Taal der beweging
in stille wereld
PANTOMIME VOOR DOVEÏ)
in klei
Existentialisme
Het begon in Zagreb
Niets dan lof
Het leven behoeden
voor de
vergankelijkheid
ZATERDAG OKTOBER 1988 LD EX'
'Tlvn
"jm-^aan heet-ie, een mager ventje met veel sproeten en een vlasblonde kuif, hij is
m negen jaar en weet niet wie Roodkapje is. Hij zit op school, leert rekenen en
t W schrijft, het puntje van z'n tong uit z'n mond, lettertjes en woordjes in zijn
taalschrift. Over een paar jaar zal hij naar de ulo gaan, of naar de lagere tech
nische school en een diploma halen. Hij zal een baan vinden en een voorbeeldig bur
ger zijn. Maar Roodkapje zal nog steeds een onbekende voor hem zijn.
Want Daantje werd geboren met een afwijking in zijn gehoororganen, hij is een ge
hoorgestoord jongetje. De techniek schonk hem een kunstig geconstrueerd apparaat
je, waarmee hij woorden en klanken kan horen, de toewijding van de meesters en
juffrouwen op school helpen hem die woorden en klanken te leren verstaan, en met
behulp van een aantal ingenieuze apparaten leert hij het noemen van alles wat hij
om zich heen ziet, de woorden worden taal en hij kan zeggen wat hij wel en niet wil.
Maar alle kleine jongetjes hebben een we
reldje waar nog zo verschrikkelijk veel méér
leeft dan alleen dat wat je kunt zien en voe
len: de fantasie-wereld, die vorm krijgt in
de geheimzinnige toon waarop moeder zo fijn
kan vertellen, of in de gezichten die de juf
frouw trekt als ze voorleest op school. Hoort
Daantje de muziek van moeders stem? Be
grijpt Daantje waarom de juffrouw zulke
grappige gezichten trekt?
Wie kan hem uitleggen hoe dat vreselijke
griezelige iets heet of welk woord bij dat ge
weldige fijne hoort?
Daantje, negen jaar oud, speelt nu nog. Hij
en zijn makkertje gaan volkomen in hun
spel op. Alles om hen heen bestaat niet meer
of is geannexeerd in hun eigen fantasiewe
reld.
Maar straks is de tijd om te spelen voorbij
en is Daantje voor voorlezen te groot gewor
den, hij kan immers zelf lezen. Maar de wol
kigheid, die om de neergescheven woorden
van de grootste vertellers hangt, kan zijn
technisch perfecte gehoorapparaat niet tot in
zijn zieltje overbrengen, want het gaat om de
herkenning van een gevoel, dat door zoveel
meester-schrijvers in zoveel verschillende
woorden werd gevat.
Bijna twintig jaar geleden, in 1949, begon
Branko Mayerhold (nu 43, beroep: regisseur
en dramaturg) in zijn geboorteplaats Zagreb
met een groep gehoorgestoorden pantomime
te spelen.
„Ik werkte in één van de negen grote thea
ters in Zagreb, toen er een moeilijk spreken
de dove man in het repetitie-lokaal kwam.
Hij vroeg of iemand van ons wilde komen kij
ken naar een toneelvoorstelling die de doven-
vereniging had voorbereid. Ik begreep niet
helemaal wat hij bedoelde. Maar omdat ik de
stellige overtuiging heb dat theaterkunst
zeer sterk verbonden is met de medemens,
nam ik de uitnodiging aan.
Ik ben meegegaan en begreep van de voor
stelling vrijwel niets de gebarentaal be
perkte de verstaanbaarheid van hun spel tot
de doven onder het publiek. Ik zei het hun.
Ze begrepen het, wisten het de moeilijk
heid van het zich uitdrukken".
Ideale basis
Branko Mayerhold verdiepte zich in de doven-
wereld, leerde haar taal. De expressieve ge
baren en het sterk visuele gevoel, waarmee
doofheid worden gecompenseerd, bleken een
ideale basis voor de pantomimische speel-
vorm. Avonden en avonden van oefenen
volgden. Vele vingervlugge woorden werden
vertaald in een houding, een beweging van
het lichaam.
De eerste voorstelling. Schrijver dr. Dragan
Ivanisevic van de Zagrebse toneelacademie,
schrijft speciaal voor hen „Zivot i smrt" (Le
ven en dood), de Zagrebse theaters zorgden
voor kostuums, requisieten, reflectoren: de
decors worden in de werkplaatsen van de
beroepsgezelschappen gemaakt. Het lijkt of
een stukje van de beslotenheid van de doven-
wereld is afgevallen.
Mayerhold zegt: Eerlijk gezegd was ik die
eerste keer een beetje bang dat het publiek
hen toch als gehandicapten zou blijven zien
en zijn waardering met een grote dosis vals
sentiment zou doorspekken. Maar het ap
plaus was enorm oprecht. En terecht: ze
hadden geweldig gespeeld". Mayerhold vroeg
specialistische hulp de directeur van de
dovenschool, pedagogen, psychologen, psy
chiaters, theatermensen, schrijvers. Unaniem
oordeelhet is goed doorgaan.
Het pantomime-theater voor doven, zo- g
als dat onder de bezielende leiding <g>
van Branko Mayerhold in Zuid-Sla- x
vië van de grond kwam, kreeg veel
waarderende woorden van bekende g
figuren uit de theaterwereld en des- x
kundigen op het gebied van het do- g
venonderwijs. Een greep uit hun com-
mentaren. x
Marcel Marceau: „Niet mijn stijl, maar
dit moet men zeer serieus nemen". ft
Dr. Ernst Rössl, directeur van de Oos- g
tenrijkse bond voor het dovenonder-
wijs; Pedagogisch en menselijk de ft
juiste weg".
Prof. dr. S. Bettleheim, hoogleraar aan A
de medische faculteit van Zagreb: 5
Als mens kan ik zeggen dat het spel
van deze mensen mij een intense X
vreugde heeft gegevenals weten- 0
schapsman kan ik alleen maar advi-
seren: doorgaan". g
Jean-Louis Barrault: „Ik ben blij dit
gezien te hébben". X
Prof. dr. Hugo Klein, psychiater en le- R
raar aan de Beogradse theater- en ft
filmacademie: „Als psychiater zeg ik: M
een methode die ik onderstreep, als R
theaterkenner: dit is werkelijk thea- ft
ter".
Oud-leerlingen van het Doven-instituut
Rudolf Mees in Rotterdam brengen onder
leiding van de Zuidslaviër Branco Mayerbold
een novelle van Prosper Merimée, „Matteo
Falcone", mimisch tot leven.
Mayerhold maakte literaire werken geschikt
en de spelers speelden met welhaast ont
roerende vreugde.
De leden van de groep ontwikkelden zich
in hun spel en als mens. Ze werden zekerder
van zich zelf. Enkele begonnen te lezen, te stu
deren: één werd ingenieur, één tandarts, één
jurist, twee doorliepen de Academie voor
beeldende kunsten, één werd tekenaar bij
Dusan Vuketic's beroemde tekenfilmstudio,
één doorliep de toneelacademie en geeft daar
nu les, in pantomime.
glundere toetjes en een beetje spijtigheid dat
het spel, mét Sinterklaas, voorbij was.
In Nederland
Overgave
„Toen ik hier, vorig jaar, in Nederland
kwam, het land waarvan men zegt dat het het
meest sociaal-geordend is verwachtte ik
niet hetzelfde aan te treffen, maar iets der
gelijks toch zeker wel.
De oud-leerlingen van het Rudolf Mees In
stituut zijn echter verder gegaan. Tijdens de
repetities twee avonden per week bren
gen ze in doodse stilte en vol overgave Mat
teo Falcone, de hoofdfiguur uit Prosper Méri-
mée's novelle, waarvan Mayerhold een bewer
king in mimodramatische vorm maakte, tot
leven. Wordt deze groep als die in Zagreb?
„Ze spelen goed", meent Mayerhold, „mis
schien al wel net zo goed als de Zagrebse
groep. Ze doen het in ieder geval met even
veel overgave, evenveel vreugde. Enkele heb
ben ongetwijfeld talent.
In de eerste plaats gaat het om het vinden
van een innerlijke harmonie. Maar niet ex
perimenteren", schrikt hij, „alsjeblieft, geen
witte muizen. Niet doen om het doen ex
perimenteren als happening. Wel zoe
ken, blijven zoeken naar de werkelijke waar
den, en die nooit verruilen voor kitsch. Er
is al genoeg klatergoud in deze wereld".
Van de balletlessen, die broeder Leobert op
het doveninstituut in Sint-Michielsgestel
geeft, zegt hij: „Broeder Leobert is een
bijzonder fijn mens hij weet precies wat
hij doet, verliest zich beslist niet in dressu-
res. Hij leert zijn jongens wat ieder kind zou
moeten leren: het luisteren naar het inner
lijk ritme, dat ieder mens in zich draagt. Ook
hij bouwt aan die innerlijke harmonie, maar
toch ligt zijn werk op een ander gebied als
het mijne. Ik probeer, op mijn manier, die
innerlijke harmonie een dimensie te l
bouwend op de innerlijke orde, met een|
te dosis zelf-discipline. Het zijn voorwaar!
die gelden voor ieder mens, beslist niet a
voor doven".
Het is onzin te stellen, dat door dit pail
mime-spelen ineens alle deuren van het]
ven openvliegen, voor de mens in het ar
meen of voor deze doven. De wetten en]
gels van de kunst zijn nu eenmaal niet ic
tiek aan die van het leven.
Ik wil beslist niet zeggen, dat het panto
me-spelen die mensen in Zagreb tot in
nieur of tandarts heeft gemaakt. Het h
hen wel geholpen bij het vinden van 1
zelf en hen in staat gesteld zich zelf te
wijzen naar mijn mening de eerste ver!
te van het leven".
manders en padden. Aan de witte mu
hangen snoeren van kraalkleine kikker
van aardewerk, een vogelplastiek als eens
in de kruisdood verstard leven, maar
een echte uil, de bevederde lege huls
een gestrafte kikkervreter aan een spij
Het naakste naakt dat ik ooit in een at*
zag, is haar geplukte kip in lichte vleestii
bakkende klei, zo menselijk als de kit!
die ze laat paren als de figuren op een
panse prent. Met de kikkerkraaltjes rijg: eli,
de cyclus van het leven aan snoeren
kikkerdril en het larf je tot de paring,
gaat altijd over dood en leven, constateer ïar
„En religie en liefde", vult ze aan.
Kikkers
E:
Di
eer
A.
Werkelijk goede cijfers kreeg ze op de ac) h0
mie eigenlijk alleen voor het tekenen i%
diergaarde en daar ging ze als enige al Vo
steevast naar het reptielenhuis. Tot ven jni
dering van de anderen. Ik vertel haar zc
Dijsselhof, die levenslang vooral aquarliffe
wereldjes schilderde. Dat vindt ze ha «in
zonderling, maar lachend stelt ze me! j
vast „het valt me helemaal niet op, dat ii «rsi
tijd met kikkers bezig ben". m(
Na vier jaar academie, met de nadruk o; ys-
vormgeving, heeft ze een jaar lang tflee
draai niet kunnen vinden. En toen ze i nn
slotte begon, was het weer helemaal in tjiïtg,
eigen trant. Intussen waren juist allerlei nc
ginselen in de kunst bezweken aan het njtal
we realisme van Fransen en Amerika: ;hi
Zo kon het gebeuren dat ze achtereenvoli en'
een succesvolle tentoonstelling kreeg in .1
Amsterdamse Galerie d' Eendt (de es n
zal haar hebben aangetrokken) en een lier
op het spaarpottenconcours, waarvan de
sultaten in het Museum Boymans-van
ningen te zien zijn geweest.
Ik hoor nergens bij
Met glazuren heeft ze nog niet gewi
Haar vroegste padden zijn als kluiten n
der die tot gestalte en leven zijn gekomd
Adam in het verhaal van de scheppingJ
veus, gespannen met krampen van vera
gen, hartstocht en leed, werd dat leven
na de zondeval) in de vleestintige
die met hun ledematen en genitaliën zo ui
selijk zijn, al waren het kippen en kikkert
model stonden. Veel ceramiekliefhebberj!'
vinden ze ongetwijfeld weerzinwekkend.fj
is al zo deemoedigend, het eigen al te b
selijke te herkennen in een aap, en
zijn niet eens primaten.
Trudy Drescher heeft een teer schaaltjef
de Britse pottenbakster Lucie Rie en I
kloek werk van Jan van der Vaart. Ze hf
van de noblesse in de ceramiek van and®
Maar wat haar gaande maakt, is niet de'rag
hoef te, mooie dingen voort te brengen, r
steeds is ze bezig, met deernis het leve]
behoeden voor de vergankelijkheid. IJ
mee is ze voor de ceramisten geen potfl
bakster en voor beeldhouwers zijn haar fff
jes geen beelden. „Nou hoor ik nergens I
stelt ze vast. Wel, in de kunst van nu fj
sommige van de beste dingen niet in te d
dus dat hoeft haar geen zorg te zijn.
Op de Rotterdamse academie heeft ze het
de volle vier jaar uitgehouden. Ze werd in de
afdeling voor monumentale kunst geplaatst
en daar ging het allereerst over vormge
ving. Daar had ze nooit eerder over gedacht,
want ze was niet met tekenen begonnen, om
iets moois te maken, ze moest iets vasthou
den, aan het bederf onttrekken. Eigenlijk
trok haar de beeldhouwklasse, maar ze durf
de niet. Bij de lessen in ceramiek liet ze an
deren graag de beperkte plaatsen, aan de
draaischijf. De potterie trok haar niet, wel
het handvormen. Boetseren is voor haar een
tekenen van de ruimte.
Wereld in een bak
Sinds kort heeft ze een oude woning betrok
ken in een deel van het Noordereiland
tussen de Maasbruggen dat nog tien jaar
voor de sloop gespaard zal blijven. Aan de
Mariniersweg zijn allang hoge flatgebouwen
gekomen. Voor de meertjes van haar kleu
tertijd heeft ze nu bakken met kikkers, sala-
Trudy Drescher met dierenplastiek aan de
wand.
Men heeft hier immers zoveel mogelijkhe
den een klein land, de kinderen met een
gehooraf wij king worden snel herkend, men
heeft moderne scholen, een overmaat aan
techniek en bovendien: de Nederlandse
schatkist is voller dan de Zuidslavische".
Branko Mayerhold vertelt hoe moeilijk het is
in Nederland contact met iemand te krijgen,
hoe het meestal hooguit tot vluchtige ont
moetingen beperkt blijft, („maar het is over
al moeilijk ongeveer gelijkgestemde mensen
te vinden, alleen, in mijn land is men wat
spontaner dan hier", voegt hij eraan toe).
Tenslotte kwam er toch een contact tot
stand weer met doven. Twee leraren van
het Rudolf Mees Instituut in Rotter
dam kwamen naar hem toe en vroegen of
hij iets voor het Sinterklaasfeest kon doen?
Drie weken lang trok Mayerhold met de kin
deren op en bouwde met hen een samen ge
maakt sprookje. In alle stilte, voor de eigen
klasgenootjes, vond de première plaats
geen grootse voorstelling, maar wel veel
Na de puinruimers kwam in Rotter
dam al gauw het wilde, niet ge
meentelijke groen. De gapende
oorlogswonden in de binnenstad
werden natuur. Als een kleuter van de
Goudsesingel had Trudy Drescher de
jungle voor de deur. Ze speelde in het dal
met kruiden, riet en meertjes dat de
bouwput van de Mariniersweg was.
's Avonds in bed hoorde ze het verre ge
luid van kikkers en dat gaf haar een hun
kerend gevoel, als maagpijn. Later zou ze
dat weer hebben wanneer ze verliefd was.
Allerlei vormen van leven ontmoette ze
in haar dal en ook de dood: een gestorven
vogeltje.
Dat vogeltje gaf ze een verzorgde begrafe-'
nis, met bloemen op het graf. Maar na een
poosje wilde ze het terug hebben en toen zat
het vol maden. Nadien begroef ze vogeltjes
in jampotten die ze goed afsloot. Toen ze
zo'n pot opgroef, bleek, dat toch weer het vo
geltje was vergaan. Ze vond het vreselijk dat
iets verging: alles moest eeuwig en blijvend
zijn. Zo kwam ze er toe, dode vogels na te
tekenen, zo natuurgetrouw mogelijk. Was de
tekening klaar, dan gooide ze het lijkje ge
woon weg, geen begrafenissen meer.
Thuis verzorgde ze een jong haasje, door ie
mand meegebracht van een veld waar ge
jaagd werd. Ze had medelijden met de die
ren, want die kwamen niet in de hemel had
ze geleerd. Daarom kon ze er niet tegen dat
dieren dood gingen. In de winter bad ze,
dat het niet zou gaan vriezen. Nu is dat me
delijden overgegaan op mensen. De kikkers
die ze boetseert zijn onthutsend menselijk,
maar zo is eigenlijk ook het kikkerskeletje
dat ze me laat zien: een wervelkolom, sleu
telbeenderen, langvingerige handen. Naar
een overreden pad boetseerde ze een tra
gisch uiteengereten vorm, niet meer dier of
mens, maar het slachtoffer.