CHARLES CHARLOTTE Bonaparte Wat doe je met honger uit seh©©l? Dan pakje zo'n lekker klikje vlees! IJSDAG 5 MAART 1968 PAGINA 17 Ons dagelijks vervolgverhaal en Oorspronkelijke roman door Willy Corsari ien ik nu een mooie jongedame'* aar vader lachte en kuste haar lachte hij soms weer en maakte grapjes als tevoren. Dadelijk alles anders. Charlotte zag ha»" ders ogen stralen. Het was of zijn lach de zon was doorgebro- en hen allen verwarmde, i oudejaarsavond lag Charles bij in bed. Dat was streng verbo maar deze avond wigten zij zich j. Beneden zaten hun ouders met emoiselle en wachtten op het van middernacht. Daarna m het personeel gelukwensen en g nieuwjaarsfooien, wijn en ge- Dan zou er nog iets worden ge il. Ze hoefden dus alleen goed te n, hoevele malen Barbara sloeg, rles had de kaars naast het bed zijn zusje aangestoken, toen hij laar kwam binnensluipen, bet zwakke licht lagen ze te luis- 1. Over oom Bernard, die weer was en hoe zielig ze het vonden, hij nooit gezellig thuis Kerstmis ie en cadeautjes kreeg. Opeens Charles of zij nog altijd een wou worden. Hij giechelde en beg wantrouwend: tearom vraag je dat?" Imdat het niet kan", zei Charles, reet het héél, heel zeker". 7aarom kan het niet?" imdat een meisje jonkjes krijgt en jongen niet en Sjang zegt, dat tt verschil". jonkjes? Poesjes of hondjes?" Kh neen, kinderen natuurlijk. Jij kinderen krijgen en ik niet", jang is gek", zei Charlotte, „hü l er niets van". lou, ik geloof het toch. Want de heeft telkens jonkjes, maar de r niet en ergens moeten de kin- In toch vandaan komen. En weet bg van de biggen?" hadden heel vroeger op de boer- j gehoord, dat die grappige big- ps uit de buik van het grote var waren gekomen. Hun moeder woedend, toen ze er met haar j®| spraken. Ze begrepen niet, lom ze zei dat het vieze praatjes en dat ze niet meer naar de de rij mochten gaan. Het was niet 3P geweest, alleen maar aardig, .pjk- dat was een van de vele onbe- jelijke dingen van grote mensen, tomen ze dan uit mijn buikje?" Ég Charlotte, hevig geïnteresseerd betastte zichzelf. Jc denk van wel. Maar dan moet Krst trouwen", vjïoet dat?" atuurlyk. Anders is er geen va- dommerd". irbara sloeg twaalf malen en hij Ie snel uit bed naar zijn kamer, rlotte lag nog een tijdje te pein- Mama had gezegd, dat de ooie- de kinderen bracht. Brechte Jgezegd, dat ze uit een kool kwa- Dit was veel aardiger. Ze zou trouwen en dan een boel kinde- >men. En haar dochters moch- alles doen wat de zoons de- irt na nieuwjaar kwam de ba- huis: de kinderen troffen hem in goede stemming. Hij had een schilderij gekocht en vertelde hun, dat er misschien een oude meester onder zat, die te voorschijn zou ko men als hij dit donkere landschap zou laten weghalen. Zij begrepen er niets van. Dat uit dit schilderij een schien met een rode kuif en een bril op, zoals de schoolmeester in het dorp, die zij wel eens gezien hadden klonk als een sprookje en het was niets voor oom Bernard, hi jes te vertellen. Hij sprak hen alsof ze volwassen wai was een van de redenen hem zo graag mochten. Charlc Kerstmis had gevierd. Hij gli „Kerstmis? Dat is goed vo deren. Ik was in Parijs. Heb i gezworven, op de vlooienmar toen ze hem aanstaarden li hun uit, hoe groot die markt en dat je ervan alles kon soms heel goede dingen pen ook d&t niet. Hij moest toch ze ker heel rijk zyn? „Ja", zei hy, „dat is nou mijn ple zier, zo rond te zwerven, met oude kleren aan, in kleine kroegjes te zit ten, in winkeltjes neuzen. Ze vinden me hier gek, ik weet het best. maar ik lach erom .Ik leef zoals ik wil. ik doe wat ik prettig vind. ik heb met niemand iets te maken. Je leven lang doe je maar, wat anderen van je verlangen en verwachten. Eerst je ouders en je leraren en later je vrouw en je kinderen en ben jo ge lukkig? Neen. Heb je rust? Neen. Die kryg je pas als je van niemand meer ADVERTENTIE KEIJZER TAPIJT KAMERBREED Dan ben je vrij. Van iemand t geeft alleen maar ver driet. Later zei Charlotte tegen haar broertje, dat oom Bernard gelijk had. Je móest altijd maar doen wat ande ren zeiden. Je ouders en Mademoi selle, Brechte en als je van iemand houdt heb je soms verdriet. Zij dacht aan de pijn, die zij telkens gevoeld had, als haar vader geen aandacht aan haar schonk en zoveel liever was Charles vond het alles nonsens. Hoe kón het nu prettig zijn, altijd alleen in die oude toren te zitten en nooit eens gezellig feest te vieren? Charlotte zei peinzend: „Zou hy nooit verlangen naar zyn zoontje?" „Zijn zoontje?" O, maar die is niet klein meer. Oom .Bernard is al erg oud en zijn zoon is al groot". Zij begreep, dat hij gelijk had. Oom Bernard was oud, zoals Brechte, en zyn zoen was ook niet jong meer zo als in Brechtes verhalen. Ze gingen de eenden en de zwanen voeren, die op elkaar gedrongen za ten in het wak dat in de slotgracht voor hen werd open gehouden. Char les liet zich van de wal zakken om te proberen, of het ijs al sterk genoeg was. (Wordt vervolgd) ADVERTENTIE Vlees! Want dat is smakelijk en pikant op zo 'n moment. En blikjes vlees kun je overal krijgen. PANDA EN DE MEESTER-SUPERMAN. 297. De Minister van Oorlog kwam aan het eind van zijn toe spraak. „Deze bescheiden geleerde, professor Kalker, is een geestelijke reus!" verklaarde hij. „Hij heeft het laatste van alle wapens ge vonden. Niemand zal het ooit meer wagen om er aan te komen. En daarom nodig ik U uit om in de stad een feestmaaltijd te ge- zich Jiaar Er klonk een luid gejuich en daarop spoedde de wachtende auto's, zonder zich te storen aan de eenvoudige bal lonnen-koopman, die geheel onder de voet werd gelopen. „Hola!" riep die, terwijl hij vergeefs trachtte om de greep op zijn handelswaar te behouden. ,jMijn kostelijke scherts-artikelen." Maar het was te laat. De ballonnetjes dreven langzaam en statig aan zijn wandelstok de lucht in en werden door een zacht briesje leeggeblazen. „Daar gaat mijn handelswaarprevelde Joris treurig. „Ge kocht van mijn laatste gevonden florijn. Terwijl anderen zich ver lustigen aan een feestmaal, zal ik moeten gaan zoeken naar ver loren broodkorsten. RECHTER TIE EN DE VOSSEMOORDEN 1385. Als Yoe-lan is weggegaan blijven de Rechters Lo en Tie lange tijd zwijgend aan de balustrade staan. „Een groot dra ma, Lo", zegt Rechter Tie uiteindelijk. „Voor een deel is het alle maal begonnen toen de moeder van Soeng als meisje een vosse- jong mee naar huis nam, dat door haar vader werd gedood. Haar geest raakte daardoor in de war en kon ze een gemakkelijke prooi worden van de Staatsacademist. We hoeven niet te geloven in het plaatselijke bijgeloof om toch te erkennen dat de vos in deze hele zaak een grote rol heeft gespeeld. Je zult de hele nacht wel no dig hebben om de nodige rapporten op te stellen. Ik zal je daar natuurlijk bij helpen." „Het vreemde is dat we tegen Siao geen enkel bewijs hadden", merkt Lo peinzend op. „Nee en hij moet dat geweten hebben", zegt Rechter Tie. „Nfaar Yoe-lan dacht dat we bewijzen hadden en improviseerde daarom een schuldbekente nis om hem te redden. Als ze dat niet had gedaan zou er waar schijnlijk niets gebeurd zijn. Maar Siao's trots was nog veel groter dan Yoe-lan vermoedde. Siao wilde eenvoudig niet leven met het besef ddt iemand zich uit medelijden voor hem had opgeofferd. De Rechter zwijgt even en herneemt dan: „Morgen vertrek ik weer naar mijn eigen district, Lo en ive hebben een drukke nacht voor de boeg. Laten we hier nog even blijven en van de maan ge nieten. Dat zal ons misschien rust geven. Tenslotte vieren we van avond het Maanfeest". DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK 1071. De veldwachter noteerde ijverig alle gegevens in zijn rode boekje. „Het is me nu volkomen duidelijk", zei hij, en hij was de enige. „Laat dadelijk de Dood van Pierlala los.of de Arm der Wet zal u de voet dwarszettew Er zat niets anders op dan te gehoorzamen. Vanaf het plafond, keek de Dood van Pierlala triomfantelijk toe. Hij was er wel zeker van, dat hij binnenkort het huis van Jan Klaassen zou overnemen, waar het allemaal om begonnen ivas. Terwijl iedereen bijeen stond zonder precies te weten, was er gebeuren moest, kwam Katrijn de kamer binnen met een dweil m haar hand. „Kom nou toch even helpen, Jan", zei ze wanhopig. „Er blijft maar water uit dat luik in de keuken komen... ik krijg het niet opgedweild. Langs haar heen dreef het grottewater al de kamer in. En dat had een onverwacht effect. De Dood van Pierlala slaakte een gil en riep „Geen water.niet doen.haal dat water weg, alsjeblieft. ik ben niet krimpvrij!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 17