Christines stem klinkt al in vele operahuizen IMAGINAIR REALISME VAN CAREL WILLINK CONFRONTATIE MET VROEGER 'Drie over Rood' „HET PUBLIEK HIER HEEET ME NU GEACCEPTEERD" Jef Last: Drie over rood, uit geverij Kosmos. Amsterdam. Deze uitgave bevat drie com plete romans van Jef Last. ge titeld Marianne (1930). Elfste dentocht <1941) en Zuiderzee <1934' Z\j bestrijken de woelige periode van omstreeks 1915 tot en met '40 en daar Jef Last in de eerste plaats een socialisti sche schrijver is, geven zij een tijdsbeeld. Om enkele bijzonder heden over het leven van deze schrijver op te halen: hij heeft sinologie gestudeerd en is een kenner van de Chinese filosofie. Hij heeft in 1936 gevochten te gen het fascistische bewind in Spanje en hij was een tijdlang aanhanger van het Stalin- communisme. Deze beide laatste zaken zijn hem wel duur te staan gekomen. Wie in de inter nationale brigade in Spanje ging vechten, verloor zijn staats burgerschap. Of hij dit weer te rug heeft gekregen, weet ik niet, maar wel heb ik kort. geleden gelezen dat er nog medestrijders van hem zijn, die dat niet heb ben. Toen hij zich afwendde van het Stalinisme, werd hem dat door de communistische partij zo kwalijk genomen, dat deze geen vuil erg genoeg achtte om het hem naar het hoofd te gooien. Verder is hij leraar ge weest op Bali. Hij was bevriend met de Franse schrijver André Gide en heeft zijn herinnerin gen aan deze auteur gepubli ceerd in 1966 Hij is een vrucht baar auteur die behalve vele ro mans. ook enige bundels poëzie heeft uitgegeven. Voor wie de romans gelezen heeft in de tijd var. hun ver schijnen is deze herontmoeting wel een beleving, waarmee ik niet zeggen wil dat het dat voor hen die ze niet hebben gelezen niet zou zijn. Het is altijd inte ressant geëngageerde romans uit een bepaald tijdperk te lezen, als men weet wat daarna geko men is. Ook wat betreft de lite raire kant is dat zo. De vorm van deze romans is die van wat in die tijd de simultaanroman genoemd werd. de roman die door het in tamelijk korte frag menten laten optreden van ver schillende groepen mensen, iets met de film gemeen begon te krijgen. De Amerikaan Doe Passos was daar een voorbeeld van. Opvallend is de losse opzet van deze romans. Het is voor de helft roman, voor een deel docu mentatie en voor een ander deel betoog. Aan dit laatste zal men au niet meer zwaar tillen, daar de hedendaagse schrijver ge wend is allee in zijn boek te ge bruiken wat hem dienstig voor komt om zijn beeld kracht bij te zetten. Zoals ik al min of meer gezegd heb, zijn de romans van Jef Last tendensromans. De sociale ver ontwaardiging en het medelij den met ae ..verworpenen der aarde" maken dat zijn gestalten soms meer vertegenwoordigers worden van een toestand dan individuen. Jef Last is geen groot psycholoog. Hij kan het beste overweg met zijn boeren, zijn vissers, zijn dijkwerkers. Wat heel treffend ie, is de wijze waarop hij deze mensen en hier moet men de tijd in aan merking nemen volgens de traditie zeer godvruchtig, de eerste sporen van weifeling geeft niet zozeer aan hun geloof als wel aan de kerk en haar diena ren. Moeilijker wordt het hem t« volgen bij liefdesaangelegenhe den. Zijn liefdesscènes doen be- paald wat drakerig aan. maar ik denk dat dat ook de indruk is die men er in de jaren van het verschijnen van de romans van kreeg. Veel beter werkt hij in zijn impressies van land schap, zee en kllmaatverschyiv- selen, met de sfeer van het leven in boerenhuizen, in krotten en in barakken. Zijn drijfveren zijn verontwaardiging en medelijden en zy'n dichterijlke aard maakt hem eerder een gevoelig mede mens dan een felle aanklager of een koele propagandist- In de eerste roman van dit drietal, „Marianne", zou men zelfs zo ver kunnen gaan van een proza- ballade te spreken, ondanks de taferelen van opstand en straat gevechten. Zowel „Zuiderzee" al® „Elfste dentocht" zijn realistischer. De laatste zou men eerder een streekverhaal kunnen noemen in wezen een ketting van verha len waarvan de schakels zonder mankeren in elkaar grijpen. Het boek is minder sociaal geënga geerd; een zuiver Fries boeren - en vissersverhaal met als mid delpunt de elfstedentocht, het bane bedrijf dat zoveel invloed heeft op de bewoners van de noordelijke provincie dat er zelf® erfenissen van afhangen. „Zuiderzee" is van de drie het sterkst en het grootst van opzet. Het doel is duidelijk en de taal feller en dramatischer. Het ia een drama van opbouw deels en van ondergang; het droogmaken van de Zuiderzee en de onder gang van de vissersbevolking, speciaal die van Urk. Het is d® kroniek van de machtsvermin- dering van het christelijk staats bewind (Colijn) en het doorko men van het socialisme, maar ook het verhaal van de manne lijke vriendschap van de Urkear Jongens Theun en Auke. „Revolterende" romans staat erop de omslag. Dat zijn „Mari anne" en „Zuiderzee" inderdaad en de neiging de tijd van toen te vergelijken met die van he den ligt voor de hand. De leuzen zijn wat meer toegespitst. Het „vrijheid, arbeid, brood" la uit gebreid tot vrijheid en inspraak (dat woord gebruikte men toen nog niet). Arbeid heet nu loons verhoging maar wat Nederland betreft, hebben we in die ruim dertig Jaar het afzichtelijke spook genaamd .honger" wel onder de knie gekregen. Clara Egglnh. pOWDBRDAO M MAART 18SB LETDSCH DAGBLAD (Door Eöy van Hoeren-) AMSTERDAM KFPD) „Pk heb gieteravond het debuut van de yfederlandse sopraan Christine Deutekom meegemaakt in de Metro politan Opera. Ze zong hier in New York haar glansrol: de Koningin tan de Nacht m Mozarts „Zauberflöte"Het was werkelijk een be levenis. Eigenlijk had ik een andere afspraakmaar ineens kreeg ik twee haartjes voor de opera. De producer, aan wie ik vroeg om met me mee te gaa-n. zei: Ach, die Zauberflöte héb ik al zeker vijftien heer gehoord ik denk niet, dat er vanavond veel nieuws te be luisteren valt. Goed, hij is toch meegegaan. Sceptisch weliswaar, maar ik zal u zeggen: hij was één van de eersten die boven op zijn stoel stond te juichen na de eerste aria van Christine Deutekom. Het verwende, snobistische Newyorkse publiek was buiten zichzelf van enthousias me. Ik heb nog nooit zoiets gezien. Na afloop heb ik haar gesproken se was er zelf een beetje van onder de indruk, begreep het alle maal niet zo best. Op zo'n moment, als je daar dat kittige Amster damse vrouwtje ziet. dat met complimenten en bloemen wordt over laden, dan voel je je toch wel een beetje trots". Dit is een stuk uit een brief die wij bi december 1967 kregen van Tom Meijer, regisseur-producer bij de We reldomroep. op dat moment op tour nee door Amerika. In dat jaar ken de men in Nederland nog maar nau welijks de naam van Christine Deu tekom. Nu, ruim een jaar later, doet Nederland zijn uiterste best om Christine hier wat vaker te laten zin gen. Een gezellig mens. Zo zou je haar het beste kunnen omschrijven, zoals ze daar zit. met de pantoffels aan haar voeten, temidden van alle bloemstukken in haar flat in Am- sterdam-Buitenveldert. Aan een kast hangen een paar avondjurken, die straks weer meegaan in de koffer. De zieke dochter wil wat water, een buurvrouw brengt wat verse vis voor de kat en de aardappelhandelaar brengt drie kilo Zeeuwse klei-patat ten boven. Zo te zien is zij een gewo ne huisvrouw, die zich op het oog in niets onderscheidt van al die andere vrouwen die ons land bevolken die ook gewoon met de bus meegaat, want ze kan niet eens autorijden. Een lichte, haast kinderlijke spreekstem heeft ze, met een nauwelijks hoorbaar Amsterdams accent. Ze werd in de Spaarndammer- buurt geboren, zong als kind al in koortjes, vergtat het hele zingen tij dens de oorlog, deed in die tijd haar middenstandsdiploma, volgde wat nu de school voor de detailhandel heet. beton een winkeltje in lingerie, trouwde, kreeg een dochter en toen, ineens, vijftien jaar geleden, pakte ze de aangstudie op. In 1963 maakte ze haar debuut bij de Nederlandse Ope- ïa en enkele jaren later kende de hele operawereld haar naam: een ontdekking van de eerste orde. Met één van de kleine rollen, die Christine bij de Nederlandse Opera zong, kwam ze twee jaar geleden te recht in Barcelona. Sindsdien is haar iter gaan schitteren. Christine begon aan een werkelijk grote interna tionale carrière, waarbij ze zelfs kans zag om New York op de knieën te krijgen. „Al® je zelf hier op heel beschei den manier vertelt, hoe enthousiast de mensen soms gereageerd hebben, dan zie je ze hier altijd kijken met een sceptische blik in de ogen: zo van „zou dac nou wel waar zijn", maar als anderen het mij vertellen, dan moet ik het zelf gewoon ook voor waar aannemen. In deze twee jaar heb ik ook een paar platen gemaakt en die heeft mijn manager af laten luisteren in Italië. Daar vielen ze zo buitengewoon in de smaak dat ik er eerst maar eens moest komen optre den in de opera Cosi fan Tutte van Mozart. Daarna ben ik voor drie jaar gecontracteerd in Venetië. Om heel eerlijk te zijn: ik heb in Italië een ontzettend grote kans gekregen. En daar ben ik erg blij mee". In alle verhalen over Christine Deutekom, die nu opeens in onze va derlandse ka-anten worden afgedrukt, wordt Christine op een wat typische manier afgeschilderd. Ze wordt voor namelijk beschreven als een soort zingende huisvrouw, die beschikt over een prachtige stem dat wel. „Het klinkt misschien verschrikke lijk cru en ik bedoel het niet kwaad, maar het is toch wel zo als Ik zeg: het is gewoon dommigheid van die mensen. Je kunt natuurlijk nooit twee dingen tegelijk doen je bent of huisvrouw of je hebt een ander vak. Als je liefde voor je vak hebt, wat ik nu eenmaal heb, kun je je niet al te intens bezighouden met je huis houden. Dat ik de zaken al met ai toch wel bij elkaar houd, ligt niet aan my. Het ligt aan mijn oudere die mij hel pen en dat ligt aan myn man en aan mijn dochter die zo soepel zijn. Ik ben nooit een doorsnee huisvrouw ge wrest en ik zal het ook nooit worden. Misschien schrijven de mensen dit soort dingen wel, omdat ik erg hecht aan mijn gezin. Ik weet het niet, maar de combinatie van een huis houden bestieren, en een echt vak uitoefenen, vindt men gewoonweg slecht". Christine lacht er hartelijk om. Klassieke en dan zeker opera-pla ten, zegt men hier in Nederland, zyn een moeilijk te verkopen artikel. Christine: „Ik begrijp eigenlijk niet waarom. Toen ik pas geleden in het Concertgebouw optrad, waren er zelfs extra stoelen bijgezet en als je nou denkt: dat zijn allemaal Amsterdam mers, dan heb je het mis. Ze kwa men uit alle delen van het land. Dus laat ze mij niet wijs maken dat Ne derlanders niet van opera en operet te houden. Dat wil er bij mü niet in". Ze kan het weten: haar platen (twee grote en één kleine) lopen uit stekend We praten over de ellende dat ope ra, om wat voor reden en door wie dan ook. zo exclusief gehouden wordt en dat het zo jammer is dat er hier haast geen opera-gezelschappen zijn in ons land. behalve dan Forum uit Enschede. „Die mensen werken on gelooflijk hard en ook goed. En weet u wat nou het gekke is? Als de criti ci maar enigszins de kans krijgen, schilderen ze Forum af als derde rangs gezelschap, ergens uit de pro vincie. Het is zo gemakkelijk wijzen met je vinger, als je zelf niets doet". De mogelijkheden in Nederland. Is het niet vervelend dat ze zo zel den aan haar eigen publiek kan la ten horen hoe ze zingt? „Ik weet het niet. Ik houd niet zo van dat bewijzen dat hoef ik trou wens met, want in het buitenland ben ik al hoog en breed geaccep teerd. Ik heb op vele planken ge staan temidden van de grote gere nommeerde namen uit dit vak. Maar hier in Nederland moet ik mezelf voor de critici aldoor nog maar bewijzen. Dat vind ik gewoon onprettig. Wat het publiek betreft: dat heeft me gelukkig allang geac cepteerd. Dat ik zo weinig zing in Neder land heeft overigen® een andere re den. Ik heb gewoon geen tijd. Ik heb nu al vaste data staan voor 1970, zelfs voor 1972 Venetië, zoals ik al vertelde. Daar hebben ze zelfs al uit gedokterd wat ik dan ga zingen- Daar ga ik o.a. „La Traviata" doen zelf heb ik het gevoel dat ik daar nog niet helemaal rijp voor ben. Ik vind haar zo'n gecompliceerd mens en je bent er niet af door te zeggen: het is een goedkope prostituée. want dat is ze beslist niet- Technisch kan ik die rol wel aan, maar op het men- seflijk vlak nou nee, dat gevoel heb ik nog niet. Maar alles bij el kaar: wat blijft er dan voor tyd Christine Deutekom straks ook La Traviata over voor Nederland? Ik schuif er af en toe wel eens een concert tus sendoor, maar dat is ook het enige wat ik kan doen. Dan krijg ik alweer op mijn boterham dat ik teveel hooi op mijn vork neem, maar dat is be slist niet waar. Als ik nou reken dat al mijn collega's, de grootsten van de groten en zeker ook de kleinere goden, tenminste drie keer per week zingen en ik zie dan dat ik één, soms twee, maar hooguit drie keer in de week zing, dan vind ik niet dat ik teveel doe. Maar als je er niet in zit, dan heb je geen idee wat er om gaat in een operahuis en dan is het altijd zo gemakkelijk praten. De voorstellingen die hier in Nederland worden gegeven, zijn veel te schaars niet alleen voor het publiek, maar ook voor de zangers. Je kunt hier niet uit de voeten, je kimt hier geen repertoire opbouwen. Het enige wat je hier kimt doen is zitten piekeren over het feit dat je zo weinig te doen hebt. Is het dan een wonder dat je je vleugels wat wijder uit slaat en over de grenzen gaat kyken en werken, waar ze wel een opera- cultuur hebben"?. AMSTERDAM GPDSchil der Carel Willink: „Cor Postma is erg veranderd in de loop der jaren. Pyke Koch en ik niet. Ik. heb me altijd vastgehouden aan een bepaalde methode van schil deren. Ik ben ook niet van visie veranderd. Er mag trouwens nu weer een verhaal in 't schilderij zitten. Vroeger werd me dat enorm kwalijk genomen. Ze von den dat het met schilderkunst niets had te maken. Zo'n werk als Jobstijding vonden ze kinder achtig: schilderkunst moest puur rijn. Maar neem nu Paul Klee bij voorbeeld: zit ook altijd ergens een verhaaltje in. En laten we wèl wezen, wat mag tegenwoordig niet? Alles mag, alleen de mu sea houden nog een strakke lijn aan. Ze beschouwen ons als rand- jiguren die al afgevallen hadden moeten zijn. Trouwens, Amster dam, bezit geen Margritte, geen Delvaux, geen Dali. Dat zijn toch belangrijke surrealisten. Maar ze zijn er doodsbenauiod voor. 't Wordt geweerd alsof het vergif U. Dat vind ik een grote tekort koming. Ik heb 't er wel over ge had met Sandberg destijds. Die zei: meneer Willink, wat Dali maakt vind ik verschrikkelijk le lijk. Pyke Koch en ik hebben dan toch in elk geval de eer gehad van een expositie in het Stedelijk, maar de anderenTrouwens, nu De Wilde regeert, dat is ook alweer vijf jaar, heb ik ook nog niets gehoord. Maar ja, dat is geen rancune hoor. Ik verkoop tenslotte genoeg, 't Is al leen een principekwestie, dat men het •urrealisme niet lust. Alleen in Arn hem. daar zit 't goed. Maar daar heb ben 2e weer geld''. Vindt Willink zich lot d« surrealis ten in Nederland behoren? „Nou nee, wij worden dan met het verhaal van de zogenaamde magische realisten geplaatst. Dat magisch heeft iets van bezweren, geheimzinnighe den. Dan ga je denken aan de theoso fie, Rudolf Steiner en zo. Dat zit er natuurlek helemaal niet in. dus ma gisch vind ik wat vreemd. Er was trouwens een Frans blad even kijken, dat noemde ons ik had toen in België een tentoonstelling, 1967de Paris Match, Ja (ADVERTENTIE) Ze vond 't fijn om zelf uit te zoeken Een pkitenbon is altijd raak! Detail van een Carel Willink: vrouwelijke vormen, versteende levens, donkere luchten. 't imaginaire realisme. De uit de ver beelding geschilderde werkelijkheid. Dat vind ik veel beter dan magisch realisme". Hoe formuleert Willink zijn in de loop van de decennia niet veranderde visie? „Die visie is een nogal pessi mistische kyk op 't menselijk bestaan. „La joie de vivre". zoals de impres sionisten dat hadden de schoon heid van een vrouwenlichaam, baden de mensen dat drukt 't niet uit. Die positieve aanvaarding van het le ven zit er by mij niet in. De vreemd heid van het bestaan, 'n beetje chao tisch vind ik het. De mens. al is-ie van vlees en bioed, 16 toch maar een vreemd ding. Het leven is ab6urd. 't I« een aeer gecompliceerd iet®, want aan de an dere kant kan ik ook gegrepen wor den door de grootheid van het geheel. Maar dan kan ik me weer niet vinden in de filosofische en religieuze ver klaringen die er gegeven worden voor dat „geheel". Trouwens, aan Sartre voel ik me zeer verwant. „La nausee" heeft me bijzonder beziggehouden. En Camus. Walging over de werkelijk heid. Ik zie 't als iets griezeligs. Maar ja, schilderen vind ik juist daarom zo plezierig je hoeft niets te formuleren, zoals een literator. Een schilder kan dingen laten zien en de anderen laten toekijken. Hoe ze dat doen moeten ze zelf weten. (ADVERTENTIE) „Ze heeft een grammofoon. Dus?" Een platenbon is altijd raak! Hoe reageert Willink op het woord vrouw. „Wonderlijk iets. Dat ik nu aan m'n derde huwelijk ben begonnen betekent in elk geval dat 't toch wel een inte grerend iets is voor my. Schopen hauer. die gezegd heeft: de vrouw is een krombenig lelyk schepsel dat je 't beste zover mogelijk van je af kan houden daar ben ik 't niet mee eens. De „fataliteit" van een vrouw heb ik ook nooit ervaren. De Strind- bergiaanse ervaringen dat huwelijken zulke waanzinnige obsessies worden dat je er onder door gaat dat komt ook door het feit dat Strindberg er een intuïtie voor had om altijd vrouwen aan te trekken die hem van de eerste dag af pestten en hoorntjes opzetten. Dat foute instinct heb ik niet, gelukkig. Mijn eerste huwelijk was een mislukking, het tweede, dat dertig jaar geduurd heeft, was erg harmonisch, erg goed- En waar ik nu mee in het huwelijk ben getreden is ook een zekere harmonie mee. Vrou wenkwesties kerels die van ellende maandenlang niet kunnen werken, die waanzinnige spanningen, dat het overheersend wordt die heb ik nooit gehad. Mijn instelling is meer kameraadschappelijk. In mijn schilderijen is de vrouw iets dat vergaat. Ze is aanvalbaar. Juist omdat haar lichaam zo'n belangrijke rol speelt. Bij een man niet. Een vrouw van zeventig kan wel heel charmant zijn, maar ze is veel van haar aantrekkelijkheden kwijt. Een vrouw is bijna tragischer dan 'n man. Die trek je maar een net jasje aan en dan gaat 't wel weer. In mijn schilderijen gaat t meer om een ode aan de schoonheid van de vrouw, als contrast met de massieve, griezelige realiteit". Wat vindt Willink eigenlijk van hul zen? ..Die hebben me altijd geïntrigeerd. Waarschijnlijk doordat de facade zo veel te raden overliet. De architecto nische waarde, daar gaat 't me niet om, die is voor mij nihil. Hoe mooier de architectuur hoe minder er achter gebeurt, omdat het dan meestal open bare gebouwen zyn, kantoren, musea. Oude gebouwen beginnen voor mij iets spookachtigs te krijgen. (ADVERTENTIE) „lk weet niet waar hij van houdt" Een platenbon is altijd raak! Beelden heb ik in 1930 in Berlijn, Potsdam ontdekt. Daar stonden Ita lianiserende beelden, gemaakt door Hollanders. Uiterst Barok, helemaal niet mooi. maar erg curieus. Die heb ben me zo geïntrigeerd dat ik ze al tijd in m'n schilderijen moest gebrui ken. Het versteende leven vind ik vaak mooier dan het echte". Hoe denkt Willink over het land schap? „Je moet de werkelijkheid vervreem den. Dingen uit mekaar halen, nieuw in mekaar zetten. Er nieuw leven in gieten, zou je kunnen zeggen. Een Willink-luchtje, zeiden ze wel Ik heb schilderij en met blauwe lucht en werk met donkere lucht. In de oorlog werd ik es opgebeld door de vrouw van een handelaar in de Haar lemmerstraat. die had kennelijk van me gehoord. Meneer, wat kosten uw biauwe en wat kosten uw donkere luchten. Ik zeg de donkere kosten vier en de blauwe drieëneenhalf. Per do zijn?, vroeg ze. Nee, per stuk, zei ik. Nou dan moest ze 't nog maar met d*r man overleggen 't Is gedeeltelijk vooropgezet, ge deeltelijk een noodzakelijk kwaad. Een donkere lucht, daar kun je dingen hel verlicht tegenaan zetten, je krijgt een lekker effect. Maar een blauwe lucht kan even griezelig zijn. Het schilderij met de twee slangen, dat heeft een blauwe lucht, maar ik verzeker U dat is niet blauw van: fijn, we gaan van daag naar buiten, neem je badpakki® mee". Heeft Willink politieke interesses? „Nauwelijks. Ik ben links noch rechts. Tussen rechtse mensen word ik enorm geïrriteerd door hun beslist heid, zekerheid. Dan word ik van ir ritatie links, en pesterig. Tegen links® mensen, die zo verduveld goed weten hoe het moet, zeg ik dat ik kapitalis tisch ben. Ik maak er een spelletje van. Ik heb de laatste jaren goed ver diend. Ik betaal veel belasting, maar (ADVERTENTIE) „Hij is morgen jarig en woont ver weg". Een platenbon per brief is altijd raak zou er ook liever wat leuks voor ko pen. Ik maak me er niet druk over, ze zoeken 't maar uit. Laatst kreeg ik een pamflet in d« bus van kunstenaars, die wilden weer „gezonde kunst" hebben. Of ik maar wilde tekenen. Daar wil ik niets mee van doen hebben. Ik ben niet zo gek op musea, maar al dat streven naar reactie vind ik zeer suspect. Om bij Artmee te gaan zitten schelden op de jonge jongens, die zoveel geld verdie nen, ik niet!".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1969 | | pagina 27