DE ODSVREDE, verheven ideaal dat faalde door drs. J. R. Soetenhorst KERSTMIS 1967 'ft Het begrip „vrede" is even oud als de oorlog. Steeds heeft de mens in tijden van oorlog verlangd naar de rustbrengende vrede en een beperking van de bewapening, zelfs al is het tijdelijk. Nu wordt stop zetting gevraagd van de bombardementen op Noord-Vietnam en trachten onderhandelaars al jaren lang de verspreiding van kernwapens tegen te gaan. Het is een moderne vorm van een streven naar vrede dat tientallen eeuwen oud is. In de tijd van het Romeinse keizerrijk leek het ideaal voor de inwoner van dat rijk verwezenlijkt door het zogenaamde „Pax Romana", dat orde en vrede betekende. Maar in de 4e en 5e eeuw na Christus bezweek het rijk onder de invallen van Germaanse stammen en het begrip pax (vrede) verdween naar de achtergrond. Rond 800 wist Karei de Grote een schijn van eenheid en rust te herstellen in zijn Karolingisch rijk. Maar de binnenvallende Noormannen rukten het rijk uiteen in kleine gebieden, overgeleverd aan de willekeur van roofridders en Vikingen. Een rijk waarin de vorst niet langer zijn gezag kon laten gelden, maar waar de roep om vrede, orde en rust luid opklonk. Omstreeks het jaar 900 bestreden ridders elkaar op een manier, die wel enigszins kan worden vergele ken met de bendenoorlogen van gangsters in Chicago uit de jaren dertig van deze eeuw. Toen ont stond onder de hoge geestelijkheid in zuid-Frankrijk het streven om zelf te zorgen voor vrede. Die vre desbeweging, de zogenaamde Gods vrede, ontwikkelde zich in die vroe ge middeleeuwen tot een organisa tievorm, die een plaats kreeg naast de bestaande politieke vormen. Dat de kerk zich hier bewoog op een terrein dat in onze tijd aan de staat is voorbehouden, kan ons be vreemden, maar voor de middel eeuwer was het zeker geen absur de gedachte. De kerk had hem doordrongen van de gedachte dat er vrede moest heersen op aarde. Die was er niet, evenmin als een werkelijk wereldlijk gezag. Daar om leek het logisch dat de goed georganiseerde kerk ingreep, als het land in chaos dreigde onder te gaan. Voor de van godsdienst door drenkte middeleeuwer had al het menselijk doen en laten een poli- tiek-religieus aspect. Men kende de vorsten niet die op vele dagreizen afstand hun hof hielden. In het al gemeen was er een minimum aan communicatie in het grote west- Frankrijk, en het bewaren van de vrede. Het volk, de boeren op hun eenzame hoeven, de dorpsbewoners in de kleine gehuchten en de handelslie den, sloten zich geestdriftig aan en gaven de beweging een dynamisch élan. Men moet hierbij niet verge ten, dat men toen leefde onder de terreur van de gedachte, dat te gen het jaar 1000 het einde van de wereld aanstaande was en dat daarom een zo goed mogelijk le ven voor alle christenen nodig was met het oog op het leven in het hiernamaals. Tegen deze achtergronden riep de geestelijkheid op tot vrede en be scherming der zwakken. Het ging hierbij niet zozeer om een alge- enkele bisschoppen zich tegen pri- vé-oorlogen en tegen roof, gepleegd op kerkelijke goederen. Langzaam wisten de bisschoppen hun invloed uit te breiden. Halverwege de tien de eeuw sloot de bisschop van het Zuidfranse Brioude een verbond met de adel, om de veiligheid van zijn onderdanen, zowel geestelijken als boeren te garanderen. De ridders moesten dat Geestdrift Maar wèl kende de middeleeuwer zijn geestelijkheid. De dorpspriester vormde een verlengstuk van de bis schoppen, de hoge heersers in een kerk, die verkondigde dat God de hele mens opeiste. Het was vanuit deze leer dat die kerk ook wereldse zaken ter hand nam, en. bindende regels opstelde voor oorlogvoering meen staken van de wapenhandel dat achtte de kerk illusoir maar vooral om het laten rusten van de wapens op sommige dagen en in bepaalde periodes van het jaar rond christelijke feestdagen De kerk had als straf de banvloek achter de hand, waarbij de schen dende gelovige dooi- de Paus in feite buiten de kerk werd gesloten. Een eeuw lang hield de Godsvre de Frankrijk in zijn greep. Daarna ging de vredesbeweging op in een centrale gedachte, die kerk en staat eeuwen zou beheersen: de kruis tochten, de rechtvaardige en niet aflatende ooi-log tegen de heidenen, die het Heilige Land hadden bezet. Het begin van de Godsvrede lag in zuid-Frankrijk. Daar keerden zij in het bisdom geen onrecht zou den begaan en geen krijg meer zou den voeren. Mocht dit toch onver mijdelijk zijn, dan zouden de rid ders de getroffen boeren schadeloos stellen. De marktlui onmisbaar voor het economisch verkeer moesten ongemoeid worden gelaten, ook als er oorlog werd gevoerd. Rond 975 eiste bisschop Wido van Le Puy in Auvergne van zijn adel en boeren een vredesgelofte. waar bij kerkelijke goederen en boeren hoeven moesten worden gerespec teerd. De bisschop kon in dit geval aan de adel in zijn bisdom zijn wil opleggen, omdat hij zich gesteund wist door machtige familieleden met een eigen leger, te sterk voor de verschillende edellieden in zijn gebied. Twintig jaar later belegde bis schop Wido een concilie, waarbij werd besloten om de bepalin gen over de bescherming van de bevolking in tijden van strijd vast te leggen. Van monniken, kooplui en boeren werd de veiligheid gegaran deerd, op straffe van de banvloek voor degene die deze bepalingen zou schenden. De vredesbeweging werd een volksbeweging die zich over geheel Frankrijk verbreidde en vandaar naar Engeland, Italië en Duitsland. De straf van ban en interdikt, waarbij kerken en kloosters voor de wereldlijke gemeenschap werden gesloten, werkte afschrikwekkend. In een tijd, waarin de godsdienst het gehele leven doordrenkte, waarin de godsdienst zich uitstrekte tot vrijwel alle gebieden van het leven, werd gedreigd met een straf, waarbij kerken dicht moesten blij ven voor leken en begrafenissen en dopen onmogelijk zouden worden. Degene die hierdoor getroffen werd kon worden nagewezen als zijnde in opstand tegen God. II apenstilsland In 1030 beriepen de Noordfranse bisschoppen zich voor de vredesbe weging op een hemelse brief, waar in het vredesproject duidelijk stond. Bijna ging de kerk zelfs zover, dat zfj tot dienstweigering aanspoorde. Zelfs in een door koningen bevolen oorlog gold volgens het schrijven, het doden in de strijd als een schending van de Godsvrede. Zo groeide uit de bescherming van de ongewapenden de goddelijke wa penstilstand, de „Treuga Dei". Hier onder werd verstaan de wapenrust ijdens bepaalde dagen en termij De echte christelijke ridder; het kwaad bestrijden nen, die op het hoogtepunt van deze vredesbeweging wel kon oplopen tot driekwart van het jaar. In het jaar 1033 werd deze „Treuga Dei" op een bijeenkomst van Spaanse bisschoppen m Cata- lonië uitgebreid. Er moest wapen stilstand heersen van donderdag tot maandag, tijdens tal van heilige weken rond Kerstmis, Pasen en Pinksteren, maar ook tijdens aller lei naamdagen van apostelen en Maria-feesten. Overtreders werden bedreigd met excommunicatie of le venslange of tijdelijke verbanning, waarbij de bisschoppen als rechters konden optreden. In 1040 werd voor het gebied van het klooster van Cluny zelfs een wapenstilstand be volen van woensdagavond na zons ondergang tot maandagochtend. Ondanks de hoge vlucht die de „Treuga Dei" dus nam. kon de be weging zich slechts kort handhaven, doordat de centrale heersers zich langzaam herstelden van de chaos en weer gezag kregen. Plus minus 1060 werd de Graaf van Vlaande ren bijvoorbeeld nadrukkelijk uit gezonderd van de goddelijke wapen stilstand. Hij mocht met toestem ming van de bisschoppen grotere en kleinere veldtochten voeren. Wel werd bepaald dat zijn troepen niet mochten plunderen. Nieuw accent In 1095 gaf Paus ürbanus II de „Treuga Dei" een nieuw accent door op een concilie in Clermont op te roepen tot een beëindiging der onderlinge twisten tussen de christenen en rich te verenigen in een massale kruistocht tegen de heidenen. In de volgende eeuwen herstelden de centrale heersers steeds meer hun vroeger gezag. Voor de vorm erkenden zij de Godsvrede en de „Treuga Dei", maar stelden uitdrukkelijk dat zij zelf mans ge noeg waren om de vrede te hand haven. De geestelijke straffen ver dwenen naar de achtergrond en de landsvorsten stelden zelf straffen op voor vredebreuk als misdrijf. Het hoog verheven ideaal van de „Treuga Dei" is in feite nauwelijks van de gTond gekomen. Veldslagen vonden in de middeleeuwen niet zelden op verboden dagen plaats. Het was al veel als de graven en R0\D t»E KERSTBOOM de boom moet 10-12 j groeien voor een paar weken schittering als kerstboom omst reeks1600kwa de kerst bomenvoor inde2ehelftvd19e eeuw werd het gebrui vdkerstboomalgemeer in ca.2£landenishet j de alg emene gewoon, te om met kerstmis eendenneboom «n huis te nemen hertogen zich zekere beperkingen oplegden en niet in het weekeinde vochten. De straffen waarmee de kerk dreigde, waren veelal moeilijk uitvoerbaar en zeker de hoge adel wenste zich niet zonder meer bij excommunicatie en verbanning neer te leggen. Toen de Godsvrede eenmaal over ging in de „heilige oorlog" van de kruistochten, was het handhaven van gevechtloze dagen niet meer mogelijk voor de christenheid. De nawerking van de Godsvrede in de geschiedenis is groter dan men op het eerste gezicht zou ver moeden. De Godsvrede heeft een bijdrage geleverd tot de kruistoch ten, het recht en de opbouw van de middeleeuwse staat. Maar in de praktijk, waarop zij direct was ge richt, heeft de Godsvrede gefaald. In een heilloze tijd en in een Heillo ze wereld was geen plaats voor „heylighen dage". Bronnen: H. Hoffmann Got- tesfriede und Treuga Dei, Stutt gart 1964 en W. Thomas der Sonntag in frilhen Mittelalter. 1929. Paus Urbanus roept op tot de kruistochten. Wij spreken wel van U, Maar teveel stemmen doven Uw geluid, En teveel namen bannen U weer uit, Maar toch wij spreken wel van U. Wij weten wel van U, Maar wat wij zelf zijn, weten wij vooral, En in ons huis vergeten wij Uw stal, Maar toch wij weten wel van U. Wij zoeken wel naar U, Maar door den boom zien wij niet meer hel Licht, En in 't kristal verbleekt Uw aangezicht, Maar toch wij zoeken wel naar U. Wij bidden wel tot U, Maar wie kent met het hart nog Uw gebed, En wie stelt in zijn hart U niet de wet, Maar toch wij bidden wel tot U. Wij geloven wel in U, Maar onze lofzang is een kreet in nood, En Kerstmis is zo hart-beklemmend groot Maar toch geloven wij in U. K. H. R. DE JOSSELIN DE JONO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 19