Geen
opkomstplicht,
wij
komen u halen!
Eindelijk
PAGINA 1
LEIDSCH DAGBLAD
^AO 16 MAART 1970
Belangwekkende vraag by
de verkiezingen van woensdag
a.s.: hoeveel kiezers zullen er
komen stemmen? Want ze hoe
ven niet meer naar de stem
bus ze mógen. Heel wat po
litieke partijen gaan zich nu in
spannen om hun kiezers van
achter de warme kachel van
daan naar het stemlokaal te
krygen. We komen u halen! is
de kreet. Hoe dat er uit zou
kunnen zien, heeft onze politie
ke tekenaar BEN BROOS op
deze pagina in beeld gebracht.
HET Staatsblad van 11. maart '70
sluit officieel een langdurige
discussie over stemplicht of op
komstplicht af. Het vraagstuk is
meer dan vijftig jaar oud en kwam
voor de eerste maal op bij de wijzi
ging van het districtenstelsel in het
stelsel van evenredige vertegen
woordiging. Overigens niet op voor
stel van de regering; het was de
Tweede Kamer die aandrong op
vastleggen van de opkomstplicht in
de grondwet.
Het gevolg is geweest dat in 1917
de volgende bepaling in de grond
wet kwam (art. 80. lid 4),,De uit
oefening van het kiesrecht is ver
plicht volgens regels door de wet
vast te stellen." In feite kwam dit
neer op stemplicht, al werd de be
paling in de praktijk zo gehanteerd
dat die verplichting zich beperkte
tot de aanmelding van de kiezer in
het stemlokaal.
AAN pogingen om deze stemplicht
uit de grondwet en de kieswet
te verwijderen, heeft het niet ont
broken. Bij de eerstvolgende wijzi
ging van de grondwet verviel
door een aangenomen amendement
van de Kamer (1921) boven ge
citeerd lid 4 van artikel 80. Maar in
de kieswet bleef de bepaling van de
stemplicht bestaan. Een amende
ment tot vervallen van de plicht
werd verworpen met 50 tegen 35
stemmen. Twee jaar later stemde
de Kamer opnieuw over een soort
gelijk amendement, dat eveneens
werd verworpen42 tegen 39.
In de volgende jaren probeerde
de regering tevergeefs de stemplichi
op te heffen voor hen, die gewetens
bezwaren hadden tegen het stem
men maar het parlement kon
daar geen fiat aan geven.
In 1928 een motie, ditmaal van de
bekende ds. Zandt (SGP), om ,,de
stemdwang, de karikatuur van alle
begrip van vrijheid" uit de wet te
verwijderen. Verworpen met 40 te
gen 30 stemmen.
Het wordt een heel rijtje: bij de
wijziging van de kieswet 1933 spreekt
de Kamer zich met 49 tegen 32
stemmen tegen de stemplicht uit.
Twee jaar later ondervindt een
amendement-Drees een zelfde be
handeling: 44 tegen 39 stemmen.
Het duurt dan tot 1946 eer een
nieuwe poging wordt ondernomen,
ditmaal komend van de kant van
de regering. De meerderheid van de
afwijzers wordt wel het uiterste
minimum: 37 tegen 36 stemmen.
Wijs geworden laat de regering in
1950 bij. een wetsontwerp voor her
ziening van de kieswet het vraag
stuk rusten, maar brengt wel een
wijziging aan in de wettekst. Daar
staat nog steeds dat de kiezer zich
behoort te melden op het stembu
reau ,,ter uitoefening van zijn kies
recht." Deze vijf worden geschrapt
en sinds die tijd kan er ook rechtens
niet meer gesproken worden van een
stemplicht. Alleen van een opkomst
plicht.
IN 1965 tenslotte verwierp de Ka
mer een amendement van de an
ti-revolutionaire schakel, ingediend
bij de kieswetswijziging. Maar dit
was geen principiële uitspraak; de
Kamer verwees het vraagstuk dat
zelfde jaar naar een commissie,
die door de minister van Binnen
landse Zaken werd ingesteld.
Op 15 november 1967 kwam de
uitspraak van deze commissie, op
3 november 1969 tekende Koningin
Juliana het KB waarbij het wetsont
werp tot afschaffing van de op
komstplicht bij de Tweede Kamer
werd ingediend. Het parlement
werkte ditmaal snel: de wet stond
op 11 maart jl. in het Staatsblad.
We hoeven niet meer te kiezen.
Maar we mogen wel! En zolang
we onze democratie willen laten
functioneren is er geen haar op ons
hoofd die er een denkt te tornen aan
het kiesrecht.
WVWMwi;V0%5r*V
l li1» <~f i oj