Zoon van een beroemde vadei debuteert als schilder De feestdagen in het leven van Gustav Leo Jailer Vlaanderen presenteert zich LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK PAGINA 8 LEIDSCH DAGBLAD ZATERDAG 4 APRIL II HILVERSUM (GPD) „Mein lieber Jungen. iedere morgen dat ik gezond opsta is voor mij een feestdag. Ik ben geen kalen- dermens". Gustav Leo Jailer knijpt zijn ogen dicht, want hij lacht. Zijn hele gezicht geeft hij alleen prijs als er ernstige zaken aan de orde komen. Dan gaat het „vizier" omhoog en vlammen zijn ogen. Dat gebeur de tweemaal in een gesprek dat bijna drie uur duurde. Het is hem ate het ware met paplepel ingegoten. „Ik kom uit een kunstzinnig milieu Die zin en lief de voor het schone zijn door vader en moeder op my overgebracht. Toen ik een jaar of twaalf was kreeg ik vijf tig pfenning zakgeld per week. Daar i Berlijn) kocht ik al prentjes voor. Als mijn vader *t eens was met mijn keus, kreeg ik het bestede bedrag terug. Als ik een fout had gemaakt in zyn ogen. draaide ik zelf voor de kosten op. Dat systeem heeft me erg kritisch gemaakt. Daarna 'heb ik meer ..kapsones" gekregen en neem ik niet alles meer. Verkoop je weer dingen om betere te kunnen krijgen Zo is een klassecollectie ontstaan". Klasse Leo Jailer is een levenskunstenaar al die jaren de mensen onthouden, die veel lacht. Zijn kamertje van Het publiek heeft er recht op die twee bij drie in Amsterdam-Zuid is j dingen terug te krijgen. Dus gaan boordevol kunst en gelukkige blij- j ze naar de musea, mein lieber Jun- heid. En hy laat de bezoeker uit- gen", voerig en met zeldzame gastvrijheid meegenieten. Uit zijn duizenden stuks 1 Qgluj(|Qff omvattende kunstverzameling geeft l? Minigravures, handgekleurd en al leen met het vergrootglas ten volle te genieten, gaan van hand tot hand. Hele serie heeft Jailer, voor wie klas se steeds bepalend is. Een grote naam is achteraf —meegenomen. In veel gevallen moest hy het met initia len doen of ontbraken zelfs die aan duidingen. Hij laat een paar 16e eeuw- se pagina's uit een psalmenboek zien. De papierworm heeft er kogelronde gaatjes in gevreten. Verder zijn ze gaaf. „Van ons is er minder over na j vier eeuwen", grinnikt Jailer. t Zijn ogen sluiten zich weer boven j zijn borstelige snor en het bijna wit- t te pluizige baardje. Tevreden zakt hy t onderuit op de bank in de kussens. t Hij is moe. Drie jaar geleden heb- j t ben vrienden hem voor dood opge- j raapt, maar hij is er. door die vrien den. nog. De dokter heeft echter zijn activiteiten gerantsoeneerd. „Vroeger 1 cegvoi maakte ik van dagen één dag „Nu textielconcerns was. zich als schlemiel verdriet in zijn gezicht, moet ik er van een twee maken, zo I m door crisisiaren geteisterd Neder- Ik vraag hem naar zyn visie op gaat dat'. iancj. Hy werkt „zwart" in allerlei j de Goyaprenten. Jailer trekt wit weg: .De verschrikking van de oorlog'' is een serie van tachtig etsen die Francisco José de Goya Lucientes maakte naar aanleiding van de bloedige strijd van de Spanjaarden tegen de Franse onderdrukkers. In 1808 dwingt Napoleon Bonaparte de Spaanse vorst Karei IV tot troonafstand ten gunste van Jozef Bonaparte, broer van Napoleon. De binnenrukkende Fransen gaan zich op mensonterende wijze te buiten aan brandstichting, roof en mishandeling. Aanvankelijk was de hofschilder Goya ingenomen met de komst van de Fransen, maar als hij ziet hoe de bezetters huis houden, kiest hij partij voor zijn volk en schept een reeks oorlogstaferelen, die zelfs voor de tv-harde toeschouwer van vandaag nog afschrikwekkend zijn. De proefdrukken, die Goya zelf maakte zijn in bezit van Gustav Leo Jailer, één van de opmerkelijkste kunstcollectioneurs in ons land. Hierbij een geschreven portret van de benijdenswaar dige eigenaar. Zijn conterfeitsel in brons waarvan foto links op deze pagina is een schepping van de beeldhouwer Pieter d'Hont. De afgebeelde prent is ei- één uit de serie „Los desastres" de la guerra". vertegenwoordiger van grote zeggen. Het „vizier" staat open. Er is Zinvol baantjes. De inkomsten zyn teveel om dood te gaan en te weinig om van te leven. .Goya toont hier de mens wat er fout in hem is. wat voor een beest hij is. Dat maakt die serie zo beroemd. Het is het beste, onovertroffen beeldbe- richt over geweld. Dat is ook het hij soms Goya s serie etsen „De Jailer houdt van mooi en van ver- Een collectie als die van Jailer is Maar Jailer is een levenskunste^ verschrikkingen van de oorlog", in zamelen, want: „verzamelen maakt j niet meer bijeen te brengen. Hier of naar en blijft op de been. bruikleen. I gelukkig. Maar kunst of welk ver- I daar is nog wel een stukje te vinden zelfs als Hitler-Duitsland voor de De wanden van het kamertje zijn zamelobject ook, mag nooit onder- j en zeker te koop, maar volgens Jal- j tweede keer toeslaat en deze zoon van van vloer tot plafond gevuld met werp van kapitaalsbelegging zyn" Ier op recept gaat het niet meer. het oude volk andermaal, maar nu schilderyen, tekeningen en grafiek En dan brengt Jailer de gevoelens Uitverkocht. Voorbij. Zyn hele col-i onbeschrijflijk leed berokkent. Over ten goed te zien. De hele serie heeft door Grote en kleine namen, anoniem. Al- onder woorden van de verzamelaar j lectie. die een vermogen waard moet het concentratiekamp wil Jailer niets j iets Rembrandtsachtigs. voor die de dagen voor hy iets gaat ver- zijn, zal men nimmer te zien krij- j werven in spanning zit. niet kan sla- I gen. Jailer maakt slechts een uitzon- i pen en na de aankoop nachten wak- i dering voor de boodschap van Goya. ker ligt van geluk. En daarbij is hetAlleen gedurende de zomermaanden Jailer om het even of het nu om lu- gaat „Los desastres de la guerra". lucifersmerken, sigarenbandjes, uni- j beeldverslag van een bloedige guer- formknopen of grafiek gaat. j rilla achter slot en grendel om de se- De collectie Jailer is met geringe j rie te beschermen tegen licht en de Leo Jailer fulmineert tegen ge- j ren hebben helaas geen goede v<? weid. „Ik weet wat geweld betekent. mannen". Ik heb twee oorlogen meegemaakt. I Hy is zelfs tegen het tomatengooien Vrienden zijn voor Jailer heel 3 in de schouwburg en al of niet ludie- j langrijk. „Dat is een kostbaar btf ke bezettingen van overheidsgebou- i Dat is meer waard dan goudscha wen. Hy vindt die methoden wat of briljanten". In de groep trof naief. Toch kan hij de jeugd begrij- vrienden: fabrieksdirecteuren en E pen. Hij voelt hun onrust goed aan. beiders. want Jailer maakt g lemaal meesterwerkjes. Een laden- kabinet puilt uit van de prenten. Plotseling zit ik met 2 Rembrandt- etsen in myn handen. Prachtige Basandrukken. Een zelfportret en de '.minder bekende) kolfbaan. Het blijkt aan een toeval te danken te zijn dat deze juwelen niet in de kluis waardevolle van deze collectie. Goya „En als ik zo jong was als zy. zou I onderscheid. In zijn kleine kan5 heeft gezegd dat hij van Rembrandt ik met ze meedoen, want de we- tje zitten ze naast elkaar op de geleerd heeft. Dat is in deze pren- j reld kan toch niet geregeerd worden j bank. Of op kussens op de vloer.. oude mensen. De jeugd moet j het ontbreekt ze aan niets, want i t evenwicht zorgen. De jonge- gastvrijheid is gul, zeer gul. zitten, want de topstukken van de j middelen samengebracht. „Leo Jailer I hoge temperaturen. De reeks gaat duizenden bladen omvattende klasse- i vindt kunst", is geen loze kreet. Hij naar Venlo om daar aangrijpend de- collectie van Leo Jailer zijn safe op- heeft „instinct, Fingerspitzengefühl". cor te zyn van 't ..zilveren bevrij- geborgen. j grinnikt myn gastheer, voor wie hetdingsfeest". „Dat is heel zinvol, mein Testamentair is vastgelegd hoe de- Waterlooplein jarenlang een onuit- lieber Jungen". zegt Leo Jailer, ze kostelijke buit, oogst van jaren, j puttelyke bron was. Uit zolderoprui- i met speurzin. geduld verfijnde mingen. die regelmatig werden aan- Yep]eden smaak opgebouwd, verdeeld zal wor den. „Als ik morgen de kist in ga, we ten ze overmorgen waar alles te rechtkomt". Jailer zegt het lachend. Israël zal van die erfenis een belang rijk deel krijgen. Veertig procent gaat trouwens naar de musea. „De gevoerd haalde hij de mooiste dingen. I „Maar dat is voorbij, alle zolders in I Graven in het verleden van Leo Amsterdam zijn bewoond. Er zyn I Jailer is een pijnlijke zaak. Als kind geen opruimingen meer", verzucht Jailer. De oude Dinnenstad kent hy als geen ander, want ook in menige prentenwinkel sloeg zijn slag. feilloos de echte koopjes opspittend uit de bladen die museumrijp zijn, heb ik i portefeuilles, dozen en stapels. van een Berlijnse bankiersfamilie, die KAREL JONCKHEERE: „LEER MIJ ZE KENNEN DE VLAMINGEN." Uitg.: A. W. Sijthoff, Leiden. JOSÉ DE CEULAER. „DAT ZEI CLAES, DIT ZEGT CLAUS." Uitg.: Nijgh en Van Ditmar, Den Haag. Deze beide boeken, kennelijk bestemd om het contact tussen noord-Nederland en het zuide lijk taalgebied beter te maken, doen mij denken aan een en quête nog niet zolang geleden op de tv waarbij de Vlamingen de Nederlanders o.a. uitmaak ten voor krenten, schreeuwle lijkerds, lomperds en nog zo het een en ander. Ala, als iemand mijn mening vroeg over de gemiddelde bewoner van de Belgische hoofdstad, dan zou dat ook niet leuk klinken. Het hangt er totaal van af wie je ontmoet, onder welke omstandigheden en wat het onderwerp van contact is. Gezien die enquête, doet het my plezier dat er gelukkig in de Belgische natie een groep inwoners bestaat (lang niet de eersten de besten: de schrij vers) die de Noordnederlander meer waarde toekennen, want als dit niet zo was, dan zouden zij hun portret niet naar het noorden sturen. Wanneer een van Vlaande- rens eerste dichters. Karei Jockheere. zijn landgenoten komt voorstellen dan kan men verheugd opkyken, want zijn presentatie is omvangrijk en boeiend. Op zijn bekende ba rokke manier tierelantijnt hij vrijwel alles bij elkaar wat een mens bij mogelijkheid over Vlaanderen te weten kan ko men. Hij begint in een hoofd stuk dat de enigmatische titel „Waar plant ik mijn ezel?" draagt, met zich af te vragen van welke kant hij het beste kan küken om een hele Vla ming in het vizier te krijgen. Eerst de naam, zegt hij en aangezien taalgeleerden door hem geciteerd) blijkbaar be schikken over een enorme ver beeldingsklacht als het er om gaat afleidingen te zoeken, zwerven we van flatibus en fluctibus langs Flandbertus en Flandra zowaar naar zoiets niet verwachts als „vla"; evenwel in een andere beteke nis dan de bekende. We horen ondertussen dat een onsterfe lijk etimoloog vond dat Vlis- singen eigenlijk Ulissegem ge- weest is daar. zoals deze zegt Ulysses (Odysseus) daar ge land is en waarom ook niet: Joyce heeft deze Griek wel in Dublin laten rondlopen. Het terrein van de afstamming wordt al even olijk bekeken. Langs een mengsel van Fran ken. Friezen en Noormannen stuiven we aan op een man. een vrouw en een schoonvader die het voor elkaar schopten, zoals Jonckheere het noemt. Ondertussen horen we dat er op de Vlaamse grond veel striids gestreden is, maar dat de drie pijlers Brabant, Vlaan deren en Limburg stoer staan tot in de eeuwigheid. In het aardse en geestelijke land schap staan de schrijvers van oudsher in hun verbeten ge vecht om de eigen taal. Ter zijde krijgen de Nedeiianders even een draai om het oor, AMSTERDAM <GPD Een gemaker en John Grosman. He- verhaal over Jean Paul van Dal- lemaal bovenin huizen Sjeng en sum begint bij de voordeur van zijn vrouw Agues, diens atelierwoning aan de Zo- Sjeng is de enige zoon van acteur- mer dijk straat, het Amsterdamse i„, schilder Albert van Dalsum. Van zyn Bateau Lavoir. De naambordjes vader erfde Sjeng zowel verbale als zich een van de eerste automobielen J naast de etalagebellen vermelden picturale eigenschapen. Alleen de kon permitteren, is hij door toedoen j ais importante buren Sonia Gas- j laatste ontwikkelde hij professioneel, van nazi-Adolf door een poel van el- j k tjillpnlii* tin ïvdiPk maar In ,De Kuyr' een fiJn expositiezaal lende gegaan. In 1934 vestigt de Reü' HUlenlus rin ludiek maar tje agn de Bilthovense jUhanalaan man. die eens Zeppelinpiloot en sue- uiierst duidelijk menierood) Wa- iegt hy daarvan getuigenis af. Voor j het eerst, want er is door kenners -lang op hem ingepraat vóór hy over- l tuigd was van de juistheid van dit debuut. I Over die twijfel aan de première zegt hij„Als je gaat exposeren ves- j tig je je naam. Eigenlijk is je debuut je belangrijkste tentoonstelling. Dat moet een goede klap zyn. Het is de eerste confrontatie met het publiek" De jonge Van Dalsum kan gerust zijn, de verkoop maakte van die eer ste klap een daalder. Ook zyn ver bale kwaliteiten komen in een ge sprek uitvoerig aan bod. Sjeng van Dalsum is een onderhoudend vertel ler. Met Agnes zwierf hij per motor fiets half Europa door. Een serie exo- tische hoofddeksels, potten vol schel pen. een boernoes en een na drie uur moeizaam onderhandelen van het lijf van een kleedieskoopman in Marokko gekochte Jelabba «een prachtig kleed zo uit de schapevacht geweven i zijn tastbare herinneringen I De mooiste verhalen vinden hun oorsprong in Eenigenburg, agrarisch gehucht onder Schagen. De Van Dalsum's vinden daar de broodnodi- ge rust in een land waar het leven 1 nog uitermate goed en zuiver is. Voor Albert van Dalsum is het uitvalsbasis voor zijn schijnbaar nimmer eindi gende loopbaan bij het toneel. Want zijn rol in „De kleine zielen" was slechts een onderdeel van veel acti viteiten. waarvan de regie van ama teurs. die Anne Franks Dagboek op de planken gaan brengen mogelijk de spectaculairste is. Wat niemand heeft geweten is dat Albert van Dalsum vorig jaar nog zes maanden op de Rijksacademie in de hoofdstad de schilderlessen van Jaap Luttge heeft gevolgd. Zoon Sjeng: „We praten uiteraard veel omdat zy de Vlaming zouden bespotten om die strijd, terwijl zy tevens „met begerige hand onze vruchten naar de mond brengen, maar blijven omzich tig afwerend als we enige aan dacht vragen voor de moeite waarmee wy de boom in leven trachten te houden. Sommigen gaan zelfs zover te denken dat onze appels hun inlandse zyn." Ik weet niet waar Jonckheere deze bittere ervaring heeft op gedaan iets verder zegt hy bij Heere Heeresma maar dit hjkt mij sterk overdreven en voor zover ik het overzien kan, zou ik zeggen zelfs niet waar. „De losse scharnier" noemt de schrijver de taalgrens, die je ondanks zijn neiging tot uit dijen in inkrimpen als eb en vloed, toch blijkbaar geogra fisch kan aangeven. Ik lees hierbij tot mijn verbazing van een derde taal in dit toch niet zo grote land: het Waals dat geen Frans en geen Neder lands is. Zo is dit boek gewor den tot een opeenvolging van wetenswaardigheden en eige naardigheden over onze taal genoten. Maar het beste leert men de Vlamingen kennen via de toon en het wezen van de dichter, die ervan de schrijver is en die uit iedere zin spre ken. José Ceulaer heeft zich zui ver tot de letterkunde bepaald en laat de lezer via twaalf in terviews toespreken door een dozijn beste Vlaamse schrij vers. Het is een keuze gedaan uit een grote bundel van 48 sa menspraken die „Te gast bij Vlaamse auteurs" heet. In zyn woord vooraf zeet de auteur nadrukkelijk „deze bundel is in hoofdzaak voor Nederland be stemd." Hier heeft hy zijn keu ze op a-gesteld en het is ons wel. Wij zullen de „begerige hand" van Jonckheere mei plezier uitsteken om het alle maal te lezen en niet te ver geten: we hebben hier in het noorden by velen van deze twaalf auteurs de handen ook uitgestoken om hun werk uit te geven. En terecht zeg ik, want volgens my heeft de gemiddel de Vlaamse prozaïst een hoger peil bereikt dan de gemiddelde Noordnederlandse, zoals hy of zij ook een gevarieerder en dikwyls sierlijker gebruik maakt van het gezamenlijk medium, het Nederlands. Het is alleen jammer dat sommi gen ook al besmet zyn met de Engelse ziekte. Ik wees daar de vorige week al op in mijn bespreking van Speliers 'essay over Stijn Streuvels. Nu is er geen enkel bezwaar tegen het gebruik van termen uit een vreemde taal in het geval dat die in het Nederlands geen equivalent hebben. Maar als ik. zoals hier in het woord vooraf weer het woord „back ground" lees, dan denk ik waarom moet dat nou? Ach tergrond betekent werkelijk precies hetzelfde en geen En gelsman of Amerikaan weet van stiekeme bijbetekenissen bij het woord background. De beide boeken zijn voor zien van foto's. Die in het eer ste zyn mij te zoetelijk, die in het tweede kan men er uit lichten en aan de muur han gen. Sjeng van Dalsum vader op de kunstacademie. hagel luchtspoorminutie wordt in de bundels van de lichtbakken en 's mor gens op onverklaarbare wijze verdron ken eenden worden binnengehaald en kuipen moddervette paling van on duidelijke herkomst heimelijk wor den afgeslagen. Een gebied vol ro mantiek waarin een vrijbuiter als Sjeng Van Dalsum zich thuisvoelt. Dat hy met zijn Agnes toch weer te- Daarna belandde Sjertg by schi^ Gerrit van 't Net. „Aan die man ik ontzettend veel te danken. hem heb ik veel geleerd". Hij w, er gebombardeerd tot assistent. betekende kwasten schoonmaken., lier opruimen, maar daar stonj lessen en werkruimte in Amsterd* rosse buurt bij 't Kolkje tegenover, Via een vrije inzending werd jonge Van Dalsum vervolgens toe laten tot de Ryksacademie. Ook d kreeg hij het al vrij snel aan de s met zijn leraar, werd van de d| klas afgestuurd en belandde op avondopleiding, onder voorwaarde hij al het werk duidelijk zou sig| ren en dateren opdat het docent korps zou weten waar het met (j „rebel" aan toe was. Sjeng koos eren voor zyn geld en verdween v een jaar naar de academie van werpen. „Vreselijk, net een gevj genis, dat gebouw". Dan keert hy terug naar de acaj mie in de hoofdstad, wordt in ge de aangenomen en vindt in Jaap I ge eindelyk de man, die hem naai eindstreep kan voeren. Vorigens je wel gek op van zo'n mededei van Van Dalsum, dat de commf van de contraprestatie zijn werk (j niet accepteerde. Daarbij dient verteld te worden dat Sjeng van E sum heel figuratief werkt. Maar duidelijke voorkeur voor natuur drama spreekt de commissie tegj woordig blijkbaar minder aan. j Toch lijdt Van Dalsum daar onder, want met lesgeven weet 't hoofd boven water te houden.' at metdaarmee heeft hy zijn vrijheid vq l gesteld. In dit verband pleit hiï om mensen, die van de academie! men lesbevoegdheid voor het ontj wijs toe te kennen. Gekke zaak eigj lyn dat die peperdure academie j haar staf van hoogleraren en een I gelezen korps docenten en lectc wel gediplomeerde kunstenaars a vert, voor wie in het onderwijs e ter geen plaats is In de atelierwoning domineert j groot weefgetouw waaraan Agnes gelyks bezig is. Op het ogenblik hj rug ging naar de hoofdstad had uit- ze een gobelin onder handen naar sluitend .net noodruft te maken, want het klimaat in Amsterdam biedt 'n beginnende schilder meer perspec- met elkaar over schilderen. Mijn j tieven dan de kop van Noord-Holland 1 verhalen over Luttge maakte hem zo waar bol. kool. vlezige koeien en au- enthousiast dat hy een tydje tussen j tocrosses schilderachtig zijn, maar 1 de jongeren in is gaan zitten". En als toch beter in de markt liggen dan j 't aan Van Dalsum had gelegen, was schilderijtjes, hij doorgegaan, maar bezorgde fa- milieleden weerhielden hem van die I Albert van Dalsum, heeft altijd pa- 1 plannen want *t Noox-dhollandse pol- let en penseel gehanteerd als hobby, derland gaat 's avonds meestal ge- Hiervan profiteerde hy toen hy zelf dekt onder een vrij dichte grondmist, de décors creëerde voor zyn eigen die van automobilisten alles vergt. gezelschappen. Jean Paul trad in de Vader en zoon Van Dalsum hebben voetstappen van pa door te gaan hos- I niet alleen de liefde voor het pictura- I piteren in het decoratieatelier van de Ie gemeen, als het riet langs de pol- Nederlandse Opera. Hy hield het een 1 dervaarten tot brede kragen is opge- j half jaar vol. Doek spannen op gro schoten, zijn ze dikwyls eendrachtig j te ramen „en veel in de schouwburg j op of aan het water om knapen van zitten om repetities te zien". Met het ruisvooms aan de vinnen te komen. I predikaat „koekebakker" dat hem I Met een tikkeltje heimwee in de j niet onbekend in de oren klonk werd stem vertelt Sjeng van de stropers- hij hier afgetrapt. Hetzelfde lot wach clan in Eenigenburg, waar 's nachts I te hem op de tekennormaalschool. „doen". schilderij van haar schoonvader. appel etend aapje in een boomgai Een heel poëtisch stuk. In portefej le heeft ze nog „ontwerpen" naj schilderyen van haar man. maar I wachten is op opdrachten om in j ze geldverslindende techniek dooi) kunnen gaan. Sjeng wacht met spanning opl uitkomsten van zijn debuut. J leuk zijn als er een paar portret! drachten uitkwame... Doe ik graa Intussen heeft hy de zorg voorl artistieke nalatenschap van zijn langs overleden tante Ro Mog] dorff. Van haar oeuvre (tekening! komt binnenkort een expositie in! Rijksacademie van Amsterdam, i hoogleraren Vroom en Van Wessl hebben zich daar erg voor ingespi nen. Daarna gaat deze expositie) reis. Tegelijk met de Van Dalsul die een half jaartje Frankrijk ga

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1970 | | pagina 8