)iscussiecentrum
oor de defensie
verhoudingen
Streven naar
betere
Leiderschap in het geding
'aal Le Fèvre de Montigny nam tien jaar geleden het initiatief om tot de oprich-
;e komen van een Instituut voor leiderschapsvorming. Prins Bernhard, inspec-
jen er aal van land-, lucht- en zeemacht, pleitte al in een eerder stadium voor het
(Ti van studieconferenties, waarop vele aspecten van het leiderschap aan de orde
jd zouden moeten worden.
lef van de Generale Staf in 1958 bouwde voort op de gedachte van de inspecteur-
aal en dat resulteerde in 1960 in de totstandkoming van het Studiecentrum voor
tir leiderschap, in de hele krijgsmacht als SCML bekendheid genietend. Prins
\ard zei bij de opening: „Ik omschrijf de vorming tot militair leiderschap in dit
lm als de verrijkende ontmoeting van de militaire leiders, waarbij door ge-
Ken, discussies en informatie over onderwerpen, samenhangende met het mili-
Hderschap, de overtuiging van de zin van het beroep, de arbeidsvreugde, de be
ll en. een juiste kijk op de mens en de wereld wordt bevorderd
In deze villa te Hil
versum is het Studie
centrum voor militair
leiderschap (SCML)
gevestigd.
xr v
«keindbijlage Leidsch Dagblad
Zaterdag 12 |ufi 196S
•en* rijiv."
Ook de politie
De krijgsmacht vormt allang een teer
punt in onze samenleving. Niet alleen)
omdat het defensie-budge* kostprijs
van de vrede jaar in, jaar uit zo'n
forse aanslag doet op 's Rijks schatkist.
Het leger gaat vrijwel dagelijks over vele,
zowel goed als kwaad sprekende tongen.
Niet alleen over de tongen van jonge
dienstplichtigen, die het militaire wel en
wee dagelijks aan den lijve ondervinden.
De mentaliteit van de Nederlanders is nu
niet bepaald zo, dat we de borst vooruit
steken en onze nationale trots voelen
groeien als de armee zich presenteert:
op de weg, tijdens oefeningen of para
des, in de krant of op radio en televisie.
Gelukkig maar, want de geschiedenis
heeft geleerd waartoe een stekeblind vol
gen en fanatiek aanhangen van het mi
litaire apparaat kan leiden.
De burgerij stelt zich al of niet des
kundig kritisch op tegenover het doen
en laten sommigen zelfs tegenover de
aanwezigheid van land-, lucht- en
zeemacht. Dat het leger een producent
van de vrede is, een leuze die o.a. in mi
litaire kringen kan worden opgevangen,
zullen tot de tanden toe met tegenargu
menten bewapende pacifisten krachtig
bestrijden. Velen zien het oorlogsappa
raat als een noodzakelijk kwaad. Het lid
maatschap van de NAVO is een zaak
waar een enquête wees het kort gele
den uit ruim tachtig procent van het
volk nog achter staat.
De dienstplicht is in dat geval een even
noodzakelijk kwaad. Het betekent voor
velen een kostbare, achttien of eenen
twintig maanden durende, onderbreking
van de klim op de maatschappelijke lad
der. De confrontatie met „meerderen in
rang" is daarbij een voor veel jonge ke
rels moeilijk te slikken bittere pil. Na in
de burgermaatschappij op enige afstand
getuige te zijn geweest van al of niet fa
lend gezag, volgt op de dag van de in
diensttreding, nog vóór het groene pak
onwennig over de ledematen getrokken
wordt, de onderwerping aan een ander
gezag, veelal strenger dan dat in het
burgerleven. De krijgstucht, geregeld in
de wet op de krijgstucht, in een wat meer
leesbare vorm gegoten in het reglement
op de krijgstucht, staat momenteel op de
helling.
Het strafhoek voor de militair wordt op
geslagen door sterren of balken tellen
de „krijgslieden" met beperkte of volledi
ge strafbevoegdheid en de wijze waar
op dat gebeurt is nogal eens onderwerp
van felle discussies. Minder woorden
worden vuil gemaakt over het waarde
ringssysteem, in precies dezelfde vorm
gegoten als het strafsysteem. Er is een
regelmatige controle van bovenaf of
commandanten naast het straf-, ook
het waarderingssysteem hanteren. De
afbrokkelende muren tussen het leger en
de burgermaatschappij hebben discussies
op gang gebracht over de militaire ver
houdingen. Bij de burgerij en in de kan
tines en messes in de kazernes en leger
plaatsen. Met de regelmaat van een klok
wordt er geredetwist over verhoudingen
in het militaire systeem. Naast al deze
„gespreide discussies" is er ook een „cen
trale discussiepost", waar vooral al
le aspecten van het leiderschap behan
deld worden voor landmachtofficieren.
Die „post" staat in Hilversum.
vens een zo juist mogelijke projectie van
de in militaire dienst levende denkbeelden.
Bij elke conferentie blijkt opnieuw dat er
geen scheidslijn getrokken kan worden tus
sen jongere en oudere officieren. Van een
opstelling in twee kampen, jong tegenover
oud, is zeker geen sprake.
Kolonel De Kort: „Heel vaak zie je dat een
oudere officier vooruitstrevender is dan
zijn jongere collega's". De officieren vliegen
elkaar nog wel eens op sportieve wijze in
de haren, waarbij men zich aan bepaalde
Het arbeidsveld van het Studiecentrum be
perkt zich niet tot studieconferenties. De ver
zorging van de lessen militaire pedagogiek op
kaderscholen, waar de opleiding tot sergeant
plaats vindt en op SRO's, scholen voor reser
ve-officieren, neemt het SCML ook voor zijn
rekening. Tevens worden cursussen gegeven
SCML-directeur
en het hoofd-otider-
wijs zijn regelmatige
bezoekers van de bi
bliotheek van het
instituut.
goeder naam en faam bekend steende hoog
leraren.
De directeur van het Studiecentrum ls van
oordeel dat de resultaten van de conferen
ties moeilijk te meten zijn. Deskundigen me
nen dat na een jaar of acht wel iets van
de doorwerking in het leger merkbaar moet
worden. „Maar dat wil zeker niet zeggen, dat
alle veranderingen worden bereikt enkel en
alleen door de discussies, die hier zijn gehou
den. Het SCML werkt mee aan veranderende
opvattingen in de strijdkrachten. Maar we
spelen daarin toch een zeer bescheiden rol".
Op sportieve wijze
vliegen de deelne
mers aan de confe
renties elkaar in de
haren.
spelregels heeft te houden. Zo worden nooit
namen genoemd tijdens de conferenties. Dus
niet vent „majoor die en die doet het zus
o# b© en daar kunnen we bed toch niet mee
ten behoeve van niet tot de landmacht be
horende groeperingen bijv. leden van het
Amsterdamse politiekorps.
Het SCML leidt zijn docentenkorps zelf op.
De studieleiders moeten over een flinke er
varing bij de parate troepen beschikken. Ze
dienen het leger op hun duimpje te kennen,
van A tot Z op de hoogte te zijn van be
staande verhoudingen. Om de schijn te ver
mijden dat de studieleiders op het ogen
blik twaalf in getal eenzijdig subjectief
worden voorgelicht, wordt de te behandelen
stof door buitenstaanders gedoceerd: door te
ld) i en van de streng geselecteerde en door
Dilitaire deskundigen opgeleide studie-
B. Het verbeteren van de intermense-
verhoudingen dus. Een hoogdravend
inde aanduiding waar je heel veel kan-
lee uit kunt. Toch wordt op elke stu-
^ferentie opnieuw gejfcobeerd om dit
lliseren. Omdat de tijd allang voorbij
larin het soldaat-zijn niet veel méér
ld dan het (de militaire lading van vóór
iaatste oorlog volkomen dekkende)
Dm stehen und Maul halten.
terhoudingen tussen leider en geleide
irdere en mindere zijn woorden met
lare smaak geworden") komen in het
scherper naar voren dan in het bur-
ren. Omdat men in het leger altijd te
n heeft met een grote groep van jonge-
flie gedwongen wordt om de wapenrok
be* le trekken, graag of niet. Die jongeren
e*n en zich vaak weinig aan van dat „recht-
*e" {eleiderschap van de boven hen ge-
te- militairen met strepen op de mouw of
t"- jn op de epauletten. Zij eisen veel meer
ad, tie boven hen gestelden voor zij hen als
r°-1 „meerderen" erkennen, accepteren.
»d-iderschap
er-t toekennen van het leiderschap wordt
in- de dienstplichtigen helemaal moeilijk te
se-ffen als blijkt dat de leider zijn minderen
lietïpaalde opzichten niet de baas is. Een
lijke situatie die vele leiders wel weten
igdie vangen. Maar toch zijn er onder
ver
er-
rieuren, zijn minderen, door d« mentaliteit
van de burgerij, door de pers.
De eerste categorie onderwerpen heeft be
trekking op zaken, die in direct verband
staan met de verhouding tussen leider en ge
leiden, binnen het raam van de organisatie
van het militaire systeem. Onderwerpen als
persoonlijkheidsstructuur, het groepsgebeu
ren en de taak en doelstelling van de mili
taire organisatie worden dan aan de orde ge
steld. De tweede groep van onderwerpen om
vat de invloeden die de samenleving, de wes
terse met de nadruk op de typisch Neder
landse aspecten daarvan, op de militaire
organisatie en het geven van leiding daar
binnen, uitoefent.
Alle rungen
De laatste week wordt tijd uitgetrokken voor
het behandelen van onderwerpen, die ver
band houden met alle invloeden van andere
samenlevingen op de westerse, dus ook op de
Nederlandse. Aan het communisme wordt
uitgebreid aandacht besteed. Niet zozeer in
discussievorm, als wel in docerende vorm. De
gespreksgroepen waarin al deze onderwerpen
aan de orde komen, bestaan uit een kleine
twintig officieren, die alle rangen vertegen
woordigen om een zo goed mogelijke door-
spraak en aanpak van de problemen te be
werkstelligen. De samenstelling van die groe
pen blijkt een hoogst serieuze zaak. Er wordt
gesproken van een horizontaal en verticaal
structureren, op evenwichtige basis.
De genuanceerde inbreng van luitenant tot
kolonel voorkomt, dat een bepaalde groep in
de discussies gaat domineren, garandeert te
hen ook die „stuk lopen" door niet te willen
toegeven dat minderen in bepaalde opzichten
de meerdere zijn over de meerderen. Van
daar de grote behoefte aan een instituut voor
leiderschapskunde.
Alles wat de leiderschapssituatie beïnvloedt,
wordt in de loop van de drie weken behan
deld. De onderwerpen zijn in drie hoofdgroe
pen verdeeld, waarbij het leiding geven bin
nen de Koninklijke Landmacht uiteraard
centraal wordt gesteld. Dat leiden is ook de
aanpak van de commandant te noe
men. Deze wordt bepaald door de be
ïnvloeding van de commandanten. Door de
instelling van b.v. zijn collega's, zijn supe-
eine drieduizend van de in totaal ruim
Izend landmachtofficieren hebben in-
|s de conferentie die, telkens met
(derbreking van vier weken, drie maal
eek in beslag neemt meegemaakt,
aast worden ook geregeld bijeenkom-
elegd voor oudere onder-officieren, ad-
ien en sergeanten-majoor.
rerbeteren van de intermenselijke ver-
ïgen staat bij ons in het vaandel ge
en", horen we van de kolonel P. C. A.
Kort die, met de functieomschrijving
Irecteur, aan het hoofd staat van het
un-
dit
t is