Ieder meisje zou een vak moeten leren wonen Kinderen moeten zelf leren Mevr. mr. H. Singer-Dekker lid van de Tweede Kamer: Eén maat kous voor iedere vrou w Voor 500 miljoen aan kinderkleding per jaar 'Moor vrouiv zonder Beroep geen weg naar irbeidsma rkt ^GESCHOOLD VERZORGEND iAJORICA PARELS-BIJOUX :TRA BATERDAG 5 OKTOBER 1968 tD EXTRA 8 Nog maar juist heeft een aantal kousenfa brikanten gezamenlijk een set, bestaande uit een broekje met losse stretch-kousen uitge bracht, of er is al weer iets nieuws op de kousenmarkt. Een grote kousenfabriek uit Haarlem heeft elastische mini-nylons gefabriceerd. De Libel- Ie „Minilons" zijn 30 centimeter lang in on uitgerekte toestand. Aan het been kunnen zij elke gewenste lengte halen. De kousen zijn dus geschikt voor alle maten. Behalve één maat is er nu nog maar één kleur en dikte, maar men is van plan ook modekleuren en dikkere of dunnere versies te fabriceren. Een panty van dit uiterst elas tische materiaal zal ook tot de mogelijkhe den behoren. Omdat de kousen zo strak en glad om heb been sluiten, krijgen ladders minder kans. Het nieuwe procédé werd in samenwerking met een Engelse en een Amerikaanse fabriek ontwikkeld. Een nieuwe brei- en finishtech- niek maakte de fabricage mogelijk. Jaarlijks wordt in ons land gemiddeld 500 miljoen gulden besteed aan het kleden (bo venkleding, onderkleding en schoeisel) van het Nederlandse kind in de leeftijd van nul tot vijftien jaar. Dat betekent naar schatting een uitgave van 125 gulden per kind per jaar. Het meeste geld moeten de ouders uitgeven voor de aanschaf van schoeisel. De circa vier miljoen Nederlandse kinderen- (tot vijf tien jaar) verslijten zo'n drie paar schoenen in een jaar. Dit schoeisel kost gemiddeld twintig gulden, zodat ruim 240 miljoen gul den bij de schoenenbranche terecht komt. Een kleine 200 miljoen gulden is nodig voor het kopen van nieuwe bovenkleding. Volgens de Nederlandse Economische Vereniging voor de Confectie-industrie (Nevec) in Am sterdam, werd in 1966 in ons land circa 160 miljoen gulden aan bovenkleding omgezet. Jaarlijks stijgt deze omzet met ongeveer tien pet., zodat men dit jaar de 200 miljoen gulden zal naderen. Een woordvoerder van één van de grootste Nederlandse confectie-ateliers in Tilburg verklaarde dat deze industrie vrij belangrijk is, omdat ongeveer een kwart van de totale produktie van kinderconfectie in Nederland wordt geëxporteerd, vooral naar Duitsland. Een functionaris van de Vereniging van Tri cot- en Kousenfabrikanten (Vertriko) in Utrecht schat de omzet van kinderonderkle- ding op ongeveer 60 miljoen gulden per jaar. Het budget van dit assortiment (zoals hemd jes, broekjes, pyjama's, onderjurkjes en ba- byonderkledingblijft elk jaar vrijwel gelijk, omdat de vraag naar onderkleding slechts een geringe elasticiteit bezit, aldus de Vertri- ko-woordvoerder. Wat de mode in de Nederlandse baby- en kinderkledingsector betreft, zijn de menin gen nogal verdeeld. Over het algemeen, zo bleek op een forum van deskundigen uit deze branche, is de kindermode zeer beperkt en verandert zeker niet van seizoen tot seizoen. Voor wat het kleurengamma van de Neder landse baby- en kinderkleding aangaat heeft ons land de boot gemist, aldus de mode-ont werper Günther Frank uit Amsterdam. Kom er ACHT-er 1. Boodschap in mandje van vrouw 2. Kraag van man met hengel 3. Potlood achter oor van verkoper 4. Weegschaal 5. Vin van vis in etalage 6. Versiering hoed vrouw in winkel 7. Blikje in etalage 8. Laars van man met hengel zal het helemaal niet zo vreemd zijn, als ze op een gegeven moment van hun opgespaar de zakgeld of eerstverdiende vakantiegeld ook zelf iets kopen voor hun kamer. En heel ze ker zal dan een wooncadeau of cadeautje ge waardeerd worden. Een „groot" cadeau voor een jongen: een schrijfbureau met veel vak jes. Of een handig ladenkastje om eindeloos veel knutselspullen in op te bergen. Voor een meisje: een kleurige poef of een echt kameel zadel. Zo zien we dat er nog een groot cadeau-ter-, rein braak ligt, waar we voor heel veel jon ge mensen iets leuks kunnen kopen. Het voor deel is ook nog, dat we op dit terrein, zelfs omstreeks Sint Nicolaas betrekkelijk rustig kunnen rondsnuffelen zonder ons door drin gende mensenmassa's heen te hoeven per sen. Want het is nog altijd een beperkte groep, die eraan den-kt om eens even bij een goede woninginrichter binnen te lopen om daar een keus te maken uit tientallen duurzame ca deau-mogelijkheden. Diegenen, die dat wel doen, weten dat hun geschenk iets bijzonders zal zijn. Jeen van de spreekkamers van het Tweede-Kamergebouw aan het Haagse Binnenhof schel en langdurig een belletje. Mevrouw mr. H. Singer-Dekker, sinds 1963 J van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid, staat snel op en zegt: „Er zal ent iel een stemming zijn, neem me niet kwalijk, ik ben zo terug". ïetenlt blijkt geen stemming te zijn, maar de /eerdfrdeling der werkzaamheden" voor de ko- ,udenride dagen. Dat betekent een korte onder- maafking van een lang gesprek waarin me- iaken)uw Singer met veel animo een paar van a" ear stokpaarden heeft laten draven. Stok- e eerfrden haar weliswaar geen grijze ha- bezorgen, maar haar toch (zowel in het rach(Peke leven als daarbuiten) vaak inten- 1 jonjf bezig houden: de positie van de vrouw ïchtef geen vak heeft geleerd en daardoor haar 'reedje leven „economisch afhankelijk" blijft, i de mentaliteit van heel wat opgroeiende ;vd e$sies het nog altijd niet nodig vinden t Amieen vak be leren, rilige dal.- n dei bej voo: aagdjMevrouw Singer keert zich tegen die zwak- 'b ee1e schakel in de opvoeding van jonge n gemeisjes die (met een schuin oogje naar de 1 °%iwelijkse staat) verklaren dat ze nu wel .genoeg hebben gestudeerd en geen zin heb- 1 krlpen om een vak te leren. Van de kant van de ouders die het, onder het motto „ze ^"Jrouwt toch" meestal wel best vinden, ko- ',tomen maar zelden tegenwerpingen, ïten- nnnivrouw sinB'er Hannie Singer" voor be- Qa Inden en voor velen die haar slechts opper- 1 hp/kkig kennen) gelooft niet in de mogelij k- arriWen van een terugkeer op de arbeids- He<arkt voor vrouwen die geen beroep of vak geleerd. al wil een vrouw nog zo graag weer werken: als ze niets heeft geleerd is vrijwel onmogelijk. Alleen de ongeschool- beroepen blijven over, en die wil men ne6«t. Vrouwen willen niet beneden de status tra|ï hun man gaan werken. En welke vrouw va nog een vak leren op haar veertigste? i"i,Ina niemand. Wie daar wel kans toe ziet, 'luiert een geweldige prestatie", zegt me- 'ouw Singer. Het valt haar vaak op dat «feisjes die wel iets leren dit nooit lijken te ieuff)en omdat het vanzelfsprekend is, maar 5t meestal motiveren met het woordje Jls": als ze eens weduwe worden, als het Tiwelijk eens misloopt, kunnen ze toch op gen benen staan. 1 ïoed, dat is dun gewoon een hard-zakelijke foliering", zegt mevrouw Singer. „Weet wat ik een idioot stand-punt vind? Dat meis- s iets moeten leren om later hun kinderen i het huiswerk te kunnen helpen en om met m man te kunnen praten. In radiodiscus- es heb ik zulke argumenten ook al gehoord. ie kinderen moeten hun huiswerk toch al en kunnen maken? Als ze later in de maat- happij staan, moeten ze het ook alleen innen". aar standpunt: de mogelijkheid tot leren f studeren is voor een meisje even belang- jk als voor een jongen, en zou even van- ïlfsprekend moeten zijn. Zelf heeft zij in aar studietijd nog meegemaakt dat meisjes ie wilden studeren, door het beurzenstelsel sdiscrimineerd werden. „Dat is nu niet (eer zo. Bij het verlenen van studiebeurzen i er geen discriminatie meer ten opzichte an de meisjes. Studiemogelijkheden voor leisjes hangen ook wel vaak af van wat e ouders er voor over hebben. Als het op fi- anciële bezwaren wordt geschoven, komt 'at, geloof ik, ook wel doordat ze het in hun iart voor die dochter niet zo nodig vinden fis voor een zoon". ïensen die er zo over denken als Hannie (ADVERTENTIE) Singer lijken tegen de bierkaai te vechten, zolang jonge meisjes (en hun ouders) het hu welijk zien als een soort levensverzekering en een vrouw pas als „geslaagd" wordt be schouwd zodra ze getrouwd is. De opvoe ding houdt het verouderde beeld van de vrouw nog vaak stevig overeind. „Dat is niet zo verwonderlijk, want de moeders zijn nog zo weinig veranderd", zegt mevrouw Singer. Ze wil vooral niet generaliseren, maar krijgt toch soms sterk het gevoel dat de jeugd een reactionair beeld van de vrouw heeft. „Het verzet tegen emancipatie van de vrouw komt zo vaak van de jongere mannen, ook als ze maar weinig aan tradities hechten. Ik ben geen psychologe, maar ik geloof toch wel dat dit reacties zijn uit gezinnen, waar de moeder- en huisvrouwfiguur een domineren de rol heeft gespeeld. De mentaliteitsveran dering zal voor een belangrijk deel in het ge zin moeten beginnen". Als kind heeft mevrouw Singer zelf een „werkende moeder" gehad. Dat beteken de onder meer alleen huiswerk maken, vragen en problemen niet 's middags om vier uur maar pas 's avonds op tafel bren gen. „Is dat zo erg?" vraagt Hannie Singer. „Mijn moeder had een razend-drukke werkkring. Het gaat er alleen maar om dat je als kind met zo'n moeder kunt pra ten, of dat nu 's middags om vier uur of 's avonds om half acht is". De Nederlandse vrouwen wordt nog wel eens verweten dat ze zelf maar weinig aktief zijn als het om emancipatie-zaken gaat. „Aan de andere kant kun je vrouwen niet kwalijk nemen dat ze soms geen zin meer hebben om allerlei weerstanden te overwin nen", vindt mevrouw Singer. „Neem bij voorbeeld de sociale maandstatistieken van het ministerie van Sociale Zaken. Daar komt de gehuwde werkende vrouw die geen kost- winster is, niet in voor. Dat geeft niet alleen een vertekend beeld van de arbeidsmarkt, maar het is ook een symptoom van een men taliteit. Ze telt gewoon niet mee. Onze hele maatschappij is nog altijd gebaseerd op de vrouw die achter de werkende man staat. Kijk alleen maar naar de uren van winkel sluiting". Naar haar smaak wordt in die maatschappij ook nog teveel getheoretiseerd over de vrouiv die „zorgend" in deze wereld zou staan. „Ik vind dat gewoon niet waar", zegt mevrouw Singer. „Iedereen heeft wel een zorgende trek, dat geldt niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mannen. Maar als mannen dit trekje in de praktijk brengen (als arts of als personeelschef bijvoorbeeld)dan spreekt niemand over een verzorgend beroep. Wel als het ov&r bepaalde beroepen voor de vrouw gaat. Bij de beroepskeuze wordt ook nog vaak uitgegaan van een soort axioma een meisje, dus een verzorgend beroep. Daardoor komen heel veel meisjes niet te recht op de plaats waar ze qua capaciteiten toch zouden horen". Mevrouw Singer staat nogal sceptisch tegen over de veelgehoorde (en ook wel met statis tieken gestaafde) bewering dat zoveel meis jes hun studie voortijdig afbreken. Zij gelooft niet dat dit een „typisch vrouwelijk" ver schijnsel is. „Jongens hebben van tijd tot tijd ook wel eens een inzinking. Als iemand dan eens stevig met ze praat, zijn ze er weer overheen. Maar als meisjes zo'n inzinking hebben, wordt meteen maar aangenomen dat ze beter met de studie kunnen stoppen. Van jongens wordt niet geaccepteerd dat ze de studie afbreken, van meisjes wel. Ik vind dat doodjammer. Je kunt later niet meer te rug, je kunt het niet meer overdoen. En iets dat je niet afmaakt, blijft je je hele leven als een angel steken". Er zijn hele groepen mensen, of liever ge zegd „mensjes", die blij kunnen zijn met een „woon-cadeau" en dat zijn kinderen. Misschien kijkt u daar een beetje vreemd van op en lijkt het u onvoorstelbaar, dat een kind zoiets zou kunnen waarderen. Het ligt voor een groot deel aan de vol wassenen, dus aan de ouders, of zij hun zoon of dochter blij kunnen maken met iets voor hun kamertje. Dat kan alleen als wij de kinderen van jongs-af-aan heb ben geholpen om te leren wonen en het wonen hebben leren waarderen. Eigenlijk is het een vicieuze cirkel, want op zijn beurt kan een kind alleen leren wo nen, als we aandacht besteden aan zijn leef ruimte. Als een kind opgroeit tussen het oude ijzeren bed van grootvader, de afgedankte huiskamer-gordijnen an als speelgoed- bergplaats een donker kabinet van een oud tante heeft, kunnen we niet verwachten dat hij graag op zijn kamer zal zitten. Terwijl kinderen op een bepaalde leeftijd en dat kan al met een jaar of zeven, acht begin nen zo nu en dan de behoefte hebben om eens even lekker alleen te zijn. Als we beginnen met een modern bankbed, dat heel goed dienst kan doen als zitbank mits we op de houten bodem een schuimrub ber of polyether matras leggen, want deze vervormen niet, als we erop zitten), de juis te vloerbedekking (hierbij denken we bij kin derkamers aan linoleum of vinyl op vilt) en een stel vrolijke overgordijnen, dan hebben we een kamer, waarin elk kind prettig kan- slapen. Slapen is echter niet het enige wat een kind doet en daarom moeten we ervoor zor gen, dat er méér komt in die kamer. Als we de belangstelling en de nieuwsgierigheid van het kind opwekken en hem vooral zelf betrek ken bij de plannen, kunnen we nu aan ca deaus gaan denken. De allerkleinsten zullen „melkkrukjes" met leuke gekleurde hoesjes of een kinderlamp kunnen waarderen. Degenen, die al kunnen schrijven of knutselen zullen blij zijn met de eerste onderdelen van een wandrek, waar van een werkblad en een boekenschapje het begin zijn. Een klein bureautje of beukehou- ten keukentafel met een paar laden kunnen ook heel goed voldoen. Hier hoort natuurlijk een hoge stoel bij, waarvoor u desnoods een blank gelakte zaal- stoel kunt gebruiken. Zijn de kinderen al wat ouder en nemen zij vrienden of vriendinnen mee naar huis, waar mee ze weieens alléén willen babbelen, dan zullen een paar rotanstoeltjes, tenen kuipjes of vlinder stoelen erg in de smaak vallen. Een passende leuke verlichting mag dan niet ont breken. Ligt er linoleum of vinyl op de vloer, dan zullen vooral meisjes een klein langharig kleed.ie zeer waarderen. Vergeet vooral niet een romantisch toilethoekje, al zal daar in 't begin dan ook alleen maar met kam, bor stel en blanke nagellak worden geëxperimen teerd. Als we de kinderen bijbrengen, dat die ka mer een plekje is van henzelf, zullen-zij die ruimte ook als zodanig leren waarderen. Dan Ook een klein kamertje (links) kan ruimte bie den voor slapen, zitten, schrijven of knutselen plus opbergruimte. Juist tieners stellen er veel prijs op hun eigen spulletjes bij el kaar te houden. tapélbedden rechtsmet aangebouwde bergruim- te voor boeken en speel- goed. Kinderen vinden 'zo'n bed met trapje ge weldig. Gevaar voor uit bed val len is er niet, want het boven bed heeft een beveiliging in de vorm van een verhoogde voor kant, die bij het bed opmaken niet in de weg zit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 11