Van watersnood naar WATERNOOD
GENERAAL WINKELMAN MOEST
DEFENSIE SNEL ORGANISEREN
LIJDAO 7 NOVEMBER 1969LHDSCH DAGBLAD PAGINA 23
Nederland verontreinigt oppervlaktewater
DOOR BRAM
v. LEEUWEN
Ontslag van generaal Reynders na con flicten
edere inwoner van ons land gebruikt dagelijks enkele tiental
len liters water. Hij staat er nauwelijks bij stil. Als hij de
kraan opendraait verwacht hij, dat er niets anders dan helder
en zuiver water tevoorschijn komt. Of dat nu is om een lek
ker verfrissende douche te nemen of om de waterverslinden-
de wasautomaat in werking te stellen.
(ooit heeft hij zich gerealiseerd dat de stroom wel eens plot
seling zou kunnen ophouden, want niemand realiseert zich
bij dat automatische handgebaar, dat slechts één procent van
de totale watervoorraad op aarde geschikt is voor menselijk
gebruik.
Als we de 13.000 kubieke kilome-
r in de dampkring niet meerekenen
|n is er op onze planeet slechts
0.000 kubieke kilometer zoetwater,
jtzij aan de oppervlakte (in meren,
assen en rivieren), hetzij onder-
bnds (in grotten en bronnen). Die-
lfde mens is op het ogenblik echter
•uk bezig dat schaarse ene procent
jzond zoet water binnen de kortst
pgelyke tijd ernstig te vervuilen,
pder zich te bekommeren om
entuele gevolgen. Het interesseert
üi niet dat mogelijk over en-
je decennia ernstige watertekor-
n optreden, waardoor helder wa-
r, dat nu nog voor een zeer ge-
duceerd tarief via de waterleiding
uis bezorgd wordt, straks zeer kost-
■ar is.
Die tekorten komen steeds dich
tbijtenzij de mens tijdig maat
delen neemt om de huidige zoet-
itervoorraad, die bestaansvoor-
tarde is voor het biologisch mi-
u op aarde (dus ook voor de
ens zelf) te conserveren.
Zuiver water
Voorlopig ziet het er nog niet
jar uit. dat de mens ernst maakt
}t het behoud van zuiver zoetwa-
r. Nog dagelijks loost een groot
el van de Nederlandse bevolking
t afvalwater zonder enige vorm
D zuivering in het oppervlaktewa-
r. Ook talloze fabrieken storten
nder er een gewetenszaak van te
iken hun afvalstoffen in kanalen,
|ieren en meren, die voor een deel
bruikt worden voor de drinkwater-
brziening in ons land. De mening:
Js wü het maar kwijt zijn" doet
g steeds opgeld, ook al zijn er in
t land al tientallen instellingen die
jeds ernstiger waarschuwen te-
D de voorschrijdende watervervui-
die vervuiling is beslist
in sinecure. Om ons eigen land
bij de kop te nemen: in Neder-
wordt door de bevolking en de
•ie jaarlijks een hoeveelheid
Iwater geproduceerd, die gelijk
in is aan 37,5 miljoen mensen,
'an wordt op dit moment 4,5
(oen gezuiverd door de bestaande
iuiverrings-installatie, 5.5 mil-
kan in de oppervlaktewate-
worden afgebroken door de or-
imen en 2,5 miljoen wordt zon-
meer in zee geloosd,
blijft dus een hoeveelheid vuil
over, gelijkwaardig aan de
van 25 miljoen inwoners,
de grote bevolkingsdichtheid
relatief kleine hoeveelheid op
plakte water betekent die ener-
slok afvalwater een ernstige
voor het oppervlakte
kwaliteit van het water in de
meren, rivieren, ka-
en sloten loopt zienderogen
om de gevolgen voor 't bio-
milieu in dat water nog
even buiten beschouwing te la-
Te lang heeft de mens in de ver-
geleefd dat in de na-
alles op den duur wel op zijn
terecht komt. En in zekere
hadden onze voorouders ook wel
afvalstoffen die ze vroeger in
kleinere hoeveelheden in het
gooiden, vervuilden het water
iiiiiiimiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
ook wel, maar water heeft een goe
de eigenschap: het zelfreinigend ver
mogen. Bepaalde organismen in het
water zorgen ervoor, dat sommige af
valstoffen afgebroken worden zodat
het water zich zelf reinigt.
By de opkomst van de industrie
was er nog voldoende zoetwater be
schikbaar. Niemand dacht toen al
aan zuivering van afvalwater. Een
gracht of kanaal was voldoen
de. Maar de technische vooruit
gang, die het ons mogelijk maakte
om via de televisie het wereldgebeu
ren te volgen en in een autootje te
starppen om met vakantie naar Zuid-
Frankrijk te gaan. heeft bovendien
voor een stortvloed aan afvalwater
en bergen afvalstoffen gezorgd.
Te laat heeft de mens zich gerea
liseerd dat ook de natuur haar gren
zen heeft. Die grenzen werden ver
overschreden. Nu kan men opmer
ken: „Waarom gooi je die rommel
dan niet in zee"? Met een paar flin
ke afvoerkanalen moet dat te verwe
zenlijken zijn. Maar in feite leveren
deze alternatieven niets op. Ze ver
plaatsen slechte de moeilijk
heden.
Ook de zeeën kunnen het vervuil
de water maar opnemen tot een be
paalde grens en wanneer die gren
zen overschreden worden en ontstaan
even grote gevaren voor het biologi
sch miliue. De zeevissen nog steeds
een belangrijk onderdeel van ons
voedsel worden vergiftigd of ster
ven en de mens krijgt ook hier de te
rugslag te verwerken.
Weer een ander zal verzuchten dat
we toch nog de regen hebben
die steeds voor een nieuw voorraad
je zoetwater zorgt. Maar ook in de
toekomst zullen we niet zo steevast
meer moeten vertrouwen op het
smetteloze hemelwater. De regen die
steeds als manna uit de lucht komt
vallen heeft niet meer die onuitspre
kelijk goede kwaliteit die we altijd
verwacht hadden. Ook hier hebben
mensenhanden wreed ingegrepen.
we er geen weet van wat er gebeurt
wanneer bepaalde chemische stoffen
die de industrieën via hun schoor
stenen uitstoten in contact komen
met het sterk verzuurde hemelwa
ter.
Het klinkt misschien wat vreemd,
dat een land dat eeuwenlang te kam
pen heeft gehad met „watersnood"
strak*; te doen zal krijgen met „wa-
ternood". Mr. E. H. Toxopeus, toe
komstig commissaris der Koningin in
Griningen en voorzitter van de cen
trale commissie van drinkwatervoor
ziening heeft eind oktober tijdens de
opening van het Aquatechcongres
in Amsterdam, waarbij watervervui
lingsproblemen ter sprake kwamen,
iets van die dreiging laten door
schemeren.
De VVD-fractielelder schetste, dat
de inwoners van Nederland om
streeks de eeuwwisseling ruw geschat
4.5 miljard m3 zuiver water per jaar
nodig hebben voor persoonlijk ge
bruik en voor de industrieën. Ons
land kan per jaar maximaal 1.5 mil
jard m3 grondwater leveren. Ook in
de toekomst zal die hoeveelheid niet
toenemen. Het is zelfs niet denkbeel
dig. dat het nog iets zal teruglopen
omdat diverse winplaatsen eveneens
onbruikbaar dreigen te worden door
bodemvervuiling.
Tegen het einde van de twintig
ste eeuw zal Nederland dus onge
veer 3 miljard kubieke meter zoet
water aan het oppervlaktewa
ter moeten onttrekken. Zoals het er
nu uitziet zal tegen die tijd de ver
vuiling nog verder zijn voortgeschre
den en zit die drie miljard kubieke
meter er zeer waarschijnlijk niet
meer in.
Aanslagen'
Ook nu we nog enkele decennia
van de eeuwwisseling vewijderd zijn,
worden we reeds herhaaldelijk ge
confronteerd met de aanslagen die
op ons zoete water worden gepleegd.
I We hoeven maar even de Rijn te
I noemen met de weinig prijzenswaar
dige maar niettemin exacte bijnaam
„riool van Europa". En dan te be
denken dat een groot deel van ons
land afhankelijk is van deze rivier
voor de waterhuishouding en zelfs
drinkwatervoorziening.
Er zijn nog andere verschijnselen
die de betrekkelijk kleine hoeveel-
heid zoetwater in ons land bedrei- j
gen. Door het steeds dieper uitgra
ven van de Nieuwe Waterweg drinkt
de „zouttong" vanuit de Noordzee I
steeds verder op.
De energiecentrales hebben de
laatste jaren ook een flinke bijdrage
geleverd tot een bijna algehele ver- j
vuiling. De grote hoeveelheden koel- j
water die voor ergelijke centrales
nodig is wordt aan het oppervlakte
water die voor dergelijke centrales
water onttrokken en later enkele
graden verwarmd weer teruggespoten.
Hoewel cijfers op dit gebied in ons
land ontbreken zijn in Amerikaanse
bladen, waaronder „Scientific Ame
rican" publikaties verschenen
waarin op de ernstige gevolgen van
waterverwarming wordt gewezen.
Door de zogenaamde ..thermal pol
lution" ondergaat het biologisch le
ven in het water ingrijpende wijzi
ging. en daalt het zuurstofgehalte.
Kookpunt
Dr. ing. M. Eckholdt uit Koblenz
berekende dat de behoefte aan elek
trische energie in de Bondsrepu-
liek in het jaar 2000 onge
veer 400.000 Megawatt zal bedragen.
Zou er in de tussenliggende periode
niets gebeuren dan zal het koelwa
ter dat door deze centrales wordt
gebruikt, er voor zorgen dat het
Rijnwater met een temperatuur van
dichtbij het kookpunt Nederland zal
binnenstromen.
In elk geval is duidelijk dat er de
komende jaren stringente maatrege
len noodzakelijk zijn om te zorgen
dat ons nageslacht even helder water
kan gebruiken als wij nu doen.
<In deze serie werden al artikelen
geplaatst op 30 oktober, 1 en 5 no
vember)
Water kan ook verdwijnen.
(GPD) Geloofde Nederland in de negen maanden van au
gustus 1939 tot mei 1940 in de reële dreiging van een Duitse in
val en hoe bereidden land en volk zich daarop voor? Deze
vraag loopt als een rode draad door het boek „Neutraal", twee
de in de serie het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog, van dr. L. de Jong.
Het koninkrijk had nauwelijks enige militaire traditie. Alleen
in de koloniën had het zijn militairen moeten inzetten om de
macht te handhaven. Van landsverdediging en oorlogsvoering
wist men niets.
„Zu
re
regen
De Zweden hebben ons hardhan-
j dig uit die droom gewekt met we-
tenschappelyke publikaties. Uitge-
breide metingen hebben aangetoond
dat de regen die in Nederland valt de
hoogste zuurgraad bevat van Euro-
i pa. De gassen die de auto's, zware
i industrieën en schoorstenen voor
huisverwarming uitbraken, hebben er
voor gezorgd dat het vochtgehalte
van de dampkring ons straks niet uit
j de moeilijkheden kan helpen. Het
regenwater zal ernstig verzuurd
i zijn. De eerstkomende jaren behoeft
het sterk verzuurde hemelwater nog
niet tot grote moeilijkheden te lei
den omdat onderzoekingen heb
ben uitgewezen dat ons oppervlak
tewater nog een grote buffervoor
raad aan kalk bevat. Deze kalk kan
de zuren in het water binden, al zal,
wanneer de zuurgraad nog sterker
toeneemt, de buffervoorraad snel
verdwenen zfjn. Bovendien hebben
Water kan sterven
Tydens de Eerste Wereldoorlog
was men er in geslaagd om de neu
traliteit te handhaven, zij het op het
nippertje, en dan nog meer door af
zijdigheid van de oorlogvoerenden
dan door eigen staatsmankunst. Na
de Duitse inval in Polen was men
wel met de neus op de feitelijke drei
ging gedrukt, maar wie durfde of
kon de situatie nuchter onder ogen
zien?
Een zeer belangrijk deel van de
natie weigerde te geloven dat de
Duitsers, voor wie men heimelijk
een grote bewondering koesterde, de
ze lage, drassige landen zouden aan
vallen. Opnieuw zou het neutrali
teitsbeginsel daar was men zeker
van ons land buiten de oorlog hou
den.
Een ander deel was terecht be
vreesd, maar om die vrees om te zet-
ten in praktische daden en een doel
treffende verdediging op te bouwen,
stuitte op zoveel bijna onoverkome
lijke moeilijkheden, op ongeloof,
onbegrip en zeker ook onkunde,
dat ook van deze groep weinig te
verwachten was.
Trouwens, wat vermag een kleine
en kwetsbare democratie tegenover
een oorlogsdreiging veroorzaakt door
een gewetenloze overmacht van su- 1
pertechnocraten? Is er iets anders1
mogelijk dan zich te verschuilen
achter de onwerkelijke facade van
de neutraliteit, op dat moment meer
een hartstochtelijke wens dan wer
kelijkheid?
Iedereen die in die tijd verant
woordelijkheid droeg, wist trouwens
dat met het slecht uitgeruste en even
slecht geoefende Nederlandse leger
weinig uit te richten zou zijn tegen
de Duitse overmacht, zonder hulp
van. voornamelijk de Fransen en
Belgen.
Het maken van afspraken was
echter uiterst ingewikkeld, wil
de men niet onmiddellijk het verwijt
van Duitse zijde op de hals ha
len. dat wij geen ernst met de neu
traliteit maakten. Men was als de
dood de Duitsers een voorwendsel
voor de inval in handen te spelen.
In deze sfeer van algemene onze
kerheid. moest de regering De Geer
j trachten, zowel de neutraliteit te
handhaven als de landsverdediging
organiseren. In beide gevallen was
het noodzakelijk dat men een dui
delijk inzicht had in de werkelijke
dreiging. Het besef dat Duitsland de
finitief van plan was ook Nederland
te bezetten, groeide zeer langzaam,
te langzaam
Het werd de lijdensweg van de mi-
j litair attaché in Berlijn, majoor Sas.
die van zijn vriend, kolonel Hans
Oster, werkzaam bij het Amt Aus-
land-abwehr regelmatig uitermate
betrouwbare inlichtingen kreeg
over de data die door Hitier tussen
november 1939 en mei 1940 werden
vastgesteld voor de inval ir\ Neder-
j lan'd.
I Zeventien maal heeft Hitler die
data verschoven en steeds werd dat
door majoor Sas gemeld. Maar met
elke datum die door majoor
Sas werd gemeld en die dan ver
streek zonder dat er iets gebeurde,
daalde zijn prestige bij de Nederland
se 'eger'e'ding. Hij werd tenslotte
niet meer geloofd. Hoewel later is
gebleken dat zyn berichten wel dege
lijk juist zyn geweest, werd hij in
die tijd afgeschilderd als „paniek
maker" en kreeg hij de bijnaam ma
joor S.O.S.
BEVOEGDHEDEN
Nederland had dan ook duidelijke
problemen met de staat van oorlog,
waarin het vreedzame land werd
binnengedrongen. Naast het geschil
over de strategie van de verdedi
ging, kwam men in conflict met de
bevoegdheden die op burgerlijk ter
rein in handen van militairen moes
ten worden gelegd. Zodra een land
zich in staat van verdediging stelt,
dienen de militaire bevelhebbers de
gelegenheid te hebben om snel in te
grijpen en een beroep te doen op de
medewerking van alle delen van het
overheidsapparaat.
De hieruit voortvloeiende conflic
ten, gepaard met een toenemende
ontevredenheid over zijn beleid, zou
den het ontslag gaan betekenen van
de op verbevelhebber van de land- en
zeemacht, generaal Reynders en de
benoeming van generaal Winkelman.
Dr. L. de Jong wijdt aan deze
kwestie ruim twee hoofdstukken. On
der de titel „De conflicten met gene
raal Reynders" beschrijft hy de dis
cussies die rezen rond de Nederland
se oorlogswet. die overigens uit 1889
dateerde. Daags na zijn benoeming
op 28 augustus 1939 (de alge
mene mobilisatie was juist afgekon
digd) richtte de generaal zich reeds
in een brief tot de minister van oor
log Dyxhoorn, waarin hy op afkon
diging van de staat van beleg aan
drong. Al zijn voorstellen werden
door de ministerraad verworpen. Het
leek de raad voldoende wanneer al
leen de staat van oorlog afgekon
digd werd. Dat was volgens dr. L.
de Jong een onbevredigende toe
stand.
GERESERVEERD
De regering had een opperbevel
hebber benoemd jegens wie zy gere
serveerd stond en deze moest zyn
hoogst verantwoordelijke functie
uitoefenen in juridische verhoudin
gen, die niemand bevielen, hemzelf
in de eerste plaats niet. Het meest
voor de handliggende zou zyn de oor
logswet te wijzigen. De minister van
Justitie, prof. Gerbrandy wilden
van een principiële wijziging van de
oude wet niets weten. Het bleef vol
gens dr. De Jong „een beetje schar
relen en schuifelen, waarbij opge
merkt mag worden dat de ontevre
den generaal Reynders ijverig naar
zich toe schoffelde wat hy maar krij
gen kon".
Enerzijds ging generaal Reynders
te ver, anderzijds was hy echter
weer te lankmoedig. Een van de re
denen waarom hy in het hele land
de staat van beleg wilde afkondigen,
was zyn wens om de gehele pers on
der censuur te stellen. Voor de rege
ring was dat echter een aanleiding
temeer om niet tot die staat ban
beleg over te gaan. Tussen beide
standpunten was tenslotte geen ver
gelijk meer te vinden.
Dr L. de Jong schryft over gene
raal H. G. Winkelman:
Generaal N. O Winkelman
Henri Gerard Winkelman, de nieu
we opperbevelhebber van land- en
zeemacht, was op 17 augustus 1876
in Maastricht geboren. Zijn vader
was er ambtenaar bij de belastin
gen. Het gezin was protestants. Hen
ri was de Jongste zoon en een lasti
ge knaap: voor zijn hbs-opleiding
moest hij naar een internaat gezon
den worden. Hij had eerst naar In-
dië zullen gaan, maar aangezien
daar al een oudere broer werkzaam
was, hielden zijn ouders hem liever
I in Nederland. Een oom was generaal
1 der cavalerie geweest, de keus voor
verdere opleiding viel op de Konink-
lijke Militaire Academie. Twintig
jaar oud, legde hy als tweede luite
nant de eed van trouw af.
Zijn loopbaan werd die van een
bekwaam beroepsofficier aan wie ge
leidelijk functies van groter verant
woordelijkheid toevertrouwd werden,
nu eens by de troepen, dan weer op
het departement van Defensie of bij
de generale staf. In augustus 1931
werd hij divisie-commandant. drie
jaar later, in "34, verliet hy, byna
achtenvijftig jaar oud. als luite
nant-generaal de dienst. Dat ging
I gepaard met een conflict.
Er was hem te verstaan gegeven
dat hy voor een hoger commando in
aanmerking zou komen. Het was dan
ook „een zware slag voor vader", aldus
zijn dochter, „toen op zekere dag to
taal onverwacht een brief kwam
waarin hem (het sloeg als een bom
in) in overweging gegeven werd, ont
slag uit de militaire dienst te vra
gen. Dat heeft hij geweigerd, men
moest hem dus het ontslag onge
vraagd verlenen".
Door dat gebeurde was hy wel iet
wat verbitterd, maar die verbittering
speelde geen enkele rol niet toen
l hy in '39 commandant werd van de
luchtverdedigingskring Utrecht
Soes ter berg. evenmin toen de rege
ring hem eind januari'40 het opper
bevelhebberschap aanbood. Dat hy
even aarzeide. was gevolg van het
feit dat hy zich afvroeg of hy, zo
veel jaar uit dienst, nog wel voldoen
de in de militaire zaken thuis was.
Hy had niet gedroomd dat hy ook
weer een zo verantwoordelijke post
zou moeten bekleden, „al zijn uni
formjasjes had hy al voor tuinjasjes
vereneden".
BIJZONDERE GAVEN
Generaal Winkelman was een man
van byzondere gaven, zy het dat
deze nooit de publieke aandacht ge
trokken hadden. Zyn gestalte was
1 niet groot naar robuust, zyn vier
kant. hoekig en wilskrachtig gelaat
was door het veelvuldig verblyf in
de buitenliicht verweerd. Wat in dat
gelaat het eerst opviel, waren twee
donkere, menigeen fascinerende
ogen. Als organisator en administra
teur had hy zich in het leger een
grote naam verworven; met meerde-
ren en minderen wist hy verstandig
en beleidvol om te gaan. Hy had
hart voor de troep.
Er ging een opvallende rust van
i hem uit: bevond hy zich in 'n moei-
ïyke situatie, dan gunde hy zich de
tyd, te overwegen welke beslissing de
beste was; had hy die beslissing ge
nomen, dan zette hy door, maar
zonder starheid, zyn kinderen (er
waren er vier) hield hy altyd voor
dat ze de dingen van twee kanten
moesten bekyken, „praterig". aldus
zyn dochter, „was hy helemaal niet.
maar ook niet stug of stroef Wat hij
nodig vónd te zeggen, zei hy dat
moest voldoende zyn".
Generaal Reynders gold als een
beter krygskundige Winkelmans
verdienste was dat hy zichzelf niet
overschatte en, waar nodig, op het
kompas van anderen wist te varen.
Daarby was hy by zonder secuur en
precies. Toen hy. zoals wy al ver
meldden, in '38 als adviseur aange
trokken werd by Philips (een zaken-
milieu waar men geneigd was. ietwat
op beroepsofficieren neer te zien
was er aanvankelyk menigeen die
hem voor „een klein burgermanne
tje" aanzag. Maar dat duurde niet
langDe gepensioneerde generaal
ging het gehele bedryf door. over
woog hoe de evacuatie het best ge
regeld kon worden e>n legde spoedig
verstandige en reële plannen aan de
directie voor. Er ging, op een ge
heimzinnige manier, van deze be
scheiden en eenvoudige man, die af
kerig was van alle uiterlyk vertoon,
groot gezag uit.
BESEF
Niemand die hem kende, twyfelde
aan zyn moed en standvastigheid.
Allerminst bevreesd was hy om ver-
antw»Dordeiykheld te dragen; hy be
sefte er de uitgebreidheid, hy besef
te er ook de grenzen van. Een har
de werker was hy. voor zyn kinde
ren. aldus weer zyn dochter, „een
byzondere vader, wel streng, maar
toch ook erg harteiyk. Hy leefde in
alles met ons mee. Toen een van
myn broers Latyn leerde, ging hij
gelyk met hem op werken: vader
wilde die taal ook leren".
De adjunct-griffier van de Enquè
teoommissie die na de oorlog jaren
lang naar de elkaar tegensprekende
verklaringen van tientallen voor
aanstaanden had moeten luiste
ren en de gewoonte had. ook de mens
te wegen die tegenover de commissie
izat. zag generaal Reynders al» „een
aardige maar geborneerde man, een
typische bureau-officier", van gene
raal Winkelman had hy voor zich
zelf aangetekend ..Sympathieke,
krachtige figuur: Geen intrigant „Ik
had het gevoel", vertelde hy ons la
ter. „dat ik best onder hem wilde die
nen. hetgeen ik onder Reynders of
Dyxhoorn bepaald niet wilde. Je
dacht zo: Winkelman moet iemand
zyn die een goede geest in zyn om
geving kweekt"
Zonder by een party aangesloten
te zyn, was de generaal van huis uit
en van harte de liberale beginselen
toegedaan. In de eerste wereldoorlog
had hy, als zoveel officieren, grote
bewondering gekoesterd voor Duits
land. Die bewondering bekoelde,
I korte tyd nadat Hitier aan de macht
gekomen was; vooral de Joden ver -
volging stuitte hem tegen de
borst. Met vrouw en kinderen eens
op doorreis naar Zwitserland, had de
familie in een Duits stadje staan kij
ken voor de etalage van een schoen
winkel; toen was er een Nazi aange
komen die hun toegebruld had dat
men zich niet behoorde op te hou-
i den by „ein Judengesch&ft" het
was een hele schok geweest.
Dat de koningin aan het oordeel
van generaal Winkelman grote
i waarde hechtte, zal nog biyken; zy
had hem verscheidene keren ont-
1 moet en waardeerde hem. Voor na
genoeg alle ministers daarentegen
I was de generaal, toen hy in zyn
I vierenzestigste levensjaar begin fe-
Ibruari '40 als opperbevelhebber van
land- en zeemacht opnieuw in actte-
I ve dienst trad. een vreemde. Maar
al na de eerste bespreking met hem
i was. aldus De Geer. „de eenstemmi
ge mening: dat is een andere man";
i „er kwam", bevestigde Van Kleffens,
I „een geheel andere sfeer".