jonge agent hoort
>4)k bij werkende jeugd"
ARTIKEL
12
Diskussie met de woensdag-groep
spraak
hef
edrijf
Teleurstellend
gesprek met
twee
bedrijfsleiders
jrview van
irt en Alfons
j lid van de
neenteraad
Hier is de eerste complete Altona-pagina
WEET U VAN DE PROBLEMEN
VAN DE WERKENDE JEUGD?
DAT IS O.A. DE VORMING
VOOR HUN VERDERE LEVEN!
Gr 31 OKTOBER 19M
LEIDSCH DAGBLAD
Voor je ligt de eerste complete Altona-pagina, helemaal gemaakt door werkende
jongeren die morgen hun nationale „rouwdag" gaan vieren. Waarom ze dat doen?
Daar geven ze nou juist zelf het antwoord op.
Cursisten van de Levensschool en de Stichting Vorming Werkende Jeugd zijn
bijvoorbeeld de straat opgegaan om na te gaan wat „men" van hun problemen
weet. Op deze pagina kun je lezen hoeveel dat is.
Verder hebben ze met de leiders van de genoemde cursussen een aantal vragen
opgesteld, die ze daarna hebben voorgelegd aan bedrijfsleiders, iemand van de Leidse
Volksuniversiteit en aan een politiefunctionaris. Al die gesprekken zijn op de band
opgenomen en door meneer Nieuwenkamp (die daar enorm veel werk aan heeft
gehad» uitgetikt. Verder zijn er nog een paar volledig eigen bijdragen van jongens
en meisjes over bijvoorbeeld „de inspraak in het bedrijf".
Het zou leuk geweest zijn als de jongens die voor de kopij hadden gezorgd,
ook zelf deze pagina hadden opgemaakt. Daar was jammer genoeg geen tijd meer
voor. Twee jongens van de redactie hebben dit nu gedaan. Ze moesten zelfs nog
een beetje selecteren, want er was genoeg kopij om wel tweepagina's te vullen.
Je weet. dat iedereen zo'n Altona-pagina kan maken Alleen of met een groep
over elk onderwerp dat je na aan het hart ligt. Het hoeft niet persé een volledige
pagina te zijn, je mag ook stukken inleveren 'tekst, foto's, tekeningen, cartoons,
noem maar op). Als je het leuk vindt, mag je ook komen helpen met het opmaken
van de jeugdpagina "indeling van de tekst en foto's op zo'n" leuk mogelijke manier).
Neem dan even contact op met Henk de Kat of Hein Elbrink van de redactie.
O ja, het tekeningetje hiernaast "wat klein, sorry» is van J. G. Zomers. Jan van
Galenstraat 86. Voorschoten, die daarmee de uitgeloofde 25 pop verdient. Wie maakt
het volgende Altona-vignet?
U C
in
n iLEM NEUTEBOOM en JACOB
EHAND van de Stichting Vorming
Sk >nde Jeugd maakten een interview
Veen politiefunktionaris over de si-
van de werkende jeugd. Spon-
cerd overgegaan naar het politie-
en. Wij laten hier het gesprek dat
31jiver werd gevoerd volgen.
ag: „De politie treeedt een beetje
tww op. het zijn vaak jonge politië
le en. komen pas van zo'n kursus af
nken dat ze God zelf zijn. Bijv. op
g< tber beginnen ze te schelden, be-
n ze te duwen, geven ze klappen,
lat vind ik toch een beetje te ruw
len. Alleen omdat Je jong bent,
.ai klaP
tie: „Ik geloof dat Jongeren an
tegen de jeugd optreden dan
en."
lem: „Ja, ouderen vallen heua
lee hoor."
itie: „De Jonge agent komt op
t eer 19 j"ar van de school af. Dia
dan hiei voor de tyd van een
onder begeleiding van een oudere
o Dus je zult de jonge agent in
ttijd praktisch nooit alleen zien.
orden er steeds op gewezenje
B i in uniform, maak er geen mis-
van. Ik kan wel zeggen dat ar
tisbruik van gemaakt wordt,
treen heeft zijn eigen manier
7j tlt er via de gemeenteraad aan
voer de werkende jeugd ge-
bedoelt: doet de gemeente iets
de werkende jeugd, om b.v. bij
gering te vragendoe er iets
voor. Vooi zover mij bekend is.
gemeente nog nooit gevraagd
o of andere instantie, doe nou
iets voor de werkende jeugd. Er
wel aandacht besteed in de
van huisvesting, men tracht al
om de werkende jeugd naar
»j ield van studenten kamers be-
aar te stellen maar dat is alle-
in een niet vergevorderd sta-
zou de overheid moeten doen
situatie van de werkende jeugd
e beteren?
is de laatste tyd al zoveel
gezegd wat er zou moeten gebeu-
m die situatie te verbeteren. Jul-
ïten, dat er in h et bedrijf ge
il wordt dat de Jeugd aan vor-
gaat doen en aan beroepsoplei-
Daar wordt iets aan gedaan,
het moet eigenlijk niet een
zijn, maar een verplichting voor
[drijf om hun jonge werknemers
gelegenheid te stellen zich ver-
e ontwikkelen. Waar we op ho-
dat het een verplichting jaat
n„
van optreden. Wy hebben hier in Lei
den een groep van 160 man, waarvan
60 bij de uniformdienst (straatdienst),
daar kunnen er natuurlijk altijd een
paar tussen zitten die anders optreden
dan de Jeugd eigenlijk wil. Niet ieder
een kan het zelfde zijn."
Vraag: „Maar als de politie te ruw
optreedt bijvoorbeeld slaat, dan gaat
de andere partij klappen terug geven.
Dan is dat de politieman zyn eigen
schuld."
Politie: „Je hebt het nu over klap
pen. maar ik geloof dat dit hier nogal
mee valt. Ik geloof dat er op 3 okto
ber wel «en* een zetje of duwtje wordt
gegeven, maai- ik geloof een klap. een
opaettelijke klap. nee. En op 3 oktober
is er geen enkele vechtpartij voorgeko
men dus dat is wel gunstig afgelopen.
Er zyn op 2 oktober heel veel mensen
op de been geweest, en dat dan ergens
een klein incidentje zich voordoet, dat
is normaal. Maar klappenwat is
een klap. De èèn noemt iet* een klap,
een ander een duw."
Jongen„Een harde duw dan."
Politie: ..Je moet natuurlijk wel even
begrijpen dat de agent op ao'n dag een
uur of 16 a 18 achter elkaar dienst
doet. Natuurlijk hoeft de jeugd daar
niet het slachtoffer van te worden. Als
de werkende jeugd aandacht vraagt
voor hun problemen, wat trouwens de
studerende jeugd ook doet, dan mag
men ook wel eens begrip opbrengen
voor de politie. Nu jullie het hebben
»Dver de jonge agent, dat is toch in fei
te ook een werkende jongere. Dan is
een foutje ook makkelijker te begrij
pen en te vergeten. Een politieman is
ook een mens en kan uiteraard ook
fouten maken."
Vraag: „De politie mag alles en wy
mogen niks."
Politie: „Kijk dat is nu weer zo'n
opmerking. Ik kan je hier het wetboek
laten zien. waar in staat wat we alle
maal niet mogen."
Jongens: „Als de politie iet* doet.
raakt de ander geïrriteerd."
Politie: „Ja natuurlijk, als er een
bekeuring wordt gegeven is dat ook
zo. Je vindt het nooit leuk als je op
iets wordt gewezen wat je verkeerd
hebt gedaan. Over het algemeen wordt
altyd alleen de fout by de politie ge
zocht. Maar als iedereen z'n medewer
king zou verlenen bij het werk van de
politie, dan zou het heel anders gaan."
Het gesprek ging nog een poosje
door. totdat èèn van de Jongens de vol
gende opmerking maakte: „Kunnen we
niet een keer naar de verkeersmaquet-
te?"
Politie: „Jullie zitten op het cen
trum met een groep. Als jullie leider
ons dan een keer opbelt, dan is het al
tijd mogelyk dat we jullie hier op een
middag het bureau laten zien. het ver-
keerslokaal. by de bromfietsen, de
motoren. Het is ook wel eens een keer
mogelijk dat or een paar mee gaan
met de radiowagen, om te kijken hoe
dat gaat. en waar op gelet wordt."
Jongen: „Niet te veel theorie want
dat gaat vervelen."
Politie: „Dat ben ik met je eens."
Jongen: „Bijvoorbeeld een formu
lier meenemen en dan kijken hoeveel
verkeersfouten er gemaakt worden."
Al pratende werd door de Jongens en
de politieman een programma opge
steld voor een middag by politie. Wat
wil Je nog meer
Ie voorbereiding op een funktie in
bedrijf is onvoldoende. Men weet
ook letterlijk niets van het bedrijf
de werkzaamheden af. Je loomt
r dus als leek. met nog totaal geen
wat de uitoefening van de funktie
je vraagt. Je hebt in Je nieuwe
n nog niets te zeggen en dus geen
iraak. Maar ook al ben Je er nog
lang gedurende Je jeugd, er komt
geen verandering in.
Wij zijn van mening dat het wél
moet. De jeugd moet alles maar slik
ken wat de oudere mensen ons voor
schrijven en dat ie niet democratisch.
Wij willen ook wel wat te zeggen heb
ben in het bedrijf.
Met andere woorden: men moet met
andere Jongeren uit het bedrijf samen
een raad of kommissie vormen. In
zo'n kommissie of raad kan men dan
alle wensen en verlangens naar voren
brengen en desnoods toelichten. Dan
kan men naar de direktie stappen en
dit op tafel leggen. Dan heb Je als
jeugdig persoon ook recht om wat in
te brengen.
Inspraak, medezeggenschap, in het
bedrijf. Dit is nodig en zeer zeker be
langrijk. daar er toch ontzettend veel
werkende jeugd in onze maatschappij
is.
Ineke v. d. Meer
Rita Makkes
Ricky Krom
Reeds mèèr dan 50 jaar geleden
vond de regering het noodzakelijk om
hiervoor een kommissie in te stellen.
Op 1 november is het precies op de
dag af vyftig jaar geleden dat deze
staatscommissie van Wijnsbergen een
rapport uitbracht met onder meer de
volgende verklaring:
Men is zich sinds eenige tientallen
jaaren met verwondering gaan af
vragen hoe het mogelijk is, dat
aan de jeugd in den overgangsleef-
tyd tusschen kind en volwassene,
zoo weinig aandacht wordt besteedt.
Terwijl aan het kind gedurende den
schoolleeftijd zoowel vanwege de
school als daarbuiten in meerdere of
mindere mate een voortdurende en
opzettelijke vorming ten deel valt.
blijft na dien leeftijd veelal slechts
een zeer gebrekkige voortzetting
daarvan over, hoewel de aard en de
omstandigheden van de jeugd na
den schoolleeftijd juist een veelzijdi-
ger opvoeding vereisschen."
Met grote droefenis geven wij kennis
dat ons vertrouwen in de
LEVENSVATBAARHEID
van
vm de Arbeidswet, geboren op t november 1919.
von ons is heengegaan Het recht op een dag per week
onderwijs ol vorming voor werkende jongeren is
in de Arbeidswet al 50 jaar geleden erkend Maar bedrijfs
belangen en de belangen van de Schatkist hebben een
uitvoering van dit recht tot nu toe in de weg geslaan.
Herhaalde oproepen tot specialistenhulp om dit dode artikel
tot leven te wekken, zijn zonder resultaat gebleven.
Artikel 12 ligt opgebaard in de Rijksarchieven
liever geen bezoek
Blijken van deelneming worden verwacht op het adres
Oorsprongpark 9. Utrecht.
Met andere woordenDe jongeren
van 14 tot en met 18 jaar hebben het
recht, volgens de wet die na dit rap
port is aangenomen, op minstens èèn
dag vorming of onderwijs per week.
Wat komt daar in werkelijkheid van
terecht? Niets!
Vijftig jaar geleden was men er al
enige tientallen Jaren achter, dat er
iets gedaan moest worden, en wat
werd er gedaan? Geen barst!
Daarom trekken op zaterdag duizen
den werkende jongeren naar Den Haag
om het gouden jubileum van artikel
12 van de Arbeidswet van 1919 „fees
telijk," „met diepe deelneming" en
„met grote droefenis" te vieren
Waar is artikel 12 gebleven?????
Het ligt opgebaard in de rijksarchie
ven, want het is reeds vele jaren gele
den van ons heengegaan. Misschien
kunnen wij er nog wat van maken,
door het artikel nieuw leven in te bla
zen. Misschien kunnen wij de werkge
vers, de werknemers, de overheid, de
vakbonden etc. het belang doen inzien
van een Levensschool, van een Stich
ting Vorming Werkende Jeugd. Deze
instellingen verrichten het werk zoals
is voorgesteld in artikel 12 van de ar
beidswet van 1919. Maar hun probleem
Is dat de jongeren daarvoor weinig of
geen mogelijkheden hebben om te ko
men. doordat vele werkgevers niet ge
negen zijn een klein gedeelte van de
produktiewinst die de jongeren maken,
af te staan vcor de persoonsvorming
van deze jongeren.
Van de ongeveer 450.000 werkende
Jongeren zyn er bijna 320.000 die geen
enkele vorm van onderwys of vorming
volgen!
Dit is ons grote probleem! Waarom
wordt er niets aan gedaan??????
Nu géén woorden maar, maar einde
lijk eens dó.den! Peter Laugerak
Henk Cramer
Ervaringen van een groep werken
de meisjes die enkele funktionarissen
van een bedrijf interviewde over de
positie van de werkende jeugd.
De beide funktionarissen waren
bereid gevonden hun vragen te be
antwoorden. De ruimte waar het ge
sprek zich voltrok, was lawaaierig.
Typistes bleven hardop doorpraten,
tussen het gesprek door werd door
één van de heren een telefoonge
sprek gevoerd.
Het gesprek verliep als volgt:
Meisje: „Hoe ziet u het beroepsbe
geleidend onderwys nu en in de toe
komst?"
De heer A probeerde ons uit te leg
gen hoe dit onderwys nu in elkaar zat
en hoe het in de toekomst zou kunnen
worden. Hy vertelde ons verder hoe het
vormingswerk binnen een streekschool
een plaats zou kunnen krygen.
Toen begon de heer B ineens iets uit
te leggen wat niet waar was. hy snap
te er niets van. Hij vroeg ook nog naar
onze leeftijden.
Meisje: „Ziet u voldoende mogelijk
heden voor de werkende Jeugd om in
hun vrije tyd aan recreatie te doen?"
De heer B stelde een tegenvraag, na
melijk wat wy er zelf van vonden. Ver
der zei hij nog dat er in Leiden wel vol
doende mogeiykheden voor recreatie
waren maar echt antwoord op de
vraag gaf hij niet.
Meisje„Dacht u dat de werkende
meisjes in Leidon en omgeving op de
hoogte zyn van hun eigen situatie?"
De heer B stelde voortdurend tegen
vragen. Hy wilde by voorbeeld weten
wat wy op het vormingscentrum de
den. hy vertelde ons ook nog hoe we
moesten solliciteren, by wie je je
klachten kwyt kon. Op de vraag zelf
gaf hy pas na lang aandringen ant
woord „duideiyk nee."
Meisje: „Ziet u overeenkomsten of
tegenstellingen tussen de jongens en
meisjes uit uw tyd en de jongens en
meisjes van nu?
De heer B ging een klein verhaaltje
vertellen. Hij persoonlyk zat op de
mulo. maar hy moest er af om geld te
gaan verdienen, hy is toen in de avond
uren gaan leren.
Hy vond dat de Jeugd van vroeger
minder mogeiykheden had dan die van
nu. De jeugd van nu kan meer leren.
Vroeger moest Je ook langer werkep
's avonds en 's zaterdags en Je kon zo
maar worden 'wt«lag©n en dat ia nu
niet meer
Meisjes r vinden wy helemaal
niet waar. ny viueg ons ook nog waar
om we niet naar de mulo waren ge
gaan. We vertelden dat we liever naar
de huishoudschool gingen, omdat we
meer voor het huishouden voelden."
De heer B vroeg of we ons niet ach
tergesteld voelden, omdat we niet op
de mulo of zo gezeten hadden.
We zeiden dat dit niet zo was en we
vinden dat deze vraag nergens op
slaat.
Meisje: „Vindt u dat er verschil oe-
staat tussen de werkende en de stude
rende jeugd?"
B: „De studerende jeugd heeft het
voordeel dat ze meer kunnen studeren.
Mensen die meer gestudeerd hebben,
kunnen betere banen krygen, omdat
ze meer diploma's hebben. De werken
de jeugd is meer achtergesteld omdat
ze minder geleerd hebben en minder
kunnen, maar ze hebben meer vrye
tyd
Meisjes: „Maar wy vinden dat we
ook minder vakantie hebben."
We vonden het gesprek een flop.
Met meneer A viel best te praten
omdat hij ons alles probeerde uit
te leggen, hij begreep ook wel dat
meneer B er niets van snapte.
Lena Rovers
Ada Guyt
Maria Lippens
Diskussie met de woensdagmorgen-
groep van de Stichting Vorming Wer
kende Jeugd te Leiden
Het onderwerp is VORMINGS
RECHT of VORMINGS PLICHT.
Groepsleider: Wat voor gevolgen
zou het hebben als iedere jongere
tussen de 14 en 19 jaar. recht had
op vorming of opleiding in bedrijfs
tijd?"
Groep: „Er is eerst iemand nodig die
je het recht geeft. Overheid, bedryf, het
Rijk, gemeente."
Kees: „De overheid, die moet je het
recht geven."
Karei: „Het bedrijf zal je nooit dat
recht geven. De één misschien wel.
maar de ander niet. Je hebt er nog niets
aan als je een recht hebt. en het bedrijf
is niet bereid dit recht te erkennen."
Dirk: „Het bedryf moet je automa
tisch het recht geven. Ze zullen het
waarschynlyk niet doon, want het kost
ze centen."
Henri: „De overheid moet het recht
geven. En het bedryf moet verplicht
worden dit recht te erkennen."
Groepsleider: „Als er een aantal
jongens uit eenzelfde bedrijf, tegen
hun werkgever zouden zeggen: we
willen naar het vormingscentrum.
Hoe zou dan zo'n werkgever kunnen
reageren?"
Kees: „Een klein bedryf zal het niet
zo gauw doen. want die hebben meer
personeel nodig. By een groot bedryf
zal het wat makkelyker gaan, omdat
die beter de afwezigheid van enkele
jongeren kunnen opvangen."
Henri: „De werkgever kan vragen of
de jongens verdeeld over de week naar
het centrum kunnen komen, zodat ze
niet allemaal tegelyk afwezig zyn."
Cor: „Maar als de baas het niet wil
hebben, en de jongens willen toch, dan
ontslaat de baas de jongens."
Dirk: „Nee, dat kan niet, want dan
moet hy een geldige reden hebben, en
dit is geen geldige reden.
Kees: „Je kunt naar het arbeidsbu
reau gaan en die kan dan de baas ver
tellen hoe de vork aan de steel zit."
Jack: „En zorgen dat je by die baas
kunt blyven."
Henri: „De baas moet ook Je loon
COR V D. BERG EN THEO VAN
HAMEREN zyn met de bandrecorder
de straat op gegaan om mensen naar
hun mening over de werkende jeugd te
vragen. Hier volgt het gesprek dat ze
met de meneer op de foto hadden.
„Meneer, mag ik u wat vragen over
werkende jeugd?"
„Was müssen Sie von mir?"
„Was du vindst van werkende
joigd."
„Sehr gut. Mehr können Sie nicht
von die Deutsch?"
„Nein."
„Dan müssen Sie noch viel lehren."
Later kwam de aap uit de mouw:
„Maar ik spreek ook wel Hollands
hoor, bekende hy lachend. Hy had een
geintje uitgehaald om de jongens dui
delijk te maken dat ze volgens hem
meer aan zelfstudie moeten doen. Hy
zelf had dat ook gedaan, en zie maar
eens wat een plezier je daar van hebt.
VERDER VAN DE STRAAT
„Werkende jeugd is heel goed. Ze
kunnen niet beter. Beter dan die lui
lakken met hun lange haren, die leven
op de kost van een ander. Dat zyn
lanterfanters".
„Werkende jeugd moet een beetje
aktiever zyn en meewerken aan de op
bouw van de maatschappij."
„Werkende Jeugd? Wat is dat nou
weer?"
„Werkende jeugd? Veertien jaar?
Dan mag je niet werken, weet je dat?"
i foto LD Holvast)
doorbetalen, dat is ook een recht. We
hebben recht op vorming en opleiding."
Kees: „Iedereen wil in het leven
vooruit en niemand wil achteruit, ieder
een wil zonodig ook wat leren en als dat
niet zo makkelijk in de avonduren kan.
dan moet je baas de gelegenheid geven,
dit overdag te doen."
Groepsleider„Het kost het be
drijfsleven wel geld. wat we tot nu
toe besproken hebben. Produktiever-
lies, kursusgeld. enzovoort. Hoe zou
dat op te vangen zijn?"
Dirk: ,,'s Avonds overwerken."
Wim: „Maggen ze niet, maggen ze
niet."
Henri: „Verdelen over de week. De
één maandag, de ander dinsdag, enzo
voort."
Cor: „Meer personeel aannemen."
Wim: „Maar dat kost meer centen
voor het bedryf."
Henri: „Dan zou de regering die ba
zen moeten helpen. Hoe weet ik niet
precies. Maar het bedrijfsleven hoeft
ook niet alles te betalen."
Groepsleider: „Moeten alle jon
gens en meisjes tusseii de 14 en 19
jaar verplicht worden deel te ne
men aan vormingskursussen of op~
leidingen?"
Kees: „De baas moet wel verplicht
worden de jongens en meisjes te laten
gaan, maar de jongeren zelf moeten
kunnen kiezen, of ze het willen of niet
willen."
Cor: „Daar heeft ie gelijk in."
Kees: „Vcor werkende jeugd moet
het vrijblyvend zyn. Als het een ver
plichting wordt, dan krijg Je toch rot
zooi. want samen in een groep met Jon
gens die niet willen is niks."
Groepsleider„Jullie zeggen dus:
a. Verplichting voor het bedrijf om
gelegenheid te geven tot vorming
en/of opleiding.
b. Als ze dat niet doen moet er
een instantie zijn, die hen daar op
wijst en eventueel straft.
c. De overheid moet de bedrijven
financieel tegemoet komen.
d. De werkende jeugd moet zelf
kunnen kiezen. Geen verplichting,
wel recht".
AAN 110 CURSISTEN van de Rooms-katholieke Levensschool en de Stichting
Vorming Werkende Jeugd werd een aantal vragen gesteld naar aanleiding van de
manifestatie van de Werkende Jeugd morgen in Den Haag. Een greep uit de 16
vragen en de antwoorden daar op:
Antwoord 14-15 jarigen
l.o "15», havo (-), beroepsonderw "26». leao CS),
vglo <4». mavo (3), huishoudschool '19), blo (1),
totaal (71).
Antwoord 16-19 jarigen
lo (2), havo (1), beroepsonderw. (20». leao (2),
vglo «1). mavo "6>, huishoudschool (7), blo (-),
totaal (39).
14-16 jarigen: agressie tegen het onderwys, geld
gaan verdienen, geen mogelykheden om verder
te leren. 16-19 jarigen: geen zin meer om te stu
deren. geld verdienen, agressie tegen wyze van
onderwys.
14-16 jarigen:
geen "54». schrift 2»avond lts '4), avondmavo
(2). handelsavondschool (-), leerl. stelsel (8),
avond uts "-), steno typen (1), totaal (71).
16-19 jarigen:
geen (15), schrift. 2avond lts avondmavo
(-), handelsavondschool (2», leerl .stelsel '15),
avond ut« (1), steno typen (4), totaal »39>.
"Antwoorden in volgorde van frequentie):
Alle jongeren moeten een vormingscentrum kun
nen bezoeken, zelfde rechten als oudere werkne
mers. beter verdienen, inspraak. «Enkele jonge
ren zyn met de mogelykheden die hun bedryf
hen biedt best tevreden».
Op welke dagschool
heb Je het laatst gezeten?
Waarom ben Je gaan
werken? "Antwoorden in
volgorde van frequentie)
Welke cursussen volg je
naast je werk?
Geef in het kort *an wat
er verbeterd zou moeten
worden?
Interview tussen Nan de Wolf en
Hein van Duyn van het vormings
centrum voor werkende jeugd en een
funktionaris van de Leidsche Volks
universiteit.
Wat vindt u er van, dat er Jongens
en meisjes zijn, die op 14-jarige leeftijd
gaan werken?
„In sommige gevallen is dat wat
vroeg, in andere gevallen kan ik het
me voorstellen dat er jongelui zyn die
geen zin meer hebben langer op
sc hooi te gaan, en dan heeft het ook
geen zin langer op school te blyven.
Het mooiste zou zyn. dat deze jonge
mensen een opleiding in het bedryf
zouden kunnen krijgen. Als dat 210 is.
dan hoeft het geen bezwaar te zyn dat
men op jonge leeftyd gaat werken.
Als men door wat voor oorzaak dan
ook gedwongen wordt te gaan werken,
terwyl men nog graag op school was
gebleven, dan ben ik er legen."
Weet u wat voor opleidings- en vor
mingsmogelijkheden deze jeugd heeft,
naast hun werk?
„Ik geloof dat dit de laatste tyd
sterk verbeterd is. Avonds worden
er genoeg kursussen gegeven waar
iedereen aan deel kan nemen. De
volksuniversiteit geeft gei>oeg kursus
sen die voor iedereen toegankelijk zyn.
Als men wil, dan kan men wel stude
ren."
Mogelijkheden zijn er wel. Vindt u
dat de overheid en het bedrijfsleven de
werkende jongeren voldoende gelegen
heid geven aan de kursussen deel te
nemen?
„De mogelykheden die er zyn, wor
den niet voldoende uitgebuit door de
werkende jeugd. Ze hebben er te wei
nig tyd voor over. Er zyn er die zich
niet zo bekommeren om de toekomst.
Bedrijven moeten wel de nodige soepel
heid betrachten de jonge werknemers
kansen te geven voor opleiding en vor
ming.
Aan de andere kant moet het ook
niet te gemakkelyk worden gemaakt
Als er werkelyk gestuurd wordt of
vormingscentra worden bezocht, dan
moeten de werkgevers dit wat de toas
ten betreft voor hun rekening nemen
en het salaris doorbetalen. Daar ben ik
sterk voor.
Vindt u dat er meer aandacht aan de
werkende jeugd moet worden besteed?
„Ja, dat vind ik wel. We zyn in een
tyd dat de standsverschillen tussen
werkende jeugd en studerende Jeugd
wat wegvallen. De studerende voelt
aan. dat de maatschappij niet kan
draaien zonder de man die met zyn
handen werkt, en andersom.
Aan de andere kant vind ik wel dat
de werkende jeugd uit zyn hokje moet
komen en ook een stap in de goede
richting moet ckoen. Ze moeten ook
eens gaan kyken by de studenten en
in de schouwburgen etc. Allemaal din
gen waarvan de werkende Jongeren
zeggen: dat is alleen voor deftige
lui."
Wat voor mogelijkheden zUn er voor
de werkende jeugd om aan vrye-tyds-
besteding te doen?
„Dat is dacht lk hetzelfde als voor
niet-werkende jeugd. Ze kunnen lid
worden van sportverenigingen, films
bezoeken als ze niet studeren etc. Van
onderscheid ls geen sprake meer ln
Nederland."
Ziet u een gerichte toekomstmoge
lijkheid voor de werkende jeugd?
„Ja zeker, ik dacht dat vele bedrij
ven reeds een eigen bedryfsopleiding
hebben. Om ze goede vakmensen te la
ten worden. Deze zUn voor het bedryi
onbetaalbaar. Een voordeel is dat je
long by een bedryf gaat werken. Je
kunt dan alle fases van een bedryf
doorlopen. Als je er by studeert, kun
je van alles bereiken. Het kost Je wel
moeite. En dat zou misschien iets ge-
makkelyker gemaakt moeten worden.
De toekomst voor ieder hardwerkend
mens is. dacht ik. verzekerd. Vroeger
sprak men van arbeiders. Dat hoor Je
tegenwoordig haast niet meer. Er is
meer toekomst voor de werkende Jeugd
dan 10 of 20 jaar geleden.