Grauw beslaan zonder coruitzichten Bossen uit de fabriek' ALLY NOACH DOET DE INGEN IN HET GROOT Interessant onderzoek van Amsterdamse socioloog Hoe de employézijn werk ervaart xULjtDAO IT AUGUSTUS 1968 ID EXTRA Dr. Bert in ff hij cal binnenkort de met emeritaat ffeffane hoogleraar in de sociologie aan de Rijksuniversiteit in Groningen, prof. dr. P. J. Bouman opvolgen heeft in zijn studie het beeld gegeven van de middelbare administratieve employé, die leeft en werkt in het brede maatschappelijke midden. Het ls geen opwekkend beeld geworden: het brede midden blijkt voor de employé vooral een grauw midden, waarin hij tich gevangen voelt in de fuik van de administratieve baan zonder vooruitzichten, met weinig dat hem bindt en met teveel dat hem bindt. De suc cesformule blijkt voor hem niet meer te be staan. Het bedrijf heeft hem opgeslokt en na gelt hem vast aan de ladder waarop mensen met méér diploma's en meer bekwaamheden hem voorbijklimmen. Dr. Berting heeft zich in zijn studie bezig gehouden met de middelbare administratieve employé's in negen grote Amsterdamse be drijven of instellingen. De antwoorden die hij verzamelde en de ge gevens, die hij daaruit putte, laten zien, hoe in onze samenleving, die steeds meer een „sa menleving der employé's" aan het worden is, deze employé's zichzelf zien, hoe zij zich plaatsten ten opzichte van hun omgeving, hoe zij hun eigen positie op de maatschap pelijke ladder ervaren. De studie van dr. Berting ls zonder meer een belangrijke studie geworden, door de wijze waarop hij met uiterste nauwkeurigheid zijn gegevens heeft verwerkt en zijn conclusies heeft getrokken dat voor wat betreft de wetenschappelijke waarde en de betrouwbaar heid van zijn werk en doordat er een ant woord gegeven wordt op veel vragen, die waarachtig in een „samenleving der em ployé's" (het gaat hier om tenminste 350.000 Nederlanders) wel eens gesteld mogen wor den. Wanneer we beseffen, dat in 1947 de em ployé's 20 pet. der totale beroepsbevolking uitmaakten en in 1960 reeds 29.8 pet. een lijn die zich nog steeds voortzet dan moet het niet veel moeite kosten in te zien. dat een dergelijke grote groep een belangrijk stempel op de maatschappij drukt. Het is dan even belangrijk te weten, wat dat nu eigen lijk voor iemand is, die employé. Het onderzoek van dr. Berting heeft zich be paald tot die mannelijke employé's. die met het einddiploma mulo of het getuigschrift 3- jarlge HBS op de arbeidsmarkt kwamen, ouder zijn dan 29 jaar (dus al enige tijd werkzaam) en jonger dan 46 Jaar (dus met nog kansen op promotie). De employé rekent zichzelf tot het maat schappelijke midden. Wat dat precies is? Ho ger op de ladder dan een arbeider in ieder geval, meent de employé. Wanneer we de employé's onderscheiden naar laag-middel- baar. midden-middelbaar en hoog-middel- baar niveau, dan beseffen diegenen op laag- middelbaar niveau weliswaar zelf. dat hun inkomen niet zoveel verschilt van dat van een handarbeider, zij zijn bereid zich tot de arbeidersklasse te rekenen, maar zij gaan er daarbij van uit, dat zij toch binnen tien jaar daar niet meer bij zullen horen. Voelt de employé zich met andere employé's sterk verbonden? Het antwoord moet ont kennend luiden. Er bestaat niet een bepaald soort lotsverbondenheid. De employé's vormen een heterogene groep. Er zijn verschillen in afkomst, opleiding, promotiekansen en er be staat geen employé-,.consensus", geen reage ren op uitdagingen of problemen van buiten af dat bepaald wordt door het employé zijn. Dan weer zal men reageren met het oog op de afkomst, dan weer met het oog op pro motiekansen, dan weer vanuit de genoten op leiding. dan weer vanuit het eigen plaatsbesef. De employé kiest daarom niet makkelijk. Hoe ervaart de employé zijn promotiekansen? Hier wordt het beeld grauw. Men is em ployé geworden vanuit de verwachting car rière te kunnen maken, te kunnen stijgen op de maatschappelijke ladder. Dat sociaal stij gingsbewustzijn blijft bestaan de echtge notes van de employé's hebben het nog iets sterker, dan de employé's zelf maar men ziet tevens hoe anderen met meer en betere diploma's wel slagen, hoger komen, betere banen krijgen. Het functieniveau wordt daarenboven als bijzonder belangrijk ervaren. Wanneer men evenwel geen niveau hoger kan komen, dan gaat het „fuiksyndroom" een rol spelen. Men voelt zich in de fuik gevangen, men wil wel anders maar men kan niet anders, men heeft slechts te berusten. De binding van de em ployé aan het huidige beroep of de huidige functie is niet groot. Promotie wordt gezien als dè kans om aan als onaangenaam erva ren taaksituaties te ontkomen. Maar: voor een grote groep employé's is er geen ontkomen aan. Men kan streven naar promotie binnen het eigen bedrijf, men kan positieverbetering el ders zoeken, men kan meer kennis trachten te verwerven, om daardoor de begeerde be tere baan te krijgen, men kan berusten. Daér, bij de groep van de berustenden vindt men vooral het fuiksyndroom, vindt men het soort van reageren, dat anomisch genoemd wordt. Wat ls anomie? In een wat oudere, maar nog zeer wel bruik bare definitie van de Amerikaanse socioloog Merton wordt anomie als volgt gedefinieerd: een breuk in het handelen van een lid van een groep, wanneer zijn sociaal bepaalde mo gelijkheden en capaciteiten niet meer over eenstemmen met de binnen de groep als haalbaar ervaren normen en doelen. Anomie is, in maatschappelijk opzicht, geen prettig verschijnsel. Het handelen dat er uit voortvloeit, hoeft heus niet altijd onaange past in extreme zin te zijn, maar het be ïnvloedt wél het maatschappijbeeld. Het maakt de samenleving nóg gecompliceerder, onrustiger, onleefbaarder soms. Het onder kennen van de oorzaken daarvan is echter een hele stap op de weg naar verandering. Het besef, dat in onze samenleving een grote groep leeft en werkt „in het maatschappe lijke midden" en zich daar eigenlijk niet ge lukkig voelt, kan heilzaam werken bij hen, die in Nederland verantwoordelijkheid dra gen. Bomen van de lopende band. alle even groot en met een ideale vorm voor een rationele verdere verwerking, behoren niet meer tot de .wensdromen van de houtvesters op de hele wereld. Na jaren lange proeven slaagden experts van de „Forstliche Versuchsanstalt" in het West- duitse Escherode er thans in, jonge bomen in serie te „vervaardigen". In Escherode. een van de vier praktische on- deraoekingscentra voor de teelt van bosgewas sen in de Bondsrepubliek, concentreerde men zich op de „vegetatieve" vermeerdering van de planten, waarbij kleine takken van een boom in tegenstelling tot de „generatieve" teelt uit boomzaden, gebruikt worden. Behandelt men de ze stekjes voor het Inplanten met bepaalde groeistoffen, dan slaan zij in de grond wortel en beginnen snel te groeien. De op deze manier gekweekte bomen hebben alle dezelfde vorm en leveren ook dezelfde prestaties van de .jnoederbomen". De voordelen van de „serleproduktie" liggen voor de hand: in de toe komst kan men hele bossen beplanten met slan ke, van fijne takken voorziene bomen, die uitste kend geschikt zijn voor een verregaande genor maliseerde verdere verwerking. Bovendien kan de groeltljd aanzienlijk bekort worden. Tot nu toe hadden de proeven ln Escherode echter alleen bij de larlxen en sparren succes. Experimenten met andere boomsoorten zijn nog niet afgeslo ten. Bijzondere betekenis heeft deze nieuwe methode voor het kweken van gelijksoortige bomen van bijzondere kwaliteit reeds thans voor de aanleg van de fenologische tuinen van de Internationals Weerdienst. Drieënzeventig van deze tuinen be staan reeds in Europa en Amerika. Zij zullen, over de hele aardbol verdeeld, de reacties van da planten op de desbetreffende klimatologische omstandigheden weergeven. Om de verkregen re sultaten te kunnen vergelijken, moeten de ge bruikte planten zo mogelijk over deaelfde eigen schappen beschikken. Als leverancier van ge schikte bomen voor bossen heeft het onderzoe kingscentrum ln Escherode al een zeer goede naam verworven. „Voor een flinke kereldie van aanpakken weet en die z'n hersens gebruikt, is er altijd nog veel te bereiken in de maatschappij". Dat is de succesformule, die veel werknemers drijft ook in Nederland en de vraag is maar waarheen. Het antwoord moet voor een grote groep van die werknemers helaas luiden: nergens heen". Ziedaar de weinig hoopgevende conclusie, die de Amsterdamse socio loog dr. J. Berting ons laat trekken uit zijn omvangrijke studiedie hij de titel meegaf „In het brede maatschappelijke midden". Deze studie is in boekvorm verschenen bij de uitgeverij J. A Brom en Zn. te Meppel. In dat brede maatschappelijke midden leeft onder meer de grote en steeds grote wordende groep van employé'sin loondienst werkzame niet'handarbeiders. Het zijn de employé's, die steeds meer het aanzien van onze samenleving bepalen. it Dr. J. Berting, opvolger van prof. dr. P. J. Bouman. n fr de >ally Noach toen. Een magische naam de woelige oorlogsjaren. Van Lyon uit rkte de „ongrijpbare" drie jaar lang 1 zijn mythe. Gesteund door „goede" anse ambtenaren en door zijn jiddisch rootlef" hielp hij van 1940 tot 1943 vijf zesduizend vluchtelingen en Enge- idvaarders naar veiliger oorden. iy Noach nu. Een begrip ln het wereldje i handelaren in Perzische tapijten. Tegen gevestigde opvattingen in gaat hij, zoals Dier, zijn eigen weg: op 1 juli van dit jaar tnde hij in Den Haag, Laan 10. de eerste lermarkt voor Oosterse tapijten in Neder- id: alles voor de halve prijs. Hijzelf reisde ar Perzië om daar zijn inkopen te doen. Uy Noach nu 58 is, zoals hij zelf [t, „in de Perzen geboren". Zijn vader was i van de eerste importeurs en bouwde in ussel aan een bloeiende zaak. Toen Sally ar in 1939 op bezoek was, brak de oorlog Via zijn woning in Parijs kwam hij in ulouse terecht waar hij met zijn illegale rk begon. „Ik wilde twee Nederlandse of- ieren een plezier doen. Ik heb ze naar anje weggebracht", september 1940 meldde zich een 29-ja- ;e man bij het Nederlandse consulaat in on: Sally Noach. Hij bleef er drie jaar. !t een onduidelijke positie. „Ik heb me er If gewoon ingedrukt. Als het nodig was, gaf me gewoon voor consul uit. Want de echte iaw s toch ziek". Van dat ogenblik af werd de j. ara Sally Noach een begrip. Engelandvaar- rs en uitgewekenen kregen in Nederland de 111 ld zich voor hulp bij hem te melden op a t consulaat. Omdat de meesten geen geld En papieren hadden, verdwenen ze in de ge- v, ïgenis. Maar het behulp van Franse auto- kiten kreeg hij ze bijna allemaal wel weer l Valse papieren („het stempel had ik. het bier kreeg ik van de Fransen") garandeer- nu l een veilige aankomst in het neutrale fcije of Zwitserland. papieren waren zo goed nagemaakt, itik er zelf in geloofde. Ik was er erg mak- ijk ln. De joden veranderde ik gewoon in aholieken of protestanten. Cohen werd ken, Polak De Vries. Zelf was ik in die i ook katholiek. Als dekking. Zondags ging ïetjes naar de kerk of biechten bij de pas- t\ een moordkerel". lid augustus 1942 kwam de eerste grote fcnrazzia. „Ze hadden 1500 tot 2000 joden >;eplkt. Ik ging meteen naar de politiepre- t van Lyon, maar hoe graag hij me ook Ide helpen, hij kon niks voor me doen. Middags ben ik naar de gevangenis Saint ft lép gestapt. Daar zaten al die mensen op atf binnenplaats opgesloten. Voor de poort üjonden de Belgische consul-generaal Baron enf Murat. pastoor Glasberg, een gewezen i. en nog een paar mensen van de Amitié retienne te wachten. Niemand mocht er- tToen kwam ik eraan. Ze vlogen op me Mij kennende, voelden ze, dat ik er wel in komen. tor de deur stonden soldaten en een offi- to. Ze wilden me tegenhouden. Ik met mijn tod naar m'n binnenzak en zeg: betekent iplomatieke onschendbaarheid dan helemaal ■iets meer? Ze waren zeker overdonderd, tot de officier bood zijn excuses aan. En &Uy Noach naar binnen. Hollanders en de Polen, die daar zaten, toden mij. Hun gezichten klaarden op. Te- to de Moffen zei ik: „een Hollander is geen tod. Ik ving woorden op als: „Ich glaube, ist auch ein Jude". Maar ik deed net 'ik niets had gehoord. Ten slotte was mijn nu Jean Desbonnets. Diezelfde avond pl Wrok ik met 118 man. 90 Hollandse en 28 en. °°'se Joden. Ik mocht alleen maar Hollan- yjjj 6js meenemen, maar de Polen waren toen ze loof «t woordje Holland hadden opgevangen, ook "tor in de rij gaan staan". In 1943 werd Sally Noach zelf Engeland vaarder. De grond werd hem te heet onder de voeten. Met een shock werd hij opgeno men in een door Koningin Wilhelmina voor bijzondere gasten- ter beschikking gestelde villa. Daarna werkte hij tot de oorlog afgelo pen was bij de oorlogsdocumentatie van ma joor Olivers. Uit zijn Engelse periode dateren de con tacten met het vorstenhuis. „Ik moest meteen bij de Koningin komen, ik ben er vaak op bezoek geweest. Later ook bij Prin ses Juliana en Prins Bernhard (hij zegt Sally tegen me en nooit meer Noach). De Enge landvaarders gingen meestal via Canada naar Engeland. Van hen hoorde de Prinses dan mijn naam". Sally Noach heeft voor zijn verdiensten nooit een koninklijke onderscheiding gekre gen:. „Dat komt door die Van Kleffens, onze Sally Noach, als het ware in de Perzen geboren minister van Buitenlandse Zaken in Lon den. Hij kon me wel zuigen. Ik had de Ko ningin verteld dat de Nederlandse vertegen woordigers in Frankrijk op één uitzondering na. allemaal hadden gefaald. Op haar ver zoek heb ik er een rapport over gemaakt. Toen liet Van Kleffens me bij zich roepen. Hij vond het niet netjes, dat ik het rapport aan de Koningin had gegeven. „Ik zei tegen hem", als u eerst vertelt of u het kastje of de muur bent, dan kunnen we verder praten". Ik ben toen weggegaan. Hij heeft het me nooit vergeven. Als voor zitter van de commissie onderscheidingen heeft hij het lintje getorpedeerd, dat de Ko ningin me had toebedacht". Nóg heeft Sally Noach contact met men sen, die hij ln de oorlog heeft geholpen. In november heeft een in Israël wonende groep Hollanders hem uitgenodigd lezingen te hou den. ..Dan zie ik die tijd weer voor me. Dan denk ik weer aan de moeilijkheden, die je je toen niet realiseerde. Het was jeugdige over moed. Maar toch, als ik het opnieuw moest doen. dan deed ik het weer Zonder lintje, want hij heeft zelf hele ta pijten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 11