WALGELIJKE
TOESTANDEN
IN 17de EELWSE ZIEKENHUIZEN
Ultra-modern
sanatorium
VELE KWALEN
GEVOLG VAN
GEBREK
AAN HYGIENE
EN NU IN DE 20ste EEUW:
Op huizen zindelijker dan
op het eigen lichaam
ZATERDAG 16 MAART 1968
LD.EXTRa
Ons klimaat regen, mist, modder eiste in
derdaad dat er rusteloos geschrobd en gedaan
werd. Sommige lieden gaven zelfs de bomen rond
om het huis iedere week een goede beurt, met
water, zeep en zand. Hanebalken waren pas
schoon, wanneer ze wit geschuurd waren. In ko
per, tin en glaswerk kon men zich spiegelen. Hout
werd dagelijks gewreven. Overal lagen matten
om de voeten te vegen. Vele mannen mochten al
leen de kamers betreden op vilten pantoffels, kre
gen ruzie wanneer zij thuis rookten en mochten
Door Han Wieliek
zich gelukkig prijzen, wanneer zij zich aan een
stoof mochten warmen, omdat vuur aanleggen op
een blinkend gepoetste vuurplaat „zonde" was.
Aagje Deken en Betje Wolff zetten een oer-Hol-
landse tante Martha op papier: een wezen ver
teerd door schoonmaakhartstocht.
Zelfs bomen taboe
Ja, zéér zindelijk waren we.
Het kon voorkomen dat heftige discussies wer
den gevoerd over de bomen in de steden. Konden
deze nie>t beter worden omgehakt, zodat de zuive
re wind door de straten zou kunnen waaien? Ter
wijl men dan ook van de bladeren af was,
die wanneer ze afvielen in de dakgoten lagen te
rotten en daarmee het zuivere regenwater be
dierven. De opvatting dat bomen, vooral iepen,
met .schadelijke waasem" de luchit onzuiver
maakten was wijdverbreid.
Maar men weet hoe zindelijk onze voorouders op
de huizen en stoepen waren, de reiniging van het
lichaam werd minder hoog aangeslagen. Vreem
delingen zeiden: „De Hollanders houden hun hui
zen schoner dan hun lichaam en hun lichamen
schoner dan hunne zielen". De bekende badinrich
tingen uit de Middeleeuwen waren in de Gouden
Eeuw hier niet meer te vinden. Vader Cats ver
tolkte waarschijnlijk de algemene opvatting over
de lichamelijke hygiëne:
e nog steeds voortwoedende mythe over
Hollandse zindelijkheid, waar komt die
-M-, toch vandaan?
In de Gouden Eeuw vielen vreemdelin
gen van de ene verbazing in de andere over de
helderheid van de Hollandse vrouwen. Zij be
richtten erover in brieven naar huis of in ge
schriften, die wijdere verspreiding vonden. Zo
schreef een Spaans edelman, voor zaken hier, vol
walging: dat een huisvrouw van een koop
man, die hij bezocht, hem eigenhandig het huis
uitzette, omdat hij een slijmfluimop de grond
had gespuwd
Een Britse regerings-functionarls doet het ster
ke verhaal, dat hij aan de deur van een huis
werd opgewacht door de dienstmaagd, die hem
optilde en naar een opkamertje bracht, omdat
de straten modderig waren en de vrouw des hui
zes vreesde dat de pas geboende trappen, gangen
en kamers smerig zouden worden. ,£)e pronck-
kamer" kwam ik pas in, nadat ik mijn schoeisel
had uitgetrokkenschrijft hij. „Ongelofelijk
welk een macht deze stoere vrouwen in haar
huis hebben..."
r bestaan plannen een sa
natorium voor totaliteits-
geneeskunde te bouwen in
Isny/Allgaü in de Duitse
Bondsrepubliek, dat on
geveer 30 km van het Meer van Kon-
stanz (Bodenmeer) verwijderd ligt.
De plannen zijn afkomstig van de
Stuttgartse architect Horst Peter
Dollinger, die met de gewaagde con
structies van zijn „woontorens" en
„hangende tuinen" een wereldnaam
verwierf. Ook zijn nieuwste project
(onze foto toont het model), waarmee
hij als winnaar uit een internationale
wedstrijd te voorschijn kwam, is zeker
niet alledaags. Dollinger koos een
bouwvorm, die een harmonisch ge
heel vormt met het landschap. Bo
vendien was zijn ontwerp het meest
efficiënte. Een bekende Münchense
arts spreekt van „therapie in archi
tectuur". De gebogen bouwvorm komt.
volgens hem. overeen met de gevoels
wereld van de zieke en verschrikt hem
niet zo als harde betonnen kubussen
Het Allgaü-sanatorium zal echter niet
alleen een esthetische aanblik geven
het is vooral een bouiowerk, dat aan
zijn functies voldoet. In de beide bed
denvleugels is plaats voor 158 patiën
ten. In de middenzuil bevinden zich
alle behandel- en technische instal
laties. In de twee verdiepingen tel
lende, vooruitspringende punt zijn
een overdekt bad met sauna, een ke
gelbaan, bibliotheek en conversatie
ruimten, alsmede kamers voor het
personeel gepland.
„Wast u handen, wast u tanden. Dikwijls
want het is goed. Maar wast selden uwen
voet. Doch wat immer, u geschiet, wast u
hooft zijn leven niet".
Zelfs in de tropen hadden onze voorvaderen angst
voor water. De 17de eeuwse artsen schrijven over
water als drank, maar nooit als wasmiddel. In de
18de eeuw was baden een uitgestorven gebruik
en niet alleen hier. Aan het Franse hof in Ver
sailles was niet één badkamer noch een wasta
fel. De kamerheer bracht Zijne Majesteit een
kommetje rozenwater, waarmee de vorst zich
de ogen bette.
Ook in de lage landen „wasten" de meesten zich
zo. Wel kan men in overgebleven doktersvoor
schriften lezen dat het aanbeveling verdient „twee
maal daags de mond te spoelen, de tanden te rei
nigen, de nagels kort te houden, het haar liefst
af te scheren en 's morgen de ooghoeken uit te
wassen". Over andere lichaamsdelen wordt niet
gesproken.
Rugkrabber
Met „parfums" trachtte men de meest indrin
gende lichaamsgeuren te verdrijven, ongerechtig
heden op het gelaat werden door de dames met
enorme hoeveelheden poeder blanketten met
tarwemeel weggewerkt. Moeilijker was het 't
vele ongedierte te bestrijden. Eén van de midde
len hiertegen was de bekende rugkrabber, waar
van men zich zelfs in gezelschap bediende.
Van deze onhygiënische toestanden, te eenzijdige-
of ondervoeding waren veel ziekten het gevolg.
De pest ontvolkte hele steden. Veel mensen had
den kwaadaardige gezwellen en zweren. Tyfus,
dysenterie, vlektyfus, cholera, difterie en me
laatsheid troffen grote delen van de bevolking.
Kraamvrouwenkoorts rukte vrouwen en pasgebo
renen weg. En dit in onze Gouden Eeuw
De geneeskunde stond nog in de kinderschoenen.
Chirurgen amputeerden zonder verdoving, maar
het percentage dat na een geslaagde operatie
aan infectie stierf, was ruim zeventig procent.
Met iveinig zachtzinnigheid verricht een
barbier-chirurgijn een aderlating. Deze „ge
neesmethode" werd als een middel tegen vele
kwalen beschouivd.
men een barbier-chirurgijn, die even gemakke
lijk sneed en aderlaten toepaste, als hij „baard
schrapte, haer poejerde of knevels versorghde".
Zij hadden enorme concurrentie van honderden,
ja misschien wel duizenden kwakzalvers, die op
geen kermis ontbraken. Zij verkochten waardelo
ze, maar vaak ook gevaarlijke „geneesmiddelen".
Erger nog waren de „piskijkers" -handelaren in
poeders, zalven en oliën, die zelfs de weinige ge
neesheren het brood uit de mond stootten. Deze
charlatans hebben tienduizenden doden en ver
minkten op hun naam. Langzaam drong men de
invloed van de kwakzalvers iets terug. Wel traag,
want onze voorouders waren zeer bijgelovig en
kenden deze lieden een geheime macht toe.
Strenger toezicht
De chirurgijn-opleiding werd allengs beter. Voor
verschillende ziekten werden geneesmiddelen ge
vonden; men ging strenger toezicht op de zieken-
stads- of provinciale dienst, maar de verkoop
snoep en wijn was hun privé-aangelegenheid,
schreven ze deze artikelen zo vaak mogelijk
medicijn voor.
Schecpschiru rgen
In de verbetering der chirurgie leverden scha
artsen een belangrijk aandeel. Zij hadden
last van kwakzalvers en door de hogere
aan boord vreemdelingen geloofden dat
schepen sneller zeilden, doordat ze zo s»
den gehouden hadden zij meer succes dan
collega's aan de wal.
Gemakkelijk hadden de scheepsheelmeesten
echter allerminst. Rode loop, scheurbuik, koa
waterzucht waren ziekten, die op de onafzia
lange reizen, door de eenzijdige voeding en d
nauwde ruimen voor de bemanning, op ieden
huizen uitoefenen. Het drinkwater werd gefilterd
of met schuiten aangevoerd. Gestorvenen werden
niet direct meer gekist waardoor er in het ver
leden nogal eens iemand levend werd begraven
maar moesten eerst een dag in het zogenaamde
dodenhok worden gelegd, zodat men zeker was
dat iemand die werd begraven ook inderdaad dood
was.
De medicfjnhandel was in wezen een staatszaak,
omdat de natie de macht ter zee had en de meeste
geneesmiddelen uit het Verre of Midden-Oosten
moesten komen. Er waren echter ook zeer veel
„geneesmiddelenkrachtige kruiden" van eigen bo
dem, van viooltjes tot kamillebloesem, van nies
kruid tot distelblad. De medici]nhandel werd ge
voerd door de apothekers verenigd in het „Kra-
mersgilde". In 1638 vonden zij zich zo hoog in
stand gestegen, dat zij uit dit gilde traden en zich
bij de doktoren aansloten. Meestal waren zij in
hard toesloegen en vaak meer dan vijftig pr
van de gehele bemanning deden sterven. Ei
tuurlijk ook op de schepen werd geboend
schrobd en gewreven dat het een lust was.
om het bezwete lichaam of de nooit gen
voeten eens een goede beurt te geven, dat
dacht men nog niet. Al zal het met de mt
wel niet zo zijn geweest als de slons uit
spel uit die tijd „Snappende Sytgen",
werd gezegd: „Een paar maanden droegh n
hemd, daer se nochtans linde had te kust
keur". „Als se het dan uyttrock was onder 'd
len verrot en op de schoeren deur".
Want een heuse arts schreef: „Wij behore:
vaak van linnen te veranderen. Eens per
verschonen moet men heilig onderhouden"
dat deden onze voorouders dan. Op zondag,
ook de maandagwasdag stamt uit de 0
Eeuw, die op stuk van hygiëne verre van act1
karaats is geweest
Ziekenhuizen waren sombere oorden. Grote on
verwarmde en onverlichte zalen, waarin de bed
den schots en scheef door elkaar stonden. Het te
kort aan bedden was chronisch, zodat tientallen
een plaats vonden op bossen stro. Meestal lagen
kinderen, mannen en vrouwen door elkaar.
Kraamvrouwen naast lijders aan besmettelijke
ziekten.
De meeste verpleegsters waren niet-actleve prosti
tuees, die hun oude beroep nog wel eens uit
oefenden bij patiënten en mannelijk personeel.
Patiënten en verplegers betaalden elkaar op rui
me schaal. Het voedsel was slecht en karig. Bij
het uitdelen van het eten mengden zich allerlei
bedelaars en zwervers van buiten tussen de zie
ken om gratis een hap te veroveren.
Charlatans
Ernstige zieken smeekten hun huisgenoten niet in
een gasthuis te worden opgenomen. Liever haalde
De lucht in een ziekenhuis was niet te beschrij
ven. Er hing een dikke walm in de niet-geventi-
leerde zalen, 's Morgens moesten vaak doktoren
en verplegend personeel de zalen betreden met
een in azijn gedrenkte doek voor neus en mond.
Verbanden werden eindeloos gebruikt. Soms wer
den ze gewassen, maar hierdoor werden ze kei
hard. In bijna ieder ziekenhuis wemelde het van
het ongedierte. Ratten speelden 's nachts op de
zalen en gangen.