Uniek Zoölogisch Museum prooi van vocht en ratten „Wij doen vrijwel niets anders dan proberen het bederf tegen te gaan", zeg professor dr. J. H. Engel (68), die sinds 1950 directeur van het museum is. Het is echter vechten tegen de bierkaai. De enige oplossing is een nieuw gebouw met een vloeroppervlak van 9.000 vierkante meter, waar alle bezittin gen van het museum in zouden kunnen worden onderge bracht. Begin vorig jaar zou de eerste paal worden geslagen voor een der gelijk gebouw. Het zou komen op het terrein van Artis. De Univer siteit van Amsterdam, die de bouw moest bekostigen, was op het laat ste moment gedwongen .mee" te zeggen. Gebrek aan geld en voor rang voor andere bouwprojecten noopten tot deze voor professor Engel's burgerlijke stand van het dierenrijk ra-mpealige beslissing. Nog steeds woekeren de schimmels. Nog steeds knagen de ratten. Het Zoölogisch Museum werd 130 jaar geleden opgericht. Amsterdam was reeds lang een stad waar door zeevaarders verzamelde zeldzaam heden op het gebied van de na tuurlijke historie te zien waren in vaak zeer beroemde rariteitenka binetten. Door zeeschepen meege brachte vreemde dieren werden en- regelmatig tentoongesteld. De Oost Indische Compagnie had hiervoor op haar werven zelfs speciale stal len. Dr. G. F. Westerman, die een jaar later het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Nature Artis Magistra (de natuur is de leermeesteres van de kunst) en daarmee Artis sticht te. stelde in 1837 een suppoost van het burgerweeshuis in staat zijn omvangrijke verzameling opgezette dieren te exposeren in de nieuwe stadsherberg aan de Plantage Mid denlaan. Dit was het begin van het Zoölogisch Museum, dat een jaar later deel ging uitmaken van Artis. Doordat kooplieden vreemde die ren meenamen van hun verre rei zen en doordat men ook zelf expe dities uitstuurde groeide de collec tie van het museum snel. In 1938 ging het museum van Artis over naar de gemeente Amsterdam. In middels was er ook een verzameling bUgekoimen die de Gemeentelijke Universiteit in 1900 was begonnen aan te leggen. Toen de Universi teit van Amsterdam enkele Jaren geleden zelfstandig werd ging het Zoölogisch Museum mee. Tot de tweede wereldoorlog werd de gehele verzameling voor het pu bliek tentoongesteld. Na de bevrij ding was dit niet meer mogelijk. Een deel van de beschikbare ruimte was verloren gegaan. Daardoor en als gevolg van het feit dat de om vang ongeveer ieder 25 jaar verdub belt kon men niet veel meer doen dan wat aan ruimte overbleef te gebruiken om de verzameling op te slaan. Alleen in het hoofdgebouw aan de Plantage Middenlaan wor den op het ogenblik n^g wisselende exposities gehouden. Hier is ook het beroemde Heimans-diorama onder gebracht. Wie het hoofdgebouw binnen komt, merkt weinig van de proble men waarmee het Zoölogisch Mu seum te kampen heeft. Het ziet er goed uit. Hoogstens kan men zeg gen dat het er wat klein is. De eerste alarmbel gaat in de werk kamer van professor Engel. Slechts beschermd door een glazen stolp staat hier op een kast een reuzen- alk, een soort pinguïn, die vroeger op de Noordpool leefde. Het is de enige die er op de ge hele wereld is. Enkele jaren geleden is er uit de Verenigde Staten een bod van een miljoen gulden op ge daan. Tegelijk werd nog eens een miljoen geboden voor een uniek ei van een reuzenalk, dat in een kar tonnen doosje in een kast wordt bewaard. Uitgelachen bouw teistert bedreigt ook de bot ten. Stromend water is er niet. Wel door onvolkomendheden in Het dak en door het ontbreken van ver- warming een vochtige atmosfeer, die schimmels vrij spel geeft en op gezette dieren, die hier ook staan, langzaam doet ineenschrompelen. Hier staat ook een opgezette quagga. .Dat is", zo legt de m kreeften gespecialiseerde rechter hand van prof Engel. dr. J. Stock, uit „een niet of weinig gestreepte zebra". Vroeger leefden zij op Kaap de Goede Hoop. Zij z|jn door emi granten uitgemoord. Wat hier staat ia het laatst geleefd hebbende exemplaar. Er zijn er nog wel een Is het niet mogelijk door een deel van de collectie te verkopen aan voldoende geld te komen voor de nieuw bouw? Professor Engel: „Een hoge ambtenaar heeft eens gezegd „Verkoop die reuzen- alk en dat ei maar dan heb je alvast twee miljoen", toen heb ik hem gevraagd, „Ver koopt U de Nachtwacht?" Wij hébben het recht niet iets te verkopen. De bezittin gen van het museum zijn pu bliek bezit. Verkopen zou bo vendien betekenen het goede wegdoen om het minder goede te behouden." Het enige wat erop zit is een nieuw gebouw. Professor Engel: „Dat zou nu vijf tien miljoen gulden kosten." Ondertussen woekeren de schimmels en knagen de rat ten. paar meen-, maai- dit is de enige quagga die goed opgezet ia. De waarde? Onschatbaar „miljoenen". Is dit wel ven-antwoord? Profes sor Engel haalt met een gebaar waaruit moedeloosheid spreekt de schouders op. „Ik heb wel eens ge vraagd om een kluis. Maar wat ge beurde er toen? Ik werd uitge lachen!" De reuzenalk en het ei zijn echter in de menagerie van de professor nog geluksvogels. Maakt hun lot een lichte verwondering wakker, deze stijgt tot verbazing en verbijs tering bij een rondgang langs en door de overige gebouwen van het Zoologisch Museum. Niet ver van het hoofdgebouw staan in het oude Artis-mu seum, boven het Artis-restau- rant in ruimten, die tot voor enkele weken nog niet van elek trisch licht waren voorzien en waar de plafonds grote gaten vertonen, met vellen plastic tegen vallend puin „beschermd" skeletten van zoogdieren. Steenpest die het ge anderhalf miljoen gulden is verze kerd en die volgens een Engelse taxateur beter is dan die van het British Museum in Londen. Deze situatie dateert uit de oorlog. Op bevel van de Duitsers moesten de insekteen en de bibliotheek toen verdwijnen uit het Tropenmuseum, waar zij zelf introkken. Door een van de zijmuren loopt een scheur. Technisch-laborant W. de Wit: „Op zolder is die zo breed, dat je er 's morgens de zon door kunt zien schijnen". Op diezelfde zolder laat hij door er moeiteloos een schaar in te drukken zien rot op de verschillende plaatsen de balken z|jn waarop het dak steunt. De vloer is zo slecht dat men om de zolder niet helemaal te hoeven ontruimen kasten met boeken neer heeft moeten zetten op plaatsen waar eronder een binnenmuur be gint. Langs de muren door het hele gebouw heen, sijpelt bij slecht weer regenwater naar binnen. Als h|j de kelder in moet om een van de duizenden flesjes met insek- ten op sterk water op te halen, moet de heer De Wit laarzen aan trekken. Er staat ongeveer een hal ve meter water. Grondwater, weg pompen heeft geen zin. Steeds weer komt het terug. Schimmels woeke ren er overvloedig. De volgende aanlegplaats is een oud pakhuis aan het entrepotdok. Hier staat een verzameling skelet ten die tot de val van een bom tij dens de laatste wereldoorlog in het n|jlpaardenhuis van Artis waren ondergebracht. De skeletten zijn overdekt met spinrag en stof. Vele van de kleinere zijn in elkaar ge vallen. Ook hier schimmel. Ratten die in het pakhuis zeer talrijk z|jn, knagen aan de botten. Van een groot aantal van de skeletten heb ben z|j de etiketten met naam en nadere bijzonderheden afgeknaagd. Weer uitzoeken wat wat is, zal Ja ren vergen. Een oud-schoolgebouw aan de Zeeburgerdijk herbergt de entomo logische verzameling de insecten op sterk water. Hier ls ook de ento mologische bibliotheek onderge bracht, die voor niet minder dan gewerkt plan moest naar een stof- 1 fige archieflade verhuizen toen de Sj eerste wereldoorlog uitbrak. Een it nieuw plan dat in de dertiger ja- P ren werd ontwikkeld kreeg geen j, kans door de crisis en de tweede e wereldoorlog. Afwachten Het ls nu de bedoeling dat het Zoölogisch Museum de beschikking krijgt over het gebouw van de bur gerlijke stand naast de ingang van Artis. Wanneer dit zal gebeuren moet echter nog afgewacht worden. Als het eenmaal zover is zal het gebouw eerst nog drastisch moeten worden verbouwd. Het zal boven dien te klein z|jn om werkelijk soulaas te kunnen bieden. „De situatie is hopeloos", zucht professor Engel. „B|j de universi teit erkent men wel dat het mu seum belangrijk is, maar men kan niets doen, er ls geen geld". Het belang van het museum ls in de eerste plaats wetenschappe lijk. Op het ogenblik zijn ruim 1 miljoen diersoorten bekend. Dat is naar schatting slechte een tiende deel van alle soorten dieren die op aarde leven. Iedere dag weer wor den honderden nieuwe soorten ont dekt. Als er niet een „burgerlijke stand" wordt bijgehouden kan er geen wetenschappelijk onderzoek verricht worden. Dan zijn er nog vier gebouwtjes aan de Plantage Muidergracht. Hier staat de vogelcollectie opge slagen. Hier worden ook skeletten of hulden geprepareerd. Het z|jn gebouwtjes van hout met klei eh stro. In 1875 zijn zij als noodge bouwen neergezet voor tien jaar. Zij staan er nog. In één ervan wordt door deskundigen van het museum sectie verricht op dieren die in Artis doodgaan. Dr. J. Stock: „Als w|j b|j een van die dieren miltvuur constateren is om verdere besmetting tegen te gaan het enige wat er op zit het sectiegebouw af te branden. Wij denken er maar niet aan wat dat wil zeggen". Behalve in het hoofdgebouw is alleen in het daarnaast gelegen Faunamuseum de situatie redelijk. Dit gebouw heeft nog niet zo lang geleden een grondige restaura tie ondergaan. Hier kan men de vissen en schelpen vinden. Hier heeft ook de beroemde Artis-biblio- theek een plaats gevonden. Het is nu al de derde keer dat plannen voor een nieuw museum gebouw geen doorgang hebben kunnen vinden. De eerste keer was dit het geval in 1912. Een toen uit heeft echter ook een praktisch en economisch be lang. De keuringsdienst van waren kan er komen informeren of de inhoud van bepaalde blikjes be staat uit sardines of jonge haring. Nog niet zo lang geleden werd in het museum de verwekker ontdekt van een ernstige mosselziekte. De staf is de douane behulpzaam bij het vaststellen of Iets bont of na maakbont is. Ook is er het belang van de voorlichting van het pu bliek. Hoewel het museum sinds 1945 weinig mogelijkheden heeft tot het Inrichten van exposities wordt het Zoölogisch Museum jaarlijks bezocht door ongeveer 60.000 mensen. Wat betreft bezoe kersaantal is het hiermee een goe de tweede na het Stedelijk Mu- Van publieke belangstelling bl|jkt overigens behalve door het bezoek niet veel. Professor Engel: „Het is erg moeilijk om gehoor te vinden voor onze problemen. Men geeft tegenwoordig liever geld uit voor atoomontwikkeling, een zaak die objectief gezien niet eens zo be langrijk is. Wij hebben al eens contact opgenomen met de Rocke feller Foundation en de Van Leer Stichting. Daar hebben wij nooit een reactie op gehad". Collectie in de hoofdstad dreigt nu ten onder te gaan Prof. dr. J. H. Engel met reuzenalk en ei. Waarde twee miljoen gulden. „Verkoopt u de Nachtwacht?" Foto rechtsboven: in een pakhuis aan het Entrepotdok worden skeletten belaagd door schimmels en het ge- knaag van ratten. De zeer trieste situatie in het oitde schoolgebouw aan de Zeeburgerdijk. Ongeveer een halve meter grondwater. r~Ë° i EN van cle belangrijkste collecties ter wereld op het gebied rl van skeletten, opgezette dieren, fossielen en dieren op „sterk water" wordt in Amsterdam met de ondergang be dreigd. Het is die van het Zoölogisch Museum. Met naar een voorzichtige schatting zeker 2 miljoen monsters vormt deze zeer veel unica rijke verzameling een deel van de „burgerlijke stand van het dierenrijk", dat naar een evenzeer voorzichtige schatting een waarde vertegenwoordigt van zeker 250 miljoen gulden. Per jaar gaat op het ogenblik vijf procent van de collectie verloren. De oorzaak is gebrek aan goede ruimte. Onderge bracht in negen voor het grootste deel wrakke panden met scheurende muren, lekkende daken, verzakkende vloeren en ondergelopen kelders, wordt de verzameling voortdurend be laagd door vocht, schimmel, neervallende stukken plafond en het geknaag van ratter..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 6