BALANCHINE,
duivelskunstenaar bij
het ballet
„De Glazen Stad
NIEUWE TV-SEIU
VAN N.C.R.V, 1
ZATERDAG 23 MAART 1968
L.D.EXl lh
Conrad van de Weeteringtot voor kort verbonden aan het
Nationaal Balletverblijft op het ogenblik met een reisbeurs in
de Verenigde Staten. Vanuit New York zond hij ons dit artikel
over het ballet in deze metropool.
George Balanchine loopt over het toneel bij de generale repe
titie van zijn tot nu toe laatste ballet, Metastaseis en Pithoprak-
ta op niet bepaald eenvoudige muziek van de moderne Griekse
componist Iannis Xenakis. „In gedachten dirigeert hij mee. Op
eens stopt hij de repetitie, vraagt de slagwerker hem het hout
blok en het daarbij behorende hamertje te geven en probeert
op verschillende manieren op dit houtblok te slaan. Daarna ver
zoekt hij de slagwerker het ook op die manier te doen, waarbij
hij aan een danserdie een inzet heeft bij de slag van dit instru
ment, laat horen hoe deze slag klinkt. Alles gaat in volkomen
rust en Mister B. zoals Balanchine hier algemeen wordt ge
noemd, is in een uitstekend humeur.
nieuwe kostuums te geven, werden voor deze ge
legenheid de hoofdrollen bezet door de topsterren
van het gezelschap, Violett Verdi, Melissa Hayden
en Suzanne Farrell. We hebben ons tranen gela
chen, omdat deze mensen met deze rollen aan het
Balanchine als Don Quichotte
stoeien gingen en de komieke tegenstelling
het klassieke gedoe en het cowboy gedoe vol!
uitspeelden.
Hij is bereid iedereen aanwijzingen te geven,
verandert op verzoek van een danser tot driemaal
toe een bepaalde beweging (iedere keer overigens
uitstekend in de muziek passend) en vindt het
duidelijk belangrijker, dat je je bij een beweging
op je gemak voelt dan dat je doet wat hij toe
vallig het eerste heeft bedacht. Hij praat over zijn
ballet (in tegenstelling tot ingewikkelde verhalen
in het programma) alsof het een niemendalletje
is. Maar als daarna één van de dansers of een
balletmeester op eigen houtje aan het veranderen
slaat, dan heeft die opeens het beste meesterwerk
van deze eeuw verknoeid. Als ik hem vraag of
het Nationale Ballet niet een werk van hem zou
kunnen krijgen, blijkt toch hoeveel waarde hij aan
deze dingen hecht: „De bewegingen in dit ballet
zijn zo typisch, dat alleen dansers met wie ik
dagelijks kan werken, ze goed kunnen uitvoeren,
en ik heb helaas geen tijd genoeg om naar Hol
land te komen".
gjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|iiiiiiiiiinië
I DOOR I
CONRAD VAN DE WEETERING
fiilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll7.
In het New York City Ballet kent men geen ster
ren, alleen solisten en corps-de-ballet, terwijl de
leden van deze laatste groep ook vaak voor hun
passende solo's gebruikt worden. Uiteraard worden
Melissa Hayden, Patricia McBride, Violett Verdi,
Suzanne Farrell, Edward Villella en Jacques
d'Amboise wel als sterren gebruikt en zelfs be
taald, maar ze staan nergens als zodanig aange
kondigd.
Ik vroeg Balanchine me iets te vertellen over zijn
training en hij praat erover alsof het hem nau
welijks kan schelen. „Ik doe niets bijzonders. In
ieder geval gebruik ik geen choreografie in de les.
De bewegingen moeten zo eenvoudig mogelijk zijn,
want de dansers moeten ze snel kunnen uitvoe
ren. Vooral snel! Langzaam is geen probleem,
iedereen is van nature lui. Ik vertegenwoordig
in deze groep dat kleine beetje energie, dat de
mensen aan het werk zet en één van de midde
len daartoe is ze in de lessen snel te maken. Als
we dat niet deden, verkeerden we waarschijnlijk
nog op het niveau van de holbewoners en dat zou
misschien niet eens zo gek zijn".
Uitzonderlijk
De basis van zijn techniek is gelegd bij zijn op
leiding aan de vroegere keizerlijke balletschool in
St.-Petersburg (nu Leningrad) en zijn ontwikke
ling heeft hij doorgemaakt onder leiding van Dia-
ghilew bij Les Ballets Russes. Hij is nu 64, maar
als hij een ballet aan het maken is, doet hij iede
re gewenste beweging voor, tot de meest virtuoze
sprongen toe. Daarnaast, en dat is iets uitzon
derlijks voor een choreograaf, speelt hij ook uit
stekend piano, leest hij met gemak orkestpartitu
ren en verstaat hij zowel het klassieke, als het
moderne muzikanten-jargon. Het gevolg hiervan
is dat de choreografie van Balanchine altijd in
de muziek past als een handschoen om een hand.
Nadat ik een paar voorstellingen van het New
York City Ballet had gezien, was ik daar zó aan
gewend geraakt, dat toen ik daarna een andere
groep zag met toch echt niet onmuzikaal werk
van een andere choreograaf, ik het net niet slui
ten van muziek en beweging als storend onder
ging.
Geheim kanaal
Eén van mijn grootste verrassingen was het toen
op een gegeven dag in de avondvullende produk-
tie „Don Quichotte", de titelrol door Mister B. zelf
werd geportretteerd. Hij wil het niet meer dansen
noemen, neemt de rol één of twee keer per sei
zoen voor zijn rekening en niemand weet van te
voren wanneer dat zal zijn. Op de dag dat ik hem
zag, had ik het nieuws via een geheim kanaal
vernomen, maar de dansers van de company
wisten het niet eerder, dan toen ze een uur voor
de voorstelling het theater betraden.
Don Q. (ze zijn hier gek op afkortingen) is een
ballet in drie bedrijven en een proloog. Er worden
vrijwel alle show-trucs uit het boekje in toege
past, zoals dingen die in de grond verdwijnen of
eruit oprijzen, wezens die door de lucht vliegen
zoals een draak, de geest van de molen en niet te
vergeten de Don zelf, die door de wieken van een
geweldige molen door de lucht gevoerd wordt etc.
Geweldig acteur
Als je van spektakelstukken houdt, kun je er na
tuurlijk wel plezier aan beleven, maar de eerste
keer dat ik dit werk zag, (met een andere danser
in de hoofdrol) moest ik het toch hebben van een
aantal knappe vondsten en de paar dansvariaties,
die er in het werk opgenomen zijn en waarVan
vooral de drie solio's in de derde akte meester
werkjes van inventie waren. Maar bij het zien van
deze produktie met Balanchine zelf als de rid dei-
van de droevige figuur, dook er opeens iets heel
anders op. Deze man is niet alleen een groot cho
reograaf, maar ook een geweldig acteur, een ver
schijning die met zijn persoonlijkheid het hele to
neel vult. Zelfs als hij niets doet en er alleen maar
is, maakt hij alles wat er zich verder op het to
neel afspeelt begrijpelijk, dramatisch en daardoor
boeiend.
Natuurlijk mag je niet vergeten, dat als de baas
zelf op het toneel staat, ieder van zijn dansers nog
eens extra zijn best doet, zodat het geheel daar
door nog een extra glans krijgt. Maar het was
toch duidelijk de interpretatie van Mister B., die
de voorstelling haar waarde gaf. Het was ook
met een ernstige twijfel dat ik me na die voor
stelling afvroeg hoe deze meester als één van zijn
stelligste uitgangspunten kan beweren: „Ik geef
niets om talenten of persoonlijkheden en alleen
maar om lichamen", terwijl zijn interpretatie van
Don Quichotte een duidelijk bewijs inhield van de
waarde van een toneelpersoonlijkheid, zelfs in een
werk van Balanchine.
Er is niet één Balanchine, er zijn er minstens
Scène uit het ballet Metastaseis en Pitho-
prakta, op de muziek van de moderne Griek
se componist Iannis Xenakis.
tien, maar de Balanchine die systematisch alle
bewegingen afbreekt en ze daarna weer in de
meest onverwachte combinaties samenvoegt, is
mij het liefste.
In zijn laatste werk op muziek van Iannis Xena
kis, d.w.z. in het eerste deel van dit ballet, Metas
taseis, vraagt Balanchine vrijwel geen aandacht
voor kleine onderdelen van bewegingen, maar al
leen maar naar het effect van een dertigtal li
chamen, dat aanvankelijk op een platte hoop uit
gestrekt over de grond ligt en dat dan ieder een
soort eigen leven gaan leiden, waarbij al die le
vens zich in een zelfde richting ontwikkelen zon
der elkaar te imiteren. Als het hele ding tenslotte
tot volle bloei is gekomen, zien we hoe het weer
langzaam in elkaar zakt en terugvalt in zijn oor
spronkelijke vorm.
Ook hier volgt Balanchine getrouw de muziek,
want het orkest doet in feite hetzelfde als de
groep. Iedere strijker heeft zijn eigen solo-melodie,
die met alle andere strijkers tezamen een gevoel
van ontwikkeling geeft, gevolgd door een sugges
tie van in elkaar zakken.
Liebesliederwalzer
Een der meest aansprekende pure danswerken
zijn de Liebesliederwalzer op de gelijknamige
stukken van Brahms voor twee piano's en zang
kwartet. We krijgen voorgeschoteld, gedurende
bijna een uur lang, walsvariaties voor vier dans
paren, waarbij de eerste helft op gewone schoe
nen wordt uitgevoerd en de tweede helft door de
dames op spitsen. Maar hoewel het met vier ge
wone Weense-wals dansende paren begint, sluipen
er toch al spoedig allerlei verrassingen in en na
krap een uur kom je tot de ontdekking, dat je bij
na ademloos geboeid hebt zitten kijken naar een
schat van vondsten op bewegingsgebied, die je in
verband met walsen nauwelijks voor mogelijk ge
houden had. En het merkwaardige is, dat als je
dit werk daarna nog eens en nog eens ziet, je
steeds weer van begin tot eind geboeid bent en
steeds nog nieuwe dingen ontdekt. Iets dergelijks
doet Balanchine met Tarantella, dit keer niet zo
lang, maar hij heeft dan ook alleen maar twee
dansers tot zijn beschikking:
Jantje van Leiden
Daartegenover heeft hij ook balletten waar hij
zich, met permissie gezegd, met een Jantje van
Leiden vanaf gemaakt heeft, door bijvoorbeeld
in zijn Western Symphony een reeks van zijn ge
ijkte, en in heel wat andere werken gebruikte
pasjes, af te wisselen met het lopen op cowboy-
manier, en het af en toe uitvoeren van z.g. typi
sche cowboy bewegingen. Het New York City Bal
let eindigt een belangrijk aantal van zijn voor
stellingen met deze uitsmijter, die dan meestal
wordt gedanst door de kleinere goden; maar op
een avond, toen de groep besloten had dit werk,
na de misschien driehonderdste voorstelling, eens
Studio I is, mag men wel zeggen, mo
menteel onherkenbaar. Wantin deze
ruimte is gebouwd een tweetal huiska
mers, een slaapkamer, een kas met toma
tenplanten, een kas met cyclames en aza
lea's, een levensecht ketelhuis, een orde
lijke rommelschuur en een keurig erf,
compleet met fiets.
In de éne woonkamer een box met speelgoed'beer,
in de ander het harmonium, de pendule met foto's
eromheen, wandborden met lovende teksten over
het Huis Oranje, tafels met een trijpenkleed,
ouderwetse op fluweel geschilderde teksten, een
dressoir met een paar zuinige glaasjes erin en een
te intensief schoongemaakt vloerkleed op de vloer.
Dat alles dan vanwege een nieuwe serie, die de
NCRV-tv in september en oktober éénmaal per
week gedurende vijftig minuten via Nederland I
gaat uitzenden. Deze serie gaat „Dé Glazen Stad"
heten, en is door Willy van Hemert vrijelijk ge
baseerd op de gelijknamige roman van de auteur
P. J. Risseeuw.
Westland-verhaal
Het verhaal van „De Glazen Stad" speelt zich
af in het Westland, dat steeds meer terrein ver
liest aan de betonnen steden Rotterdam enerzijds
en Den Haag anderzijds. Centraal in deze serie
staat tuinder Job Stein met zijn vrouw Leentje,
een tuinder van de oude stempel, zeer godvruchtig,
protestant, behoudend. Job Stein heeft zo zijn
specifieke problemen. Het eerste is het ouder wor
den, het tweede zijn controverse met de jeugd,
het derde zijn schoorvoetend aangaan van mo
derniseringen in zijn eigen bedrijf: moderniserin
gen die geldleningen vereisen, wat behoudende
Job ziet als een soort schuld door eigen fouten.
Job en Leentje hebben drie zonen. De oudste
is in dienst bij een exporteur en is verloofd met
de enige dochter van de baas. De middelste blijft
in het tuinbouwvak, maar wil alsmaar moderni
seren en investeren. De derde zoon zit in het expe
ditiebedrijf, is aanvankelijk verliefd op de enige
dochter van pa's grootste concurrent, maar loopt
later op reis naar Stockholm, een Duits meisje uit
een tax-free-shop tegen het lijf. Hij gaat duchtig
met haar aan de zwier en de gevolgen blijven niet
uit: het meisje raakt zwanger en Bert wil met
haar trouwen. Dit stuit bij zijn ouders, vooral bij
zijn vader, die in de oorlog bij Ockenburg slag ge
leverd heeft tegen de Duitse bezetters, op hevig
verzet. Het jonge stel trouwt toch en gaat wonen
in een flatje in Den Haag. Maar het jonge
vrouwtje, dat zich toch al zo ziek voelt, kwijnt
weg, omdat haar man zoveel op reis is en
zij geen enkel contact met de buren heeft,
sluit dan het einde van haar zwangerschaj
wachten bij haar ouders in Duitsland. Ei
ziet zij nu, bij wijze van afscheid, haar si
ouders. Het zal tevens de laatste keer 5
zij overleeft het kraambed niet.
Het einde van het verhaal laat een serie
open, maar heeft aan de andere kant
besluit: namelijk het dertigjarig huw el ijl
van Job en Leentje, samen met de fanfi p
Loosduinen en een mannenkoor uit Naald if
„Veel sentiment, weinig sentimentalite
luidt het oordeel van Willy van Hemert ov p
herschepping van Risseeuws werk. Aan de
kant voelt hij zich lichtelijk beklemd, omi
het werk van een ander heeft moeten ben
mutileren, zoals hij het zelf noemt. „Het tui
leven heeft me eigenlijk nooit buitenspoi
boeid", aldus Van Hemert. „Nu ineens, vera I?
deze materie, is het hele tuindersbedrijf me
gaan interesseren en imponeren. Het pn k
van dit internationaal goed aangeschreven 1
dat door de stedengroei aan twee kanten
knel raakt, is tekenend voor het hele We oc
Daarom heb ik het verhaal ook opgenoma üe
de Leyweg in Loosduinen, omdat daar
sche mogelijkheid aanwezig was, dit problem
beeld te laten zien. Hier staat namelijk
bedrijf tegen de achtergrond van grote flati p
wen. We hebben inmiddels al een week g
in Denemarken en Duitsland".
De belangrijkste rollen worden gespeeld d»
han te Slaa en Mary Smithuysen; de zonen
Kees, Bert en dochter Bea worden ge
Huib Rooymans, Hans Boswinkel, John Leé
Pleunie Pauw. Een Duitse gaste verkeert i
gezelschap: het jonge aotricetje Irmgard
die de rol van schoondochter speelt.
Van de heer Risseeuw, die al sinds 1927 Is
met de NCRV heeft, werd in het seizoen
een seriehoorspel uitgezonden onder de
familie Leenhouts", dat een zeer hoge
heid had.
Arnold Gelderman, Mary
Johan te Slaa (v.l.n.rj, in een
„De Glazen Stad". 'q