nog geen doorbraak Paranoia Kracht en zwakte van het studentencabaret Hoorspel in ons land een zorgen kindje BATERDAG 29 APRIL 1967 LD.-EXTRA 4 PAUL VAN VLIET RlNUS FERDINANDUSSE HET Nederlandse cabaret ls kunst met een kleine k, ofte wel kleinkunst. Het wordt bevolkt door vogels van ver schillende pluimage: daar is bijvoorbeeld de man die mislukt is aan de toneelschool, die niet bij het grote toneel kon st aarden en uit arren moede dan maar naar het kleine is gegaan. C** Wim Kan en Sieto Hoving, wilden op de toneelschool al niet deugen, evenmin als Ramses Shaffy. RAMSES SHAFFY De grote droom van menig ca baretier is het spelen van een grote rol op het grote toneel. In Duitsland liggen de zaken pre cies andersom: grote acteurs, ge slaagd bij het toneel of bij de ope ra, dalen af naar de catacomben van de kunst en gaan in een kel dertje Het kleine cabaret bedrijven. Deze stap wordt daar gezien als een statusverbetering, terwijl men hier de ogen uitkijkt als Ina van Faas- sen een stapje terug doet en bij Wim Sonneveld belandt. Cabaret betekent meer persoon lijke glorie voor een acteur dan het toneel hem kan bieden. Vroeger kwam het publiek nog in de schouwburg kijken naar één be paalde acteur of één actrice. Cor Ruys was zo'n man. Tegenwoor dig gaat het niet meer om de glorie van de acteur, maar om zijn rol. Voor een uitschietend karakter als dat van Cor Ruys is weinig plaats. De toneelspeler ls een herscheppen de theater-man de cabaretier creëert zelf. Een situatie zoals die in Engeland heeft voorgedaan lijkt hier ondenkbaar. Op de première van een stuk waarin Spike Milli- gan de hoofdrol speelde, bleek hij maling te hebben aan regie, tekst en rolverdeling. Hij improviseerde er vrolijk op los en dat doet hij nog steeds. De „show" werd sinds die gedenkwaardige première al honderden keren gespeeld in de ver sie van Milligan: elke avond an ders. Het publiek kwam bij dui zenden, niet om het stuk, maar om Milligan. Een dergelijke situatie is hier al leen denkbaar by cabaret. Sonneveld, Hermans en Kan zijn persooniykheden die een grote aantrekkingskracht hebben. By Lurelei wordt Jasperina de Jong als vedette van de groep naar voren geschoven. Bij Pepyn is dat Paul van Vliet, By Tingeltangel Sieto Hoving, terwyl Jaap van de Merwe (ten onrechte) zichzelf als de trek pleister van zyn groep beschouwt. Wie zyn deze hoofdrolspelers en waar komen zy vandaan? Mislukte toneelscholieren hoeven niet te wanhopen: het is niet nodig dat zy voorgoed van de toneelbaan ge schoven worden. De werkeiyke to- neelpersoonlykheid vindt zijn weg ondanks de gemiste opleiding en met de oogst van zyn succes zaait hy meteen twyfel aan de waarde van die opleiding. Deze zelfde fi guur is degene die zich manifesteert in het cabaret. Wanneer men deze ironische pro test- en pretfiguur wil produceren met een 3-jarige opleiding (gesub sidieerd en met een diploma als toetje) dan doet men het cabaret enig onrecht. Een cabaretschool is een fraai bedenksel, maar ze is in wezen een wonderlyke zaak. Jaspe rina de Jong had enige tyd les op de voormalige school van Bob Bou- ber. Zy is, voor zover wy weten, de enige ster die ooit is voortgeko men uit deze richting. De Acade mie voor Kleinkunst in Amsterdam produceert, ondanks haar goede be doelingen, met haar Hollands ge reglementeerde opleiding geen beel denstormers. baanbrekers of ande re uit-de-band-springers. Integen deel: de leerlingen op de academie leren zich goed bewegen, aardig zingen en dansen, maar dienen daarmee toch eigenlyk de opvat tingen, de styl en de teksten van de ouderen. Wanneer men van de cabaretier vernieuwing verwacht, dan zou men by deze afgerichte jongeren in de oude styl wel eens aan het verkeerde adres kunnen zyn. Maar juist in deze kringen wordt nogal eens geageerd tegen een an dere, meer traditionele school voor het Nederlandse cabaretpodium het studentencabaret. Het studen tencabaret wordt door de officiële kleinkunst-wex-eld nauwelyks se rieus genomen. Met welke hou ding zy echter niet verhin deren kan, dat het een hech te traditie in Nederland heeft op gebouwd. Uit deze school komen meer namen dan uit enig ander instituut. Paul van Vliet en Seth Gaaikema zyn spreekwoordelyke voorbeelden. Rinus Ferdinandusse, Philippine Aeckerlin, Hedy d'An- cona. Hans van den Berg, Jan Blokker, Peter Lohr e.a. waren stu denten cabaretiers die naam hebben verworden. Gerard Cox was onder- wyzer-cabaretier, zyn compagnon Jan Willem ten Broeke student in Utrecht. SIETO HOVING Ook de jongste garde blyft zich roeren. In Groningen timmert de student Henry Schyf aan de weg met een professionele aanleg voor voordracht en beweging, een prach tige stem en uitstekende muziek. In Leiden heeft het Nieuw Leids Studenten Cabaret in Floris de Graaff een man die zyn liedjes verzorgd en vlot weet te brengen, af en toe bygestaan door Walthera van Lennep. In Amsterdam huist „Cantater" een groep die sinds januari met veel succes overal in het land zyn muzikaal koldercaba ret brengt. Cantater is een cabaret van studenten (de hoofdrolspeler Ruud Bartlema heeft onlangs zyn kandidaats-theologie gedaan) maar beslist geen typisch studen tencabaret. In Utrecht leeft en werkt „Harlekyn": twee conserva torium-studenten, die een zeer mu zikaal programma brenge.n. Er is op het ogenblik een dertig tal actieve studentencabarets en/of -solisten in ons land. Slechts som mige van die cabarets kunnen een vergelyking met professionele groe pen redelyk doorstaan, de andere zyn voor de niet-student het aan kijken nauwelyks waard. Dat is mogeiyk een van de redenen waar om studentencabaret te vaak nega tief wordt beoordeeld. Studenten cabaret is meestal een verzameling ongein over examens en sociëteiten, over recepties en „bekakt" praten Dat wekt bepaald geen sympathie en is voor het gewone cabaret-pu bliek niet te verteren. Doch er is een andere kant: studentencaba rets hebben een functie. Ze leveren kritiek. Bekykt u eens het cabaret in Warschau. De Poolse staat is weliswaar begonnen aan een gro tere individuele vryheid voor zyn burgers, maar men is nog lang niet toe aan vrye meningsuiting, vry heid van drukpers of andere vry- heden, die wy als normaal beschou wen. Toch is er kritiek, openlyk. Deze kritiek is te horen in enkele lokalen in Warschau, waar studen ten hun cabaret hebben. Hoewel het voor ons onverstaanbaar lijkt, is de symbolische kracht van hun scherpe, en vaak vroiyke spot zó groot, dat ook de buitenstaander het programma begrypt. Het regi me kan hier niets tegen doen. Wanneer het ingrypt, verliest het zyn gezicht, omdat de studenten zo op het oog niets zeggen dat beledi gend. kwetsend of ondermynend is. Symboliek en humor overheersen en daartegen kan de staat wei nig uitrichten. Een dergeiyke functie geldt ln ons land uiteraard maar ten dele. Toch kan men zeggen dat het ook hier studenten zyn, van wie men mag verwachten dat zy ongebrei delde vrolykheid op het toneel pa ren aan ongezouten kritiek op de goegemeente, al of niet symbolisch. Vrolykheid hoort ook by het stu dentencabaret: het vermaakt het publiek en de student mag even de maatschappelyk nog niet geënga geerde spelen. De student-cabare tier is de gelegimenteerde vrybuiter en dat maakt zyn cabaret des te functioneler. Maar ondanks de traditie, de functie en de successen van het goede studenten-cabaret, toch haalt het zich steeds weer het laatdunkend mispryzen van de of ficiële kleinkunstwereld en haar aanhang op de hals, enkele uitzon deringen niet te na gesproken. Pla- tenproducers, tv-mensen en impre sario's zien het studentencabaret meestal over het hoofd. Zelfs ty- dens een reeks lezingen, die ging over het Nederlands cabaret, werd het studentencabaret niet eens be handeld. Jammer, en zo misplaatst. ELLY VAN HOEVEN Wat de hoorspelen betreft zitten we hier in Ne derland met een ach- terlyke situatie". Dit zyn de woorden van Wim Hazeu, dra maturg en samensteller van de literaire programma's by de NCRV-radio. „Toen de radio hoorspelen ging maken heeft men te veel het literaire ka rakter ervan ontkend. Men heeft zich jarenlang beholpen met filmbewerkingen van boe ken. Wat dat betreft is het over onze grenzen toch wel wat be ter: in Frankryk en Duitsland by voorbeeld heb je de situatie dat auteurs van naam regelma tig hoorspelen schryven. Er is daar een echte literaire radio fonische traditie. In Duitsland Komen er van mensen als Gün- ther Eich verzamelbundels uit .net hoorspelen, zelfs in de schoolboekjes met bloemle zingen komen nog stukken hoorspelen voor. En het merk waardige is: het verkoopt er ge weldig. Daar worden er trou wens ook regelmatig s tudies aan gewyd, een situatie die hier toch bepaald ondenkbaar is. Ook in Denemarken is het hoorspel literair geïntegreerd. Het is daar trouwens ook de gewoonte om een week na de radio-uitvoering het spel in boekvorm uit te geven. Hier, het spyt me dat ik het moet zeggen, is er op dit punt wel een klein steekje los. Er zyn weinig schryvers van naam die voor de radio willen schry ven, en zij die het doen doen het dan over het algemeen niet op grote schaal. Ik probeer het hier by de NCRV op een ande re manier op te lossen. Ik kyk niet in eerste instantie naar schryvers met gevestigde na men, maar ik zoek liever jonge Nederlandse auteurs en dan eigenlyk vooral de dichters. Het radiospel zit namelyk zo vast- gespykerd aan woord en woord overdracht dat eigenlyk alleen de dichter in staat is om dat volledig tot zyn recht te laten komen". Het werk van Wim Hazeu heeft wat de hoofddelen betreft, twee kanten. In de eerste plaats laat hy regelmatig, voor zover er van goed aanbod sprake is, buitenlandse stukken vertalen, in de tweede plaats begeleidt hij schryvers by het maken van Nederlandse hoorspelen. Hij heeft inmiddels een werkgroep gevormd waarin zitting hebben Otto Dyk, Peter van Gestel, André Kuyten, Gerrit Pleiter, Wim Geisen, Harry Scholten, Anton Quitana, Marianne Co- lyn, Berend Wineke, Michael Tophoff, Ben Wolkera en Will Barnard. Michael Tophoff wordt voorgedragen voor de in ternationale hoorspelprys, de zogenaamde Prix Italia. BETALING „Ons repertoire", zegt Wim Hazeu, „bevat byna uitsluitend Nederlandse literaire stukken. En dat is, heel merkwaardig, by de andere omroepverenigingen zelden het geval. De betaling die wy hiervoor uittrekken, is beslist aantrekkelyk te noemen: twintig gulden per minuut. En wat het luisterpubliek betreft: dat is bepaald groots te noe men. En het is in elk geval voor de dichters plezieriger om een hoorspel te schrijven, wat bekendheid en betaling betreft, dan om een gedichtenbundel te schryven, die over het algemeen niet meer dan vyfhonderd tot duizend exemplaren verkoopt. We doen ook veel aan uitwisse ling met het buitenland. Tot voor kort was er eigen lyk altyd een zeer eenzy- dig verkeer vanuit het bui tenland naar Nederland. Vooral uit Duitsland komt al jaren een grote toevloed van hoorspelen. Hun niveau is bijzonder goed, maar ik vind. je mag het er niet by laten. Het moeilijke is om bij hoorspelen niet in een soort vacuum te geraken. Een stuk als de familie Leenhouts, wat nu toch al tyden lang erg goed loopt, moet toch in het volgend seizoen worden geschrapt, hoe wel het het meest beluisterde van alle seriehoorspelen is. Maar je moet oppassen dat je niet alleen een groep met oude re luisteraars overhoudt, maar ook contact houdt met de jon ge mensen. In plaats van de fa milie Leenhouts komen we dan met iets totaal anders straks voor de draad: we gaan een soort radio-musical maken, die als naam krijgt „lm Western nichts neues". Drie soorten hoorspelen ;endt de NCRV uit: 1. het verantwoorde amusement, 2. het oorspronkelijke Neder landse hoorspel, en 3. het the matisch gerichte hoorspel over de moderne theologie. „In deze tyd, nu er van alle kanten ge roepen wordt dat God dood is, is God mode geworden", zegt Wim Hazeu. „En ik vind dat je dan als NCRV-man toch een taak hebt. Wy kunnen in ieder geval voorlichting geven, puttend uit het nabye verleden en uit het heden". llllllllllllllllillilllllSIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlllllllllllillllilllllllllNlltllllllllllllNlllllllllllllllllllllllllllllinillflIlllllllllllllllllllllllllillinillllllllllllllllllllllllilllllllllllflIllllllllllllllltllllllSIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU DE Nederlandse film schreeuwt om internationale er kenning. Want pas bij afzet in het buitenland kan er sprake zijn van een geregelde Nederlandse filmpro- duktie. Zolang de cineast is aangewezen op het Neder lands-taalgebied, blijft elke film een hachelijke financiële on derneming. Een rommelig zolderkamertje. Een door waandenkbeelden ach tervolgde jongeman en een verward meisje. Regisseur Adriaan Dit- voorst heeft -plaats en personen gereed voor een dramatische climax. Toch zyn er steeds meer, die het proberen. Vooral jongeren voelen zich aangetrokken tot een filmisch avontuur. De laatste jaren hebben namen als Wim de la Parra, Wim Verstappen, Nicolai van der Hey- den en anderen de aandacht ge vraagd naast gevestigde instituten als Fons Rademakers en Bert Haanstra. Kortgeleden heeft Adriaan Dit- voorst zyn eerste grote speelfilm gepresenteerd: „Paranoia". Naar een novelle van Willem Frederik Hermans. Hoewel sommige produkten in ons land goede, ja zelfs juichende kritieken hebben geoogst, is een echte doorbraak over de grenzen nog niet tot stand gekomen. Het filmfestival in Cannes moet het zelfs onder één officiële Nederland se inzending doen. En zolang die doorbraak geen feit is, blyft de Nederlandse filmindustrie feitelyk in de kinderschoenen. Filmen kost veel geld. Toen de filmkeuring kortgele den Jef van der Heyden de weg afsneed om zyn „Ongewyde aar de" in de bioscopen te brengen, be rokkende zy de filmer afgezien van al het andere een strop van ongeveer 100.000 gulden. Wy willen hier niet in discussie treden over het voor of tegen van een filmkeu ring, maar het blyft een feit, dat zulke voorvallen het niet gemak- keiyker maken om financiers te vinden. Subsidies kunnen slechts een deel van de kosten dekken. De enige oplossing voor het financiële probleem van de Nederlandse film is een kwaliteitsprodukt, dat ook voor het buitenland aantrekkelyk Dit verklaart waarom zovele cri tici internationale normen aanleg gen by hun beoordeling van een nieuw vaderlands filmprodukt. We hebben het kortgeleden weer kun nen zien na de première van „Paranoia". Ook toen werd weer een vergelyking getrokken met rol prenten uit andere Europese lan den. Een vergelyking, die be slist niet ongunstig voor Adriaan Ditvoorst uitviel. Over het al gemeen werd onbewimpeld de lof gezongen van deze 27-jarige cine ast, die al eerder lauweren heeft mogen oogsten met de korte film „Ik kom wat later naar Madra". Dit 26 minuten durende rolprentje werd in Pesaro en Mannheim be kroond. De belofte, die hij daarmee deed, heeft hij voor een deel in „Paranoia" ingelost. Want er zyn inderdaad veel po sitieve dingen te zeggen over Dit voorst eerste grote film. Hy heeft een moeiiyk gegeven op een vol wassen wyze benaderd. Het ziek tebeeld van zyn hoofdfiguur laat hy op logische wyze naar een dra matische climax lopen. Zyn visie op Amsterdam getuigt van heel wat meer zin voor realisme dan in toe ristische filmpjes wordt getoond. Zyn keuze van (onbekende) hoofd rolvertolkers bewyst een byna feil loze intuïtie, vooral waar het het sensitieve balletdanseresje Pamela Koevoets (artiestennaam Pamela Rose) betreft. Dan valt natuuriyk de moed te pryzen van Ditvoorst om een zo moeiiyk werk als WP. Hermans novelle „Paranoia" als uitgangs punt voor een film te nemen. Een novelle van slechts 45 bladzyden. Maar zo'n vastomlynd gegeven, dat er voor een filmer eigenlyk bar weinig ruimte overblyft. Auteur Hermans "heeft zich echter beperkt tot het geven van enkele adviezen, voor het overige heeft hy Dit voorst geheel vry gelaten by het schryven van zyn scenario. Er was durf voor nodig om dat werk aan te pakken en filmisch uit te wer ken. Het is nu eenmaal geen recht- toe-recht-aan verhaal, waarmee een debuterende filmer minder brokken kan maken. Maar moed en ambitie alleen zyn niet voldoende. Hoeveel goeds er ook over „Paranoia" kan wor den gezegd, wy geloven niet, dat Ditvoorst de internationale norm ermee heeft bereikt. Daarvoor me nen wy in zijn film nog te veel zwakke plekken te ontdekken. em byvoorbeeld het begin. Een soldaat vertrekt per trein naar het front. We horen mi- trailleurgeratel. Maar dat ver klaart ons nog niet, hoe de jonge man aan zyn afwyking is geko men. Pas veel later vernemen wy, dat hy het niet heeft kunnen ver kroppen, dat hij na een dag aan het front moest terugtrekken zon der één vijand te hebben gezien. Dat hem dat met schuldgevoelens heeft beladen, die zo'n vorm aan nemen, dat hy zich zelfs gaat ver eenzelvigen met een gezochte oud- SS-er. Overigens is die passage uit de mobilisatie de enige tydsbepaling van Ditvoorst. Zyn verhaal kan zich afspelen vlak na de oorlog of later. Hy laat zyn toeschouwers doelbewust in het ongewisse. Al thans dat beoogt hij. Maar als de jongeman in zyn stryd tegen de huisbaas, die hem van het zolder kamertje ln een vervallen huis aan de Amstel wil jagen en hem daar mede eigenlyk zijn laatste restje zekerheid ontneemt steun zoekt bij zyn oom, plaatst Ditvoorst ons ineens heel hevig in het heden. Die oom heeft zich gespecialiseerd in het maken en verkopen van com promitterende foto's en films. Hij wil zyn neef iets laten zien. Het is een vondst, dat Ditvoorst hem niet op de proppen laat komen met een min of meer pornografisch filmp je, dat iedereen verwacht. Maar waarom er dan een filmpje over de Amsterdamse relletjes moet worden getoond, is iets, wat de re gisseur ons niet verklaart. Boven dien maakt het zyn gegeven ineens strak aan tyd gebonden. Dat zyn enkele opmerkingen. Maar nog meer bezwaren hebben wy tegen de vaak onrustige cameravoering en de over-detaillering. De fotografie van Jan de Bont is soms van voortref - feiyk gehalte. Hy gebruikt alle nuances tussen fel wit en pikzwart tot in uitersten. Wij kunnen er verder begrip voor hebben, dat Dit voorst de labiele geestesgesteldheid van zyn hoofdpersoon wil accen tueren met snel wisselende beelden, verkregen door vele en sterk uit eenlopende camera- instellin gen. Maar bij talryke concrete si tuaties is die onrust niet alleen on nodig, zy werkt storend of zelfs vermoeiend. Daarbij komt dat Ditvoorst by herhaling de aandacht vraagt voor in het verhaal niet zo byster be- langeryke details. Minutenlang moeten wy kijken naar het op klimmen van een in het donker ge hulde trap. Talloze meters cel luloid zyn besteed aan het opste ken van een sigaret. Uitvoerig moeten wy zien, hoe onze hoofd rolspeler zich aankleedt. De ellen lange fietstochten door de stad zyn Interessant voor zover zy begrip vragen voor Ditvoorsts visie op de hoofdstad, maar voor de ontwikke ling van het gegeven zyn zy on nodig lang. De jonge filmer gaat zich vaak te buiten aan breedspra kigheid. We denken byvoorbeeld aan het spelen van de jongeman met de weggenomen revolver. Dui- delyk laat Ditvoorst ons zien, dat het richten van het wapen op voor werpen op zichzelf geen spelletje ia, maar bittere ernst. Dat hadden we echter vry snel begrepen. Of de fil mer onderschat zyn toeschouwers óf hy heeft zich in de beperking nog geen meester getoond. Dat laatste geldt eigenlyk onver kort ook voor het slot van de film. Daarin voert de seks de boven toon. Wy hebben daar op zichzelf geen bezwaar tegen. Het ligt vol komen in de lyn van het verhaal, dat het vriendeiyke meisje met letteriyk natuuriyke middelen pro beert haar vriend wat soulaas te bieden voor zyn pynigende waan denkbeelden. En byna even logisch is het, dat de gestoorde jongeling haar midden in de vry age by de hand neemt om haar in een ach terkamertje op te sluiten. De vrij moedigheid, waarmee Ditvoorst dit filmt, is nu eenmaal van deze tyd. Het is eeriyk en openhartig. Op zichzelf bereikt zyn filmische ge voeligheid in dit gedeelte een hoog tepunt. De ongeneesiykheid van de jongeman en de vertwyfeling van het meisje, dat elndeiyk de reali teit begrypt, komen ontroerend scherp over. Des te meer is het te betreuren, dat Ditvoorst tè duide- lyk wil zyn. Dat hy zyn camera's te lang laat rusten op het ver warde (blote) meisje. Ook hier wreekt zich gebrek aan beheersing. Wy zyn ditmaal zeer uitvoe rig op deze Nederlandse film ingegaan. Waarom? Omdat wy menen, dat Adri aan Ditvoorst daar recht op heeft. Hy heeft zyn werk niet met veel bravoure aangekondigd. Vrywel onopgemerkt heeft hy de première voorbereid. Het maakt de entree des te sympathieker. Vooral wan neer er zoveel positieve punten zyn te ontdekken. Maar „een ideale film", zoals wy ergens lazen, is het voor ons niet. Maar de gelederen van Nederlandse talenten zyn ze ker met één uitgebreid. Wie weet kunnen zy tezamen nog eens door braak forceren, die byvoorbeeld een klein filmland als Zweden al lang heeft bewerkstelligd. KOOS POST

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 10