DE DUIZENDPOOT VAN HET POLITIEKORPS Duiven vangen in Parijs Het beroep van schoenhersteller sterft uit politie- kaderschool) over de opleiding tot brigadier Commissaris j C. W. Keuken j (directeur van nieuwe Waar toch wringt de schoen L.D.EXTRA EATERDAG 16 SEPTEMBER 1997 llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll i i i 3 T7~ ijk, als die jongens langs de weg zitten voor con- jx\. trole en ze houden een bekendevan ons aan of, laten we zeggen, een vrachtwagenchauffeur, een toffe jongen in ieder geval, dan moeten ze tegen die mensen niet gaan menerenen beginnen met „u" voor en „u" na. Dan voelt zo'n man zich genomen. Hij heeft dan geheid 't idee dat hij door de politie bij de neus wordt genomen. Maar als die mensen van ons tegen u beginnen te jij-en en jou-en dan voelt zich weer stevig genomen. Met name in de kleinere ge meenten voldeed deze wijze van opleiding niet meer aan de eisen, die in het huidige maatschappelijke verkeer aan een brigadier moeten worden gesteld. Reden, waar om het departement van Bin nenlandse Zaken anderhalf jaar geleden een commissie in het leven riep, die tenslot te adviseerde voor deze nieu we aanpak: een cursus, ge richt op de mentale vorming en de leidinggevende aspec ten van de toekomstige bri gadier. De verslechtering in de verhouding politiebur gerij in enkele grote steden het afgelopen jaar heeft bij de beslissingen daaromtrent ongetwijfeld katalyserend gewerkt en de gebeurtenissen in Amsterdam ruim een jaar geleden hebben ontegenzeg lijk een versnelling van de oprichting van de kader- school in de hand gewerkt. Juist vanwege de goede ver standhouding met de burge rij kon men steeds meer de waarde inzien van een goede deskundig voorbereide briga dier. ning gehouden met de harde en moeilijke kanten van dit vak. Die zijn er genoeg." ZELFSTANDIG E Het is maar een klein voor- beeld, maar het tekent de sfeer, waarin de agent in zijn 3 beroep moet werken. Mense- 1 lijk zijn en een boel mensen- Él kennis hebben. Altijd met de beide benen op de grond 1 blijven staan en met alles §j rekening houden. 1 Als iemand helemaal „dizzy" het bureau binnen- E komt met weet ik wat voor klachten, moet je als politie- man voor die jongen niet de boot afhouden. Opvangen 1 zo'n man. Niet knalhard er 1 tegenaan gaan. Een kwestie E van mentaliteit bij alles, wat 1 de jongens op het bureau, maar vooral onderweg tegen- li komen. Een mentaliteit, die de brigadier in zijn groep moet kweken. Onze taak is 1 het de toekomstige brigadiers 1 in die richting te stuwen." Aan het woord is de heer C. W. Keuken (44), sinds kort 1 commissaris en als zodanig 1 als directeur belast met de leiding van de politiekader- school, die de eerste vijf jaar E zal zijn gehuisvest in het e voormalige onderkomen van 1 het Rijksinstituut ter oplei- I ding van hogere politie- ambtenaren aan de Witte 1 Kruislaan in Hilversum. Zijn taak? Samen met een ad- f§ Junct-directeur, zes stafdo- centen en een aantal gast- docenten per jaar in drie driemaandelijkse cursussen 180 hoofdagenten „klaar stomen" voor het brigadier- Ij schap. Precies het aantal, dat I voor de doorstroming nodig is, want tien procent van het 1 totale brigadiersbestand (on- geveer 1800 man) valt Jaar- li lijks af wegens overlijden, pensionering en dergelijke, i De vorming van de toekom- 1 stige brigadier dus in een an- 1 dere aanpak, waarvan het 1 nieuwe aspect moet worden gezocht in de landelijke cen- tralisatie in internaatsver- band, VERSNELLING Voorheen geschiedde de vorming regionaal, dat wil zeggen gedurende een aantal weken in de korpssteden zelf. INGRIJPEN Het cursusprogramma staat nog niet nauwkeurig vast. Daarover moet nog het nodi ge overleg worden gepleegd. De heer Keuken: „In eerste instantie gaat het er dus om van de hoofdagent een bri gadier te maken. Hij wordt van gewone jongen een chef, die zelfstandig beslissingen moet kunnen nemen en op drachten gaat verstrekken. We proberen de mensen in die drie maanden zoveel mo gelijk te confronteren met de dingen die ze in de dagelijkse praktijk al meemaken. We zetten ze nu alleen voor het schoolbord en gaan ze zo „bewerken", dat er bij de cursisten een lampje gaat branden. Ze moeten gaan denken: „Hé, dat is leuk. dat 't ook zo en zo kan worden opgelost, daar had ik nooit aan gedacht. Met die zaak zat ik altijd al te hannessen." Alle moderne politiële as pecten moeten in die drie maanden aan de orde komen. Kriminalistiek, zedenkwes ties, verkeer, personeelsbe oordeling, sociologie, psycho logie, organisatieleer, ge sprekstechniek, in- en ex terne communicatie, noem maar op. Niet hoogdravend, geen saaie theorie, maar ge woon. Geen academische op zet, maar alles betrekken op de politiepraktijk. Commissaris Keuken: „De brigadier is de man die over al het dichtste bijstaat. Hij moet zijn mensen zo goed kennen, dat hij precies weet, wie hij waar naar toe kan sturen. Hij moet direct kun nen Ingrijpen, meestal van uit het bureau, maar ook langs de weg. Met zijn ene been staat hij in de groep, die hij leidt, meestal zes, ze ven man, met zijn andere staat hij naast het bureau van de korpschef. Hij is de duizendpoot van het politie bedrijf." De verschillende aspecten van het politiebedrijf heeft de heer Keuken zelf leren kennen in de jaren die hij diende bij het Amersfoortse en Utrechtse korps. Waarom koos hij indertijd de politie? „In de eerste plaats, omdat mijn vader erbij zat. Dat werkt toch op een of andere manier door. t Leek me erg leuk het bij de politie te pro beren en achteraf is het me niet tegengevallen. Als ik moest kiezen, zou ik het weer doen. Ook al heb je in het begin natuurlijk nooit reke- GEEN BOTTERIK I De toekomstige brigadier moet naar alle kanten kun nen kijken. Met alles reke ning houden. Als er ergens een straat wordt afgezet, moet er aan worden gedacht, dat de toegang vrij blijft voor een dokter, voor ziekenbe zoek of een zakenman die daar persé moet zijn. Geen ,3efehl ist Befehl-situatie", dan ben je een botterik. Als er wasgoed van een lijn is ge stolen, moet de brigadier niet alleen denken aan dief stal, maar meteen weten dat er ook een fetisjist bezig ge weest kan zijn. In de huidige maatschappij moet hij bo vendien aandacht hebben voor specifieke groeperingen: woonwagenbewoners, studen ten, prostituees, de verander de jeugd met zijn love-ins en verdovende middelen, bij blijven, de vinger op de pols houden, daar gaat het om. En wat los van een goede verstandhouding met het pu bliek van belang is; goede contacten met de pers. Enorm belangrijk in ons werk." Het beroep van schoenhers teller dreigt uit te sterven. De ani mo bfj de jeugd voor het vol gen van de 3-jarige cursus is nu zelfs zo gedaald, dat men zowel in Amsterdam als in Amersfoort, waar de cursus is verbonden aan een lagere technische school, over weegt deze te stoppen omdat voortzetting ervan geen zin meer heeft. Bovendien zal een van de twee speciale schoenherstell ir- scholen, de bijna zestig jaar oude Haagse (de andere is de „mldde.- bare" in het Brabantse plaatsje Leerland) wegens gebrek aan be langstelling worden gesloten. Vi cieuze cirkel: de interesse voor een mooi maar als méér ambach ten bfj de jeugd in discredlet ge raakt vak zal verder tanen wan neer de mogelijkheid om ervoor opgeleid te worden te ver van de woonplaats ligt en voor heel wat ouders dus ook te kostbaar woi'dt. De gemiddelde leeftijd van de Ne derlandse schoenmakers is nu al naar 55 jaar geklommen. En er is geen aanwijzing, dat aan deze ongunstige ontwikkeling een halt toegeroepen kan worden, nu ais gevolg van de minimale belang stelling maar mondjesmaat jong bloed in de branche komt. Em zorgelijke zaak, waarmee de Ne derlandse Bond van Schoenma kerspatroons, het bedrijf scnap Schoenmakerij en vooral natuur lijk de stichting Vakopleiding en examens in de schoenmakerij zich intensief bezighouden. Waar wringt de schoen? FACTOREN Er kan niet één bepaalde oorzaak worden aangewezen, er werken verschillende factoren samen, meent de heer H. Snieder, voor zitter van alle drie hier genoemd o instellingen. Enerzijds speelt vol gens hem een voorname rol, dat in tegenstelling tot vroeger toe i zij zo vlug mogelijk "produktief" moesten worden, de meeste jo \- gens, schoenmakerszoons incluis, tegenwoordig in staat zijn ve/der te leren en dan gewoonlijk een andere richting prefereren dan die van de schoenmakerij. Een stiel waarvan men zioh trouwens alle voorlichtingspogingen ten spijt nogal eens een verkeerde voorstelling maakt: een uitge breid machinepark heeft het van 's morgens vroeg tot 's avonds laat hamerende lappertje van weleer allang op moderne leeót geschoeid. De klad kwam er bo vendien in doordat het in het al gemeen gemakkelijker is om als Zoals zo vaak was de oplos sing niet moeilijk, maar men moet er maar opkomen Het probleem waarmee men in Parijs en trouwens ook in andere grote steden te kampen had, waren de vele duizenden duiven, die zich nestelden op de grote gebou wen en in hinderlijk groten getale in parken en andere plaatsen. Er was natuurlijk geen sprake van dat men de vogels kon doden, want daar mee zou men zich de woed# van de vele vogelliefhebbers op de hals hebben gehaald. Daarom werd besloten de diertjes te vangen en ze later op een plaats in een bosrijke streek ver van Parijs weer los te laten. Een lid van het Franse co mité, dat ijvert voor schone straten e.d. vond een vang- methode uit waartegen nie mand bezwaar zou kunnen hebben. Wij hebben het reeds op de tv kunnen zien. Hij ontwierp een in strument dat voornamelijk bestaat uit een net ter grootte van ongeveer tachtig vierkan te meter. Aan de uiteinden van dat net zijn drie grote pij len bevestigd, die als een soort harpoenen kunnen wor den afgeschoten. Zij trekken het net achter zich aan dat dan over de bij elkaar gelokte duiven valt. Per dag worden op die ma nier ongeveer 600 duiven ge vangen. Het record 870. Per „schot" worden veer 60 duiven maar het zijn er ook over de 200 geweest. Het kost ongeveer kwartier een dergelijk schot te en ongeveer evenveel de vogels in kooien brengen. De Franse -• bescherming heeft ten °^en haar instemming betuigdHalen de gevolgde methode. industrieel arbeider te slagen dan als geschoold ambachtsman. .Anderzfjds hebben wij ook veel minder toekomstige ondernemers nodig", aldus de heer Snieder, zelf reeds jaar en dag hersteller •n maatsehoenmaker. In menige plaats is de teruggang groot. Van de 15 16000 bedrijven kort na de oorlog in Nederland zijn ei nog maar vijfduizend overgeble ven. Ondanks ook het stijgend» aantal Nederlanders. Deze sanering is vooral bewerkstel ligd door de mechanisatie, de ra tionalisatie, het gebruik van voor bewerkte materialen aan de ene kant (veel meer werk kan in vjcI minder tijd worden verricht) en de geringere behoefte aan schoen- reparatie* aan de andere kant. Vroeger liep 95 pet. van de be volking op schoenen, die hersld konden worden en dat ook waard waren, hetgeen men niet kan zeg gen (of meent niet te kunnen zeg gen) van het surrogaat waarop velen vooral zomers rondstap pen. Er ls trouwens ook minder slijtage door méér zitvlees, in de auto's. De grotere welvaart en de steeds veranderende mode in (dames) voetbekleding leiden er toe, dat men eerder en gemakke lijker een nieuw paar aanscnaft. Toen de naaldhak in ongenade viel, betekende dat ook heel wat minder werk. De AOW maakt het oudere schoenmakers gemakkelij ks* om niet langer bij hun leest te Zijn de economische omstandig heden nu zo beroerd, dat dit am bacht als het ware met de on dergang wordt bedreigd? Geen sprake van. Het oude rijmpje blijft van kracht: „Zolang er kin deren met voetjes worden gebo ren, gaat de schoenmakerij met verloren". De na-oorlogse sane ring is een algemeen en in me nig opzicht ook wel een gezond verschijnsel, terwijl ups and downs in elke branche normaal zijn. De toekomstverwachtingen zijn beslist niet zwart-omfloerst. De heer Snieder: „Veel mensen pre fereren weer kwaliteit boven blijven, de problemen bij het vin den van andere woonruimte ver hinderen echter vaak de verkoop van het bedrijf aan een Jongere vakgenoot. NIET ZWART prulschoeiseï. VoorCellger en gezonder, want leer wint het k altijd van synthetische proflA ten. Lopen wordt, rooral aot medici, gepropageerd. We worfc te dik. En het belangijjkste: te wijl het aantal onde-nemina vermindert, wordt de hjeveelhs te verschoeien voeten dagejit groter. Omdat er veel vsrknóüj onderdanen zijn, zit in het bij zonder ln orthopedie bekom# Hoewel het wel een laige wa met zeer zware studie is <e de maatschoenmakerij leid'. De financiële vooruitzichten!, dit terrein bestaat geen c^ rentie meer zullen echtt wel genoeg gegadigden ken, zo mag men veronderst Maar hoe ook bij voortga*] sanering tot bv. 3000 bedrijvefc[i| op den duur voldoende opvolg en hulp in de gewone schoenn, kerü kunnen worden gevond is zeker voor een buitenstaand een vraag. Ook met de opleidt volgens 't leerlingenstelsel (plu sing bij een baas en part-ft cursus aan een l.t.6.) gaat heti melijk niet zo best. Leerling zijn moeilijk te plaatsen. De wijzigde werkmethoden, waart de overeenkomstig CAO toch behoorlijk weekloon te beta) jongens niet direct produktief vroeger kunnen worden gemai en ook minder gelegenheid bi ben het vak in de praktijk te ren, zijn daaraan niet vree Maar, zo waarschuwt de stt ting vakopleiding: „Wil mei de toekomst ons ambacht op verantwoord technisch nii houden, dan dient de opleiiüjpsf een regelmatige begeleiding i ovei zowel praktische als theorettn at grondslag te hebben". Men Die t het zich niet veroorloven dat i mi vies aan zijn laars te lappen. ;hre md,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 10