LEERMIDDELEN IN BRAVE HENDRIK-STIJL W EN WIND KINDERWETJE LEERPLICHT WET VAN 1878 „ONDERHUISCH" WET VAN 1857 =ari 1867. histerie van binnenlandse zaken brengt verslag ei ver het schoolbezoek van kinderen van zes tot J^e|jar. De minister rapporteert: 50.854 jongens en meisjes bezoeken geen scholen. Zij werken izenden grote en kleine bedrijven, op het land de verveenderijen. honderd twaalfduizend jonge kinderen zwoegen twaalf, veertien, ja soms wel zestien uur per dag ;n bord aardappelen met azijn, een homp kom- i ,£rood te verdienen, n 1 rbeers verdienen als rij het geluk hadden werk te vin- xP'in het gunstigste geval 6 gulden in de week voor vijf- ir werken per dag, zes dagen lang. In Twente en in de lerijen van Brabant was het loon vaak een of twee gul ler. De meeste vrouwen werkten thuis of in de fabrie- n het armzalige inkomen van hun man, met een paar te verhogen. Hun zuigelingen namen ze mee naar het Daar lagen de baby's ergens in een hoek op een paar tken. Ze groeiden op tussen weefgetouwen of steen- Eenmaal vier, vijf jaar oud konden ze al meehelpen, irbeeld met stenen sjouwen. Zoals in de steenfabrieken leker, waar kinderen van vijf jaar zomers achttien uur werkten! Jiitzonderlijk geval was dit i Moordrecht werkten kin- Van vier en vijf jaar 14 k I per dag in de buitenlucht Jddraaier aan de touwba- Igen, wind. hagel of sneeuw |ed er niet toe, gewerkt worden. Slapende wer- I in hun lompen naar het pbracht, waar ze ruw wak den geschreeuwd en soms ik jenever kregen om hun Drestaties op te voeren. kon een vier- best de gesponnen de spoel winden. In de in Leiden werkten van 6 tot 12 jaar soms In de Hilversum- hadden ze het want daar was de slechts" vijftien uur. nog wel iets uitlopen, kinderen na de werktijd opruimen en schoonma- Schandaliger nog toestand in Maastricht, trkten kinderen van 8 las- en aardewerkfabrie- ders „slechts" 37 procent, maar 24 procent haalde de vereiste li chaamslengte niet. Van lezen en schrijven hadden deze jonge men sen wel eens gehoord, maar meer ook niet. Hun lessen leerden ze in de fabrieken, waar de gehele dag vuile taal en smerige liedjes klon ken. Verplicht onderwijs dat aan de kinderarbeid een einde zou heb- jeren, die nog geen honderd fer net tot de lagere school 'ten worden, als volwaardi- saadeiders gebruikt werden. |it cijfers in bij voorbeeld -%enindustrie in Kampen in vaar 408 kinderen werk- imVaren tegen slechts 620 vol- en. In Groningen werkten elfde bedrijfstak 101 vol- en tegen 110 kinderen. In waren er van de 700 arbei- de touwbanen en klein-ga- astrie 360 kinderen. In het van de plaggenhutten Jen vrouwen en kinderen aar af van zonsopgang tot len der duisternis in het )e zuigelingen sliepen in ^Öiwagen dicht bij het werk ||§i moeder. Jichtregels: 'g als de jongenskiel. Ie schouders glijdt. niet van toepassing op de ite kinderen der armen, dervoede lichamen werden ;d door allerlei ziekten. In as de gemiddelde levens- n de verpauperde werkne- ons land 32 jaar. Een rige was een zeldzaam- de keuring voor de mili- nst in 1835 moest 62 pro- de touwslagers worden Van de textielarbei- Mr. S. VAN HOUTEN kinderwetje ben gemaakt was nog een ver re droom, die pas in 1901 vervuld zou worden. Zeker, er waren in bijna alle steden en de meeste dorpen scholen, maar geen vader kon verplicht worden zijn kinderen daarheen te sturen. Er waren zelfs wetten, die het on derwijs regelden. De salarissen van onderwijzers, kwekelingen en krachten van de vierde, derde, tweede en eerste stand (hulpon derwijzers sommigen net 13 jaar oud) stonden zelfs vast. Een touwbaan waar omstreeks 1860 zelfs kinderen van vier, vijf jaar twaalf tot vijftien uur per dag aan werkten. onderwijs geven, die niet in het bezit is van bij de wet gevorder de bewijzen van bekwaamheid en zedelijkheid. In elke gemeente wordt lager onderwijs gegeven in voor de bevolking en de behoefte voldoende aantal scholen, toegan kelijk voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige ge zindheid. De wet onderscheidde hoofdonder wijzers, hulponderwijzers en kwe kelingen en stelde zelfs het aantal leerlingen per onderwijzer vast: 70 leerlingen 1 hoofdonderwijzer en 1 kwekeling 100 leerlingen een hoofd en een hulponderwijzer, 150 leerlingen 1 hoofd, een kweke ling en een hulponderwijzer; en voor elke 50 leerlingen méér een kwekeling en voor elke honderd leerlingen méér een hulponderwij zer. Zelfs de salarissen waren wettelijk geregeld. Een hoofd moest mini mum 400,per jaar verdienen, plus een vrije woning, zo moge lijk met tuin. Een hulponderwij zer kreeg minimum f 200 per jaar en een kwekeling kreeg het vorstelijke bedrag van f 25.Na 40-jarige dienst zou aan een on derwijzer pensioen worden ver leend. De school voor haveloze kinde ren in Amster dam omstreeks 1860. Op deze school waren twee afdelingen, de werk- en leer school (boven). der school in klassen en de ver houding tussen het aantal leer krachten en leerlingen werden op nieuw vastgesteld. De minimum leeftijd van een hoofd werd op 23 jaar bepaald. Bij opheffing van een school zou hij wachtgeld krij gen. die de paar stuivers die hun kin deren verdienden niet konden missen. Een belangrijke verbetering dus. Maar nog geen woord in de wet over verplicht schoolbezoek. Wel iswaar werd over verplicht on derwijs genoeg gesproken. De heer G. L. Lalleman, hoofdonder wijzer in Moordrecht wijdde reeds in 1851 een lang artikel in „De Economist" aan de kinderar beid en verzocht de minister van binnenlandse zaken, onder wie Onderwijs ressorteerde, met klem om verplicht onderwijs voor kin deren tot elf jaar. Dit zou ook het einde van de kinderarbeid beteke nen die in Moordrecht afschuwe lijke vormen aangenomen had. In clubs werd uitvoerig over het on derwerp „verplicht onderwijs" gediscussieerd. Maar er waren nog altijd meer tegen- dan voor standers. Ook onder de arbeiders. De latere minister mr. Samuel van Houten, beroemd geworden om zijn Kinderwetje (waarin het wer ken van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar sterk werd beperkt en aan regels gebonden werd), was voorstander van de leerplicht. Ondanks zijn indringende memorie van toelichting moest Kamerlid v. Houten in 1874 uit diezelfde wet het artikel laten vallen, waarin hij de gemeenteraden be voegdheid gaf ouders en voogden de verplichting op te leggen, om behoudens rechtmatige redenen van verhindering, hun kinderen en pupillen van het begin van hun achtste tot het einde van hun 12e jaar voldoende onderwijs te doen genieten, en verzuim van deze plicht strafbaar te stellen. „Had Van Houten dit artikel niet ingetrokken, zijn minimum-kinder- arbeidwetje zou geen schijn van kans hebben gemaakt door de Tweede Kamer te zijn aanvaard." Het zou nog 27 jaar duren voordat de leerplicht werd ingevoerd. Hoe zagen de scholen zo'n honderd jaar geleden er uit? Scholen die door ongeveer 330.000 kinderen werden bezocht? Een school in Amsterdam, uit het jaar 1868 werd door een Tweede- Kamerlid als volgt beschreven: In de wet van 1878 die op 10 no vember 1880 in werking trad werden een paar belangrijke aan vullingen op de wet van 1857 ge daan. De salarissen van de on derwijzers stegen van 400 tot 700 per jaar, die van de onderwij zers van 200 tot 400 per jaar. Kwekelingen werden na 1886 niet meer als leerkrachten erkend. Het leerplan werd geregeld, even als de schooltijden en de vakan ties. De bij het onderwijs te ge bruiken boeken, de verdelingen 9 Kinderen helpen de vormer op een steenfabriek bij zijn werk. Dagen van vijftien uur werken waren in het seizoen heel gewoon. „De onderste verdieping van het gebouw bevatte het woonhuis van den eersten leermeester hoofd der school terwijl de beide daarboven gelegen verdiepingen tot school waren ingericht. Eigenlijk waren de laatste twee niet anders dan een zolder met daarboven gelegen vliering. De benedenschool had een tamelijk groot oppervlakte, voldoende om aan de lange smalle tafels voor een groot aantal leerlingen plaats te geven. De hoogste daarentegen liet veel te wenschen over. Ging men op een der tafels staan, dan reikte men zonder inspanning met de handen aan de balken. In deze ruimte werden ongeveer 200 kinderen geborgen. De bovenschool, waarheen een vrij nauwe en steile trap voerde, was de vliering, die nog, teneinde aan 's bovenmeesters turven een bergplaats te verzekeren, in tweeën gedeeld was. Kinderen en turven deelden vriendschappelijk de ruimte. Men was daar onmid- delijk onder het schuin oploopen- de dak en de daarop onbedekt liggende pannen. Des zomers heerschte er een tropische hitte en 's winters deed door openingen der slechts aangestreken pannen menige sneeuwbui haar onge- wenschte intrede, of hingen ijspe gels als even onwelkome orna menten boven de hoofden der saamgepakte jeugd. Op lage ban- ken, die zo ver mogelijk onder het schuin loopende dak gescho ven waren, zaten de stumpers, zij aan zij. 's Zomers half smeltend, 's winters bijna bevriezend. Dat onder der gelijke omstandigheden het bewa ren der orde minder gemakkelijk ging, ligt voor de hand. De bo venmeester werkte met een on dermeester In de benedenschool. waar zif beiden handen vol had den. Twee vierderangers stonden in de bovenschool. Tijd om daar eens te zien of te helpen ontbrak den bovenmeester. Hoogstens vond hij er per dag een of twee maal gelegenheid om op een tafel staanden, het hoofd door een gat in de vloer der bovenschool gesto ken, eenige ogenblikken zijn oog over slechts een klein gedeelte van dit arbeidersveld te laten gaan1', aldus het commissielid. Deze school was geen uitzondering. Van een andere uit dezelfde tijd wordt gemeld: „Een deel der kleinen huischden in een onderhuisch of grooten kel der, die vroeger tot bergplaats van wijnvaten diende; een don ker, laag vertrek, eenigen voeten beneden den grond". Op deze scholen ging het streng toe. Niet zo vreemd met de over volle klassen. Het minste gering ste vergrijp tegen de discipline werd bestraft en niet zo'n beetje ook. Het meisje of de jongen, die iets uithaalde wat de meester niet zinde, kreeg een voor de hand liggend voorwerp een boek bij voorbeeld naar het hoofd ge- gerd naar het hoofd geslin» slingerd, dat hij of zij terug moest brengen. Met de hand gestrekt moest de schuldige dan voor de meester blijven staan, die de plak (een rond stuk hout aan een steel) dan een paar maal met kracht op de hand sloeg. Meestal werd deze lijfstraf gevolgd door een strafsom. En die logen er toen niet om. Mocht u een uurtje over hebben, hier Is zo*n som: „30 Lionsche Ellen Fransche stof, kosten 245 Fransche Kronen. Vraagt Hoe veel Iemand de El In Holland zal moeten verkoopen om 30 ten hon derd te winnen, in veronderstel ling dat 3 Ellen Lionsche zoo lang zijn als 4 Ellen te Parijs en 5 El len zo lang als 7 Ellen in Holland en dat iedere Kroon 56 3/4 groo- ten Hollands Geld is?" Om u geen slapeloze nachten te be zorgen het antwoord was: 11 6499/7920 guldens. De wet van 1857, waarover sinds 1848 was gesproken, onderscheid de gewoon en meer uitgebreid on derwijs. Verplichte vakken waren lezen, schrijven, rekenen, vorm leer, Nederlandse taal, aardrijks kunde, geschiedenis, kennis der natuur en het zingen. Geen onderwijs bepaalde de wet mag gegeven worden in loka len. die voor de gezondheid scha delijk zijn. Niemand mag lager leren In een bedompte werkplaats vervaardigen sigarenkistjes. HET VEOEipC LZEKXy. De leermiddelen van honderd jaar geleden wilden nogal van de tegenwoordige verschillen. Tot 1866 was bij het leesonderricht „De eerste oefeningen in lezen" van P. J. Prinsen, in gebruik. Deze heer Prin sen was een Schiedamse onderwijzer die oorspronkelijk voor scheepstimmerman was opgeleid, maar zich met zelfstudie opwerkte tot een van de allerbeste leermeesters uit die tijd. De hogere klassen hadden hiernaast ook nog „De brave Hendrik" van Anslyn en de „Geschiedenis van Jozef" door Hulshof. In 1866 deed de normaalwoorden- methode van H. Bouman, haar intrede waardoor de leermidde len van Prinsen werden ver drongen. Het was een navolging van een Duits werk, bestaande uit klassikale wandplaten, waar bij* boekjes behoorden, waarin naast de afbeelding roos, peer, hoed enz. de woorden in druk- en schrijfletters stonden afgebeeld. Het voortgezet onder wijs gebruikte tot 1860 meest ze- dekundige leesboeken. Om schrijven te leren beoefende men in de 19e eeuw op de lage re scholen in hoofdzaak de lo- pende-schrift-methode, als het meest geschikte voor de prak tijk. De Engelsman Castairs had deze methode in 1826 uitge geven. Daarin werd vooral een los, lopend handschrift en het schrijven van een woord in één niet-onderbroken trek als doel gesteld- Gouka was in ons land de eerste geweest, die brak met het onderwijs van staand schrift. Voor hem was de vlug ge lopende hand nummer één. „Het schoonschrift" veroordeel de hij: ,,A1 het schoolwerk moet aan de eisen duidelijk, vlug en regelmatig voldoen. Grote verdiensten voor het vak rekenen had J. Versluys. De van zijn hand verschenen De MEDEKLINKERS. !b ie lob-be Een doo-de. Een hl Ee-e»ff. tl Lek-ke. jes het geval was geweest. Tot 1800 was er van een taalon derwijs zoals nu gegeven, geen sprake. Het kon eenvoudig niet omdat er geen eenheid in de spelling was en het onderwijs in de grammatica een „verdun ning" was van de grotere spraakkunsten, die geheel op Latijnse leest waren geschoeid. Tot plm. 1865 stond het onder wijs in het Nederlands op de la gere school op een miserabel peil. De enige manier waarop de jon gens en meisjes hun taal zuiver moesten leren schrijven bestond uit oefeningen in het overschrij ven van leeslesjes, die dan klas sikaal bij verwisseling van de leien werd nagezien. Geen leer ling van de hoogste klassen kon zuiver Nederlands schrijven. Zelfs de uitblinkers tastten in het duister. Als zij iets foutloos schreven was dat puur geluk. Liefde. Over het algemeen wa ren alle leermiddelen van zang bundels tot leesboekjes in wat wij nu de Brave Hendrik-stijl noemen. De lof des opvoeders in lesjes en gedichtjes ging naar de kinde ren, die aan het beeld van deze Hendrik beantwoordden, die vlijtig waren, kruiperig gehoor zaam, en afstand namen van echte jongensstreken. Kinderen met net gepoetste schoenen. Wnr brrogt men de vi&Ji men uer da stad? Welke visrh tirefi gccoe scbubbeo? Hnc verkoopt men de oliein hel groot bij de kao of bij hei| aam? Wat icgl men ,alf de bal den .paal raakt? Een pagina uit het „Alphabe- tische Letterkransje" door J. F. L. Miiller, met letterversjes voor Brave Hendrik, Brave Maria en Roosje Vlijtig. Een bladzijde uit P. J. Prin- sen's „Eerste oefeningen in het lezen". ..Handleiding voor het rekenon derwijs", behandelde de getallen van 1 tot 20 zeer uitvoerig, de breuken kwamen eerder aan de beurt dan in andere rekenboek- Het zangonderwijs ging pas na 1857 deel uitmaken van het les rooster. Vóór die tijd werd in de scholen hoofdzakelijk op gehoor gezongen. Methoden bestonden voor dit onderwijs niet. Wel wa ren er verschillende zangbun dels in gebruik. Erg populair waren de zangstukjes van De eleo appels? Waar at bet koren? Eet 6e bood liever brood of eeo aas? Waar rijdt men op scbaatseo? schone blouses, die idyllisch lief deden tegen hun ouders, die hen op hun beurt als kleine vol wassenen beschouwden, zodat de opgroeiende kinderen eigenlijk do 3 peil in een soort Madurod am-wereld je leefden. Onwezenlijk, want op hetzelfde moment waren er in ons land die geen onderwijs konden ge nieten, omdat zij zich dag-in- dag-uit in touwslagerijen, tex tielfabrieken, glasblazerijen af sloofden. da aar «co aas op bet IJS Bladzijde uit het eerste boekje van J. H. Nieuwold „Spelend Onderwijs". Maar over dat onderwerp beston den geen lees- of schrijfoefenin gen, liedjes of gedichtjes.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 31