONIEK
VAN CLARA EGGINK
Jaarverslag Necl. Bijbelgenootschap
JATT-tköAO 30 mm 1970 LÏJDSCfl DAGBLAD PAGINA IC
•m
W
ROTTERDAM (GPD) Het volmaakte geluk we hebben
het allemaal ervaren of vermoed, in zeldzame, tijdeloze mo
menten van welbevinden. Het is een harmonische toestand
zonder verlangen, zonder verloop en dus niet eigen aan het
menszijn. Besefloze dingen verkeren er in; het geschilderde
stilleven probeert dat geluk te vatten, maar zo'n doekje binnen
een gouden lijst sluit óns buiten. Henri Matisse geeft ons
toegang tot het perfecte geluk, dat hij schilderende heeft ge-
recreëerd. Zo'n Matisse is geen nostalgisch souvenir, maar
een bevrijding uit de greep van de tijd, een heerlijke verade
ming. De schilder hing zijn werk op bij vrienden, die op hun
verhaal moesten komen.
„Vrouw
temt.
Ruim 200 van zijn schilderijen han
gen nu in Parijs in het Grand Palais.
waar tot 21 september de overzichts
expositie wordt gehouden ter gelegen-
heid van zijn honderdste geboorte-
1 dag. Dit is de eerste keer dat men
het levenswerk van Matisse kan over
zien. Een groot aantai belangrijke
stukken moest daarvoor uit Lenin
grad, Moskou eri uit Amerikaan
se verzamelingen komen. Vooral de
Amerikanen stelden de verzekerings-
voorwaarden zó hoog, dat het Stede
lijk Museum te Amsterdam wegens
de kosten het plan moest opgeven
de tentoonstelling over te nemen
met hoed". Schilderij van Henri Matisse in Amerikaans Vóór het jaar 2054 <100 jaar na
zijn dood) zal men nooit meer een
zo representatieve collectie Matisses
bijeen kunnen zien.
Natte dweil
Het begin van de tentoonstelling,
op de tweede verdieping van het ten
dele al fraai gerestaureerde Grand
Palais. komt voor een Nederlandse
bezoeker aan als een klap met een
natte dweil. In de eerste twee zalen
hangen grote en kleine schilderijen
uit de jaren tot 1908. in chronolo
gische en thematische wanorde in
twee rijen boven elkaar Een koord
houdt de kijkers op tastafstand.
maar verder lijkt het geheel op een
veiling. Pas in de derde zaal domi-
B. ROEST CROLLIUS
DAGBOEK VAN SARA EN
ANDERE VERHALEN
Uitg.: Contact, Amsterdam.
Mijn bewondering voor het
werk van B. Roest Crollius heb
ik al enige malen geuit b.v. bij
de besprekingen van oa. „Be
zwarend getuigenis," „De heils
leer van juffrouw Francois,"
„Noodsignalen." „Mensen zijn
geen goden." Ik beschouw hem
als een van onze allerbeste
prozaïsten. Hü is een schrijver
met een eigen wereld die men
tevens de wereld van velen kan
noemen. De wereld van Roest
Crollius is zeker geen kunstma
tige wereld; iets dat in de eer
ste plaats blijkt uit de reële op
zet van vrijwel al zijn verhalen
en romans. Reëel zijn de men
sen en hun omstandigheden, de
steden, de gebouwen, de men
selijke relaties. De problema
tiek zit in de innerlijke con
structie van die mensen en in
hun contact met anderen. Dit
geldt in de eerste plaats altijd
voor de hoofdfiguur bij wie het
conflict onherroepelijk te voor
schijn treedt aan de hand van
een optredende situatie, een ge
beurtenis. Merkwaardig is hoe
de omstandigheden een situatie
niet alleen beïnvloeden, maar
hoe die omstandigheden een
gebouw, een stad a.h.w. de
komende gang van zaken al in
zioh dragen nog voor de hande
ling op gang komt.
Men moest zich in de verha
len van Roest Crollius niet te
veel gaan afvragen wie zijn
gestalten eigenlijk zyn. want
dan komt men volgens mij al
spoedig op een pad dat de
schrijver niet, althans zeker
niet in de eerste plaats, be
doeld heeft, n.l. dat van de al
legorie of van de parodie. Niet
dat zowel het ene als het ande
re element niet in het werk
aanwezig zouden zijn, maar
door hier een te grote nadruk
op te leggen, zou men te veraf
raken van een realiteit die in
de romans en verhalen van
Roest Crollius a ltiid en als
voornaamste gegeven aanve-
momenten toch weer terug op
de oorspronkelijke realiteit.
In deze nieuwe bundel leeft
sterk nog een ander element
en dat is een navrante mensen
liefde. wederom gepaard met
ironje. Roest Crollius komt. nu
eenmaal tot realiseren via gril
lige combinaties en deze zijn
het die zyn werken hun grote
oorspronkelijkheid geven. Deze,
toch uit het hart komende,
barmhartigheid klinkt duidelijk
in de toonaard van „Dagboek
van Sara" Een dagboek dat
begint met de woorden: „Ik
zig is. Men zou zich- voor de
zoveelste maal kunnen gaan
afvragen: wat is realiteit? Dat
heeft weinig zin aangezien rea
liteit voor ieder iets anders is
en afhankelijk van ieders mo
gelij klieden tot reactie op het
aanwezige en op het gebeuren
de.
Bij deze auteur is het over
het algemeen zo dat zijn sujet
ten op dat aanwezige en dat
gebeurende reageren met gro
te angsten en schuldgevoelens
en verbonden met bewuste ver
latenheid. Deze reacties worden
door de auteur vermened met
een soort ironische nuchterheid
en deze laatste eigenschap
brengt hem in zijn onthutsende
ben lelyk. Er is in de hele stad.
durf ik wel zeggen, geen vrouw
lelijker dan ik." Een lelijke
vrouw is behept met dezelfde
verlangens en dezelfde gevoe
lens als een niet lelyke en met
dat inlevingsvermogen dat hem
eigen is, is de auteur deze lelij
ke vrouw geworden en ervaart
al haar ellende tot op het been.
Dergelijke gevoelens treffen
ook in het verhaal „Pianoles."
eigenlijk een simpel gegeven
van burgerlijke dramatiek,
maar zó subtiel verwerkt dat
het'hele verhaal de weemoedi
ge glans krijgt van de zomer
avond, waarin het zich af
speelt.
„Het onderzoek" en „Stad
huis" zyn twee verhalen waarin
zich dat voordoet wat ik zojuist
beschreven heb als een van de
voorname elementen van dit
werk. n.l. dat de omgeving de
gang van zaken al in zich heeft
nog voor de handeling zelf op
gang komt. Het eerste verhaal
speelt zich af in een ministerie,
het tweede in een stadhuis.
Beide hebben duidelijk een sur
realistisch element door de.
ieder mens met een onbedor
ven verstand als absurd aan
doende. handelingen van de bu
reaucratie. In beide gevallen
gaat het om twee onschuldigen.
die zich onder de dwang van
de angst om het papleren ge
vaar, gaan afvragen of zij
soms toch schuldig zijn. maar
op een ander terrein dan dat,
van de hun opgedrongen aantij
gingen.
..Badplaatsgeneugten" is een
machtig stuk §arcasme geba
seerd op afkeer. Een afkeer die
de schrijver mogelijk bij het
aanschouwen van een volge
propte badplaats, de gedachte
van „Stel je nu eens voor dat
al dat volkheeft ingege
ven.
„Wurgen" is de trieste ge
schiedenis van een demonische
haatliefde, die overspoeld wordt
door een berouw waarvan het
niet zeker is of dit de donkere
drang tot moord zal overwin
nen, ondanks die gevaarlijke
liefde.
Prachtige verhalen die aanto
nen hoe klein dagelijks leven
indrukwekkend. geheimzinnig,
lachwekkend tegelijk kan zijn.
I ger vertalingen, tin de allersimpelste
woorden. En in het Westen vraagt
men om para fraserende vertalingen
I die in de tekst meteen uitleg geven
van wat de bijbelschrijvers zeggen",
/o wordt in het Jaarverslag opge-
merkt.
Kosten
AMSTERDAM (ANP) Als het
tertaalwerk van de bijbel in het
huidige tempo wordt voortgezet,
worden in Azië in 1979 ongeveer
56 miljoen bijbeluitgaven ver-
«preid. Dat is veel te weinig, ge-
tien de snelle groei van de bevol
king. Reeds nu is besloten dat alle
krachten moeten worden inge-
ipannen om al in 1975 tenminste
Ï5 miljoen bijbeluitgaven te ver
spreiden m dat gebied, aldus
schrijft de algemeen secretaris
tan het Nederlands Bijbelgenoot
schap, mr. F. L. S. F. baron van
Tuyl] van Serooskerken, in het
NBG-jaarverelag over 1969.
Maar ook in Nederland zullen alle j
krachten moeten worden ingespan
nen. We beleven op het ogenblik
haast een revolutie op het gebied j
van de boekdistributie. Ook het Bijbel
van de boekdistrbutie Ook 't Bbeij- i
kanalen naar nieuwe moeten gaan
zoeken om de bijbel aan de mensen I
in handen te geven, aldus' de NBG-
secretaris.
Het NBG is op het ogenblik di
rect of indirect betrokken bij zeker
25 vertaalprojecten in de „derde we
reld". Volgens de jongste statistiek
van de Wereldbond van Bijbelgenoot
schappen is de bijbel al vertaald in
244 talen, het Nieuwe Testament in
324 en bijbelgedeelten in 845 talen. Er
wordt nu onder verantwoordelijkheid
van de wereldbond gewerkt aan 610
vertalingen. In vrijwel alle talen
van enige omvang is al iets van de
bijbel te verkrijgen. Weliswaar zijn
er nog 2000 talen waarin niets van
de Bijbel aanwezig is, maar die wor
den slechts gesproken doot minder
dan vyf procent van de wereldbevol
king. Bovendien spreken veel van die
mensen nog andere talen, waarin de
bijbel of een gedeete er van wel is
vertaald. Nu begint echter het besef
door te dringen dat dit niet voldoen
de is. De mensen hebben een bijbel
nodig in de taal die zij kunnen begrij
pen. „Willen we de mensen bereiken
met de boodschap van de bijbel dan
zullen er op den duur in elke grote
taal tenminste drie vertalingen moe
ten komen: een kerkbijbel, een bij
bel voor mensen die weinig of nooit
in een kerk komen, en een studiebij-
bel. De laatste moet hem. die geen
theologische opleiding hebben geno
ten toch in staat stellen om zo dicht
mogelijk de grondtekst te benaderen.
Deze drie vertalingen zijn een mini
mum. Ze geven slechts drie kleu
ren aan uit een spectrum van moge
lijkheden. Want de mannen, die in
de derde wereld het analfabetisme
bestrijden vragen om nog eenvoudi-
I In de gehele wereld zijn de kosten
uitermate sterk gestegen. e<n naar
verhouding de verspreiding van bijbel
i minder sterk. Hier en daar moest
zelfs wat teruggang worden gecon
stateerd.
In Europa ligt de zaak echter geheel
anders: ondanks de inflatie heeft de
j groeiende samenwerking kostënbe-
I sparend gewerkt. En de verspreiding
is in 1969 met 40 toegenomen. Van
grote invloed op deze ontwikkeling
was het feit. dat het weer mogelijk
werd verscheidene Oosteuropese lan
den te gaan helpen. In 1969 werden
j voor Bulgarije, Hongarije, Roemenië
en Rusland in totaal 66.500 exem
plaren van bijbels en nieuwe testa-
men ten afgeleverd. Bovendien waren
116.000 exemplaren in voorbereiding,
terwijl nu al bekend is dat nog eens
8.000 nieuwe testamenten en 20 000
i bijbels nodig zullen zyn. Nederland
stelde geld beschikbaar voor de aan
koop van papier. Deze getallen heb
ben alleen betrekking op de landen
achter het .ijzeren gordijn'. Niet mee
gerekend werden de exemplaren, die
gedrukt werden of in voorbereiding
zijn voor Griekenland, Turkije. Frank
rijk en Italië. Het ledental van het
NBG bedroeg (per februari 1970)
243.156. De leden brachten tezamen
f 1 020 753 byeen. dat www f46670
i meer dan in W08.
neren grote doeken, die het beeld rus
tiger maken.
In Amsterdam zou de expositie
net als destijds de Picassotentoon-
stelling wat uitgedund maar on
getwijfeld veel mooier gehangen zijn
geweest. Voor Fransen echter is zo'n
„gemoedelijke" presentatie heel ge
woon. Ook in het Louvre etaleren zij
hun overvloed op die manier. Ze we
ten daarbij niettemin heel goed ac
centen te plaatsen. Rembrandts
„Bathseba" bijvoorbeeld hangt in dat
Louvre afzonderlijk en in een beter
licht dan op de laatste Rembrandt-
tentoonstelling in ons Rijksmuseum.
En zo is met drie topwerken van
Matisse twee versies van ..De dans"
en het doek ..De muziek" op de be
nedenverdieping van het Grand Pa
lais een onvergetelijke omgeving ge
maakt. Het onrustige begin valt trou
wens samen met de eerste, artistiek
veelbewogen perdiode van zoeken in
Matisse's ontwikkelingsgang. Het
napluizen daarvan wordt pas goed
Interessant nadat men eerst genoten
heeft van de grootste, verkwikkende
resultaten, die breeduit getoond wor
den. Anders dan by Picasso leidt de
tocht van het jeugdwerk naar het
ouderdomswerk tot een juichende
apothese: de totale, meesterlijke
eenvoud van de „uitknipsels" en de
oomposities in gekleurd glas.
Fauvisme
Picasso geldt als de ..uitvinder" van
het cubisme, met allereerst zijn gro
te schilderij „Demoiselles d'Avignon"
Uit 1907. Het werk van sommige
schilders bijvoorbeeld Juan Gris
valt vrijwel geheel binnen het ge
bied van dat cubisme. maar bij Pi
casso is er veel méér. Zo geldt Ma-
risse als de grondlegger van het Fau
visme dat de toets en vooral de
kleur een zelfstandige betekenis
gaf, bijvoorbeeld geel en blauw voor
de stam van een bcom in plaats van
de eigenlijke boomkleur. Maar wie
als „gelukzoeker" zijn eerste gang
door de huidige tentoonstelling
maakt, gaat pas langer bij een
schilderij verwijlen als hij de twee
de zaal. met het eigenlijke Fauvis
me van Matisse, al voorbij is. En
daarmee een portret, dat enig schan
daal verwerkte 65 jaar geleden, op
de eerste herfstsalon in het Petit Pa
lais. aan de overkant. Straks meer
daarover.
De aanvankelijke verbijstering, die
„De dans" uit 1910 wekte by de heer
Tsjoekine die dat doek van ruim 2.5
bij ca 4 meter besteld had voor zijn
Paleis in Moskou, kunnen we nog ten
volle begrijpen. Op een summier aan
gegeven bergtop een genuanceerd
groen, met een golvende contour
lijn zich aftekende tegen het diepe
blauw van de rest van het vlak
dansen in de kring vyf rode. ietwat
oranjerode naakten. Tegen dat blauw
heeft het rood een stralende werking,
zodat het schilderij ons sterk zintui-
gelijk aanspreekt, evenals de dans
bewegingen. waarbij we als het wa
re in de kring worden uitgenodigd.
Later zou Matisse het genuan
ceerde van de drie stralende kleuren
nog te picturaal vinden. Hij ging
toen de vormen knippen uit vlak ge
kleurde. eenkleurige vellen papier.
Maar tussen die „uitknipsels" en
.De Dans" liggen ruim veertig
jaren, waarin die sterke een
voud maar eenmaal terugkwam,
in drie decoratieve panelen,
waarmee de schilder in de jaren 1931-
1932 zwoegende de volkomenheid be
reikte: toen al met behulp van uit
knipsels.
In de jaren voor de Russische re
volutie behoorden de Russen Tsjoeki
ne en Morosow tot de belangrijkste
verzamelaars van avant garde-kunst,
in Parijs. Tsjoekine hing zijn Troe-
betzkoy-paleis in Moskou vol met
schilderen waar toen de meeste
kunstliefhebbers nog van ijsden. De
Parij6e kunsthandelaar Ambroise
Vollard. die toch een bijzonder goed
oog had voor nieuwe kunst, liet zpi-
casso 106 toen deze cubistisch ging
werken, maar Tsjoekine bleef die
schilder trouw. Hij gaf ook geen kik
toen hij van Matisse een „harmonie
in rood" gestuurd kreeg, dat hij als
een „harmonie in blauw" had ge
kocht. Het komt aan op de relaties
tussen de kleuren en die s gelijk
waardig. betoogde de schilder. De
Rus accepteerde ook de verbluffende
„Dans" en het ongeveer even grote
..De muziekmaar liet omdat hij,
kinderen in huis had wel de lijntjes
overschilderen, die het geslacht van
de fluitspeler op dat doek aangaven.
De overschildering is later verwij
derd.
Het woord „Fauvisme" is naar men
weet ontleend aan het expoöitiever-
.-lag van een criticus, die by werken
van Matisse. Der a in, Manguin. Vla-
minck een gewone classistische por
tretbuste zag staan en opmerkte:
Donatello tussen de wilden
<faWes)". Een wildheid, die ons in
1970 niet meer ontdaan maakt, heeft
op het eerste gezicht het portret uit
1905, „Vrouw met hoed", dat de
j Amerikaanse schrijfster Gertrude
1 Stein uit de herfstsalon van dat jaar
kocht. Ze schreef dat het publiek
probeerde de verf er af te krabben
<het schilderij kostte haar 500 francs»
Op dat portret zien we mevrouw
Matisse onder een hoed als een fruit
mand en het geheel heeft iets van
de kleurenexpl06ie waarop Vlaminck
doelde, toen hij zei. dat de Fauve6
hun verftuben als dynamietpatronen
wilden gebruiken. Maar by nader in-
zien ging Matisse weloverwogen te
werk. Als hy zyn vrouw roodharig
weergaf en daarnaast een veeg groen
op haar voorhoofd zette, dan was
dat omdat deze kleuren elkaa* ver
sterkten. Die aanpak had hij opge
daan van de schilder Signac. de man
die zyn heldere landschappen uit
kleurstipjes en haakjes opbouwde.
Signac wordt nog weieens be-
schouwd als een minder method! -
i sche volgeling van de „divisionnist"
Seurat. een systematicus die uitging
van een kleurentheorie om tot een
zo groot mogeiyke lichtkracht in
zyn werk te komen. Maar bij Sig
nac ging het om de kleur-
kracht. evenals by Matisse in dit on-
flatteuse portret. Matisse stippelde
hier niet (meer), maar werkte met
kleine en wat grotere, dynamische
toetsen. Nog was hij er niet aan toe,
voor een vlakke schildering te kie
zen. Zijn kleuren moesten tevens nog
modellerend werken: vlakveranderin-
gen aangeven. Later komen zy ook
in dat opzicht vry van het motief.
De ontwikkeling van Matisse was
allerminst een rechtiynige. ook na
zijn veertigste niet toen hy een er
kende meester was bij wie veel
kunstenaars wat onderricht kwamen
halen. Zelfs met de kleur, die zo we-
zenlyk is voor het beste in zyn werk,
deed hii herhaaldelijk vele stappen
terug. Het zou te ver voeren om daar
op in te gaan. al is dat zodra men in
het werk verdiept is geraakt wel een
genot. Wie het interesseert doet er
goed aan. de catalogus te kopen.
Naar Nederlandse begrippen is dat
ding wel duur (35 francs», maar de
uitvoerige inleiding van Pierre
Schneider is uitstekend. Bovendien
vormen de honderden reproducties
een souvenir.
Inspanning en vakantie
In elk geval maakt een wandeling
door de expositie duidelijk, dat de
comfortabele schilderyen niet gemak
kelijk zijn ontstaan. Het geluksmo
ment Matisse sprak van „1'instant
sentimental" dat hem gaande
maakte, moest met veel inspanning
j worden gere-crëeerd. Waar Matisse
daarin slaagde, merken we van de
I inspanning niets meer. Het gelukte
hem lang niet altijd; pas in zyn
laatste jaren, toen hy lichamelijk
zwaar gehandicapt was. is hij naar
het lykt voortdurend „in staat van
genade" geweest. Toen schiep hy
vooral de kapeldecoraties te Vence,
met ramen die anders dan die van
Chagall wél tot de nieuwe glaskunst
I behoren.
j In staat van genade werken, zo-
I als in de aanhef werd gezegd, de
voorwerpen van een stilleven. Van
het begin af aan bestudeerde Matis
se het stilleven, bij De Heem, vooral
by Chardin. En in het landschap
zocht hy. als zoveel Franse mees
ters voor hem, het bucolische: de har
monische toestand van een sere
ne eenvoud. Stilleven en landschap
verenigde hy in de gelukkige inte
rieurs met venstars die de blik naar
het zonnige buiten vry laten. Meu
belen. wanden en zelfs figuur: een
zittende, een liggend naakt, vormen
als by de „intermist" Vuillard één
decor Zo kennen wy, in West-Eu
ropa. de zuidelyke Matisse die. zoals
i de cataolgus opmerkt, direct doet
j denken aan vakantie te Nice.
De uit de Verenigde Staten en voor
al de uit de Sowjet-Unie geleende,
i grote werken onderstrepen nog eens.
f m t de decoupages uit de laatste
levensjaren, hoezeer Matisse aan het
j intimisme voorby was. Eerst by hem
komen toets en kleur zo vrij van
j het motief dat de weg naar de ab
stractie daar logisch op kan volgen,
j En de grote vlakken in een onge
broken kleur lopen met hun inmid-
I dellyke zintuigelijke werking vooruit
op wat in de hedendaagse kunsttaal
I de „colour field-painting" heet, die
van Amerikanen nog meer dan die
van Yves blauw» Klein.
Wat de abstractie betreft: Matisse
ging in dat opzicht enkele malen heel
ver. maar bleef het noodzakelyk
J achten, zich op te laden aan een mo-
j tief. Alleen zo was volgens hem het
resultaat geen verarming of schema-
i tisering. maar een pregnante samen
vatting. Wat de monochromie betreft:
een rood of een blauw kunnen voor
de kyker toniserend zijn en veel
blauw is blauwer dan een beetje
blauw: het gaat de kyker omgeven
zoals wat de goudvissen, die Matisse
meermalen heeft geschilderd. Maar
„de waarde van een kleur wordt al-
j leen bepaald door haai* samenklank
i met de aangrenzende kleur" dus
I geen monochrome doeken,
j Matisse schilderde het paradys in
de kamer. Hy stelde met zyn grote
compositie „Le luxe" uit 1907 «drie
naakten aan een strand) tenminste
zoveel conventies en beeldmiddelen
op losse schroeven als Picasso met
diens ..Demoiselles". Hy volbracht
j schilderijen waarin het geluksmo-
I ment blyvend beschikbaar is. Kleu-
ren en vormen werken op ons in, ob-
Jectiever dan bij het kl ampende ex
pressionisme. „Het gaat er alleen
j maar om. de geest van de beschou-
I wer zó te kanaliseren dat hy als een
j ontvanger staat tegenover de zender,
het schildery. Hy kan daarby aan
heel andere dingen denken dan aan
I dat wat de schilder voor ogen had."
Met andere woorden: Matisse schil -
j derde voor ons plezier. Zyn tentoon-
j stelling maakt gelukkig.
I Een meester in het samenvatten is
Matisse ook in zyn plastische wer-
I ken. een zestigtal beelden en enkele
reliefs. Op deze expositie zyn er 28
aanwezig. Hoewel dit deel van het
oeuvre kwantitatief klein is, gaat
geen boek over de moderne beeld
houwkunst aan Matisse voorby. In de
catalogus betoogt Pierre Schneider
i echter. <jat het beeldhouwen voor de
j schilder samenhing met zyn lange
strijd om niet in een decoratieve
vlakheid te vervallen. Het was een
activiteit in verband met zyn pro
blematiek als schilder, die definitief
werd overwonnen in de knipsels. Dat
directe knippen in kleur deed Matis-
se denken aan het rechtstreekse in
het materiaal hakken van beeldhou
wers.
In de aula-filmzaal van het Grand-
1 Palais wordt een oude Matissefilm
gedraaid die vooral interessant is.
omdat men van enkele schilderyen
diverse achtereenvolgende stadia te
j zien krijgt. Matisse liet soms de ver
schillende staten, die een werk door
liep. fotografisch vastleggen. De naar
j Franse traditie rhetorische tekst by
de film moet men maar voor lief ne-
j men. Wanneer de commentator het
j heeft over het belang van de mees-
ter voor de glorie van Frankryk, kan
men daar Jonge Fransen in de zaal
j over horen schamperen en dat is hoop
gevend.
Rond het Grand Palais is weer
een politiebewaking die men in Am
sterdam provocerend zou noemen,
compleet met overvalwagens. Maar
daar is in Parys iedereen al aan ge
wend; by het Louvre is het een per
manente toestand. Lange haren zijn
hier anders dan in de tyd van Lo-
dewyk 14 gevaarlyk.
„De dans" (Schilderij van
Matisse in Leningrad* museum