Advocaat van kleine gemeente in strijd voor zelfstandigheid Zomerzorgen de Kleine Lord Socioloog pro f. clr. Sj. Groenman ■"aSbS'"^ 3 JANUARI 1970 LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 9 t t t l t t t Het streven naar grotere eenheden is zo langzamerhand wel een algemeen aan vaard verschijnsel geworden. Het aantal fusies onder bedrijven is inmiddels al bijna niet meer te tellen, overal hebben directies de mond vol van samenwerken, in veel ge vallen worden belangengemeenschappen gesloten en dat allemaal, omdat in onze maatschappij geen plaats meer lijkt te zijn voor kleine eenheden. De drang naar schaalvergroting is zelfs te merken in het gemeentelijk vlak. Waar kort geleden de kreet „gemeentelijke autonomie" nog tot de heiligste huisjes van onze samenleving leek te behoren, is het begrip inmiddels drastisch omlaag gehaald met het wereldse argument van het geldgebrek. Kleine ge meenten worden groter, grote gemeenten worden nog groter en daar zijn de meeste diensten niet op berekend. Ze moeten wor den uitgebreid en dat kost veel geld. Er zijn vaak computers nodig om het allemaal bij te sloffen en hoe meer gemeenten er dan onder één noemer gebracht kunnen wor den, hoe voordeliger het is. Dus moeten de kleintjes maar verdwijnen om opgeslokt te worden door de stedelijke moloch, is de redenering. Maar waar in het groot wordt gedacht, wordt het kleine vaak vergeten en zo ook hier. Want die kleintjes willen lang niet altijd hun identiteit zo maar prijsgeven en hun argumenten zijn meestal zo gek nog niet. De~ argumenten worden echter vaak gemakkelijk van tafel geveegd, omdat op gaan in groter verband voor de ontwikke ling nu eenmaal nodig wordt geacht en dan gaat de inlijving after all gewoon door. De kleine gemeenten betekenen te weinig en hun argumenten leggen te weinig gewicht in de schaal. (GPD) De Utrechtse hoogleraar in de sociologie prof. \nman springt al jaren in de bres voor de kleine gemeen- fgvat zijn activiteiten samen als „sociologische advoca- kt komt in feite min of meer op hetzelfde neer als het ie vakbonddie zijn leden begeleidt, wanneer deze bij 'e$ verdrukking dreigen te komen. Het is immers niet de *dat kleine werknemers in moeilijkheden komen wanneer 4?s zo nodig moeten fuseren en de sociale kant van deze ffiet gemak maar even vergetenDe vakbond komt dan *den op om hen zo goed mogelijk van argumenten te )dat zij partij kunnen zijn. Al met al een soort sociale 5.nman geeft zijn soclolo- Aten aan bedreigde ge- drie redenen. In de eer- 28n hen van goede argu- ^voorzien, in de tweede ej'e democratie te redden >rtde plaats om te zorgen betere en grondiger ar- 3C>ij de overheid, die an- doorvoeren en vaak zeer blijkt te formuleren. reden zegt prof. lit: „De gemeenten, die worden bedreigd, zijn ter) kleine. Zij mogen n. Dat is een deihocra- Pi-ovincie en Kamer olgens dan hun argu- olwegen. Naar aanleiding itet tenslotte worden uit- G er moet gebeuren. Nu ,xe gemeenten natuurlijk geoutilleerd als de gro- ■hikken niet over stede- n, planologen, socio- t dies meer zij om zich !ir van argumenten te in. Ze hebben er gewoon niet voor. Nu is mijn at ze zich moeten ver- ir ze kunnen het een- Daarom help ik hen om standpunt zo sterk door te steunen pileren van de argumen- |er ■g de meeste gevallen, dat t bij de heer Groenman Aeeft hij zijn steun ver- was het niet nood- hij ook helemaal ach- ven van de gemeente het zien als advoca- dief heeft een ver- Dan hoeft die verde- niet achter die man hij moet hem wel zo .lijk verdedigen. Het is I helemaal niet doorslag- wel of niet kans is om winnen. Het is voor mij Ekbesteding. Ik vind het ■te doen. Als dat niet zo Per mee op". ABle thema van de socio- ■vocatuur een nieuwe kunnen zijn? „Ja. ik kan het me wetenschap wel voor- Pr het moet dan weer om de wetenschap kan de efficiency wel dan gaat het con- en burger ver- is iets. waar ik veel P aan hecht. Dan maar Jffficiënt". ■ve automatisch belanden Pie reden: Prof. Groen de hele samenvoe- e is de democratie in In de grote gemeenten icratie al in een gevaar- oe groter de gemeente e meer de burger van zijn gemeente- is voor hem niet meer onieme papieren macht, burgers in de grote stad jehouder. Die zegt niet: nte. In een kleine ge- je nog de kans. dat de neer weet van zijn woon- n zuinig zijn op onze de- wereld wordt steeds on- r, alles wordt groter, nie- meer. In een kleine ge meente functioneert de democratie nog aardig. De bevolking leeft mee en weet wie er in het gemeentebestuur zit. Ik heb diverse gemeenten mee gemaakt waar de bevolking zelf een dorpshuis bouwde. In de grote steden zegt men: dat moet de gemeente maar doen. We moeten zuinig zijn op de stukjes de mocratie, die we nog hebben, is daarom mijn standpunt. Daar wordt gewoon over beschikt". Kronkelig Dat brengt de derde reden ter sprake: de argumentatie van de overheid bij annexaties. Prof. Groenman: In de annexatie-poli tiek worden vaak de raarste dingen gezegd en de kronkeligste redenaties opgebouwd, die geen enkele aan- spraak kunnen maken op de rede lijkheid. De slordige argumentatie, als er voor dit soort kwesties über haupt een argumentatie bestabt. is nog het meest gekke. Ze schrijven maar wat neer. Zindelijk motiveren is er niet bij. Meestal is het een praatje voor de vaak. Het lijkt op niks. Als er een engagement bestaat voor mij met deze kwesties is het op dit punt. Het zijn geen wetenschap pelijke argumenten, die gebruikt worden en daartegen komt de we tenschapsman in mij tegen in op stand. Ze moeten niet kletsen. De rustig redenerende hoogleraar, heeft dit laatste punt ook in bredere kring onder de aandacht gebracht. Een van zijn publikaties over dit punt verscheen ongeveer een jaar geleden in het tijdschrift voor over heidsadministratie. Ditmaal was het onderwerp de gemeentelijke herinde ling van Zeeuws-Vlaanderen, waar de heer Groenman de argumentatie toornig van aanviel. Enkele citaten uit dit artikel mogen duidelijk ma ken. waarop de hoogleraar zijn pij len x*icht. twee „agrarische" gemeenten zouden komen, te weten Oostburg met 12500 en Groot-IJzendijke met 6500, zou het inwonertal van de laatste, gezien de nagenoeg eenzijdige agrarische belangen, wel toereikend zijn, maar Oostburg zou beduidend minder sterk zijn. Er kan o.i. geen twijfel bestaan dat de bewindsman het pax-allel lopen van de veranderingen in het zielen tal en van de bestuurskracht als de gewoonste zaak van de wereld beschouwt. Op zichzelf zou deze pa x-allel nog te bewijzen zijn, maar als men haar accepteert stuit men als lezer op de volgende escapade: „In dien de nieuwe gemeente Oostburg 19000 zielen dus) ook nog Sluis en Aardenburg zou gaan omvatten, twee anders gerichte oude stadjes, zou het dubieus zijn of dit haar daadkx-acht ten goede zou komen". Dit nu is een redenering van pure willekeur. Met deze tirade in de hand kuxxnen allex-lei onderdelen van de gemeentelijke herindeling van Zeeuws-Vlaanderen op losse schroe ven worden gezet". Krampachtig Contradicties Dit is het begin: „Bij de parle mentaire voorbereiding van wetsont- werpen strekkende tot gemeentelijke I herindeling komt men dikwijls cu rieuze argumentaties tegen. Het kost niet veel moeite wat gratuite bewe ringen bijeen te sprokkelen of wel contradicties binnen één betoog. Als men niet alleen waarde hecht aan het resultaat van de wijziging dei- gemeentegrenzen maar ook aan de motivering ervan, zou het wenselijk zijn indien er wat zinniger werd ge redeneerd". Na het aanhalen van een paar „kleinigheden" volgt deze alinea met gratuite beweringen: „Bij vlotte le zing krijgt men de indruk dat de bewindsman uitgaat van het axioma, dat de bestuurskracht van de ge meente toeneemt met het zielental" Als gemeentelijke krachten worden gebundeld, wordt een nieuwe ge meente verkregen, welke van vol doende formaat is om opgewassen te zijn tegen de ten uitvoer te brengen taken. Het inwonertal is de maat stok van de bestuurskracht wanneer van Axel „met zijn ongeveer 8500 in woners" niet kan worden gezegd dat zij beneden de maat is. En als Ter- neuzen niet zou uitdijen tot een gro te kanaalgemeente zou een aanzien lijk zwakkere gemeente ontstaan. In geval in plaats van een nieuwe ge meente Oostburg met 19000 zielen, ei- Een volgend citaat gaat zo: „Bij zonder krampachtig wordt in de Me morie van Antwoord het agrarische karakter van de nieuw te vormen gemeente Oostburg volgehouden. De oplossing van dit raadsel dient zich bij nauwkeurige lezing inder daad aan. Het betoog is ongeveer als volgt: Natuurlijk is er de recreatie, die zich zal ontwikkelen, er is de in dustriële ontwikkeling van Breskens en de regionale verzorgingsfunctie van Oostburg zelf. De minister is echter van mening, dat de gemeente ovei*wegend agrarisch is en zal blij ven, zonder overigens daarvoor een cijfer aan te voeren. Het gehele ge bied blijft agrarisch omdat men dit genoegzaam aan het landschap ziet. Nu begrijpen we ook beter waarom de vreemdeling het hoog geïndu strialiseerde Nederland zo agrarisch vindt: immers wie per auto van Utrecht naar Den Haag of Amster dam spoedt, rijdt voortdurend tussen de weilanden, gestoffeerd met koeien en reigers". Ironie in het vorige, een vlijm scherpe pijl in het laatste citaat: „De minister stelt voor dat het er om gaat agrarische belangen te beharti gen in een. dan wel twee gemeenten en oordeelt dan dat „bezwaarlijk <zou> kunnen worden gesteld, dat de agrarische belangen daarmee zou den kunnen zijn gediend", indien er twee gemeenten zouden komen. Dit klinkt bijzonder geloofwaardig, als hij daarop laat volgen, dat het in wonertal van Groot-IJzendijke (6500) wel toereikend kan worden geacht. Wat mankeert er dan aan een nog grotere gemeente Oostburg 12500? Wat IJzendijke kan, kan Oostburg dan toch zeker! Jawel, maar zo lezen we „nu de nieu we gemeente Oostburg. ook al zal zy landschappelijk overwegend agra risch zijn voor belangrijke taken komt te staan in verband met de re creatieve ontwikkeling van het kust gebied en de mogelijkheden tot ont plooiing van Breskens: meent de on dergetekende te moeten onderstre pendat de grote kerngemeente (Oostburg) niet meer mag worden verzwakt dan strikt noodzakelijk is", m.a.w. Oostburg is natuurlijk niet agrarisch en het gestelde alternatief was gewoon misleidend". Tot zover de citaten uit het artikel van prof. Groenman. Zeeuws-Vlaanderen is niet het eni ge terrein, waar hij talrijke schreden heeft gezet om het gebied uitvoerig te leren kennen. Andere plaatsen waar hij sociologisch advocatuur be dreef was onder meer in Beilen, Dokkum. Hoogeveen. Lage Zwaluwe. Rosmalen. Dubbeldam, Berghem, rond Alkmaar, Goeree Overflakkee. Diepenveen en Ammerstol. Het zou verkeerd zyn de conclu sie te trekken, dat de in Zeist woon achtige hoogleraar tegen iedere sa menvoeging. annexatie of grenscor- rectie zonder meer zou zyn. Prof. Groenman: „Dat is natuur- lijk niet zo. De gemeenten worden groter, dat is niet tegen te houden en daarbij worden tal van eenheden in deze tyd te klein. Ik ben er ook niet tegen dat de minister kort ge leden heeft voorgesteld alle gemeen ten van onder de drieduizend inwo ners op te heffen. Die zijn te klein en kunnen nauwelijks zelfstan dig bestaan. Maar er zijn uitzonde ringen en daarmee moet men reke- ning houden en niet willekeurig ge neraliseren. Als voorbeeld van zo'n uitzonde ring noemt hij het Zuidhollandse plaatsje Ammerstol. In 1965 nam de zeven man tellende raad van deze gemeente 'zes man PvdA en één man CPN), zeer verbolgen in vergadering bijeen, een motie aan met de volgen de tekst „De raad der gemeente Ammsterstol wijst elke ingebreke stelling. elk verwijt, elke aantyding als zou het gemeentebestuur van Ammerstol op enigeiiei wijze tekort schieten in ontplooiing van bestuurs kracht, met verontwaardiging van de hand en verklaai-t het op prijs te stellen door alle autoriteiten en col leges. wie zulks aangaat, onverwijld in de gelegenheid te worden gesteld het tegendeel te bewijzen". De xxxotie was de inleiding voor een klein boekje, dat prof. Groenman voor Ammerstol samenstelde en dat als titelpagina meeki-eeg: „Waar in tekortgeschoten"? Ammerstol, kleine gemeente neemt de hand schoen op" Het 1200 inwoners tel lende dorp bleek immers een unieke gemeenschap te zijn. die het had klaaxgespeeld niet in het minst dankzij de zeer eensgezinde raad. om een vrijwel volmaakt self-supporting dorp te cx-eëren, waarin niets ont brak. Er waren een bejaardencen trum. een Groene Kruisgebouw. een zuiveringsinstallatie, een dorpshuis, sportvelden, een kleuterschool en la gere school, een bejaardenpaviljoen- tje, een speelweide voor de jeugd, een begraafplaats en een gymnastieklo kaal. met ruimte voor zaalsporten. Herhaalde bezoeken van een vooi-t- varende burgemeester aan diverse ministeries hadden hier veel toe bij gedragen. goede schaal. Bovendien houdt men zo de lokale democratie in staixd. Twee vliegen in één klap dus! Het heeft geen zin om in de eenheden be sturen te laten bestaan zonder ver antwoordelij kheid. In sommige grote steden heeft men proeven genomen met wijkraden, maar dat is volko men mislukt. Ze hadden geen enkele invloed. Op zich is het idee niet zo slecht, maar dan moeten deze ge kozen raden ook veraixtwoordelijk- heid hebben. En een pot geld, waar ze over kunnen beschikken. Dan kunnen ze voorzieningen treffen op wijkniveau, zoals b.v. kinderspeel plaatsen, of een wijkgebouw en een gezondheidscentrum. Gewone dingen, waar de bevolking zelf direct bij be trokken is". Behalve een geheel nieuwe aanpak van de annexaties, is de heer Groen man vei-der van mening, dat ook het eixge denken binnen de provincie grenzen overboord gezet moet wor den, omdat er naar zyn mening krankzinnige sti-eekplannen door ontstaan .„Neem nou dat plan voor de Gelderse Vallei en Eemland. Dat is een gek plan. Het begint ergens by Eemnes, gaat dan de richting Amersfoort en laat om te beginnen Baarn buiten beschouwing. Waar om? Dan laat het ook Hoevelaken liggen, want dat ligt niet in de pro vincie Utrecht. Maar Hoevela ken doet wel mee aan het samen- werkingsorgaan Eemland! Vervol gens strekt het plan zich uit in de richting Woudenberg. Renswoude, maar bemoeit zich weer niet met Scherpenzeel. Want dat ligt weer in Gelderland. Teixslotte valt Veenen- daal binnen dit streekplan, maar met Ede, dat er vlakby ligt en dat voor die hele regio van groot belang is, wordt weer geen rekening gehou den". Dankzij de samenvoegingsplannen voor Woudenberg, Scherpenzeel en Renswoude. waar de hoogleraar nu ook bij betrokken is, is hy plotseling met deze streek geconfronteerd. Hoe grondig hy zyn kennis van de be volking en haar argumenten voor zelfstandigheid opbouwt, mag blijken uit het feit. dat hy daarvoor zelfs al een voetbalwedstrijd van Scher penzeel bezocht. „Wist u dat Scher penzeel zondag voetbalt op een ter rein in de gemeente Woudenberg?" Wij wisten het niet en betwijfelden het, want Scherpenzeel heeft immers een sportpark. Niettemin blijkt de gekke situatie te bestaan. De profes sorale aandacht blijkt derhalve al nuttig vóór er enig rapport is uitge bracht. Strafbankje Maar nu werd het dorp Ammerstol van alle gemakken voorzien bedreigd met annexatie. De zin daarvan was niet erg duidelijk en deed prof. Groenman het boekje be sluiten met: „Neen. Ammerstol be hoeft niet op het strafbankje. En dat toch zou het zijn als deze gemeente, die blijk heeft gegeven opgewassen te zijn tegen de taken, haar opgelegd door onze tijd. zou worden opgeof ferd aaxx het streven het plaatselijk bestuur te stroomlijnen volgens een bloedeloos model. Het bewijs, dat Ammerstol voldoende bestuurskracht heeft ontwikkeld en, gezien de nog op stapel staande plannen, zal ont wikkelen, is geleverd. En daarmee is de bewijsvoering, dat gemeenten van deze grootte niet zouden zijn opge wassen tegen hun taken, op een mislukking uitgelopen". Gaat de hoogleraar niet onmiddel lijk tekeer tegen iedere opheffing, hy pleit wel krachtig voor een funda mentele verandering in de over- heidspolitiek ten aanzien van annexatiekwesties en dergelijke „De belangen liggen momenteel in de streek. Er zijn streekeenheden nodig, die zorgen voor industrie, woning bouw. onderwijs en dat soort dingen. In de agglomeratie-Eindhoven ge- beurt het al en daarom zeg ik: kijk eerst naar de regio en dan kunnen de kleine eenheden blijven bestaan. Wanneer er grenscorrecties no dig zijn, kunnen die onderling in re gioverband worden opgelost, zoals rond Eindhoven al is gebeurd. Ook een opheffing kan dan eventueel na overleg tot stand komen. Maar men moet dus van onderaf beginnen, bij de gemeenten zelf. En niet iets zo maar van bovenaf opleggen". Prof. Groenman ziet grote voorde len aan besluitvorming op streekni- veau. „In de regio kan men zeer ef ficiënt 6treekbelaxigen behartigen op HET IS AL VELEN JAREN ge leden: 1902. Er ivas een kinder- matinée in „Zomerzorg''U weet wel: het café-restaurant aan de Stationsweg in Leidenvlak tegen de toenmalige overweg van het spoor aan. De „grote" zaal was gevuld met kwetterende kinderstemmen en de moeders maanden hun kroost aan „als straks het belletje gaat" vooral stil te zijn. En ja, even later klonk het bel letje en het scherm ging op. De romantische geschiedenis, uitge beeld door 'n nu ja geen éérste rangs toneelgezelschap had een aanvang genomen. U kent dat verhaal van het vre selijk brave, uiterst beleefde jonge tje in New-York, met z'n lange lok ken in zijn zwart-fluwelen pakje en de wit-kanten kraag, dat eexxsklaps naar Engeland werd gehaald dooi de zaakwaarnemer van zijn barse grootvader, de Graaf van Dorin- court. om in de rechten van zijn overleden vader op het machtige kas teel te worden opgevoed, terwijl zijn moeder, waaraan hij met zijn klei ne hartje zo zeer hing. in een apar te villa op de uitgestrekte terreinen van het slot werd gehuisvest, omdat de graaf, zoals hy zei „die brutale Amerikaanse vrouw niet wilde zien", ondanks de vex-zekëring van de ad vocaat. dat zy een uiterst beschaaf de dame. zonder enig eigenbelang was. Enfin, u kent het vex-loop van de histoi-ie, die rondom de eeuwwisse ling zó populair was dat de kinderen werden toegetakeld met fluwelen „Fauntleroy pakjes", waarop grote witte meestal kanten „Fauntleroy- ki-agen" werden gedragen! De aera der romantiek! Is onze tyd zoveel nuchterder? ..Fabeltjeskrant-beschuitbussen" „Fa beltjeskrant-behang". -sleutelhan gers. -poppen, -pyama's. -gordijnen0 Alle kinderen volgden met rood gloeiende gezichtjes de avontu ren van Cedric Errol. die zomaar in eens tot Lord Fauntleroy werd ge bombardeerd, welke rol werd gespeeld door een meisje., bijna drie maal zo oud als de 7-jarige „Kleine Lord", hetgeen voor de kin deren en de moeders met zwijme lende interesse voor zóveel romanti sche braafheid, de pret niet mocht drukken Toen de pauze aanbrak, gingen de glazen deuren open naar de mooie belommerde tuin, waarin over al Ijzeren tafeltjes met dito stoel tjes stonden, die zoals iedere dag. voor een groot deel bezet wa ren door studenten met strooien ma telots en hevig staande puntjesboor- den. Alsmede wandelstokken, waar mee volgens corps-voorschiïften al léén 3e-jaars en ouderen over straat mochten gaan. Waarvan algemeen studentikoos gebruik werd gemaakt. In die tijd was er een Leids student Fred Vlielander Hein, die een bam boe- badientje (dun wandelstokje) met ivoren- of zilveren knop lan ceerde. dat toen algemeen „vlielan- derheintje" werd genoemd. Jaren later trouwde deze Mr. F Vlielander Hein met de toneelspeel ster Enny Vrede, gescheiden echtge note van Eduard Verkade. Op de huwelijksreis aan boord van de „Amstel", verging deze boot op 18 april 1919 met man en muis in de Noorse wateren, waarbij dus óók het pas-gehuwde paar omkwam. Terug echter naar „Zomerzorg" en de Kleine Lord. Onder de vele kin deren, die in de tuin gelaafd wer den met kogelflesjes was óók de u bekende Rikje (uit het verhaal „Rondom het strooien huisje") met Ma, die al dadelijk contact had met andere Ma's. Maar niet alleen de moeders met hun kindexen zochten verkoeling en ónt-spanning tijdens de pauze in de tuin. Van achter het toneel kwam ineens de Kleine Lord-in-costuum een luchtje scheppen, in volle aan bidding aangestaard door de kinde ren. Zij stevende op enige studen- De kleine lord tentafeltjes af enviel meteen uit haar kinderrol door met helder-klin- kende vrijmoedige stem te zeggen: „Verdomme, wat is 't warm en wat heb ik zin in 'n borrel", waarop zij nonchalant achter elkaar enige „bittertjes", die op de tafeltjes vóór de studenten stonden, naar binnen sloeg: „Hè dat doet goed. dat neemt de flauwe smaak wat uit je keel!!", daarin aangewakkerd dooi de lachende studenten, die haar nog méér borrels aangaven. Maar Rikje, die met de andere kinderen in aangapende adora tie stond, was meteen hevig gedesil lusioneerd. Weg was de aanbidding, weg was de sfeer van romantiek. Snikkend kwam hy bij Ma aan het tafeltje. Ma die eerst vroeg of Rikje zich misschien pijn had gedaan en niets vermoedde van de inner- 1 ij k e pijn die het kinderhart was aangedaan! De Kleine Lord. die „bittertjes" dronk met de studenten, om straks weer op het toneel zyn (haar) rol van „lief jongetje" vérder te spelen, was zijn aureool kwijt! DOLF SCHNAAR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1970 | | pagina 9