JAN WOLKERS: Mensen begrijpen de humor van mijn boeken niet Harry Geelen - liedjesschrijver en tekenaar 99 Michele vertelt ZATERDAG 15 FEBRUARI 1969 LD EXTRA J>innenkort verschijnt bij uitgeverij J. M. Meu- lenhoff in Amsterdam de nieuwe Jan Wol kers: „Turks fruit". De Amsterdamse beeldhouwer-schrijver, auteur van „Serpentina's petticoat" (1961, verhalen), „Kort Amerikaans" (1962, roman), „Gesponnen suiker" (1963, verhalen), „Een roos van vlees" (1963, roman) „De hond met de blauwe tong" (1964, verhalen), „Terug naar Oegstgeest" (1965, roman) en „Horrible tango" (1967, roman), had de verschijning van zijn jongste werk al een jaar of drie geleden aangekondigd. Wolkers schreef voorts een tweetal toneelstukken: „De babel" (1963) en „Wegens sterfgeval gesloten" (1963). Vóór zijn schrijversactiviteiten leidde hij een nogal zwervend bestaan o.m. als land- en fa brieksarbeider en dierenoppasser. Na de tweede wereldoorlog studeerde Wolkers aan de Acade mie van beeldende kunsten in Den Haag en Am sterdam, volgde de zomercursus van de schilder Kokoschka in Salzburg, waar hij een eerste prijs kreeg en studeerde verder in 1957 met een beurs van de Franse regering bij de bekende beeldhouwer Ossip Zadkine in Parijs. Uit die tijd dateren ook de eerste verhalen voor zijn debuut met „Serpentina's petticoat", een bun del die met de novelleprijs van de gemeente Amsterdam werd bekroond. I inks van nummer 22 op de beneden verdieping van het flatgebouw in de Zomerdijkstraat in Amsterdam is een half verroeste plaquette in de grijze bak steen aangebracht; ter nagedachtenis aan de in 1944 overleden Amsterdamse ver zetsheld Gerrit Jan van der Veen. Iets verder, in de buurt van de bel onder de vochtige brievenbus zit een naamplaatje. Alleen het achterste gedeelte is in het schemerdonker nog zichtbaar: Wolkers. De rest van het emaille is afgeregend, weggegomd. Langs de huizen spoelen de witte schimmen weg, de regen kruipt in de muur en aan de overkant van de Am- stel stinkt het naar pepermunt van kauw- gumf abrieken. Jan Wolkers, 1925, doodgewone jongen, grote pijp in de mond, slappe handen, grazende slapen met daartussen gelaten blik, afwachtend; krullende nekharen aan bovenkant van knalrood truitje met opschrift „Missouri university", voeten in la<ge, beige schoenen, daarboven lichtblauwe, zo merse broek: „Als ik werk ben ik net een arbei der. Ze moesten me soms zien. Met zaag of bijl. Loopt trap op naar balcon met daaronder com pleet tropisch terrarium; oerwoud van vreemd soortige planten, skeletten, affiches, beeldjes, Che Guevara, boeken, kuipstoelen, schroefbank, aam beeld. In het midden van het vertrek een alliga torachtig beest, aan het uiteinde van twee touw tjes. Loopt op groot masker aan de muur toe: (wijst) „Kijk, deze kant uit Nieuw-Guinea. En die daar is van nieuw Irian. De religie, de magie van de Stille Zuidzee. Ze lijken op een demon. Kinderen zijn er bang voor (aarzelt even), vervolgt: „De godsdienst bij ons thuis was niet magisch- Het Calvinisme, vroeger. Mijn jeugd. Het was mo ralistisch. Paternalistisch. Het staat allemaal in „Terug naar Oegstgeest". Herschrijven Zwijgt, slikt. Zegt: „Turks fruit" is een geweldig boek. Het is het verhaal over een liefdesgeschie denis, die op een afschuwelijke manier eindigt. Een verhaal over datgene dat verdwijnt, weg gaat. Liefde verdwijnt, wist je dat?" „Ik heb het nog voof .Horrible tango" geschre ven. .Horrible tango" en „Terug" zijn mijn beste boeken. .Horrible" is tweeledig, door zijn mythi sche onderstroom: de verbeelding en het slechte geweten van de hoofdpersoon. En de neger die in het gezin opgenomen wordt maar niet één woord Frans kan spreken. Zijn twijfel, zijn sociaal ge voel. Mag hü de hulp van een blanke accepteren? Hij wil er zelfs voor betalen". „Turks fruit" is helemaal herschreven. Ik doe het wel vaker. Dan begin ik helemaal opnieuw. Als ik uitgeput zou raken, zou ik alles gaan herschrij ven". ,JKort Amerikaans" bijvoorbeeld zou ik nu heel anders maken. Ik heb me teveel op zijpaden be- Michele Ray, de mannequin die oorlogscor respondente in Vietnam werd en vele malen in het nieuws kwam door een gevangenisperiode bij de Vietcong, heeft aan Nova verteld hoe zij te recht kwam in het harde vak van oorlogscor respondente. Ze trouwde op zestienjarige leeftijd, scheidde op haar eenentwintigste en werd model bij Chanel. Ze vond het mannequinwerk aan vankelijk „fantastisch", wilde echter gaan schrij ven, maar kon geen enkele krant vinden die haar als aspirant-oorlogscorrespondente serieus wilde nemen. Pas nadat ze voor Elle een grote reis reportage had gemaakt bleek Nouvel Observa- teur bereid, haar naar Vietnam te sturen. Nu kan ze haar verhalen kwijt aan kranten over de hele wereld. Belangrijkste element in haar werk vindt ze het scheppen van vertrouwen bij de mensen met wie ze werkt. „Je moet Parijs vergeten en leven als de Vietnamezen. Je moet je eigen leven vergeten. Zü vertrouwen me: niet omdat ik van The Times of van Paris Match ben, maar omdat ik Michele ben". Ze maakt maar zelden foto's bij haar artikelen: „ik kan geen foto's van de dood maken". geven. Je moet alleen maar het stukje ijs boven water beschrijven. De berg eronder moet onzicht baar blijven. „Laatste kwartier" zou ik ook anders doen. Ik vind het trouwens een mooi voorbeeld van een science-fiction verhaal. Het is maar een paar bladzijden lang. De hele „horror story" had beklemmender kunnen zijn. Daarvoor is het te kort. Ik heb altijd geweten dart. er meer inzat. Het is net als een stuk grond waar je 36 bloem kolen op kunt poten en je zet er maar twee". Censuur „Van sommige dingen begrijp ik niet. hoe ik ze heb kunnen schrijven. „Dominee met strooien hoed" ik snap er geen barst van. Wat me ook altijd verbaast is de hoge oplage en het aantal herdrukken. „Turks fruit" daarentegen is veel an ders. Minder „bezeten" dan .Horrible tango", min der beschouwend dan „Terug naar Oegstgeest". „Er zitten niet zoveel dialogen in. Een dialoog moert; je strak houden; kort en zakelijk. Niet ge zwollen en overdreven deftig. Voor mij bestaan geen Latijnse termen. Ik beschrijf de mensen ge woon zoals ze 't elk moment tegen me zouden zeggen". <Er' komt iemand binnen. Het gesprek gaat voornamelijk over werk. Wolkers: „Je moet maar slaaf worden"). Karina, een intelligente bezorgde vrouw van in de dertig; rose mini met zwart-wit geblokte kou sen tot halverwege de dij, zet koffie. Hij drinkt cola-rum. Wolkers (ironisch): „Cola met rum om half acht, dan doe je ook geen flikker meer". (Knipoogt naar Karina; lacht twee kee<r). Ernstig: „Turks fruit" is vóór alles minder be schouwend. Het is vertellend opgebouwd. Een soort „Kunstfruit" van 170 bladzijden. „Kunst fruit" is een van mijn meest gevraagde verhalen op lezingen. Misschien wel om de seks. Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar ik heb voor de door braak in de seks gezorgd. De discussie is door mij flink op gang geholpen. Rellen om seks (ha, ha». Seks doet me niks. Tenminste niet zoals de men sen het me willen opdringen. Seks is gewoon een heerlijk stukje ontspanning. Het roept spanning op". .Meulenhoff zou „Turks fruit" al in december uit brengen. Maar hij vindt sommige dingen te erg. Daardoor kan het misschien wel tot het voorjaar duren. Maar bij my wordt niets geschrapt. Ik accepteer geen censuur. Wat ik eenmaal geschre ven heb, blijft op papier. Over mijn lijk. Des noods ga ik ermee naar iemand anders" Humor Zuchtend: „Ik geloof dat de humor in mijn werk niet begrepen wordt. Jan Cremer schrijft ook humoristisch, maar bij hem werkt het dub- belkomisch doordat de zaken net zo uitkomen als hü ze niet bedoeld heeft. Het loopt bij hem uit de hand al moet ik eerlijk zeggen dat hij som mige dingen verrekte aardig brengt. Andere kon hü van Henderson gepikt hebben". (schouderophalend): „De mensen ervaren de bevrüding van de humor in mün werk helemaal niet. Ze zün nog te zeer geschokt. Scheepmaker kon geen enkel boek van mij lezen. Hü moest altüd voor het raam staan kotsen". „Weet je wat ook flauwekul is? Wolkers schryft negatief, zeggen ze. Het feit dat je schrüft, vind ik al zonder meer positief. Ik heb misschien al leen wat meer ellende meegemaakt dan een an der. Dan kan je soms niet meer. Maar ik heb het altüd zo eerlük mogelyk geprobeerd. Misschien heb ik ook een gelukkige jeugd gehad Ach, wat is geluk? Geluk is voor koeien, zei Van Gogh". „Moet je horen: By de opening van 't nieuwe stations-postkantoor in Amsterdam sprak ik nog met Prins Claus. Ik had een beeld voor de PTT gemaakt. Hy toonde erg veel belangstelling voor myn werk. Ik vond het een fyne kerel. Dood jammer, dat zo'n man de hele dag in een keurs- lijf moet lopen; het corset van de oppassers. Stel je voor, dat je even de tuin in wil, loopt,er al zo'n halve gare achter je aan. Die mensen zün te beklagen, door de krankzinnige corsettentoe- standen. Je wordt er zwaar door verminkt. Hü spreekt trouwens erg goed Nederlands vind ik. Be ter dan Bernhard". pk jen ckei ran i en- Bom Heftig (klopt püp uit op rand van asbak): ,MÜn politieke activiteiten worden altüd buiten de kranten gehouden. (Wolkers vervaardigde o.m. een aantal snedige Vietnam-affiches). In de oor log heb ik Rembrandt büvoorbeeld als enige op zijn verjaardag met een zwarte krans omhangen. (Ironisch: „Rembrandt in deze zwarte tüd, zwart gehuldigd"). En die prüs (van de gemeente Am sterdam) heb ik destüds teruggeven omdat ik n niet kon verenigen met het optreden van de pc litie. Laatst nog liep ik met Jan Blokker docr Amsterdam. We hadden een rose bom gemaal m 0 Het ding was van karton. Ik kon niet weglope n06 Ik kon me niet verdedigen. Ze wilden het me al nen< nemen". te „Beeldhouwen heeft erg veel invloed op mjjf Y( schrüven. Het is een vorm van discipline; je moe ton" je eraan onderwerpen. Taal is in zekere zin ooi P"0 abstract. Het heeft iets met architectuur en disci pline te maken. Als ik schrijf word ik op ea^n bepaald moment de ondergeschikte van mün eige woorden. Ik voel dat het zo moet, dat het goe 80 is en ik kan niet anders. Wat op papier staat i ^n( onveranderlük. Als ik overdag aan het beeldhou n H wen ben of schilder, komen al bepaalde gedach1 1 ten in me op. 's Avonds en 's nachts werk je 2on dan uit voor een boek of een verhaal". 'tee „Of ik onderbreek? Af en toe. Voor een kop koffii Pte: of wat sport. Ochtendgymnastiek, en elke dag ee nde partütje basketbal, hierachter op het veldje. 1en- heb trouwens de honderd meter in tien-drie ge nde lopen. (Lachend)Ik zou best het wereldrecoi r snelwandelen willen verbeteren. Het staat allee wat gek". Ernstig: „Weet je waar ik altüd om moet lachen en Als ik de krantenkritieken over mezelf lees. Wa die kerels er allemaal niet uit halen. De een heel nog meer fantasie dan de ander. Laatst lie tie) iemand mün vader in de „Achtste plaag" een ha om; gedis opeten in plaats van een sprinkhaan. Ik hei me kapot gelachen, toen ik het zag. Ze moeste)r d eens weten hoe voorzichtig en beschaafd hü al mi tüd at. Een koude sprinkhaan kreeg hü nog nie te d half door zün keel". diji „Das gewoon de beste op zijn terrein'' „Een van die weinige écht begaafden" „Een jongen met een gouden koppie en een gouden pennetje, al word je wel gie rend zenuwachtig van hem". Dat zün een paar kreten, opgetekend uit wille keurige monden, bedoeld als antwoord op onze vraag wat men denkt van Harry Geelen. Hü zit bij Marten Toonder als tekstman, die ook nog geweldig kan tekenen. In zün vrije tüd maakt hü als een bezetene stapels teksten met muziek, alle bei nogal frappant, want wat Harry Geelen doet, wükt nogal af van wat gewoonlük op dit gebied gepresteerd wordt. Hij is een warrig uitziend jongmens van 29 jaar, springt in een gesprek van de hak op de tak. probeert zich steeds verontschuldigend nader te verklaren, maar gaat toch onbekommerd ondui- delük verder. Een oud-student is hü. Vier jaren heeft hü in Amsterdam Nederlands gestudeerd, jarenlang heeft hü ook een essentieel onderdeel gevormd van het Amsterdamse studentencabaret Sing-Sing, maar toen ontmoette hij zijn vrouw en op was de studiedrift. Hü kwam bü Geesink terecht, in de plaats van een man die naar de VARA ging en zo kwam hü bü de VARA terecht: samen met Hans Peters als schrüvers van de Rob de Nüsshows. Tegenwoordig werk op dit gebied: de liedjes en alle muziek van de kindermusicals van de VPRO en een langspeelplaat voor Edwin Rutten. Wat die laatste betreft: Jammer dat je nu eenmaal goe de muziek aan de straatstenen niet kwütraakt: als er niet lekker meegezongen en meegehuppeld kan worden, is de markt klein. En wat er op deze plaat (Rutten troef-Iramac) staat, is toch lichte- lük ongewoon. Twaalf heel muzikale nummers, maai* niet in het populaire vlak. „Ik zit niet zo tussen de hippe mensen, ik heb een ander type mensen om me heen. Ik kan mezelf dat populai re stültje ook niet aanleren, dat is gratuit om zo iets te doen". Beatles - bewonderaar Wat niet wegneemt dat hü enkelen die zich op dit terrein bewegen, op de voet volgt. Hü is een vu rig bewonderaar van de Beatles en wat het eigen land betreft: hü heeft groot respect voor Lennaert Nügh, Annie Schmidt, Ernst van Altena. „Wie van hen gelük heeft, weet ik niet. 't Is meer een kwestie van verschil in interessen. Daarom dis tantieer ik me ervan. Ernst van Altena büvoor beeld is volledig francofiel. Ik helemaal niet. ik ben Engels georiënteerd. Ik houd niet van dat Franse: twaalf Franse chansons verschillen min der van elkaar dan twaalf Engelse songs. Alles wat kleur heeft los van de tekst, bevalt me niet". Wat hemzelf betreft zegt hü: „Het valt een beet je moeilyk uit te leggen. Waar ik van houd, is dit: het liefst zet ik een ernstige tekst op een hopsawijsje, veel liever in ieder geval dan ge bruik te maken van muzikale cliché's. Dat 's bijvoorbeeld óók wat me zo ergert aan de Franse chansons: de melodie is mooi. maar in we zen al vijf keer eerder gemaakt. Daarom hen ik zo gek op de Beatles- Die herhalen zichzelf nooit Dat is iets unieks. De meest verschrikkelijke combinaties weten ze mooi te maken en dat bewüst onder andere dat ze dia- tantie hebben tot de muziek. Ze zullen ook nooit de begrippen auditief en visueel verwarren". Ondanks de Edison die ook hü kreeg voor de kin dermusical „Bah, september" is Harrie Geelen i van de weinigen op zün terrein wiens naam wei nig in de krant terecht komt. Hü loopt niet met 1 zichzelf te koop, zoekt zelden naar publiciteit Waarom is hü te bescheiden of is er iets an- 1 ders? ,,'t Is gewoon pure luiheid. Er is nooit bescheiden* heid bü welke schrüver of componist dan ook. Aan de andere kant: liedjes maken is óók een vak: we hebben slechts het geluk dat we zeld mer zün. Niet zo veel Hoe vindt hü het niveau van de Nederlandse com- ponisten en tekstschrüvers? „We hebben er niet veel zoals Ernst, Annie 1 Lennaert. De anderen maken soms wel eens wat goeds, maar daar houdt dan ook alles mee op". Wat is een goed liedje volgens hem? „Dat is een liedje waarmee je bepaalde mensen nèt niet hun zin geeft, waarmee je ze een beetje treitert maar nèt niet zo dat ze de plaat afzet ten. Met andere woorden: tekst en muzoek moeten niet met elkaar meelopen, maar paradoxaal züa Dat kunnen eigenlük alleen maar de Beatles. Ik probeer het. Ik maak nooit een wüs na een tekst, ik maak een wijs mèt tekst. Een refrein blüft nooit hetzelfde: ineens komt er een ander ritme van driekwarts in vierkwarts, alleen omdat ik dan geen enkele reden zie om te walsen. Mün liedjes zün eigenlük meer theater dan muziek. Over het algemeen let ik iets meer op de tekst dan op de muziek. Die moet neutraal zün, maar toch ook weer iets meer geven dan in de tekst staat. Ik ben erg barok in die dingen; ik lüd op dat punt beslist niet aan soberheid- Daagse ivoorden Ik houd van het gebruik van daagse woorden, woorden die anderen te simpel vinden voor een liedje zoiets als Gerrit Achterberg deed in zün gedichten: Osmose is bepaald geen poëtisch woord en zo schrüf ik de regel „Over de over loop" begrüp je? Wellicht ook omdat ik graficus ben, dat ik daarom woorden als dingen ga zien. Ik kan nu eenmaal niet tegen orde ik kan dan ook prompt, om maar eens even iets te noemen, niet dansen". Of de plaat van Edwin Rutoten nu wel of geen bestseller zal worden, dat doet er bü Harrie Geelen eigenlijk minder toe. Hü kan het schrüven toch niet laten en dat is dan ook de reden dat hij al weer vol enthousiasme bezig is aan een volgen de plaat: een voor André van den Heuvel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1969 | | pagina 12