utowegen beheersen stadsbeeld van
okio en Osaka
LASSA-KOORTS:
door vaak dodelijk
virus veroorzaakt
is
Door
Rein Blijstra
n 0*°
21 MAART 1970
LCIDBCB DAGBLAD
PAGINA IT
[HAAG (GPD) Zodra hij in Tokio landt, wordt de
1 geconfronteerd met een vervoermiddel, dat in ons
de monorail. Deze trein, die als het ware de rail
L hij loopt omhelst en als hij rijdt er uitziet als een wat
t uitgevallen rups, lijkt van voren op te eten wat hij
fcteren weer uitscheidt alsof het diner hem bij nader in-
ii niet bevalt.
inorail is een openbaar vervoermiddel met grote capa-
jat vaak, ook in ons land ter discussie is gesteld. Men
echter nog weinig ervaring mee en in elk geval lijkt
de schaal van onze Nederlandse steden een element,
[tin een goede verhouding staat tot de breedte van onze
jen de hoogte van onze gebouwen, althans voor zover
binnensteden betreft. Maar in onze binnensteden, zelfs
jinnenstad van Rotterdam, past niets van grote afmetin-
voorlopig zullen we dus van monorails verstoken blij-
m.
Tokio, dat elf miljoen inwo-
men kan ook eenentwin-
«n zeggen als men de ag-
óe «ls één geheel ziet is
uil [ra te verdragen wat in een
jogsgewijs klein stadje als
S/a r. of Den Haag niet voor
rordt gehouden. Wij heb-
met andere verhoudingen
en ondanks het feit, dat het
deel van Tokio ook klein
ul Is en grotendeels bestaat
dicht op elkaar staande me-
houten eengezinshuizen van
mderhalve verdieping (een
{rond verdieping en een uit-
het midden, die ongeveer
groot is), is die monorail er
rail
inorail zwiert hoog boven
i huizen. Daarbij rijdt zo-
igronds als ondergronds een
intal treinen. Er is een uit-
stedelijke" ondergrondse,
itdurend wordt uitgebreid,
dergrondse heeft zes lijnen,
ln hun midden het centrum
komen elf lijnen,
rolking van Tokio en zijn
figheden"; dat wil zeggen
innen 50 km van het cen-
van 1955 tot 1965 gegroeid
13 miljoen tot rond 18 mil-
oners, het passagiersvervoer
igglomeratie (of als men wil
1) is in de elf jaar van
1966 verdubbeld maar het
vervoer per ondergrondse is vervijf -
voudigd.
Dat zijn duizelingwekkende cijfers
en men behoeft dan ook slechts om
een uur of acht naar de hal van
één van de vele stations te gaan,
I waar de forenzentreinen aansluiten
op de ondergrondse, om onder de
indruk te raken van het massale
i vervoer der miljoenen in de stad
werkende mensen.
Als men even niet aan zichzelf of
j zijn verwondering denkt, maar als
een echte waarnemer toeziet en luis
tert. ziet men hoe de mensen in de
menigte zich als mieren langs de
rechte paden begeven, die van de
ene overstapplaats naar de andere
leidt: men ziet rechte rijen in
waaiervorm of kruiselings achter el
kaar lopende mensen, men hoort al
leen het geluid van duizenden voet
stappen.
Menselijke haringen
Er wordt niet gesproken, het tem
po van allen is ongeveer gelijk, de
gedachten lijken slechts gericht op
één doel: de plaats van bestem
ming, ergens in de stad, te bereiken.
Vooralsnog ls echter de bestemming
het perron vanwaar men vertrekt
naar het eigenlijke centrum.
Het is een vreemd, misschien be
schamend gezicht om te zien hoe de
treinen worden volgepropt en de em-
ployé's van de ondergrondse een
handje helpen door uit alle macht te
duwen. De menselijke haringen blij-
ven soms met hun staart, in dit ge-
i val hun jasje, tussen de deuren zit
ten. De toeschouwer ziet dit alles niet
zonder vermaak of mededogen aan.
maar ik heb geen enkele Japanner bij
dit vreemde bedrijf zien huilen of
lachen. Waarom ook?
In het klein gebeurt zoiets ook in
Parijs, zelfs in Amsterdam, behalve
dat men in de laatste stad niet ge-
j duwd wordt, maar zelf duwt. De ge
disciplineerde houding van de Ja
panner. de zelfbeheersing komt in
j deze stations op ongezochte wijze tot
zijn recht.
Deze gedisciplineerde houding
I vindt men niet in het vrije autover-
j keer op straat. De Japanner is een
j uiterst agressieve automobilist, die
j eventueel gaarne de voorschriften
en de spelregels overtreedt, maar
die wel wil zien nageleefd door an-
I deren. Hij toetert als een bezetene
wanneer iets hem niet bevalt, hij
rijdt recht op je aan als je verkeerd
oversteekt en hij vliegt als een dui-
j vel door het oranje en het begin van
het rode licht.
dergronds. Daarbij vormen de trei
nen een afzonderlijk ..net" dat zich
zowel onder de grond als een tien
tal meters boven de grond bevindt
De expresswegen voor auto's hebben
op het ogenblik al een lengte van 123
km. bereikt. In 1974 hoopt men een
lengte van 190 km. te breiken. Elke
meter kost 2.400.000 jen of 24.000
gulden. Dit kostencijfer is laag als
men het met de aanleg van een
ondergrondse spoorweg vergelijkt.
Goed uitkijken
Men had mij verteld, dat de Ja-
panner een heilige eerbied heeft voor
voetgangersstrepen maar de enige
ervaring, die ik op dit punt heb is.
dat hij die eerbied hoofdzakelijk de
monstreert door in de buurt ervan
vaart te zetten om er zo snel mo
gelijk over te komen.
Bij een voetgangersoversteekplaats
moet men in Japan even zorgvuldig
uitkijken als in Nederland en dp
Japanner kan zich in automobilis-
tische onbeheerstheid meten met
onze landgenoten en met de Belgen
Hij rijdt slechts goed en bepaald in-
telligent op de voor hem alleen be-
I stemde autowegen,
i Deze autowegen zijn meer dan de
i monorail, de ondergrondse en de
treinen, die alle het openbaar ver
voer dienen, de elementen in het
stedebouwkundig patroon van Tokio
j en ook in Osaka, die het stads-
j beeld beheersen. Het zijn hoofdzake
lijk op viaducten gebouwde autowe
gen, die ruwweg een rechthoek om
het centrum vormen. Op deze recht-
I hoek komt een aantal eveneens ver-
I hoogde autowegen „van buiten" uit.
j Het geheel vormt dus een soortge-
lijk, maar dan heel duidelijk zicht
baar net als de ondergrondse.
Het verkeer in Tokio speelt zich
j dus in elk geval op drie niveaus af
nl. ongeveer 10 meter boven de
grond, op de begane grond en on-
Misstaat niet
Nu zal elke Europeaan als hij aan
zvjn geliefde oude steden denkt de
ze op palen staande autowegen waar
schijnlijk verfoeien. Alleen in Brussel
heeft men hier en daar afzonderlijke
lange autowegviaducten door de
straten gebouwd en de resultaten zijn
beslist niet zo, dat men geneigd is
het Belgische voorbeeld onmiddellijk
te gaan volgend.
Het merkwaardige is nu, dat de
ze hoge autowegen in Tokio zelfs als
ze langs of over het water lopen
niet misstaan. Enerzijds komt dat
misschien omdat de man van natu
re een wezen is. dat graag spoortje
speelt en dus gefascineerd is door
al die hooggelegen witgrijze lange
tot aan de horizon reikende gevaar
ten, die zich op boeiende wijze ver
enigen.
Als automobilist heeft men het ge
voel in een heel fijne achtbaan te
zitten, waar men zelf in mag sturen
en als passagier geboeid op een ste
delijk panorama staart, dat dichtbij
en toch onbereikbaar is. Men floept
langs hoge kantoorgebouwen en
lichtreclames, tuinen of terrassen,
laaggelegen huizen met romantische
krullen op de grijze en rode daken,
men kijkt nu eens naar beneden in
de toch niet al te grote diepte dan
weer omhoog, omdat ineens een ge
weldige wolkenkrabber boven dit zich
elegant uitstrekkende lint uitsteekt.
Als voetganger ziet men hetzij van
een hoog gebouw al die speelgoed -
wagentjes zich ijverig in hun witte,
gele, grijze en rode blikkerij voort
spoeden of op de begane grond ze
als beestjes zonder poten bliksem
snel voorbij schuiven.
Er zit iets carousse lach tigs in de
bedoening en je hebt de neiging te
vergeten, dat het gezicht op een
mooi park of een tempel je wordt
benomen door zo'n brutale streep
voor je horizon.
Behalve dat dit systeem speels aan
doet en de opwinding veroorzaakt
die nu eenmaal gepaard gaat met
demonstratie van technische vaardig
heid. is het ook mogelijk, dat juist
door de tamelijk royale hoogte van
deze autowegen de hele lage, heel
kleine bruine, houten woonhuizen
minder plat worden geslagen, min
der gehinderd worden, zowel visueel
als ook fysiek dan bijvoorbeeld etage-
blokken van drie of vier verdiepingen
Men heeft zich in Tokio niet veel
behoeven aan te trekken van de be
staande straten in het centrum, die
immers, omdat de stad eens een
kasteelstad was. te nauw waren om
er zulke hoge viaducten in te bou
wen. Slechts langs brede wegen, die
„het konden hebben", langs rivieren
en kanalen heeft men deze vierbaans
wegen gebouwd, die niet in de kern
doordringen, maar er om heen zijn
gelegd
Dat de kern niet geschikt was om
express-wegen op te nemen heeft een
zgn. tangentiale oplossing bevorderd,
waardoor deze wegen dicht langs het
centrum worden geleid en niet er
door.
Men kan dus zeggen, dat Tokio
een oplossing (een gedeeltelijke op
lossing) voor het vraagstuk van het
verkeer met particuliere automobie
len en het autovrachtverkeer heeft
gevonden door een net van autowe
gen te bouwen, dat zich op een twee
de of als men wil op een derde ni
veau van de stad afspeelt, een op
lossing, die in Europa nog steeds als
een toekomstvisie of een denkbeeld
uit een science fiction verhaal wordt
beschouwd.
Dat is dus een soort conclusie, die
men trekt als men Japan, zij het
ook steeds korte tijd, een bezoek
brengt nl. dat hder eigenlijk min of
meer improviserend dingen worden
tot stand gebracht, waarover in Eu
ropa lang en ernstig wordt nage
dacht. Want als we dan in Tokio in
een trein stappen, die ons in drie
uur en tien minuten naar Osaka
brengt, dat 515 km naar het westen
ligi en men merkt nauwelijks, dat
het 20 hard gaat, dan verzucht men
als eenvoudig Nederlands provinci
aal: „De wonderen zijn de wereld
nog niet uit." Temeer, waar er ook
nog halve en kwart express-treinen
lopen, die bijna net" zo comfortabel
en voor onze begrippen eveneens
zeer snel zyn.
Voetganger in nood
Waar blijft by al dit moois de
voetganger? De mens is oorspron
kelijk een zich op twee benen ver
plaatsend wezen, een zgn. tweebeni
ge rechtoploper. Wal. doet men. om
nu nog maar even bij Tokio te
blijven bij de miljoenen, die nog
op straat zullen verschijnen?
In de laatste vijf jaar zijn 3.7 mil
joen meer mensen in Tokio komen
wonen: men rekent er op, dat er op
een gegeven ogenblik, misschien in
1975, misschien in 2000 ongeveer 30
Treinen ontmoeten elkaar in
Tokio eveneent op verschillend
niveau.
miljoen zullen zijn. Mensen verplaat
sen zich in alle mogelijke voertui
gen maar ze zitten niet in hun au
to op hun kantcor of in hun bed, of
schoon het er op lykt. dat velen dat
zouden willen
De voetganger moet geborgen wor
den en nu lijkt me dit opbergsy
steem voor deze achterlijke figuur
in de grote Japanse steden niet erg
aanlokkelijk. Men stopt hem name
lijk onder de grond, zij het dat hij
mag blijven leven, waar enorme
winkelstraten wellicht zyn kooplust
prikkelen maar ziin leven niet ver
aangenamen of men laat hem door
middel van hoge bruggen, niet onge
lijk aan onze hoge bruggen bij spoor
wegovergangen. de straat oversteken.
Voetgangersbruggen en voetgan
gerstunnels zijn echter in beginsel
uit den boze ais er geen roltrappen
aanwezig zijn: men laat immers de
meest kwetsbare en het wezen met
de minste „paardekracht" het mees
te werk doen, terwijl men de van
paardekracht barstende automobie
len de kortste weg laat afleggen.
Het is dan ook in Japan
duidelijk te zien. dat voetbruggen
en tunnels alleen gebruikt worden
als ze gepaard gaan met een over-
steekverbod Is dit niet het geval,
dan blijft de voetganger liever wach
ten tot een stoplicht voor hem op
groen springt of als hy meent over
te kunnen steken.
Zo lijkt dus vooralsnog de zorg
voor rijdende openbare of particu-
I liere voertuigen in Japn beter dan
voor de ouderwets zich voortbewe-
gende wandelaar
Dure rijscholen
Als de Japanners of althans de be-
j woners van Tokio niet zo aardig ry-
den als men van een zich in elk ge
val beleefd voordoend volk zou ver-
I wachten, ligt dat in ieder geval niet
l aan de opleiding. Die vindt plaats
in vrij uitgebreide rijscholen, die
daardoor speciaal zijn gebouwd of
ingericht.
i In die welke ik bezooht, bestond
Autorijscholen in Tokio zijn
jebouwd op twee niveaus. Op
hoog niveau leert men vooral par
keren. Daaronder wordt het rij
den op hellingen beoefend. Auto
rijscholen zijn ware instituten,
die vaak worden opgevrolijkt met
boomaanplant en een fontein.
de school uit twee verdiepingen, op
de eerste etage was een terras, waar
men leerde manoeuvreren, vooral
ook parkeren. Beneden zag het er
wat „echter" uit: daar bevond zich
een circuit met rood en groen licht
en een korte, zeer steile helling.
In Tokio kan men al die lew-au
to's niet in het verkeer opnemen:
een opleiding bestaat dan ook uit
35 uur rijden in de rijschool en 10
uur op straat. De politie examineert.
De kosten van de opleiding zyn oa.
700 gulden. Een instructeur verdient
ca. 170 gulden per maand, minder
dan een taxi-chauffeur. Men moet
achttien jaar zijn om als leerling te
worden aangenomen. Ogen en oren
worden zorgvuldig onderzocht.
(Van onze medische'medewerker dr. J. Kater)
Van alle zeer besmettelijke ziektekiemen vormen de virussen
nog steeds het grootste probleem. Het influenzavirus is daar
van een „alledaags" voorbeeld, ten eerste doordat het de eigen
schap heeft om telkenmale van „type" te veranderen, waar
door de beschermende vaccinatie tegen influenza in dat geval
pas kan plaatsvinden, nadat (achteraf) een desbetreffend vac
cin tegen de nieuwe variatie van het ziekmakende virus bereid
kon worden.
De jongste epidemie van het in
1968 optredende a2-Hong Kong-virus
kon zich mede daardoor zo sterk
over de gehele wereld verspreiden,
en maakte ook in 1969 weer vele
tienduizenden dodelyke slachtoffers
onder de talloze miljoenen influenza-
patiënten. Daarnaast ls het nog
steeds niet geheel duidelijk op w e 1-
k e wijze dit virus met regelmatige
tussenpozen opeens weer „opduikt"
om een nieuwe epidemie te veroor
zaken.
De moeilijkste en ernstigste pro
blemen vormen de her- en derwaarts
optredende groepen van vaak dode
lijke ziektegevallen die kennelijk
door een (onbekend) virus worden
veroorzaakt Voorbeelden hiervan
zyn het „Marburg"-virus. gewoonte
getrouw genoemd naar de plaats
waar het de eerste epidemie ervan
veroorzaakte, eerst in Marburg in
West-Duitsland drie jaar geleden en
later ook in Joegoslavië In Marburg
stierven toen 7 van de 31 zieken.
Achteraf bleek, dat dit Marburg-vi-
rus (waarschijnlijk) door apen was
geïmporteerd die van Oeganda naar
Europa waren gebracht Tot de an
dere dergelijke dodelijke virussoor
ten kan ook het „Machupo"-virus
worden gerekend, dat verantwoorde
lijk was voor honderden ziektegeval
len. die met ernstige bloedingen en
hoge koorts gepaard gingen, het
eerst in Bolivia Het onderzoek naar
dit Machupo-virus kostte destyds
aan tal van laboranten het leven, die
werkzaam waren in het midden-Ame
rikaanse onderzoek centrum te Pa
nama Een ander voorbeeld vormt
het Congo-virus en het Crimeaan-
se-koortsvirus.
In de zomer van 1969 stierven drie
van de vijf Amerikanen, die met het
zogenoemde „Lassa"-virus waren
besmet, onder wie eerst de hoofd
verpleegster van het missiezieken
huis in Lassa in Nigeria. Laura
Wine Haar doodsoorzaak kon toen
i niet worden vastgesteld, maar enke
le weken later stierf zuster Charlotte
Shaw, die een week na het overlij
den van zuster Wine ziek was gewor-
den, met zeer hoge koorts en ondra-
j gelijke hoofdpijnen. Geen enkel ge-
neesmiddel hielp, ook niet de sterkst
i werkzame antibiotica Wéér een week
I later volgde een derde slachtoffer on-
I der de verpleegsters van dit zieken-
j huisje, Lily Pinneo, met hoge koorts
en zweren in de mond. Zij werd naar
j Amerika overgevlogen en opgeno
men op de isoleerafdeling van het
I Presbyteriaanse ziekenhuis der Co-
I lumbia universiteit. Geen der speoia-
I listen in de tropische ziekten had een
dergelijk ziektebeeld ooit eerder
waargenomen, waarvan de tempera-
tuur tot ver boven de 40 graden Cel-
i sius steeg en alle organen ernstig
ziek waren. Het gelukte aan twee
[onderzoekers van de Yale univer-
isiteit. dr. Jordl Casals en dr. Sonja
Buckley een nieuw virus als oor
zaak te isoleren, dat zy het Lassa-
j virus noemden. Muizen die met dit
j virus werden ingespoten, werden ziek
met dezelfde verschynselen als de
patiënten vertoond hadden.
Intussen werd ook een laborant die
aan dit laboratium werkzaam was,
ziek met de verschynselen van Las-
sa-virusinfectie en hy overleed als
derde slachtoffer. Zuster Pinneo
overleefde de ziekte en met de anti
stoffen die zich blykbaar in haar
bloed tegen het Lassa-virus hadden
gevormd, kon men dr Casals het le
ven redden, toen ook hy ernstig" ziek
werd met dezelfde verschynselen.
Het was de enige mogelijkheid om te
trachten deze onderzoeker, die het
slachtoffer van zijn speurwerk dreig
de te worden, te genezen en het ge
lukte.
j In Jas. een stadje in Noord-Nigeria
waar zich tinmijnen bevinden, over
leden onlangs tien van de twintig Ni-
geriaanse en Amerikaanse patiënten
I in het Evangelisch ziekenhuis, onder
verdenking van Lassa-koorts. In het
laboratorium van de universiteit van
Nigeria te Ibadan «gesteund door de
Rockefeller Foundation» wordt een
nog niet nader geïndentificeerd virus
gekweekt, waarvan de Amerikaan
se deskundigen vermoeden dat het
Lassa-virus is.
Intussen werd al bloedplasma van
de twee overlevenden der Lassa-
koorts naar Nigeria overgevlogen,
ten einde de zieken in Jos ermee te
behandelen. De meest vooraanstaan
de virus-specialisten van de Yale- en
tie Columbia-universiteit zyn met het
nieuwe onderzoek bezig. Yale had het
Lassa-laboratoriumonderzoek ge
staakt wegens de dodelyke gevaren
die eraan verbonden zyn. Maar on
der auspiciën van de Amerikaanse
gezondheidsdienst zal dit vl rusonder-
7/>ek nu worden voortgezet in een spe
ciaal daartoe ingericht nieuw cen
trum te Atlanta. Dit laboratorium
zal over een maximum aan veilig
heidsmaatregelen kunnen beschikken
en wordt met grote spoed afgebouwd.
De kosten ervan zullen 240.000 dol
lar per jaar bedragen en hier zullen
alle dodelyke virussen worden bestu
deerd.
In dit instituut gaan ook dr. Ca
sals en dr. Buckley zich bezighouden
met hun onderzoekingen over de ei
genschappen en de verbreiding van
het Lassa-virus. Onder de jongste
tien slachtoffers van dit geheimzin
nige virus in Jos bevonden zich drie
Nigeriaanse verpleegsters en een
^eestclyke. Ook de 46-jarige vrouwe-
lyke arts Jeannette Troup van de
Soedanse missie ligt ziek met Lassa-
koorts. Zy behandelde een jaar gele
den de drie Amerikaanse verpleeg
sters die in Nigeria met deze ziekte
werden besmet De vraag of zy en
de andere patiënten inderdaad Las
sa-koorts hebben is nog niet beant
woord en dat betekent een groot ri
sico bij de toepassing van het plas
ma. dat afkomstig is van patiënten
die wèl met Lassa-virus waren be-
I smet.
Een moeilyk vraagstuk is ook de
bron van het Lassa-virus. Men ver
moedt dat het van dieriyke afkomst
zou zyu en dat de patiënten elkaar
i daarna onderling hebben besmet.
Waarom deze besmetting dit keer
in januari en februari plaats vond,
maakt de oplossing van dit nieuwe
virus-probleem nog moeilyker. Wel
denkt men wéér aan de aap als
overbrenger der infectie.