LOUIS NOIRET: amusementsman in hart en nieren DE WERELD WORDT KLEINER KUNSTOGEN Duitslands grootste woonflat EATERDAG 2 DECEMBER 1967 L.D.EXTRA 2 ,A In een groot huis in Amsterdam-West woont tekstschrijver Louis Noiret. Een amusementsman in hart en nieren, show is zijn leven, hij zal er nooit mee ophou den en hij kan er eenvoudig niet buiten. „Ik moet gewoon schrijven. Het kan me niet schelen of ik er iets mee verdien al ben ik er niet tegen om er iets mee te verdienen maar ook als het me niets oplevert kan ik het niet laten". De laatste jaren staat hij niet zoveel meer op de planken en omdat in Neder land nu eenmaal nooit wordt gezegd: „Dat is een liedje van die en die schrij ver", maar altijd de naam van de man die het zingt op de voorgrond wordt ge schoven, verdween Louis Noiret wat uit de publiciteit. Dat was eigenlijk al zo in de tijd van de Johnny Jordaan-race„Bij ons in de Jordaan" werd beschouwd als een liedje van Johnny zelf. De maker en dat was Louis Noiret bleef in de schaduw. TIPS VOOR AUTOMOBILISTEN Rij langzaam, snel. heid aanpassen aan de gczicntsafstand. U moet niet alleen 2ien maar ook gezien worden. Daarom: over. dag groot licht en geen stadslichten. Voer'savonds ge. dimdgrootlicht!!' Kontroleer uw ver. lichtingen remlichten voor u gaat rijden. Moet men plotseling stilstaan schakel dan de linker richtingaanwijzer in.dr werkt bijzonder alarmerend voor het achteropkomend verkeer^ BLIJF NIET OP DE RIJWEG STILSTAAN idee, en ze gingen erover schreven. Toen besloot ik er een wedstrijd van te maken. Een jury zou de zan gers beoordelen. Intussen zong Johnny mijn lied al in zijn café „De Kuil". Hij en Tante Leen wonnen de competitie met algeme ne stemmen". „Is Johnny uitgezongen?" „Ik weet het niet. Voor my is hij een echte artiest. Maar hij had Jor- daantroubadour moeten blijven, geen Sinatraliedjes zingen en zeker geen Italiaans: dat is de waanzin nabij. Hij moest uitsluitend over de Jordaan kwelen. Maar hij heeft mijn raad in de wind geslagen. Er kwam teveel van hem op de markt; het ene liedje na het andere. Dat neemt het publiek niet. Toch is hel niet dood, de Jordaan. „Ernstige muziek, daar houd ik nog steeds eigenlijk het meeste van. Ik heb nog pas een pianosolo van negentien minuten geschreven, se- mi-klassiek, dat doe ik om het niet helemaal te verleren, maar ik heb het de laatste tijd zo razend druk, dat ik nog geens kans heb gezien de orkestratie temaken. Overigens, ze zeggen wel: je schrijft smartlap pen, maar Manuel van Loggem, dat is toch een psycholoog, die zei dat hij er grote bewondering voor had, dat hy wilde dat hy het kon. Ik zeg dan, als het volk het neemt, dan zit er een waarde aan. Het Neder landse volk is niet gek". „Die platenmaatschappijen, dat is keiharde business. Daar heb ik nog niet zo lang geleden een van de grootste desillusies van mijn leven mee beleefd. Zie je, ik ben te goed van vertrouwen, ze zeggen wel, door schade en schande, maar bij my wil dat niet lukken. Het ergste is wat ze met die tienersterretjes doen. Ook de kranten gaan daarin niet vryuit. Ze worden naar voren gehaald meteen; een vak leren ze niet, ze zyn meteen artiest. Klassieke opleiding „Hoe bent u in de amusements muziek verzeild geraakt?" „Ik heb een klassieke opleiding. Piano, compositie, orgel. Ik speelde ook in de kerk vroeger, maar dan zei de pastoor, nu moet je even stil- zijn. Hy luisterde zelf naar wat ik speelde. En Ik fantaseerde nogal veel. Nu is dat allemaal makkeiyk, maar toen kon dat nog niet. In diezelfde tyd. na het conser vatorium, was ik pianist by Cinema Parisien op de Nieuwendyk in Am sterdam. Met een explicateur, u weet zeker wel hoe dat ging. Daar door ben ik eigenlyk in de lichte muziek terecht gekomen. Ik leerde jpvE wereld Is erg klein ge* worden. Onze voor* 'el ouders hadden nog hij- na 1100 dagen nodig om rond de aarde te komen. Maar dat was dan ook per zeilschipf" Met de komst van het vlieg* t tuig verloor de aarde haar |F enorme omvang en werd het „holletje-om" een kwestie van dagen. Al had ook het vliegtuig jaren nodig om op snelheid te komenwant nog in 1920 was het snelheids record voor vliegtuigen niet meer dan ca. 310 km per uur. Pas in 1939 werd een snelheid r van 755 km bereikt. Het hui* dige record voor een reis om de wereld met standaard- vliegtuigen bedraagt 45 uur en 19 minuten, een tijd, ge* |f maakt door Amerikaanse B* f 52 Stratofortresses 1937: Louis Noiret als Kobus Kuch. 1967: Noiret in zijn Amsterdamse werkkamer* gelopen. Eerst ben ik nog wel door gegaan, illegaal, voor myn oude pu bliek. We besloten nog altyd met het Wilhelmus. Maar dat kwam in Volk en Vaderland. Ik moest er maar liever mee ophouden, anders kon ik ook wel eens in Duitsland geïnterneerd worden. In tegenstel ling tot de meeste collega's heb ik toen niet meer gepubliceerd of ge speeld. Ik was het er niet mee eens. Er zyn er veel geweest, die in de oorlog hun kans juist schoon za gen. Die grepen die kans uit onte vredenheid". Johnny Jordaan „En na de oorlog Johnny Jor daan. Hoe kwam dat, kende u hem?" „Dat is een heel verhaal. Er was toen ook al het comité dat het jaar- lykse Jordaanfestival organiseerde. Ik schreef op verzoek een paar lied jes ervoor, die toen door anderen werden gezongen. Ze hadden veel succes, maar na het festival kon ik ze niet op de plaat krygen. „Dat is goed voor de Jordaan", reageerden de platenmaatschappyen. Vrien den hebben me toen gezegd: Jy bent zo goed in stunts, verzin hier nou eens iets op. Ik ging toen de beste stemmen uit de Jordaan zoeken. De krant kreeg er lucht van. ik hing daar wat te vaak rond naar hun Niet meer dan veertig personen op de wereld beheersen een speciaal vak, of, men kan ook zeggen, een kunst, die even zeld zaam als zegenbrengend is: zy ma ken kunstogen. Tot deze kleine groep van vaklieden behoort ook de 65-jarige Franz Christ in Wiesba den (Westduit.se Bondsrepubliek). Met fyne glasstaafjes bootst men ieder adertje van de oogappel, iedere nuance van de iris na, ten slotte wordt met een druppel zwart glas de pupil gevormd. Als mate riaal dienen zeer verschillende soor ten glas, die door de ogenmakers meestal als „beroepsgeheim" be waard worden. Franz Christ (onze foto), die binnenkort met pensioen gaat, verraadde thans aan een van zyn bezoekers, dat het melkachtig- witte glazen buisjes van kyrolitl wai'en, waaruit hy by temperatu ren tussen 800 en 1200 graden Cel cius duizenden oogappels „geblazen" heeft, zoals dat in vaktaal heet. Ferry kennen, de lyfauteur van Willy Derby en ook van Lou Ban dy. Derby hield van smartlappen. Later heb ik met hem piano vier handig gespeeld, toen schreef ik zyn liedjes als Moeder en Kerst liedje. Maar na myn bioscooptyd werd ik eerst kapelmeester by de Wiener Operette, dat was direct na de eerste wereldoorlog. Ik ben ook een tyd met Pisuisse rondge trokken, die had wel een eigen pia nist, maar zyn ensemble mocht die niet begeleiden. Dat deed ik dan. Vier jaar maakte ik deel uit van het reizende variété-gezelschap Fa veur. Tussendoor schreef ik revues voor Nap de la Mar en na die revues een paar operettes. Door de Wiener Operette kende ik de vorm, het was voor my gesneden koek. eten en drinken om daarin te rol len". „Toen ben ik een paar Jaar naar Engeland en Scandinavië geweest als kapelmeester. Kapelmeester van het Ernst Rolf-theater, het grote Scandinavische reizende revuege zelschap. Dat was niet mis. Ik leidde het orkest van 32 man en er waren 50 balletmeisjes. Ik deed iets wat heel ongewoon was, ik zong als dirigent. Na de ouverture dat was toen nog een soort potpourri van alle melodieën uit de revue draai de ik me om en begon te zingen". „Maar ik ging terug naar Neder land, wilde daar zelf de Bühne weer op. In Den Haag kwam ik by het ensemble van Adolf en Louis Bouw meester. Daar heb ik een paar jaar toneellessen gehad, want je moest alles kunnen, het ensemble was maar vier man sterk. Revue, ope rette, cabaret, variété alles heb ik meegemaakt. Tussendoor schreef ik teksten voor de humorist Kees Pruis, die ik daar leerde kennen. Eenmansshow ,Jn de Jaren dertig begon ik met myn vrouw een eigen ensemble. Zy is ook klassiek geschoold, had een mooie stem, dus deden we avonden voor het Nut: voor de pauze klas siek, Schubertliederen byvoorbeeld, na de pauze populair daar kwa men de mensen voor. Eenmansshow, daar wordt nu veel ophef over ge maakt. Ik had al ver voor de oorlog zoiets. Anderhalf uur voor de pauze, anderhalf uur erna, met myn vrouw samen, en als ze ziek was deed ik het alleen". „In de mobilisatie was ik Kobus Kuch. In uniform. Elke veertien dagen kwam het op de radio, een jaar lang. Met de oorlog was dat af- ZEVEN jaar lang lag Hannibal", door velen beschimpt en bestre den, op de loer voor de poor ten van Stuttgart, de hoofd stad van de Duitse deelstaat Baden-Württemberg. Onlangs heeft het ministerie van Bin nenlandse Zaken zelf de poort in het zuidoosten van de stad geopend. Er is hier sprake van Duitslands groot ste woonflat, „Hannibal" ge noemd, waarin binnen een jaar 4.000 mensen zullen wo nen. Het volgens de mening van zyn tegenstanders angstaanjagende, volgens de opinie van de voorstan ders fascinerende bouwproject is sinds 1959 de strydappel van de Stuttgartse woningplanning. Oor- spronkelyk was .Hannibal" op het tekenbord zelfs 's werelds grootste woonflat: een 650 meter lang en 50 meter hoog monster. Maar deze bouwplannen stuitten op weerstand van alle flatvrienden. Toen veran derde „Hannibal" zijn tactiek. De beide Stuttgartse architecten Otto Jager en Werner MUller verdeel den hun reus in twee rechthoekig op elkaar staande blokken van 228 en 204 meter lang en 46, respectie velijk 59 meter hoog. Vele vijan den liepen toen ongeveer vier jaar geleden over naar „Hannibals" kamp en verklaarden zich ak koord met de gematigde bouw plannen. Maar het duurde nog lang, tot dat ook de laatste bastions geno men waren. De beide reuzenhui zen waren ondertussen een poli tiek probleem geworden. Na hefti ge debatten sprak de regering van de deelstaat zich uit voor het stout moedige project en ook de afge vaardigden van de Landdag willen de zevenjarige „Punische Oorlog" om de Duitse „Hannibal" tenslotte beëindigen. In Stuttgart zegevierde dus „Hannibal" Reeds thans zyn de beide woon- flats, voordat nog een spade in de grond werd gestoken, byna volge boekt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 10