SCHEE PS€J)B
ERICHTEN
CHARLES
CHARLOTTE
INSTANT
HAARSET
VRIJDAG 29 MAART 1968
LEIDSCH DAGBLAD
PAGINA43
Ons dagelijks vervolgverhaal
en
Oorspronkelijke roman door Willy Corsari
41)
Maar Adèle had op Annemarie'
rrij vinnige opmerkingen gereageerd
iet haar gewone lieve glimlachje en
ladelijk beloofd, dat zij een eigen
jdienstbode zou aannemen. Ze begreep
|best, dat het een hele drukte gaf, drie
ïensen méér erbij, en dat Annema-
niet veel kon verdragen op het
igenblik. Zij deed daarna een lang
irerhaal over een vriendin, die een
ïiskraam had gekregen doordat zij
bich te veel vermoeid had en toen
trippelde zij weg op haar hoge hak-
i een lachje en een lieve groet.
|Ze dacht, dat die vrouw erg over
spannen deed.
ze zag er ook slecht uit en ze
[was verschrikkelijk dik. Misschien
werd het wéér een tweeling. Geen
Iwonder, dat ze wat prikkelbaar was.
Het kwam niet in haar op, dat An-
Inemarie haar niet zou mogen. Zij
(leefde in de naïeve overtuiging, dat
haar een schat van een
vrouw vond en dat leek haar ook vol-
ad (komen begrijpelijk. Was zij niet altijd
5 vriendelijk en opgewekt? Kon zij niet
met iederéén goed opschieten, zelfs
met haar oude brombeer van een
schoonvader? Alleen Reinout.Zelfs
zij kon niet ontkennen, dat hij zich
niet had gedragen als een liefhebben
de echtgenoot. Maar hij was een ziek
man. Als sinds jaren. Een maag
kwaal, daar worden de mensen ge
woonlijk kribbig en moeilijk van. In
zijn hart had hij haar aanbeden. Hoe
kon het anders?
9
Enkele dagen voordat ze vertrok
ken, zwierf Henri door het park. Hij
dacht erover, of hij het prettig vond,
dat hij na de kerstvakantie weer
naar kostschool zou gaan. Wel had
hij luidkeels zijn vreugde erom be
tuigd, vooral tegenover Charlie. God
dank, dat hij weg kon uit dit verve
lende hol van een kasteel. Op kost
school, daar had je een ander leven!
Hij zou er kameraden hebben, niet
alleen een paar van die meisjes, hij
zwemmen, aan sport doen, hij
kon de dag haast niet afwachten dat
hij weg kon uit die dooie boel hier.
Hij geloofde het bijna zelf. Toch
wist hij wel, dat hij nooit durfde
zwemmen, nooit kameraden had. Nu,
alleen, onbespied, dwaalde hij mis
troostig rond en erkende in zijn hart,
hij alles hier zou missen, de na
tuur, de frisse lucht, de gesprekken
met Renierse. Hij wist immers wel,
dat het zou zijn op kostschool, zo
als het geweest was op andere scho
len. Hij kon niet meedoen aan sport,
k want hij had dikwijls last van zijn
A maag, en de dokter had hem grote
H inspanningen verboden. Hij zou weer
Hde beste van de klas zijn, maar hy
wist wel, dat dit hem geen enkele
vriend kon verschaffen. Alleen hoop
te hij vaag, dat het toch wel een
attractie zou zijn, als ze mochten ko
men logeren op Cronenborg. Niet ie
deréén woont op een kasteel en Is
van adel. Later zou dat alles hier van
hém zijn.
Opeens zag hij Charlotte. Zij zat
oven in een oude eikeboom. Toen ze
tenrl zag naderen, keerde ze opzet-
ïltfk haar gezicht van hem af. maar
hij stond stil onder de boom en riep:
„Hé, Charlie!"
Ze keek tussen de takken door naar
hem en vroeg nors:
„Wat wil je?"
„Niets, zei hij bits. Maar na een
kleine stilte voegde hij eraan toe, in
een hulpeloze poging tot toenadering,
„Alleen wat praten". „Kom dan maar
hier!" riep zij en lachte.
Hij keek aarzelend omhoog. Na
tuurlijk zei ze dat, omdat ze geloofde,
dat hij niet naar boven zou durven
klimmen. Hij beet de tanden op el
kaar, greep een tak en probeerde
zich op te treklcen, maar hij had niet
voldoende kracht. Hij hoorde haar
weer lachen, liep wat achteruit, nam
een sprong en hing aan een tak. Met
grote inspanning slaagde hij er ten
slotte in, zich daarop te trekken.
Toen voelde hij een ongekende trots
en vreugde en omhoog kijkende riep
hy:
„Daar ben ik al!"
Het zou prettig zijn, samen wat te
praten. Gewoon, aardig praten. Hij
zou niets onvriendelijks zeggen, dat
nam hij zich ernstig voor. Ze zouden
wat babbelen en dan misschien sa
men wat door het park lopen, of lie
ver binnen gaan zitten, anders kwam
die hond er weer bij. Met hém kon
ze praten over allerlei dingen, waar
Beate niets van wist.
„Wat zit je daar?" riep haar spot
tende stem, kom toch hoger, hier bij
mij!"
„Ik zit hier best. We kunnen zo
toch ook praten?"
„Durf je weer niet?" Hij aarzelde.
Toen raapte hij al zijn moed bijeen
en begon naar boven te klauteren.
Hijgend, bezweet, met pijnlijke han
den en bonzend hart, slaagde hij er
eindelijk in, dichtbij haar te komen.
Hij leunde tegen de dikke stam en
durfde niet omlaag kijken, maar hij
lachte triomfantelijk. Nu zag ze, dat
hij niet een slappe jongen was, die
niet eens in een boom kon klimmen.
Hij voelde zich opeens ongekend blij
en trots en vol moed Misschien zou
hij toch nog eens proberen zijn vrees
voor water te overwinnen en leren
zwemmen. Hij had ook nooit gedacht,
dat hij in zo'n hoge boom zou durven
klimmen. Als je maar doorzette
Toen zag hij, hoe zij snel als
aapje naar beneden klom
luid lachende. Hij staarde haar na,
met open mond. Hij zag, hoe Tasso
kwam aanrennen. Stoeiend met de
hond verdween zij uit het gezicht.
Met grote moeite, duizelend van
vrees, bereikte hij de begane grond.
Hij sprak nooit meer een woord te
gen haar.
2 dikke
8 middel, 4 dunne rollers
garanderen u
een dagelijks goed
verzorgd kapsel.
Simpel en snel.
Te gebruiken voor
een hele of
plaatselijke beurt.
Op alle soorten haar.
Ook permanent, geverfd
of gebleekt haar.
In nog geen 20 min. klaar!
Vraag uw handelaar
naar de inruilpremie.
De dag na het vertrek van de
rones nam Annemarie haar dochter
mee naar de keuken. Het werd tyd,
dat ze leerde bakken. Charlotte, ging
morrend mee en hield de lippen stijf
op elkaar geklemd, denkende
Beate's vermaning, dat zy vooral
heel lief moést zijn voor haar n
der. Maar het kostte haar moeite,
niet driftig te worden, want Annema
rie was slecht gestemd en verweet
haar, dat ze onhandig was.
RECHTER TIE EN DE TWEE BEDELAARS. Verh. 14.
1421. „En ben je nog iets te weten gekomen over onze vriend
Wang?" vraagt Rechter Tie als Tsjiao Tai binnenkomt. „Niet veel",
zegt Tsjiao Tai, terwijl hij gaat zitten. „Er is een kleine eetgele
genheid waar de huisleraren van de stad zo nu en dan bij elkaar
komen, de Witte Kraanvogel. Maar vanavond waren ze er niet.
De meeste hulsleraren zitten aan bij het feestmaal van hun
meester of zijn zelf naar familie gegaan. Toen ik de eigenaar van
de Witte Kraanvogel Wang beschreef, zei hij dat hij hem nooit ge
zien had. Hij gaf me het adres van een andere huisleraar, die ik
voor de zekerheid heb opgezocht om te vragen wat hij van Wang
wist. Het bleek dat hij Wang amper kende, maar erg tegen hem
opzag. Volgens hem was Wang een geleerd man, die vroeger een
hoge baan had gehad in de hoofdstad. Maar door een blinde hart
stocht zou Wang zijn positie en alles hebben verspeeld en daarom
leefde hij nu zo nederig". „Dat klopt aardig met wat ik van de
huismeester heb gehoord", zegt Rechter Tie. „Zelf heb ik even met
het idee gespeeld dat Wang misschien ivat te veel wist van Lings
zaken. Hij verzorgde namelijk zijn boekhouding. En dat Ling hem
daarom uit de weg had laten ruimen. Maar ik heb net de boeken
gecontroleerd en geen spoor van knoeierijen kunnen ontdekken
DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK
1092. Zachtjes neuriënd hield oma Fok de pan overboord om de
andijvie van het overtollige water te ontdoen. Lang zou het niet
durendacht ze, of haar kleinzoon keerde uit de boei terug en dan
konden ze aan tafel gaan. Ze vond het heerlijk om weer eens voor
een ander te mogen redderen en te kokkerellen.
Op de boei wees de G van Gerrit vastberaden op oma Fok.
„Daar gaat ze weer.ze doet het weer. Stoppen.geen zout in
het water.
Pas door het plons, plons, plons van mannetjes, die tn het water
sprongen, werd oma opmerkzaam. Ze keek verbaasd naar al die
gelijke hoofdjes, waarbij ze geen bekende ontdekte.
„Gunst", zei ze beduusd. „Op zoveel eters heb ik niet gerekend.
Ik ben bang, dat ik met mijn andijvie niet toekom. Nou ja, dan
moeten we maar een blikje openmaken. En de jus is dik genoeg..»
daar kan nog wat water bij.
Gastvrij boog oma zich voorover om de mannetjes aan boord
te helpen.
PANDA EN DE MEESTER-SUPERMAN.
2397. Panda was op weg naar de geleerde Kalker.
Misschien kan die me vertellen waar Joris plotseling al die ge
heimzinnige krachten vandaan heeft!" mompelde hij. „En dan
moeten we daar iets aan doen. Want hij haalt nu natuurlijk alle
maal schurkestreken uit."
Maar Panda vergiste zich. Joris zag er helemaal niet schurk
achtig uit toen ze elkaar tegenkioamen. Integendeel: hij slofte
droevig voort, verdiept in sombere gedachten.
Het is vreemd verdeeld.hoorde Panda hem mompelen. „Als
Superman word ik geschuwd en verjaagd en als krachteloze
slappeling heeft men bewondering voor me.
„Wat bedoel je, Joris?" vroeg Panda nieuwsgierig. „Wat héb je
precies gedaan? Ben je soms oneerlijk geweest?"
„Ach, wat!" kreet de ander aangedaan. „Oneerlijk? Maar baaske,
wat denkt ge wél? Geen lelijke gedachte is in mij opgekomen, geen
onvertogenwoord héb ik geuit ik heb heldendaden gepleegd, en
stank voor dank gekregen. Maar nu is het uit. Ik ga maar weer
het brede pad op.
Posities Nederlandse
Schepen
Tank vaart
Zeesleepvaart