OGE AFKEURIN GS CIJFERS
:v
Belgische centrale
keuring levert betere
resultaten op
'ngsmethoden dan
gezondheid
de jeugd
r te wijten
Nederlandse
door
H. W. v. d. Bie
Weekeindbijlage Leldsch Dagblad
mi&ÊM: ÜU./A 5i J>
Saterdag 11 november 1967
de Tilanus-keuringen. Herkeuringen
die worden gehouden na de eerste
oefening van zes weken. .Comman
dant en onderdeelsarts maken een
rapport op over het gedrag van de
rekruut tot dan toe. Twijfelgeval
len worden voorgelegd aan de keu-
ringsraad, die voor deze overigens
naar de onderdelen toe komt. Op
merkelijk cijfer: er zijn zoveel twij
felgevallen dat de minister van De
fensie heeft bepaald dat het aantal
nakeuringen als streefgetal op 50
procent moet worden gehouden! Ze
ven van elke honderd Tilanus-keur-
lingen gaan de dienst uit, dat is
nogmaals 1,7 van de totale op
komststerkte, of wel ruim tweedui
zend man. Te zeggen dat we daar
na het optimale leger overhouden,
waarin geestelijke ontsporingen niet
meer voorkomen, is bepaald over
dreven. Men zie de zittingsrol van
de krijgsraden
Een Belgische keuringsarts zei het
heel kernachtig: „Jullie in Neder
land keuren driemaal zo veel af als
wij, maar in dienst zit je ook nog
eens met een narigheid, die het
drievoudige van de onze bedraagt".
Conclusie
Het is duidelijk dat omvang en
stijging van het aantal afkeuringen
in hoofdzaak wordt gefundeerd op
de uitkomsten van het psychiatrisch
en psychologisch onderzoek. Er zijn
echter geen redenen om te veron
derstellen dat de jeugd steeds dom
mer en ongezonder wordt. Wel min
der plooibaar voor de specifieke
eisen van de militaire maatschap
pij. Vrijere opvoedingsmethoden,
grotere ongebondenheid, onafhan
kelijkheid van wat vroeger „geves
tigde waarden" heetten, maken de
jeugd minder geschikt voor het
strenge keurslijf van de Inwendige-
Dienstvoorschriften. Nimmer tevo
ren in de geschiedenis stond „het
gezag" zo ter discussie als tegen
woordig. Logisch dat dit alles de
jeugd niet onberoerd laat.
Dat geldt voor België net zo goed
als voor Nederland. Wil men toch
de grote verschillen in keuringsuit
slagen trachten te verklaren, dan
zijn er een paar voorzichtige con
clusies mogelijk. Ten eerste zit het
er dik in dat de Nederlandse keu
ringsartsen, als niet-specialisten,
minder voorbereid en onvoldoende
in de gelegenheid om uitvoerig te
keuren, geneigd zijn sneller af te
keuren. Intelligentie en stabiliteit
zijn nu eenmaal moeilijker te bepa
len dan de aanwezigheid van een
maagzweer of blindedarm. Als het
in vijf minuten moet wordt het he
lemaal een onmogelijke opgave. Om
geen risico's te nemen is een lage
waardering dan veiliger dan een ho
ge. Ten tweede werken de Neder
landse keuringsinstanties in de we
tenschap dat we toch te veel po
tentiële rekruten hebben. Van de
ruim 100.000 keurlingen hebben we
ér maar 60.000 nodig. Er is dus een
surplus.
Formeel mag de keuringsinstan
tie daarmee geen rekening houden,
maar wie zal zeggen of het bij twij
felgevallen in 't achterhoofd niet
toch een rol speelt? Ten derde staat
vast dat de Belgen wel zuiverder
keuren dan wij, maar minder
streng. Verminderd gezichtsvermo
gen bijvoorbeeld leidt in België tot
de verstrekking van een dienstbril,
die niet mooi is maar voor een
aantal minder vitale functies toch
nog een bruikbare soldaat oplevert.
Nederland keurt „voor de oorlogs-
taak" en hier wil men niet beden
ken dat Mosje Dajan met één oog
Egypte versloeg.
grootste gedeelte verklaard. De an
dere procenten schuilen in de bete
re selectiemethoden ginds.
Overwogen zou kunnen worden
of we ook in Nederland naar een
centraal Recruterings- en Selectie
centrum toe moeten. De voordelen
liggen niet alleen in het militaire
vlak, want „Het Klein Kasteeltje"
voelt de pols van 85% van de man
nelijke bevolking van een bepaalde
leeftijdsgroep en daaruit resulteert
een schat aan statistische gegevens,
die in economisch, sociaal, maat
schappelijk en medisch opzicht voor
het gehele land van belang zijn.
Arbeidsreserves kunnen gemakke
lijk worden afgelezen, tekorten aan
scholingsmogelijkheden, ziektever-
TEDER jaar leveren de moeders van Nederland rond
honderddertigduizend zonen af die rijp zijn voor de mili
taire dienst. Rijpdat wil zeggen negentien jaar oud,
maar niet allemaal geschikt. Eén kwart valt af wegens
broeder dienst, voorbereiding voor een geestelijk ambt,
een loopbaan bij de politie of wegens verblijf in een ge
vangenis of verpleeginrichting. Van de honderdduizend
overigen zijn er drie op de tien niet bruikbaar wegens
lichamelijke of geestelijke tekortkomingen. Dertig pro
cent afkeuringen. Dat is veel. Heel veel zelfs in verge
lijking met andere landen. In België bijvoorbeeld wordt
maar negen procent afgekeurd.
De laatste cijfers geven een lichte verbetering te zien,
maar kennelijk maken we ons er toch ongerust over, er
is veel over geschreven en gepraat. Zit de Nederlandse
jeugd anno 1967 zo slecht in elkaar? Gaan de geestelijke
en lichamelijke vermogens van de jongemannen in onze
samenleving zienderogen achteruit?
Een wetenschappelijk onderzoek zou nodig zijn om er
precies achter te komen, maar althans een begin van in
zicht valt te puren uit een vergelijking tussen de Belgi
sche en Nederlandse keuringsmethodes. Onze medewer
ker H. W. van der Bie is daartoe op bezoek geweest bij
de betrokken instanties in beide landen. Zijn conclusie:
voorlopig loopt het zo'n vaart niet. Wij moeten er nog
maar eens goed over nadenken.
Belgische indelingsofficieren pra
ten voorts ronduit over 't probleem
van de jongelingen, die geschikt
werden bevonden voor de leger
dienst, maar niet of nauwelijks in-
deelbaar zijn omdat ze elke vorm
van kwaliteit missen. Dit „laagst
gequoteerd gedeelte van het contin
gent bevat, ongeletterden, pedago
gisch en mentaal licht achterlij
ken. Bij ons gaan deze jongelui su
biet naar huis, in België houdt
men ze, hoewel de indeling er nau
welijks raad mee weet. Hun aantal
bedraagt dertien procent van het
totaal. Gevoegd bij de negen pro
cent, die wèl wordt afgekeurd, zou
men in België op 22% afgekeurden
komen!
Hiermee is het verschil tussen
Nederland en België wel voor het
schijnselen, sociaal peil en maat
schappelijk welzijn evenzeer.
Een bezwaar vormen de relatief
hoge kosten. In België leeft de
vraag of het centrum, waarvan nie
mand de grote kwaliteiten betwist,
nog wel rendabel is, nu de dienst
tijd nog maar twaalf maanden be
draagt. En of de bijkomende voor
delen niet „verkocht" moeten wor
den aan de andere departementen.
Nu drukt de totale last op de be
groting van Landsverdediging.
Het Nederlandse keuringssysteem
is ongetwijfeld goedkoper. Kiezen
wjj daarvoor, dan moeten we ons
geen al te grote zorgen maken om
de grove uitslagen. En vooral geen
onrustbarende conclusies trekken
uit globale cijfers, die te opper
vlakkig zijn bestudeerd.
Een scheepsbouwer uit Ham
burg heeft een miniatuur
onderzeeër van staal aan de
markt gebracht. Met deze boot,
welke aan alle internationale
veiligheidseisen voldoet, kan
men naar een diepte van zestig
meter duiken. Deze eenmans-
onderzeeboot wordt gebruikt bij
het opsporen van wrakken in
het Skagerak; ze is ruim vier
meter lang en heeft een gewicht
van slechts 150 kilogram.
Klein Kasteeltje" in Brussel is een rood bak-
i, met klimop begroeid gebouw, dat in vorm en uiterlijk
iam alle eer aandoet. Het ligt langs het kanaal niet ver
i het centrum van de stad. Hier maakt de mannelijke jeugd
gië kennis met de militaire dienst en dit meteen in al
i gestrengheid, want wie hier binnentreedt wordt prompt
ladrukkelijk onder de krijgstucht gesteld en heeft maar
ikans van één op twaalf er binnen afzienbare tijd onder-
Ie komen.
ïtigduizend jongemannen wor-
ft hier per jaar geschikt bevon-
om op een later tijdstip toe
eden tot één van de Belgische
smachtdelenLandmacht,
(macht, Zeedienst of Rijks-
Oit, Eerste belangrijke verschil
Nederland: België keurt cen-
.Eén team van artsen, specia-
1 psychologen, sociale en mili-
indelingsadviseurs ziet alle
tplichtigen. (In feite zijn er
teams, één Frans- en één Ne-
maar zij doen vol-
hetzelfde werk). Nederland
regionale indelingsraden,
stal, elk met eigen art-
echter onderling weinig
uaai iet hebben, al reist een inspec-
•nadop gezette tijden langs om de
I linge communicatie en gelijk-
k^theid te onderhouden.
gevolg keurt België veel zui-
1 r. Eén doctrine voor het totale
ngsapparaat, één onweerleg-
maatstaf die door alle keu-
ieskundigen gelijkelijk wordt
likt. Het centrum heeft daar-
ren alleen de mogelijkheid om
orwaardelijk goed te keuren,
elgevallen moeten worden
ituurd naar het militaire hos-
voor nadere observatie, die
1 één tot vijftien dagen in beslag
nemen of naar een Herkeu-
raad, bestaande uit een mili-
en een burgerarts en een auto-
uit de plaats van inwoning
de rekruut.
nfe
'lierdicht
gen te snelle afkeuring wordt
V've waterdicht gewaakt. Een
borg tegen te snelle goedkeu-
verschaft 't feit dat de rekruut
f de goedkeuringsdatum mili-
s Is, ook al wordt hij pas later
e nepen voor de werkelijke
,ap it, Eventuele schadegevallen
J" d°or de dienst" kunnen daar-
de Belgische staat worden
aald een feit dat de onder
contract werkende keu-
:n steeds haarscherp voor
staat.
Een tweede groot voordeel is,
dat de kandidaat-militairen in Bel
gië minstens dertig en maximaal
vijftig uren in het rekruterings- en
Selectiecentrum blijven. In Neder
land moet alles op één dag. Hier
krijgt de dokter die over geestelijke
stabiliteit en intelligentie moet oor
delen een minuut of vijf per man;
in België ten minste twintig. Boven
dien is het in België een vakman,
een psychiater die niets anders doet
dan zijn specialisme bedrijven; ter
wijl by ons in eerste instantie een
algemeen huisarts dit werk doet.
En over hoeveel meer gegevens be
schikt de Belgische psychiater!
Voordat de keurling aan zijn bureau
verschijnt staan reeds op papier:
1. alle inlichtingen die gerechtelijke
instanties kunnen geven over even
tuele veroordelingen, inclusief die
wegens verkeersovertredingen; 2.
de uitkomsten van die psychologische
tests, eerder in de keuringsketen
afgenomen, die een idee kunnen ge
ven van de geestelijke vermogens;
3. de medische inlichtingen die de
rekruut zelf geeft op een vooraf toe
gezonden vragenformulier (hersen
schudding, zenuwachtigheid, afwij
kingen in de familie)4. alle aan
wijzingen die het voltallige perso
neel van het centrum tijdens de
observatiedagen verzamelt. Niet al
leen de artsen, maar ook het me
disch hulppersoneel, verpleegsters,
psychologen, sociologen en de mili
tairen van het centrum tot en met
de sergeant van de wacht toe rap
porteren opvallend afwijkend ge
drag vloeken, nervositeit, bedwa-
teren e.d. Eén op de vier rekruten
wordt om deze redenen doorge
stuurd naar de psychiater. Van deze
25% wordt één op de tien voor na
der onderzoek naar het militair hos
pitaal gezonden; 5. de gegevens van
de militaire interviewer, die twin
tig minuten praat met elke rekruut.
Hoe zorgvuldig deze psychiatri
sche zeef werkt wordt bewezen door
twee getallen: het percentage twij
felgevallen dat in het hospitaal in
observatie wordt genomen daalt,
maar het aantal afkeuringen dat
daaruit voortvloeit stijgt. De psy
chiater schiet dus steeds vaak raak.
Meer rendement
Voorts is statisch vastgesteld, dat
het Belgische leger twintig procent
meer rendement uit de manschap
pen haalt dan andere NAVO-legers.
Door diepergaande studie van ka
rakter en eigenschappen kan veel
beter de juiste man op de juiste
plaats worden gebracht, een voor
deel dat overigens mede te danken
is aan de centrale keuring. De inde
lingsofficieren hebben immers voor
het voldoen aan de behoeften van
de krijgsmachtdelen de beschikking
over het totale reservoir aan goed-
gekeurden.
De Nederlandse keuringsarts oor
deelt noodgedwongen vrij globaal.
Voor het vaststellen van het intel
ligentie-quotiënt (IQ) bijvoorbeeld
heeft hij nauwelijks andere indica
ties dan de genoten schoolopleiding
en de uitkomsten van een eenvou
dige test.
Een gymnasium- of hbs-diploma
levert een IQ tussen de honderd
en honderdtwintig op, een mulo
diploma iets minder, een lagere
school nog weer wat minder, maar
in alle gevallen is de uitslag zonder
meer: geschikt voor de militaire
dienst (I 1 in de militaire keurings
formule). Natuurlijk is dit maar
een ruwe schaating en dan nog
een ruwe schatting en dan nog
een schoolopleiding behoeft immers
niet persé te duiden op een laag
IQ. Andere factoren kunnen de keu
ling van school gehouden hebben,
evengoed als ook het omgekeerde
waar is. Er is geen constant IQ
af te leiden uit het bezit van een
bepaald diploma, want wie garan
deert dat de betrokkene niet tot
méér in staat was?
Voor het bepalen van de S (van
stabiliteit) als keuringsfactor ligt
de zaak nog moeilijker. Hier wordt
van de arts gevraagd te beoordelen
of de kandidaat-rekruut: a. de gees
telijke geschiktheid bezit om te kun
nen voldoen aan de zware eisen
die de militaire dienst stelt en b.
eigenschappen heeft die in militai
re dienst ongunstige invloed op zijn
mede-dienstplichtigen zouden kun
nen uitoefenen. Met andere woor
den: de arts moet een voorspelling
kunnen doen.
Ruim een jaar voordat de jonge
man werkelijk de pet op de kort
geknipte haren krijgt gedrukt moet
een niet gespecialiseerd arts op
basis van een ontmoeting van vijf
minuten verklaren of de jongeman
wel of niet geschikt zal zijn. Een
conclusie ligt voor de hand, maar
die komt straks.
Hier alleen nog even de feiten.
In 1961 werd van de ter keuring
opgeroepenen 2,95% op de S-factor
afgekeurd; in 1967 5,15%. Voor de
I-factor zijn deze cijfers: 6,25% in
1961 en 7,69% nu. Samen staan deze
factoren dus voor 13% van de af
keuringen wat neerkomt op globaal
vijfduizend man.
En daarmee zijn we er dan nog
niet eens. Tegen mogelijke miscal
culaties heeft het leger namelijk
nog een tweede zeef, de zogenaam-