BOUWEN
VEELAL
ZOEKEN
EN TASTEN NAAR COMPROMIS
Over de akoestiek
niets te zeggen
„ALS DE SPORT EEN GLADDE VLOER VEREIST
HEEFT HET VEE BEHOEFTE AAN EEN STROEVE"
In gesprek
met bouwer
J. de Gmijter
m-- HM
Tien jaar
Waaier
Goedkoper
Eisen
Akoestiek
Reclame
FOTO'S
LD/HOLVAST
LEIDATO-BIJLAGE
LEIDSCH DAGBLAD
29 AUGUSTUS 1969
De gigantische Groenoordhal
werd ontworpen door de Arn
hemse architect J. de Grutter.
Zijn „rechterhand" bij dat
werk was de heer H. Hennlnk.
„Ik ben er geweldig biy mee",
zegt deze. „Ik vind het een ge
weldig ding. Het is groot, maar
wel passend in zyn omgeving.
Van binnen moet je aan die
enorme ruimte wel even wennen
Toen ik er de eerste keer in
kwam ben ik op de grond gaan
zitten om het rustig over my te
laten heenkomen".
„Nu ja, zo leeg ïykt het altyd
veel groter", meent de heer De
Gruyter. „Als wy in de R.A.I.-
hallen komen staan er altyd wel
auto's, caravans of boten in.
Dat geeft meteen een veel klei-
ner idee. Zeker, de Groenoord
hal is groot, maar ik ben er niet
bang voor, dat hy onmenseiyk
zal zyn".
Voordat de heer De Gruyter
aan dit Leidse project begon had
hy geen ervaring met veemarkt
hallen opgedaan. Er zyn' er na de
3bk 1b sbbI ii
oorlog trouwens maar zo'r; drie
of vier in ons land gebouwd.
Neen, hy wil zich beslist geen
specialist noemen.
De heer Hennink vindt dat
toch wel wat te bescheiden. .De
heer De Gruyter is wel degelyk
gespecialiseerd in deze kant van
het vak. Hy heeft veel gebouwd
in de sector rund en wat daar by
hoort".
..Ach", relativeert de heer De
Gruyter zelf. .Iedereen heeft zo
zyn eigenaardigheden. We heb
ben hier nu eenmaal veel gekke
dingen. Zo bouwen we het dier
geneeskundig instituut, waar
vaccins voor mond- en klauw
zeer worden bereid. En we ont
wierpen een gebouw voor de toe
passing van' atoomenergie in de
landbouw in Wageningen. Com
pleet met kernreactor. Trouwens,
ook de bekende kernreactor in
Dodewaard is een ontwerp van
de heer De Gruyter. Maar om
welk ontwerp het ook gaat, tel
kens ontstaat het uit een pro
gramma, dat op papier staat.
Daar moet je var. uitgaan en
daar moet je by terugkomen.
Daarom is het steeds zoeken
naar het aanvaardbare compro
mis. Je moet of een offer bren
gen aan de vorm of aan de func
tie. Ik matig liever mijn eisen
qua vormgeving wat als het doel,
waarvoor wordt gebouwd, volle
dig kan worden bereikt. Myn
leermeester Rietveld zei altyd:
„Jong, doe het zo eenvoudig mo-
gelyk. het is toch al moeilyk ge
noeg". Ik bouw dan ook graag
ir; de utillteitssfeer eigenlyk li&-
ver dan een stadhuis neerzet
ten".
.Dus geen behoefte aan
monumentaliteit", lacht de heer
Hennink.
„Man, ik zou er onderste
boven van zyn", bekent de heer
De Gruyter.
LEIDEN MOOI is een woord, dat een architect niet zo
snel in de mond neemt. Ook de man niet, die de Groenoordhal
ontwierp, de heer J. de Gruijter.
„Of die hal mooi is? Ik weet het niet. Wat is mooi? Een
nogal relatief begrip. Wat de een mooi vindt kan de ander wel
lelijk vinden. Er zijn maar weinig mensen in de wereld, die
iets echt mooi kunnen maken. Je werkt omdat je plezier in je
werk hebt. Je gaat uit van een programma, dat je in bouwele
menten moet vertalen. Maar als iets ambachtelijk en functio
neel goed is, is het toch eigenlijk al mooi.
En dan telt ook het punt schaal zwaar mee. Iets kan grof
lijken in zijn omgeving of een Hans-en-Grietje-indruk geven.
In beide gevallen zit er iets scheef. Wat je aanvaardt alsof het
zo hoort, is wat schaal betreft pas goed".
De heer De Gruyter twyielt er ove
rigens niet aan. dat er kritiek op zyr;
bouwwerk zal losbarsten. Hy is er
niet bang voor. Hy raakte er wel aan
gewend.
„Al in myn opleidingstyd heb ik
blootgestaan aan kritiek. Als je dacht
iets goeds te hebben gewrocht, dan
gaf de docent je wel een fikse dreun
op het hoofd. Ik sta open voor kritiek,
maar ik word er heus riet door in de
grond geboord. Wy architecten heb
ben nu eenmaal altijd kritiek op het
werk van een ander. Ik net zo goed.
Maar we kennen ook niet altyd de
achtergronden. We weten ook niet
van welk programma moest worden
uitgegaan. Waarom is dat zo gedaar;
en niet anders? Men heeft zich aan
dat programma te houden. En binnen
dat vaak strenge kader zyn veel pro
blemen alleen op te lossen met een
compromis".
Dat „programma" de leidraad
volgens welke hy te werk moest gaan
kreeg de heer De Gruyter nu al
weer meer dar; tien jaar geleden van
de directeur van de Leidse Markt- en
Havendienst, de heer M. Weima. Om
precies te zyn in 195-8.
Na de voltooiing van zyn studie aan
de Academie voor Bouwkunst in Am
sterdam werd de heer De Gruyter in
dat jaar medewerker en drie jaar
later compagnon van de Arnhemse
architect Hamerpagt. Als architect
van de KEMA had deze veel bindin
gen met o.a. de Leidse Lichtfabrieken.
Maar het was niet alleen industriële
bouw, wat hij in de Sleutelstad deed.
Ook de ontwerpen voor b.v. de Vre-
deskerk en de Koningskerk kwamen
uit deze koker.
Voldoende relaties met Leiden dus
om een opdracht te kunr.en verwer
ven voor het ontwerpen van een vee
markt in Leiden.
Het werd de eerste grote opdracht
voor de nieuwe medewerker J. de
Gruyter. Het gebouw moest op het
Schuttersveld verryzen. De heer Wei-
ma zette alle wensen op papier. Met
dit programma en de heer Weima
reisde de heer De Gruyter o.a. naar
Hamburg, waar een grote waaiervor
mige hal stond.
„Een pracht gebouw", vond de
heer Weima. Dus ging de architect
De Gruijter aan zyr; tekentafel staan
en projecteerde voor het Schutters
veld een waaiervormige hal met drie
bogen.
„Het was een groots gebouw. Onge
veer even groot in oppervlakte als de
huidige Groenoordhal. Maar ja, toen
barstte in Leiden het spektakel los.
Moest die veemarkt nu wel op het
Schuttersveld komen? Moesten de
koeien naast de schouwburg gaan
staan loeien? Enfin, laten we daar
nu maar niets meer over zeggen.
Trouwens, de kosten kwamen toch
te hoog uit. Veel te hoog zelfs. Het
was de helft van wat de Groenoord
hal nu heeft gekost, maar het was
dan ook meer dan tien jaar terug.
Het slot van het liedje was echter,
dat de hal niet doorging. Niet op het
Schuttersveld en niet in die vorm".
Wat nu? Men ging een kykje ne
men in Doetinchem, waar juist een
nieuwe veemarkthal gereed was ge
komen. Een rechthoekige ruimte met
gebogen spanten. Veel simpeler. Veel
kleiner. Maar ook veel goedkoper. Zou
dat nu wel mooi genoeg worden? Kan
het niet anders? Byvoorbeeld met
zeildaken? De discussie het was
inmiddels 1959 geworden barstte
opnieuw in volle hevigheid los.
„Laten we nu eerst een plan
maken", stelde de heer De Gruyter
voor, „dan kunnen we daarna verder
zien". Men kon het erover eens wor
den. dat er toch iets moest gebeuren
en dus kon de heer De Gruyter zich
voor de tweede maal over zyn teken
tafel buigen.
„Het plan. dat toen ter tafel
kwam. was gelukkig in aller ogen zo
acceptabel, dat er over zeildaken en
andere mogelijkheden niet meer werd
gesproken".
Maar de tyd ging verder. En de el
lende van vechten voor rijksgoedkeu
ring, bestedings. en kredietbeperkin
gen en andere financiële problemen
was aangebroken. De plannen moes
ten maar in de kast blijven liggen. Er;
van de oorspronkeiyke kostenraming
bleef geen steen overeind. Elk jaar
werd het bedrag zo n zes tot zeven
procent hoger.
by gebruikte chemicaliën. Het kon
nooit anders dar. een compromis zyn.
In overleg met T.N.O. hebben we de
voorkeur gegeven aan een dichte top
laag van warm asfalt. Voor .topsport
zeker niet geschikt. Maar er kan op
worden gesport en het vee kan er
ook goed op terecht".
Nog andere onderdelen van het
plan werden gewyzigd om de Groen
oordhal voor meer dan alleen vee
markt geschikt te maken.
Maar niet alleen werd alles duur
der, met het verstryken van de tyd
veranderden ook de eisen. Men had
aanvankelyk alleen maar aar; een
veemarkthal gedacht. Maar allengs
kwam het idee van een combinatie
met sporthal steeds meer boven dry-
ven. Dat veroorzaakte (vaak ingry-
pende) wyzigingen in de plannen.
„Natuurlyk, want by de sport!
is de vloer het criterium. Om die vloer I
draait eigenlyk alles. Maar de voor'
sport ideale verende houten vloer is
in een veemarkthal nu eenmaal niet
te verwezenlyken. Als de sport om
een gladde vloer vraagt, dan heeft
het vee stroeve grond onder de poten
nodig. In zo'n veemarkthal moeten
auto's kunnen rondryden. De vloer
moet kunnen worden schoongespoten
en ontsmet. Hy moet dus bestand
zyn tegen de inwerking van de daar-
„Zo hadden we aanvankelyk het
plan op een derde deel van de vloer
vaste schuine opstanden voor het vee
te maken. Ideaal voor het doel, maar
we hebben die gedachte laten schie
ten anders zou dat stuk van de hal
voor niets anders meer te gebruiken
zyr; geweest. Nu wordt er alleen maar
met losse rechte opstanden gewerkt.
Dan heeft het aantal kleedkamers
55
55
een aanzieniyke uitbreiding onder
gaan. Er zyn er nu zes. Met douches
en alles wat erop en eraan hoort.
Neen, het geheel heeft een duidelyk
bredere functie gekregen".
Op dat pur.t aangeland komt dan
als vanzelf het vraagstuk van de
akoestiek naar boven. Hoe zal het
worden? De heer De Gruyter kan er
geen antwoord op geven. Akoestische
overwegingen hebben geen deel uit
gemaakt van de eerste plannen, die
immers alleen in de richting var. een
veemarkthal wezen.
„Misschien zou er nog wel wat
van te maken zyn. maar dat gaat
geld kosten. Maar buiten dat. het is
een heel penibele zaak. In de Rotter
damse Doelen bijvoorbeeld was alles
louter en alleen gericht op muziek.
Daar ging het goed. Maar in het
Haagse Congresgebouw, waar het ge
sproken woord toch ook een belang-
ryke rol vervult, schreeuwt nu ieder
een, dat muziek niet ideaal overkomt.
Als we zo'n twee ton zouden kunnen
uittrekken, zouden we ook nu nog
akoestische voorzieningen in de
Groenoordhal kunnen treffen. Zo'n
bedrag heeft trouwens al eens op de
begroting gestaan, maar door finan
ciële moeilykheden viel hy er weer
af. Nu is de geluidsinstallatie in de
eerste plaats afgesteld op het gespro
ken woord. Voor mededelingen en
aankondigingen. En als men de plaat
jes, die men laat horen, daar een
beetje op afstemt, zal het heus wel
meevallen. Maar het kan een zwem
bad of een stationseffect geven,
dat is niet precies te zeggen. Het
hangt ook af van het aantal perso-
r'en. dat in de hal aanwezig is. Dat is
vaak maatgevend. Het maakt een
enorm verschil of zo'n immense hal
leeg is of niet".
De gaanderyen van de hal waren
aanvankelyk alleen bestemd om
standhouders gelegenheid te kunnen
geven hun waren tydens de veemark
ten aar. de man te brengen. Nu is ook
daar een ander facet bygekomen:
staanplaats voor de kykers by de
sportgebeurtenissen. De mogelykheid
om op de schotten langs deze gaan
deryen reclame aan te brengen is
onveranderd biy ven bestaan.
De bouw van dit kolossale gebouw
(met een vloeroppervlakte goed voor
negen tennisbanen of zes handbalvel-
den) heeft nagenoeg geen moeilyk
heden opgeleverd. Zelfs niet het
plaatsen van de majestueuze houten
bogen. Gevaarten van zo'n twintig
ton.
„Geruisloos verlopen", constateert i
de heer De Gruyter achteloos. „Kyk,
ook hierby speelt het feit, dat wy
aanvankelyk primair aan een vee
markt dachten, een rol. Er moesten
koeien in. Dieren, die agressieve dam-
De kolossale houten bogen,
die de basis vormen van de over- j
kapping van de hal.
pen afscheiden. Dampen, die nogal
kwaiyk zyn voor staal. Inmiddels
zyn we zover, dat we zulke staal
constructies daartegen goed kunnen
conserveren, maar dat was tien jaar
geleden nog niet zo vanzelfsprekend.
Daarom hebben we voor hout geko
zen. Dat is nog goedkoper ook in on
derhoud. Die bogen zyn gemaakt door
een firma in Doetinchem. Toen we
het gebouw ontwierpen, was het de
grootste overspanning in hout van
Europa. Nu is het nog wel de groot
ste overkapping in Nederland. Die
firma heeft de ervaringen by ons op
gedaan goed uitgebuit. In Frankryk
staat er al een gebouw van 93 meter
breed, dertien meer dan in Leiden, en
in Zuid-Amerlka zelfs één van 101
meter