KINDERMISHANDELING tenminste 1200 gevallen per jaar in Nederland Weerzinwekkend misdrijf is zeer moeilijk te bewijzen LD Extra ER MOET WAT GEBEUREN! BEROEPSGEHEIM STRUIKELBLOK „Hanneke leek steeds meer op haar moederdaarom haatte ik haar. Ik zag in haar mijn vrouw voor me". „Ik houd niet van dat kind". „Soms keek ik naar hem en dan dacht ik. Ik kan je vermoorden" Deze drie reacties van een vader of moeder hebben betrekking op kin derverwaarlozing, -mishandeling en -moord. Volgens mr. C. W. E. Abben- huis, kinderrechter in Rotterdam en daarvóór secretaris van de Raad van Kinderbescherming in Maastricht, worden er per jaar in Nederland tenminste 1200 kinderen ernstig mishandeld door hun (stief)ouders of ver zorgers. Behalve 120 kinderen die daaraan overlijden, zijn er ook nog 160, die met hersenletsel verder leven. Mr. Abbenhuis stelt zelfs dat bovengenoemde aantallen nog groter moeten zijn, aangezien ze alleen de bekende gevallen betreffen. Maar zelfs al wordt een kindermishandeling- zaak openbaar, dan is het nog moeilijk te be wijzen dat er mishandeling heeft plaats ge had. „Van de trap gevallen", „Van tafel ge vallen", „Hij is met zijn voet tussen de spij len van de wieg blijven hangen", voeren de beschuldigden aan. Het kind zal of kan niets zeggen en zonder getuigen moet dan een der gelijke zaak opgegeven worden. kunnen het haast nooit bewijzen. Soms waar schuwt een onderwijskracht dat een kind de indruk maakt mishandeld te zijn. Maar de moeder heeft dan wel een verhaaltje klaar en het kind beaamt dit". Als een geslagen liond Mej. mr. dr. B. L. F. Clemens Schioner uit Leiden deskundige op het gebied van kinder mishandeling zegt hiérover: „De kinderen broertje was een stevige jongen en keurig ge kleed. Zodra de vader 's morgens de deur uit ging, begon de ellende voor het jongste kind. De moeder haalde het uit bed met de woor den „vooruit viezerik, vooruit kreng, schiet op". Als het kind niet vlug genoeg opschoot, werd het geslagen en met de kleren aan weer in bed gezet. Als het huilde sloeg de vrouw maar raak. Het oudere broertje plaagde hem meedogen loos, hetgeen de moeder aanmoedigde. Als de oudste het zwakke broertje op zijn hoofd te gen de muur zette, lachten hij en zijn moe der vol leedvermaak, vooral als het kind daar bij omviel. De vader was goed voor het kind. maar kon niet tegen zijn vrouw op. Na ingrijpen van de Voogdijraad werd een getuigenverhoor gehouden bij de politie. Er werd geen reden tot strafrechtelijk ingrijpen aanwezig geacht. Het gebeukte kind Een trieste verzameling gevallen van (ver moedelijke) kindermishandeling bevat een artikel van dr. F. Kuipers, directeur van het Emma-kinderziekenhuls in Amsterdam en van zijn voorganger professor dr. S. van Cre- feld. Beide artsen gaan in het Nederlands Van recente datum is de mishandeling van het negenjarige meisje Hanneke uit Utrecht. Haar vader werd tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar wat heeft Hanneke eraan dat haar vader vier jaar de gevangenis in gaat? Geen ingrijpen Het. Utrechtse geval is een typisch voorbeeld van kindermishandeling. Hanneke werd al lang mishandeld, zonder dat iemand ingreep. Haar vader brak begin vorig jaar haar arm. Zij werd naar de dokter gestuurd en moest zeggen: „Ik ben van de schommel gevallen". De tweede keer ging zij met een op vier plaatsen gebroken arm naar het ziekenhuis: een „scooterongeluk". Na het laatste geval ging Hanneke weer naar de dok ter, „van de schommel gevallen." Zou niemand argwaan hebben gekregen, de huisdokter, de ziekenhuisartsen, misschien een onderwijzer? Pas bij het laatste geval is aangifte gedaan. Toen was Hanneke bijna ge wurgd. Noch Kinderbeschermingsorganisaties, noch de politie hebben eerder ingegrepen, terwijl het bekend was dat de moeder van Hanneke om de vele mishandelingen van de vader was weggelopen. Het beroepsgeheim van de arts is in vele kin dermishandelingszaken het struikelblok. De arts heeft de plicht „aan niemand te open baren wat hem bij de uitoefening der genees kunst als geheim is toevertrouwd of te zijner kennis is gekomen". De arts is dan ook niet, zoals andere burgers verplicht misdrij ven waarvan hij in kennis wordt gesteld, aan te geven. Maar het is hem ook niet verboden dit te doen. Toch zal een arts zelden aangifte doen in kindermishandelingszaken of er de Raad van de Kinderbescherming in mengen. Een Haarlemse kinderarts: „Ik wist haast zeker dat een kind van de trap was gegooid. Toen heb ik heel voorzichtig de kinderrechter gewaarschuwd. Ik heb er niets meer van ge hoord." Mej. C. J. Grootenboer, kinderarts bij de Maria-stichting in Haarlem: „Het komt vrij veelvuldig voor. Het is een onopgelost pro bleem, .zowel in medische als in juridische kringen. We kunnen niets doen en mogen geen ver volging instellen. Een kind is. net als een huisdier, volkomen afhankelijk van ge vol wassenen. Er zijn moeders, die niet van hun kinderen houden. Soms zit er een „miezerdje" tussen van wie zij zegt: „Daar houd ik niet van". Dat is toch ontstellend. Zo'n kind wordt in de eerste plaats al verwaarloosd door ge brek aan liefde. Soms probeer ik via de Raad van de Kinderbescherming er iets aan te doen. Het is wel nodig geweest dat een mishandeld kind in een kinderpsychiatrische inrichting geplaatst moest worden". De Haarlemse schoolarts van de GG en GD, mej. C. Cramer: „Ja, het komt voor, maar we Weekeindbijlage Leidsch Dagblad Zaterdag 27 juli 1968 zijn bang dat zij dan weer worden mishan deld. Daarnaast bestaat er een bijzondere aanhankelijkheid aan de opvoeders die mis handelen. Het kind heeft namelijk vaak het idee gekregen, dat het door en door slecht is en tracht dan vanuit dit schuldcomplex, de ouders te verontschuldigen. Dikwijls willen mishandelde kinderen tonen hoe goed zij het thuis hebben; zij zijn bang dat zij gestraft worden als zij dat niet zouden zeggen. Dan zijn er ook nog kinderen die werkelijk aan de mishandelende opvoeders hangen, zo als de geslagen hond ook naar zijn meester terugkeert. Mej. mr. dr. B. L. F. Clemens Schröner, die een belangrijke bijdrage leverde voor de samenstelling van dit artikel, studeerde aan de Rijksuniversiteit in haar geboortestad Groningen. Tijdens haar studie werkte zij bij de kinder rechter jhr. Feith en later bij de Rot terdamse kinderpolitie. Gedurende anderhalf jaar was zij verbonden aan de afdeling geestelijke gezondheid van de London school of economics in En geland. In Leiden en Rotterdam volg den werkzaamheden bij medisch op voedkundige bureaus, ivaarna zij ver bonden uierd aan het Instituut voor praeventieve geneeskunde in Leiden (sedert enige jaren onderafdeling van de Gezondheidsorganisatie TNO te Delft) in de afdeling geestelijke ge zondheid, sectie sociale psychiatrie en kinderbescherming. Tijdens haar Leid- se periode sedert ongeveer 1950 promoveerde zij in 1956 aan de Rijks universiteit alhier op een proefschrift Psychische kindermishandeling Juist mishandelde kinderen hebben de nei ging zich meer dan anderen vast te klampen aan hun ouders. Zij plegen dezen te ideali seren, zelfs sterker naarmate zij erger zijn afgewezen. Dat het gedrag van hun ouders sterk moet worden veroordeeld, komt niet eens bij hen op. Zij kunnen hun positie ook dikwijls niet beoordelen, omdat zij geen ander milieu ken nen en dus niet kunnen beseffen hoe slecht zij het hebben". „Behalve schuldgevoelens kunnen bij mis handelde kinderen ook schuwheid en wan trouwen optreden tegenover alle grote men sen. Grote onevenwichtigheid en ner veuze storingen kunnen eveneens het gevolg van mishandelingen zijn." Mej. Clemens Schröner weet niet of er wel eens een diepgaand onderzoek is ingesteld naar de verdere geschiedenis van mishandel de kinderen. Wèl is komen vast te staan dat mishandelde kinderen zelf de neiging hebben, later mishandelende ouc'ers te worden. Tijdens haar werkzaamheden bij de Kinder rechter in Groningen en de Rotterdamse kin derpolitie heeft zij meer dan honderd geval len van kindermishandeling verzameld, waar zij in haar proefschrift melding van maakt Zij heeft dit proefschrift „Psychische kinder mishandeling genoemd, omdat naar haar mening het psychische effect van de mishan deling het belangrijkst is. Een gebroken arm veroorzaakt niet alleen lichamelijke pijn maar een dergelijke mishandeling heeft zeker ook een psychisch effect. Daarbij zijn er talloze gevallen van kwellen, treiteren, schelden, achterstellen en verwaarlozen, die niet onder de gewone mishandeling vallen. Het lelijke eendje Zo beschrijft zij het geval van een vierjarig jongetje dat opvallend klein, lelijk en onge zond was. Hij was altijd slordig gekleed en zijn haar werd nooit geknipt. Een ouder tijdschrift voor geneeskunde met het artikel „Mishandeling van kinderen" in het op „Bat tered child syndrome". Hier is sprake van jon ge kinderen, die nog niet kunnen spreken en fracturen en hersenbloedingen hebben zonder dat er een aanwijsbare oorzaak is. Jarenlang heeft men zelfs gemeend dat zui gelingen wel eens een „speciale beenderziekte konden hebben. Nu ziet men mishandeling als oorzaak van de fracturen. Het „battered child" oftewel „gebeukte kind" heeft behalve fracturen, vaak bloedingen in de hersenen. Meer dan tien pet. van deze kinderen over lijdt, terwijl 16 pet. blijvend letsel overhoudt, aldus het artikel. Dr. Kuipers en professor Van Crefeld beplei ten de behandelende arts de vrijheid te laten een ernstig vermoeden van kindermishande ling al of niet aan de Raad van de Kinderbe scherming te rapporteren, na het inwinnen van een advies van de afdelingsraad van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Hoewel in de meeste door Kuipers en Van Cre feld genoemde gevallen mishandeling werd aangenomen, is het ook hier zelden bewezen verklaard. De Kinderen konden niet spreken. In de twaalf gevallen die de Amsterdamse artsen in hun artikel beschrijven, is maar in één zaak veroordeling wegens doodslag ge volgd. In een andere zaak vluchtte de vader voor arrestatie mogelijk was. Opvallend was dat de kinderen tijdens het verblijf in het Am sterdamse ziekenhuis nooit een breuk of her senbloeding kregen. Soms kwamen de kinderen al op de leeftijd van 20 dagen in het ziekenhuis met verdach te verschijnselen. In één van deze gevallen ging een „battered child" weer gezond naar huis toen het ruim zeven weken was. Na een week moest het alweer opgenomen worden. Na genezing volgde, na drie dagen, de derde opname. Op de leeftijd van een half jaar ging het kind weer naar huis. De zuster voor maatschappelijk werk bracht een gunstig rapport uit over de verzorging van de kinderen in het gezin. Desondanks is het kind met tussenpozen van enkele weken nog enige keren opgenomen in het kinderzie kenhuis. Bij de vijfde keer was het in een coma. Het kind is daarna enkele maanden in een tehuis geweest, maar ging toen weer naar huis. Binnen een week werd het weer opge nomen. Momenteel is het kind in een inrich ting. Het heeft nooit weer bloedingen of breu ken gehad. „Dit was vrijwel zeker een geval van mishan deling", zeggen dr. Kuipers en prof. Van Cre feld. Zij illustreren hiermee hoezeer de behan delende arts in conflict komt met zijn be roepsgeheim. Daarbij komt, dat als het alge meen bekend zou zijn dat de hulp van de arts tevens zou leiden tot bemoeiingen van de justitie, de ouders nog mindei medische hulp zouden inroepen dan nu al het geval is. Waarom toch Een kind kan zich nauwelijks beschermen tegen de woede van volwassenen. getrouwde vrouw, teleurgesteld in haar man. kan dit afreageren op haar kinderen, omdat zij tegen haar man niet opdurft. Een vader, die lange tijd van huis is geweest en bij zijn terugkomst moeder en kinderen hecht aaneen vindt gesloten, kan het gevoel hebben er niet meer bij te horen. Hij kan dan één of meer kinderen gaan haten en mishan delen. Een niet gewenst kind of een kind, dat de reden tot een gedwongen huwelijk was, een „onderkruipsel" of een dom kind, zij allen lo pen gevaar te worden mishandeld. Mejuffrouw Clemens Schröner komt tot de conclusie dat mishandelingen van babies door moeders tot de uitzonderingen behoren. Het zijn meestal de wat oudere kinderen, die het slachtoffer worden. der zou mishandelen dan een ongetrouwde is onjuist. Mej. Clemens Schröner komt zelfs tot de slotsom dat de echte gemene kinder mishandelingen vrijwel steeds gepleegd wor- den door gehuwde moeders. Nonchalance Mej. Grootenboer. kinderarts bij de Maria- stichting in Haarlem, vindt de gevolgen van nonchalance bij ouders ook tot de kindermis handeling behoren. „Vrijwel dagelijks moet ik bij kinderen maag spoelen omdat 4ij giftige stoffen of gevaarlij ke geneesmiddelen hebben binnengekregen. Stel je voor wat dat voor een kind betekent, alleen psychisch al. Een kind dat hete koffie of kokend water over zich heen krijgt en we kenlang met brandwonden vastgebonden moet liggen, dat is toch ook kindermishan deling", zo zegt deze Haarlemse kinderarts. „Kon ik het er maar inhameren, stond het maar elke dag op de voorpagina van do krant: „Wees voorzichtig met kinderen". Hoe komen mensen ertoe kinderen hun hun zijn toevertrouwd te mishandelen? Zij zijn dikwijls de dupe van de verzorging en opvoeding, die zij zelf in hun jeugd kre gen. Een kind uit een niet-normaal gezin loopt groter risico mishandeld te worden. Een „voorkind" bv„ dat na het huwelijk van de moeder bij haar terugkomst na jaren door anderen te zijn opgevoed, kan een hevige te leurstelling voor de moeder zijn. Het kind is niet zo lief en aardig als de moeder had ge hoopt en de band tussen moeder en kind is in de voorgaande jaren verslapt. Zo'n kind loopt het risico mishandeld te worden, zowel door de moeder als door de stiefvader. Dat een gehuwde moeder haar kinderen min- Toch houden stiefvaders zich nogal eens af zijdig van hun stiefkinderen, in tegenstelling tot een stiefmoeder die de hele dag optrekt met de kinderen die „niet van haar zijn". Ge scheiden ouders koelen hun haat soms op een kind, dat op de ex-man of -vrouw lijkt. Een DAAR STAAT dan het artikel in de krant. Het signaleert ergerniswekkende mishan deling van kinderen. Jonge levens, die zijn toevertrouwd aan mensen, die dit grootste bezit niet waard zijn. Aan wie een zonnige jeugd voorbij gaat. Hoewel zij er evenveel recht op hebben als hun leeftijdgenootjes, die het voorrecht genieten een liefdevolle vader of moeder of beiden te hebben. De lezer ergert zich; hij huivert dat een kind zoveel leed berokkend kan worden. Er komen misschien reacties. Brieven aan de krant of aan de in het artikel genoemde personen. „Laat men daar eens wat aan doen!" En hier nu begint de teleur stelling. Ondanks goede wil, kan van die zijde doorgaans niets worden gedaan. Het ter rein van de kinderbescherming is dikwijls een gesloten boek. Allerlei instanties wer ken langs elkaar heen. Er heerst kortsluiting. Er zullen heel wat knelpunten moeten worden weggenomen voor en aleer er een draaglijke toestand kan ontstaan. WIJ ACHTEN het onverantwoord, dat men in Nederland op de bestaande voet blijft voortgaan. De jaarlijks 1200 mishandelde kinderen en hoeveel méér zullen het er zijn, daar tal van gevallen niet aan het licht komen! hebben er recht op. Vandaar dat wij bepleiten, dat de vier departementen, welke bij deze zaak be^ trokken zijn Sociale Zaken en Volksgezondheid, Justitie, Maatschappelijk Werk en Onderwijs de hoofden bijeen steken om nieuwe richtlijnen in het leven te roepen. Er zijn genoeg sociaal-bewogen en spitsvondige ambtenaren aan elk dezer departe menten. die een interdepartementale commissie kunnen vormen om dit inderdaad moei lijke, maar zeker toch niet onoplosbare vraagstuk in zijn geheel aan een gedegen onder zoek te onderwerpen en met voorstellen te komen. Mogelijk dat daarbij dan ook kan worden ingeschakeld de Commissie Wiardi. welke zich bezig houdt met een herziening van het kinderrecht. ZO'N ONDERZOEK behoeft geen jaren te duren. Waar er zoveel op het spel staat, moet er snel gehandeld worden om te trachten een der meest weerzinwekkende misdaden tegen het kind en zijn gevolgen aan banden te leggen. In het buitenland is men volgens dr. Clemens Schröner een heel stuk verder dan in Nederland wat betreft het voorkomen van kindermishandeling. Engeland kent zijn „National Society for prevention of cruelty to children", in Duitsland bestaat al sedert tientallen jaren de „Verein zum Schutz der Kinder für Ausnützung und Mishandlsng". Mogelijk dat de resultaten van deze instellingen de te vormen commissie een eind op gang kunnen brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 7