Bij elke nieuwigheid verbazing en ergernis In Leiden eerste gasfabriek van Nederland Uit r overgrootmoeders tijd J II k door IIan Wielick ZATERDAG 2 NOVEMBER 1968 LD EXTRA 3 m W- K TOOMBOTENspoorwegen, telegraaf, "telefoon, petroleum-, gas- en electrisch licht, fietsen, auto's, waterleiding, onze overgrootouders Lj raakten niet uitgepraat over al deze „nieuwigheden" zoals zij ze noemden. Velen waren wild-enthousiast, maar even zovelen ston den kritisch tegenover al deze moderne dingen. „De Economist" schreef nog in 1858 ..dat in alle steden waar 's avonds kunstlicht werd gevonden, naar de bevelen van de postadministratie tot 10 uur 's avonds brieven werden besteld, de klacht dat het veelvuldig ontvangen van brieven nimmer rust geeft het afdoen van zaken van den dagelijkschen arbeid in niet ge ringe mate stoort." En dit terwijl hier de posterijen ten opzichte van het buitenland beslist achterlijk te noemen waren. In de }>Amsterdamsche Courant" schreef In 1845 iemand: „Ik heb opgemerkt dat in Engeland bij alle boek- en papier verkopers kleine met het borstbeeld van Victoria gestempelde papiertjes, in den vorm van een ouweltje verkrijgbaar zijn, tegen betaling van een penny of Hollandschen stuiver, dien zij weder met het land verrekenen, evenals bij ons de zegelverkopers in het klein. Als men zulk een stempeltje dat van achteren met een laagje gom is bestreken, op een brief plakt (enveloppen werden toen nog weinig gebruikt) is hij gefrankeerd, en men spaart dus de moeite uit, van iemand met groot of klein geld naar het postkantoor te zenden: ook behoeft de brieven-besteller nooit naar geld te wachten, als hij de brief afgeeft." De eerste verlichte elektrische klok aan dtha openbare weg werd in 1886 in Rotterdam aai^e de Leuvenhaven geplaatst. De dubbele dooreb schijnende wijzerplaten werden verlicht dooiPe gaspitten. sn en In het oude badhuis ging het erg gezellig toefei Een Jagerskapel speelde er hoornmuzielr® met als dirigent de directeur van het HaagJr sche Muziekcorps, Bottgorchek. Zijn dirigeer-^ stok was een dwarsfluit, waarmee hij zo he-rf vig zwaaide, dat men hem de naam „bad- huisgek" gaf. Soms gebeurde het dat hij mid den in een wals heftig met zijn fluit op zijnV lessenaar timmerde. De musici stopten dan' onmiddellijk en zetten het „Wien Neerlands» Bloed" in. Alle bezoekers wisten dan, dat Ko/a ningin Sophia in het gemeentebadhuis was?11 gearriveerd en een uurtje van de zeelucht!® kwam genieten. U£ Na veel strijd nam de gemeenteraad in 1883*"® het voorstel aan van een consortium dat ziclrc zou ontwikkelen tot de Maatschappij Zeebad-!?! Scheveningen. De voorstellen omvatten „de{:£ verkoop en afbraak van het badhuis en der® vervanging daarvan door een Kurhaus?!' voldoende aan alle daaraan in de meest be-?;1 kende en gezochte buitenlandse badplaatsen1" gestelde eisen". *a de Op 1 september 1885 werd het Kurhaus fees-*1' telijk ingewijd om precies een jaar later, op™ dezelfde dag, in vlammen op te gaan. Ne gen maanden later op 19 juni 1887 werd het— Kurhaus heropend en stroomden uit alle lan den van Europa en uit Amerika duizenden badgasten jaarlijks naar Scheveningen Een baadster in Scheveningen rond de i eeuwwisseling. Solide dubbele schouderban- 1 den en broekspijpen tot over de knie! 1 Hoe eenvoudig die Engelse papiertjes ook mochten zijn, het zou nog 7 jaar duren eer ze ook in ons land werden toegepast, of ficieel frankeerzegels geheten, maar door het publiek lange tijd „kopjes" genoemd. Tot 1852 was het frankeren van brieven al lerminst regel en pas bij de invoering van de zogenaamde „begunstigde frankering" (juli 1870) werd dit het geval. Tot dat moment werd de opvatting gehuldigd, dat frankeren beledigend was, dat het was alsof de ge adresseerde de porto niet kon betalen. Van de briefkaarten, die in 1870 werden in gevoerd, wilden de meeste mensen niets we ten. omdat men de postdirecteur en zijn huisgenoten verdacht van te grote belangstel ling in het wel en wee van hun plaatsgeno ten. In 1850 was de briefpost, die door Napo leon was geregeld zodat zij in de behoeften van die tijd voorzag, gereorganiseerd. Er was gelegenheid eenmaal per dag post te ver zenden via de posterijen die een staatsmono polie hadden. Maar velen maakten liever ge bruik van de diensten van schippers of een conducteur van een wagen, omdat een brief dan sneller op de plaats van bestemming was. Brievenbussen waren er alleen in de grote steden. Telefoon en telegraaf In 1881 was er weer een nieuwigheid. In Am sterdam werd de Nederlandsche Bell Tele- phoon Maatschappij opgericht. En een tien tal jaren nadat de eerste stoomtrein veel later dan bijvoorbeeld in Engeland, Duits land, Frankrijk, of België hier zijn eerste rit maakte, konden er telegrammen worden verzonden. Het woord telegraaf was hier wel lekend, maar uit een droevig verleden. Want i~i de Franse tijd had men hier op poorten e 1 torens palen met bewegende armen (tele- g afen) gehad, waarmee men bij helder eer. vrij snel berichten overbracht. Deze t stellen waren in 1813 na het vertrek van de bezetters vernield. i T 'egraferen langs draden, het was voor on- 2voorouders iets uit een boze droom. Aan vankelijk werd de telegraaf hier ontworpen voor de veiligheid bij de spoorwegen langs de rails, maar de heer Wenckebach die in 1849 de wijzertelegraaf langs de Hollandsche spoorweg aanlegde, zorgde er in later jaren ook voor. dat de Rotterdamse firma Wijt en Zoon handelsberichten kon verzenden. Met rijtuig Maar omdat in september 1849 nog slechts langs de spoorlijn AmsterdamDen Haag te legraafdraden waren gespannen, moest het eerste handelstelegram over de koffievei lingen in Amsterdam uit Den Haag per rijtuig naar Rotterdam worden gebracht, want 's avonds reed er ook geen trein meer. De Amsterdamse kooplieden waren stom verbaasd toen zij diezelfde dag 's avonds om 9 uur reeds de veilingberichten van de fir ma Wijt en Zoon gedrukt voor zich kregen. Dit eerste handelstelegram was mede recla me voor de firma. In 1851 kreeg de Neder landsche Telegraaf Maatschappij conces sie twee kantoren in Amsterdam en te Nieuwediep te openen. Een jaar later werden de eerste rijkstelegraafkantoren ge opend. Particulieren maakten er in de begin jaren maar matig gebruik van en nog jaren daarna liepen velen in dorpen de telegram- De eerste poging om een elektrische centra le op te richten deed men in 1884. toen de NV Electriciteitsmaatschappij systeem de Khotinsky in Rotterdam, om een paar pan den in de Wijnhaven te verlichten, daar een geïsoleerde koperen kabel legde, om de elek triciteit van een op een schip staande accu mulator naar de huizen te brengen. Op 12 oktober 1882 had de Rotterdamse gemeente raad een verzoek van de Nederlandsche elec- triciteits maatschappij uit Amsterdam, om elektrische kabels onder de Rotter damse trottoirs aan te mogen leggen aan genomen. ondanks de woorden van de oud- Amsterdammer Muller: „Alles wat op de toepassing en de kosten van het electrisch licht betrekking heeft, kunnen wij even goed van elders vernemen. Daartoe behoeft een Amsterdamse maatschappij niet naar Rotter dam te komen". Met 32 tegen 1 stem (Mul ler) werd het voorstel aanvaard. In februari 1883 kreeg een Haagse en een jaar later een Rotterdamse maatschappij eveneens vergun ning voor elektriciteitsproeven en om kabels onder de Rotterdamse grond aan te leggen. De wedloop om de concessie won „De Kho tinsky" dat B. en W. van Rotterdam in 1884 op bezoek kreeg om haar bedrijf op het Noordeiland te bezichtigen. Het college was zó verrukt, dat al spoedig besloten werd om deze NV de concessie te verlenen. Ten onrechte Rotterdam juichte en beroemde zich erop de eerste stad met elektrisch licht te zijn. Ten onrechte echter, want in 1878 toen de heren Van Hatem in het IJ de kop van de Handels kade bouwden, zorgde B. K. Croon, eigenaar van een elektrotechnisch bureau aan het Ro- kin, „voor elektrisch licht bij de werkzaam heden per dynamo" schreef „Het Nieuws van den dag". In 1881 werd er in het Koffyhuys Krasna- polsky door ingenieurs Mijnsen en Co geëx perimenteerd met elektrische verlichting stel sel Jamin. De proeven met twee dozijn lam pen waren „bevredigend". Op 7 juli 1882 gaf de Nederlandsche electriciteits maat schappij. die in Rotterdam achter het concessienet viste, de eerste demonstratie met 60 elektrische lampen bij Krasnapolsky en in 1883 was de grote zaal van het later beroemde hotel bij de Dam verlicht met 350 gloeilampen systeem Edison die uit porseleinen bloemkelken te voorschijn kwa men. Den Haag bleef niet achter met de ver lichting. In 1884 op 23 augustus meldden de kranten: „Eenige conducteurs van de Haag- sche tramwegmaatschappij waren gis teren avond voor het eerst voorzien van licht gevende lantaarentjes, waarschijnlijk zullen spoedig alle conducteurs er een krijgen Waterleiding Een andere belangrijke misschien nog wel belangrijker vooruitgang was die der wa tervoorziening in de grote steden, waar dui zenden mensen opeen gepropt bij el kaar woonden. Tot 1853 werd bijvoorbeeld in Amsterdam water per schip aange voerd, maar gebruikten de meeste hoofdste delingen water uit de echt niet frisse grach ten. In dat jaar kreeg Amsterdam, door gro te werkzaamheid van Jacob van Lennep water via een buizennet uit de Haarlemse duinen en werd er een enorme stap gezet in de strijd tegen de onhygiënische toestanden. Badhuis Een stap in de goede richting was ook dat het baden steeds populairder werd. Reeds in 1818 had de Scheveningse visser Jacob Pronk op de duinen waar nu het bekende Kurhaus staat, een houten badhuis gebouwd. Hoe pri mitief ook ingericht, het bleek reeds in het eerste jaar dat het in een behoefte voorzag. Het aantal baders werd zelfs zó groot, dat het na twee jaar reeds moest worden ver vangen door een stenen huis. Tot Jacob Pronk zijn initiatief nam, moest iedereen, die een bad wilde nemen zijn kleding voor een dubbeltje in bewaring geven aan Schevening se meisjes of vrouwen. Toen steeds meer mensen naar het Scheve ningse strand kwamen en zelfs enige vorste lijke personen daar eei 'oad namen, besloot het Haagse gemeentebestuur mede uit vrees voor concurrentie van Zandvoort een eigen badhuis te gaan exploiteren. Op 1 mei 1828 werd het „Grand hotel des bains" ge opend. Tot 1883 bleef dit als gemeentebad huis bestaan. besteller na. als deze een telegram ging be zorgen, benieuwd wie er zo iets buitenge woons als een telegram kreeg. De telegraafwet van 1852 regelde de aanleg van een lijnennet door het hele land. met aansluitingen op het buitenland. Vooral in 1859 werd hiervan druk gebruik gemaakt; toen de Oostenrijkse legers in Italië werden teruggeslagen. Bij die gelegenheid liep het aantal telegrammen op tot zo'n 1500 per dag. terwijl het daggemiddelde in dat jaar 863 was. Fiets Ook nieuwigheden bij de verkeersmiddelen. In 1868 begon Hendricus Burgers, een ijzersmid in Deventer, fietsen te maken naar een Frans model. Zijn velocipède sloeg in en binnen een jaar stichtte hij de Eerste Neder landsche fabriek van velocipèden, die „aan de lopende band" fietsen ging produceren. De Amsterdamse posterijen bestelden „reeds" 22 jaar later zelfs 29 fietsen als proef. Zij bleken nogal duur in het onder houd, in hoofdzaak echter door de onkunde van de berijders. In Den Haag deed de eer ste rijwielagent in 1906 zijn intrede. De fiets wekte echter ook weerstanden op. Zelfs van medici „die ouderen boven de 40 jaar en leden van het vrouwelijke geslacht, fietsen ten sterkste ontraadden, als zijnde na delig voor de gezondheid" Auto's Auto's verschenen op de wegen. Notaris Backx in Wieringen en fotograaf Zimmer- mann in Den Haag waren in 1896 de eerste trotse bezitters van een Daimler en een Benz. De eerste auto's in ons land waren van Duitse afkomst, maar wij bleven het antwoord op het auto-ritaire optreden van onze oosterburen niet schuldig in 1897, toen de derde Nederlandse automobilist, de Nijmegenaar M. W. Aernijs bezitter van een Benz-velocipède met twee koperen rij tuiglampen met een kaars erin in vijf da gen de 35 kilometer van de autofabriek in Mannheim naar huis reed, werd in Amers foort de eerste Eysink-auto geboren. Ook de eerste „stappen" van dit vervoermiddel gingen niet over rozen. In 1898 precies 70 jaar geleden moest in Amsterdam nog worden aangetoond, dat een automobiel niet gevaarlijker was dan een rijtuig bespannen met paarden, voordat men een paar Fransen vergunning gaf propaganda voor het nieuwe vervoermiddel te maken. Maar nóg revolutionairder dan alle vervoer middelen de paardetram incluis was die van de verlichting. In 1800 brandde in de meeste huizen een smeerkaars op een bla ker in het voorhuis en in de keuken een olie (uit zaden) spaarlampje. In de andere ka mers zo men die had talkkaarsen, die bij feestelijke gelegenheden door waskaarsen werden vervangen. Smeerkaarsen verlichtten ook de kerken, de scholen en de winkelkas ten. Als het donker werd bracht de meid ze binnen met de snuiter op een bakje erbij. De kaarsen moesten gesnoten worden omdat de pit zelf niet verbrandde. Het licht was erbar melijk slecht. Primeur in Leiden Een grote verbetering was de gasverlichting, (ias uit steenkolen werd reeds in 1783 door Jan Pieter Minckelers in Maastricht uitge vonden, maar pas in 1816 brandde het voor het eerst als proef in Amsterdam, waarbij de koning aanwezig was. Nog in 1850 moest men de vele vooroordelen tegen gas als huis verlichting weerleggen. In die jaren werden ook de eerste gasfabrieken gebouwd. De eer ste in Leiden in 1848. Petroleum werd pas in 1864 als straatver lichting gebruikt, daarna kwam het in de huizen. Maar goed en wel waren onze over grootouders aan de nieuwigheden als petro leum en gas gewend, of daar was al weer iets nieuws: het elektrische licht. Een elektrische primeur in 1883. Koffy- huys Krasnapolsky" heeft licht in zijn be kende wintertuin. Een brievenbesteller uit plm. 1855. Slechts met een jaarsalaris van f 300 en hoger mocht een uniform worden gedragen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 10