Niet hard maar keihard ZATERDAG Het „boek" van de wereldtopsport bevat vele hoofdstukken. Zij lopen wat inhoud betreft uiteen van groots tot teleurstellend en van grillig tot triest naast de hoogste toppen vanzelfsprekend de laagste dalen. Er zijn t erbij, waarin de adjectieven in veelvoud op elkaar zijn gestapeld om de J geleverde prestatie voldoende gestalte te kunnen geven. Dat was het ge- val bij de verrichtingen van Nurmi, Owens, Fanny Blankers-Koen, Biki- la Abebe. Er zijn ook paragrafen die zelden of nooit meer worden geraad- t pleegd, zonder dat daar een redelijke verklaring voor is. J Er is bij dit alles één hoofdstuk dat niet altijd wordt opgeslagen, maar toch een nimmer verblekende glorie uitstraalt: dat van de atleten die zich ondanks vaak grote fysieke tekortkomingen een weg naar de top baan- den en daardoor een inspiratiebron werden voor anderen die al in hun j lot hadden berust. Het is een hoofdstuk, geschreven door mensen die 11a vallen en opstaan weer vielen, maar wederom overeind kwamen. De moe- t digen, de onverzettelijken. J Het hierna volgende is slechts een greep uit de meest bekende gevallen. J Men zal zeggen dat zij uitzonderingen op de trieste regel zijn. Dat valt t enerzijds niet te ontkennen, anderzijds moet worden opgemerkt dal die y uitzonderingen veel meer voorkomen dan men vaak denkt. In ruim een halve eeuw topsport zijn in dit opzicht de wonderlijkste dingen tot realiteit geworden. t De naam van de Amerikaan RayEwry zal geen enkele sportliefhebber nog iets zeggen. Toch veroverde hij meer gou den medailles op Olympische Spelen dan Nurmi, Owens of Zatopek. De nummers waarop hij destijds (19001908) zege- door l. D. PAAUW vierde, zijn echter al lang van het Olympisch programma ver dwenen. Dat zal dan ook wel de voornaamste reden zijn waarom hij nimmer in één adem met de groten wordt ge noemd. nemen. Hij ging door. Hij liet dwars door de kamer draden spannen en trachtte er op de een of andere manier overheen te komen. Het lukte hem, al gebeurde dat meer vallend dan springend. Op zeker moment slaagde hij erin te blijven staan, daarna leerde hij heel lang zaam lopen, eerst met krukken, daarna zonder. Zijn „eigen" oefe ningen hield hij steeds bij. In feite legde hi) in die jaren de basis voor zijn latere successen in een sport- specialiteit die men nu al lang niet meer kent: het ver- hoog- en hink- stapspringen zonder aanloop. Ray was er een fenomeen in. Vanuit stilstand kon hij tot een enorme krachtsexplosie komen. Bij de Olympische Spelen van Parijs in 1900 won hij het hoogspringen zon der aanloop met een sprong van 1.65, bij het dito verspringen bracht hij het tot 3.21 m en bij het hink- stapspringen zonder aanloop be reikte hij een afstand van 10.58 m. Hij prolongeerde al die titels in 1904 in St. Louis en won er nog twee in Londen-1908 toen hij al 35 jaar oud was. Acht gouden medail les in totaal. Ray Ewry stierf in 1937 op 64-ja- rige leeftijd, „een monument van doorzettingsvermogen" schreef een Amerikaanse krant die eraan toe voegde: „Zijn glorie was niet gele gen in die gouden medailles, maar in zijn volharding tijdens de harde, vreugdeloze dagen toen hij nog on bekend was en men in zijn omge ving zich afvroeg: ..Wat denkt die jongen nu eigenlijk te bereiken?" Hand Karoly Takacs uit Hongarije had zijn hart al heel jong verpand aan de schutterij, een Olympische sport die bij ons weinig populari teit geniet, maar in de oostelijke landen en de V.S. druk wordt be oefend. Zelf was Takacs een emi nent pistoolschutter van wie de Hongaren voor de O.S. heel wat verwachtten. Hij werd herhaalde lijk gekozen voor "t nationale team. Aan al die hoop leek abrupt een eind te komen toen Takacs. offi cier in het leger, in 1938 bij een ongeluk met een granaat zijn rech terhand verloor. Een dergelijk on geluk markeert in 99 van de 100 gevallen het einde van een illu sie. Takacs was nu juist dat ene honderdste geval dat er totaal an ders over dacht. Hij leerde schieten met de linkerhand, oefende met voor zijn vrienden bijna „zenuwslo pend" geduld tot hij weer schutter van internationaal kaliber was enwerd het jaar daarop al met het Hongaarse team wereldkampioen. Wie wel eens heeft geprobeerd met zijn „verkeerde" hand een kar weitje op te knappen, kan zo on geveer nagaan wat ervoor komt kijken om weer scherpschutter te worden. Bij de Olympische Spelen in Londen van 1948 won Karoly de gouden medaille voor het pistoolnummer na een opwindend incident bij zijn laatste schot. Door een vergissing vuurde de Hongaar eerst per abuis in de grond en er ontstond een hele discussie of hij wel mocht overschieten. De enige, die zioh niet in dat rumoer mengde was Takacs. Hij wachtte rustig af. Toen men de langdurige beraad slagingen afsloot met de beslissing dat. er opnieuw mocht worden ge vuurd, kwam de Hongaar rustig naar voren, mikte en schoot het maximum aantal punten bij elkaar. Zelfs in de nogal verwende gelede ren van de internationale schutters gold dat als een ijzingwekkende prestatie van rust en beheersing. Vier jaar later bleek Takacs' „re- serve"-hand nog voldoende vast om hem in Helsinki wederom in het bezit van het Olympisch goud te brengen. De Hongaarse wonderman stond bekend als een uiterst kalme, niet van zijn stuk te brengen fi guur. Achter die rust gingen hard nekkigheid en vastberadenheid schuil om juist met die handicap aan te tonen dat hij in geen enkel opzicht van iemand de mindere be hoefde te zijn. Plaat Een van de beste Amerikaanse schoonspringers in de jaren veer tig was Miller Anderson. Hij had trouwens vele kwaliteiten. Tijdens de oorlogsjaren was hij een kundig en uiterst moedig piloot die in to taal 112 vluchten boven Duitsland maakte. Bij de laatste ging het mis. Hij werd neergeschoten, bracht er het leven af, maar kwam met zwa re kwetsuren in een ziekenhuis te recht. Na de oorlog keerde hij te rug naar Amerika, niet in staat behoorlijk te lopen. Een chirurg plaatste een zilveren plaat in zyn dijbeen en na zich door niet gerin ge moeilijkheden te hebben heen gebeten, ging hij weer in training. Zijn doel waren de Olympische Spelen van 1948. Men gaf hem bit- Boven: Murray Huiberg verminkte zijn schouder tijdens een rugbywedstrijd en werd een van de beste lopers ter wereld. Onder: Ray Ewry een mo nument van doorzettingsvermo gen. Ray Ewry werd geboren in 1873 in Lafayette (Californië). Zijn jeugd jaren brachten hem bitter weinig vreugde, want Ray, verlamd aan beide benen, verdeelde de eindeloze uren tussen zijn bed en een stoel bij het raam. Het relaas dat me vrouw Ewry daar vele jaren later over heeft gegeven laat zich moei lijk met droge ogen lezen. De dokters hadden haar alle hoop ontnomen: de verlamming van de jongen was dusdanig dat er volgens hen geen genezing meer mogelijk was. Ze verzweeg het voor Ray en zei in haar wanhoop maar ja toen hij vroeg of hij ooit normaal in de tuin zou kunnen spelen. De jongen hield daaraan vast, droomde er zelfs van. Geen wonder dat mevr. Ewry op den duur een zenuwinstor ting nabij was. Ten einde raad ging ze terug naar de dokter en zei uit geput: „Hoe moet dat nu verder, hoe moet dat nu in hemelsnaam verder?". De arts vond dat mevr. Ewry de jongen maar heel voor zichtig moest voorbereiden... Maar de jonge Ray wilde daar niets van weten. Hij had dan wel machteloze benen, tussen de schouders klemde hij een hoofd dat geheel leek ge vuld met koppig- en eigenzinnig heid. Hij zou en hy moest. Hij ont wierp zelf een aantal „oefeningen" voor zyn benen en nam die steeds met grote nauwgezetheid door. zo goed en zo kwaad als dat ging. Hij volhardde. Dagen, weken, maanden, jaren. En de dag kwam dat er een glimp van een reactie viel waar te if Karoly Takacs verloor zijn rechter hand. ter weinig kans om in het nationa le team te komen, want Amerika heeft altijd een formidabel aantal sterke springers bezeten. Maar Mil ler behoorde tot dat kleine groepje sportmensen dat niet hard is. maar keihard. Hij wérd een van de drie Amerikaanse uitverkorenen voor Londen en greep daar op de drie meterplank de zilveren medaille. Bij het torenspringen (10 m hoogte) had hij wellicht het goud gegrepen als hij in een oefenuurtje niet bij een sprong uit handstand de toren had geraakt en vervolgens op zyn rug op het water was geklapt. Toen men hem half bewusteloos uit het water haalde, bloedde hy vrij ern stig uit zijn mond. Ook dat onge luk schrok Anderson niet af. Hij ging door en behaalde bij de Spe len van Helsinki in 1952 wederom een zilveren medaille. De Franse bokser Humery liep zware verwondingen op aan zyn handen en brak bovendien beide polsen. Hij werd desondanks Euro pees kampioen lichtgewicht. De Oostenrijkse tennisser Hans Redl, enkelspelkampioen van zijn land in 1936 en 1937 verloor in de tweede wereldoorlog zijn linkerarm. Ondanks die in een sport als tennis zeer zware handicap bleek hij ook daarna nog een eerste klasspeler te zijn. Acht jaar lang (19471955» kwam hij zonder onderbreking voor Oostenrijk uit in de strijd om de Davis Cup. Op Wimbledon-1947 drong hij zowaar door tot de laat ste zestien. Gezien zyn beperkte mogelijkheden (service, evenwicht) een prestatie van de allerhoogste orde. De Deen Herluf Christiansen maakte in de laatste wereldoorlog deel uit van het illegale verzet. De Duitsers grepen hem en „behandel den" hem in diverse concentratie kampen. Als een menselijk wrak zond men hem in 1945 naar huis. Herluf was zó toegetakeld dat de artsen hem opgaven. Tot ieders verbazing herstelde hij echter. Hij, de 800 meter loper, ging terug naar de atletiek. Zo snel werkte hij zich op dat de Denen hem een plaats in hun Olympische ploeg voor 1948 gaven. Christiansen was bepaald niet Denemarkens beste vooruit zicht op een gouden medaille, maar hij had stellig wel de warmste sym pathie van al zijn landgenoten achter zich. Zijn 800 m serie in Londen zou hij triest genoeg niet eens beëindigen. Na 150 meter stortte hij tegen de sintels en bleef stil liggen. Bij onderzoek in het ziekenhuis bleek hij een been tje in zijn voet te hebben gebro ken Tommy Kono uit Honoloeloe was in zyn jeugd een schriel, zie kelijk ventje dat leed aan zware astma-aanvallen. Uit hem groeide een gewichtheffer van uitzonderlijk formaat: tweevoudig Olympisch en zesvoudig wereldkampioen. Glenn Cunningham verbrand de in zyn jeugdjaren beide benen in zo'n ernstige mate dat de artsen al tot amputatie wilden overgaan. Men besloot het nog even aan te zien. Glenn werd een van de beste mijllopers die de V.S. ooit hebben bezeten. Hij won zilver op de 1500 m tijdens de O.S. van Berlijn in 1936. Harold Connolly s linkerarm is zeven cm korter dan zyn rech ter. Die arm bezat lange tijd niet veel kracht en bezorgde hem in zyn jeugd ook nog veel kramp en pyn. In 1956 werd diezelfde Con nolly Olympisch kampioen ko gelslingeren. Murray Halberg uit Nieuw Zeeland verminkte zijn schouder tijdens een afschuwelijk ongeluk bij een rugbywedstrijd. Men dacht Boven: Hal Connolly.ene arm 7 cm korter dan de andere. Onder: Hans Redl verloor zijn linkerarm in de oorlog en be reikte in 1947 op Wimbledon de laatste zestien. tel vond dat dat wel een waard was. Het werd gevierd, een dag later was de arm tot ontzetting weer krachteloos ging het lange tijd door. Uj downs wisselden elkaar af. kind werd zonder moeilijkl geboren het was volkome zond en daarna pakte ze d ken pas goed aan. Na acht maanden onafgebi oefenen was ze zo ver c met krukken kon rondl Dat was volgens de. behand« geneesheer wel het uiterste wa zat. Op meer mocht ze mei kerwijs gesproken niet rekP Maar Lis Hartel wilde nu een meer. Veel meer. Ze liet zich alle adviezen in op een dagj haar paard brengen en kloij met hulp op. In stilte hoopte am haar spieren onwillekeurig u, per zouden reageren zodra het rijden van het paard ditfi te vallen. Het resultaat wasia noemenswaardig. Ze viel eraL, probeerde het nog eens en' eens. Het lukte niet. VeertieC gen later deed ze nogmaals eet ging, opnieuw geen succes. N| loop van die serie mislukkf- was ze een ineenstorting nabt, zei dat men alle spullen die(. aan de paardesport deden dt maar moest opbergen. Nietten zat zij korte tyd later weer ij zadel. En nu slaagde ze eri blyven zitten. Mevr. Hartels familie von( prachtig, maar haar nieuwe I om na verloop van tijd ook ee^ wedstrijden uit te komen, mengde de vreugde met vreM™ werd een groot succes. Bij de^ suur, haar sterke punt. verwire de tweede plaats. Ze kreeg r smaak pas goed te pakken l?( liep ze nog altijd met behulp^ stokken, haar successen te j namen op werkelyk opzien»0 de wijze toe. Ze drong door IF Olympische Spelen Helsinki en behaalde op het zeer mo?' dressuurnummer teen van de1, nige sportieve evenementen ir< aan dames en heren gel ij lp kunnen deelnemen) zowaar'n zilveren medaille. Beneden d«j£( waren haar benen toen nog F De tranen van ontroering mevr. Hartel over het gezicht? de andere medaille-winnaars.1 den officier, haai* op het ere- form hielpen. Twee jaar greep ze de wereldtitel en in verwierf ze opnieuw het Oly zilver. In die jaren werd Hartel overstroomd door van mensen die evenals kinderverlamming hadden pen. Er viel natuurlijk niet vies te geven. Haar succes niet op een medisch maar in de eerste plaats onmeetbare hoeveelheid Lis Hartel verzuimde nooit te schrijven. „Geef nóóit op", altijd. „We kunnen veel we denken". dat hij zyn leven verder als inva lide zou moeten slijten vooral toen zich nog ernstige complicaties voordeden. Hij overwon alle moei lijkheden door zyn weergaloze vechtlust, felheid en doorzettings vermogen. In 1960 werd hij Olym pisch kampioen op de 5000 m. Lis Hartel In september 1944 werd mevr. Lis Hartel uit Kopenhagen getrof fen door een aanval van kinder verlamming. Haar armen en benen werd er het hevigst door aangetast. Wat het allemaal nog een graadje erger maakte, was het feit dat me vrouw Hartel binnen enkele maan den haar tweede kind verwachtte. Ofschoon de paniek in haar rond wentelde, zat de Deense, die be kend stond als een verdienstelijk amazone, geen ogenblik bij de pak ken neer. Ze kreeg massages en an dere behandelingen en werkte zelf met een stelsel van draden en ge wichten om de dode spieren weer tot leven te wekken. Na weken ge lukte het haar beweging in de rechterarm te brengen. Mevr. Har- LIS HARTEL een lesje in hardheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 10