[AAN geeft steeds meer
heimen prijs
Astronomen wachten
in spanning op eerste
BEMANDE landing
LEB
asio
Zolang er mensen op deze aar
de hebben rondgelopen moet de
maan een van de meest impone
rende verschijningen aan de he
mel zijn geweest. De steeds wis
selende schijngestalten moeten die
pe indruk hebben gemaakt. De be
weging ten opzichte van de vaste
sterren was een van de eerste din
gen die opviel. Het is dan ook niet
verwonderlijk dat Galilei in 1609
de juist ontdekte telescoop direct
op de maan richtte. Hij maakte
de eerste tekening va* het opper
vlak, en tevens dus de eerste
maankaart. De volgende jaren
werden de kaarten steeds verbe
terd, hetgeen mogelijk was door
de steeds grotere kijkers en gunsti
ger waarnemingsplaatsen. Rond
1900 ging men ertoe over fotografi
sche atlassen van de maan te ver
vaardigen. Het tekenen werd er
geheel aan gegeven. Het hoogte
punt is nu bereikt in de Kuiperat
las, een fotografische atlas, sa
mengesteld en uitgegeven door de
in Nederland geboren astronoom
professor Gerard Kuiper. Door
alle foto's van een bepaald gebied
te combineren kan men weer zeer
gedetailleerde tekeningen maken.
Op het ogenblik dat de ruimte
vaart begon besefte men dat de
bestaande kaarten ontoereikend
waren om een geschikt landings
terrein voor de toekomstige astro
nauten uit te zoeken.
(wee manieren begon men in 1958
te maken voor meer en betere
ens over de maan. In de eerste
moesten er nieuwe en betere fo-
ranaf de aarde worden genomen,
zouden onbemande ruimte-
igen de maan gaan onderzoeken,
frd een instituut opgericht in de
>de Staten, met als doel het ver-
en en cornl3inereri van aHe gr
over de maan. De naam werd
(afkorting van Aeronautical Chart
iformation Center),
ipdracht van het ACIC begon een
Engelsen op de sterrenwacht
'ic-du-Midi met het maken van
foto's. Pic-du-Midi is gelegen
d-Frankrijk op een hoogte van
3000 meter. Een groot gedeelte
Ie atmosfeer ligt dus beneden de
emingsplaats. De atmosfeer ver-
elt het beeld, de details worden
izigd. Hoe hoger een sterrenwacht
legen, hoe gunstiger in het alge-
de waarnemingsplaats is. Op Pic-
di wordt gebruik gemaakt van een
ikijker van 60 cm diameter en 18
brandpuntsafstand, en van een
dki'jker met een diameter van 106
30 meter brandpuntsafstand,
laatstgenoemde kijker werd in
jiber 1966 de tiende maan van Sa-
ontdekt). Ook nu nog draait het
•Midi programma op volle toe-
Als de maan te zien is worden er
iroken opnamen gemaakt. Deze
van gegeven gaat naar het
j^| waar dan de nieuwe kaarten
vervaardigd. De gereedgeko-
kaarten worden op Amerikaanse
nwachten dan nog eens minutieus
iet oog aan de telescoop gecontro-
De kleinste details die men van-
aarde kan waarnemen zijn onge-
100 meter. Het grote voordeel van
waarnemingen is echter dat de he
ar ons toegekeerde kant bestu-
kan worden, terwijl ruimtevaar
tuigen vaak een zeer beperkt gebied be
strijken.
Het eerste succes van een ruimtecap
sule betrof juist deze achterkant. Het
Russische voertuig Loenik III foto
grafeerde de achterkant en leverde de
eerste verrassing: de voorkant is be
dekt met kraters, maar ook met grote
verhoudingsgewijs vlakke gebieden de
Maria of (ten onrechte) zeeën genoem
de gebieden. Op de achterkant bleken
deze gebieden vrijwel te ontbreken. De
Zond 3, weer een Russische sonde
maakte enkele jaren later betere opna
men van de onbekende achterkant. Het
eerste Amerikaanse succes leverden de
Rangers. Na enkele mislukkkingen maak
ten de Ranger 7, 8 en 9 vele' duizenden
close-ups van het maanoppervlak. De
Rangers sloegen met een geweldige
vaart te pletter op het oppervlak, maai
de laatste minuten voor deze inslag
werden foto's genomen vanaf een hoog
te van enkele honderden kilometers tot
enkele honderden meters. Op de bes
te Rangeropnamen zijn details ter
grootte van enkele centimeters te her
kennen. Daarna volgden de landingen
van zowel Russische als Amerikaanse
capsules. De Loena 9 en de Surveyor I
leverden gegevens over de dikte van de
fameuze stoflaag, over de draagkracht
van de bodem en over de details van
millimeter grootte. Het grote bezwaar
was dat een te klein gedeelte van het
oppervlak werd onderzocht. Voor de uit
breiding van de ACIC kaarten moest
het hele oppervlak van nabij worden
gefotografeerd. Dit kan slechts vanuit
een voertuig dat om de maan draait.
Inmiddels brachten de Ruisen voertui-
De oceaan der stormen, gemaakt door
de Lunar Orbiter U op 25 november 1966
van een hoogte van 48 km. Het landschap
doet sterk denken aan een overstroomd
gebied, daarna bedekt met inslagputjes.
Deze putjes kunnen zowel door meteo
rieten als door weggeworpen brokken
bij een uitbarsting zijn ontstaan.
Door
C. Titulaer
Medewerker sterren
wacht in Utrecht
gen in een baan om de maan en lanceer
den de Amerikanen met succes 3 Lunar
Orbiters. Prof. Kuiper zei onlangs dat de
Lunar Orbiters nu reeds meer gege
vens hebben geleverd, dan alles wat
voordien bekend was.
Niet alleen het vastleggen van de
maanbodem, maar ook de verklaring
van de waarneming behoort tot de taak
van de sterrenkundige. Als we een ver
klaring zoeken voor het ontstaan van
overweging dat men eerst dacht aan
een dikke stoflaag. Uit de ruimte-
vluchten, in het bijzonder uit de vlucht
van de Surveyor I, is vast komen te
staan dat deze stoflaag geheel ont
breekt! De oorspronkelijke angst dat
maanreizigers zouden wegzakken in het
stof is ongegrond gebleken. Uit de in
drukken die de poten van de Surveyor
en de Loena 9 op de maanbodem maak
ten, kwam men te weten dat de mens
maankraters, moeten we ons voor ogen
houden dat de omstandigheden op onze
enige satelliet sterk verschillen van de
aardse. In de eex-ste plaats is de aarde
omgeven door een vrij dichte atmos
feer. Deze atmosfeer ontbreekt geheel
om de maan. Een wandeling op de
maan is derhalve een wandeling in het
luchtledige. Als de zon boven de horizon
staat (dag op de maan) loopt de tem
peratuur snel op tot ruim 100° Celsius,
in de maannacht daalt de temperatuur
in korte tijd tot 150® beneden het vries
punt. Door deze sterke teniperatuurs-
variaties zal een eroderende werking
optreden: de brokken maansteen splij
ten en worden als het ware tot gruis
fijngemalen.'Het is op grond van deze
vrij gemakkelijk op de maan kan lo
pen, zonder noemenswaardig risico weg
te zakken in een te zachte bodem.
Hoe is nu het pokdalig uiterlijk te
verklaren? Vanaf het begin dat deze
vraag werd gesteld stonden twee groe
pen geleerden tegenover elkaar. De ene
groep zei dat inslag van meteorieten de
oorzaak zou zijn, de andere dat de ver
klaring zat in de vulkanische activiteit
op de maan. Op onze aarde zijn enkele
inslagkraters bekend (zoals de Barring-
krater in Arizona). De vallende ster
ren zijn in feite kleine korreltjes, de
meteorieten, die in onze atmosfeer ver
branden. Op de maan zullen gemiddeld
per oppervlakte-eenheid evenveel korrels
en brokken materiaal uit de ruimte
neerkomen. Dit heeft het ontstaan van
kraters en kraterputjes tot gevolg. Het
effect zal duidelijker zijn dan op aarde,
omdat een dampkring ontbreekt. We
zien dus geen vallende sterren op de
maan. Een grote groep astronomen is
ervan overtuigd dat de grote aantallen
kraters op de maan niet alleen met in
slag van meteorieten kunnen worden
verklaard, doch dat een zeer groot ge
deelte door vulkanisme en inwendige ac
tiviteit is-ontstaan. De afgelopen jaren
hebben enkele boeiende ontdekkingen
geleverd, die deze theorie steunen. Een
groot aantal van de grote kraters heeft
een centrale berg of piek. Het bleek
dat in de top hiervan vaak weer een
kraterputje te vinden was. Men ontdek
te dat de groeven en breukvlakken vol
gens een regelmatig patroon, het tecto-
nisch rooster, gerangschikt liggen. De
Rangers en later de Surveyor toonden
losse rotsblokken op de maan. Dit al
les was alleen verklaarbaar met een
inwendige activiteit, die misschien nu
wel is opgehouden. Enkele maanden ge
leden kwam Barbara Middlehurst uit
Arizona tot een boeiende conclusie. Ze
onderzocht alle meldingen (ruim 300)
van kleurveranderingen en mogelijke
uitbarstingen, alsook van piaatselijke
verduisteringen van details. Hierbij bleek
dat bijna eenderde van al deze mel
dingen betrekking had op de krater
Aristarchus en omgeving. Bovendien
bleek het aantal meldingen veel hoger
te zijn als de maan zo dicht mogelijk
bij de aarde stond. Dit is duidelijk als
men bedenkt dat de aantrekkimgskracnt
dan het grootst is. De inwendige ac
tiviteit kan zich dan het gemakkelijkst
Even na volle maan toont onze sa
telliet deze aanblik. De drie kraters met
stralen op de bovenste helft zijn: Aris
tarchus (boven), Kepler (links beneden)
en Copernicus (rechts). De foto werd
gemaakt in augustus 1966 met de 60 cm
refractor op Pic-du-Midi door C. Titu
laer.
ontplooien. Maar er is nog een sterk
argument voor het vulkanisme en dat
zijn de foto's die de ruimtevaartuigen
maken. Het terrein geeft een sterk vul
kanische indruk, bedekt met kraters, on
diepe inzinkingen (drainage) en vaak
overstroomd door lava.
De afgelopen jaren zijn veel vragen
opgelost, maar veel vragen zijn ook
open gebleven. Als de eerste bemande
maanlanding een feit is geworden, zul
len nieuwe conclusies volgen. In het
bijzonder de bodemmonsters zullen
nieuwe gegevens leveren. Om de om
standigheden die op de maan heersen
te handhaven, zullen de pionsters in
vacuüm vervoerd worden. We moeten
echter niet denken dat de maanstudie
snel is afgerond na de landing van
mensen daar, integendeel. Er' komt dan
zoveel nieuw materiaal ter beschikking
dat het aantal geleerden dat zich met
de studie van de maan bezighoudt,
snel moet toenemen. De astronomen
zien de landing met spanning tegemoet.
Een karakteristieke Rangeropname,
toont een gedeelte van de bodem van
de krater Alphonsus, met de centrale
berg (midden, boven). De foto werd ge
maakt van een hoogte van ruim 100 km
door de Ranger 9. Driekwart minuut la
ter sloeg de Ranger te pletter op de
plaats van het witte cirkeltje.