SCHEEPS
ERICHTEN
mm
mUSTm
mms*
S'jf
albert's
corner
Nacht
zonder
einde
sfgüwn*-
USD AG 7 MAART 1967
LEIDSCB DAGBLAD
Ons dagelijks vervolgverhaal
door
Alistair Maclean
diet?" De stem van Smalwood
'1 heel even wat scherper gewor-
maar vervolgens sprak hij weer
jlakke toon verder. „Ik kan Jullie
/«slicht uitblazen als de vlam van
toch niet!" zei Zagero zacht,
toch heel duidelijk verstaan-
L,l,1 Als je die oude heer van me
^maar met één vinger aanraakt,
\lwood zal ik je krijgen en breek
M doormidden als een rotte peen"
g een tijger stand hij in elkaar
ken. Zijn tenen hadden zich in
neeuw geboord, zijn vuisten wa-
gebald en zijn armen hingen iets
voren alles klaar voor de
ogen waren vernauwd tot smalle
spleten, zijn gezicht was een bijna
onherkenbaar masker en zijn lip
pen waren ver over de tanden terug
getrokken. Voor de zoveelste keer
had ik me in Smallwood vergist
hy kon wel doden zonder reden.
.Helene!' Mevrouw Dansby-Gregg
bevond zich het dichtst by het meis
je en haar stem leek een schreeuw.
,Pas op, Helene!'
Ze sprong naar voren om de ka
menier opzij te duwen, maar ik ge
loof niet dat Smallwood haar zelfs
ook maar zag: hy was razend van
woede en niets kon hem tegenhou
den de trekker over te halen. De ko
gel trof mevrouw Dansby-Gregg in de
wierp haar languit en met
itrueren. Eerst dacht ik dat het
TmaïTater8b^f-ee™ Tdat
E%n ieder geval toen ze langs
wood ging, struikelde ze. Small.
zijn arm op om haar te
in of weg te duwen en voor-
ij besefte wat hem overkwam
I had vermoedelijk zeker van
kant geen geweld of tegen-
i verwacht begon Helene in
weg te schoppen en trap-
'lde revolver uit zijn hand die
I sneeuw onder de tractor plof-
een kat sprong Smallwood
aan; zijn haast was overi-
2ffiiet nodig geweest, want de
)0Inde snauw van Corazzini bracht
aariyk niet op de gedachte van
luatie gebruik te maken. Hij
on* de revolver op, draaide zich
len ruk om en richtte het wa-
p Helene. Zijn fel glinsterende
PANDA EN DE MEESTER LOODGIETER
27-92. Panda betrad het postkantoor en wendde zich tot de
beambte Grumpjes.
„Ik moest hier om drie uur zijn!" verklaarde hij. „Meneer Goed-
bloed zeiO, neeniet nog eens] Daar zijn die vervelende
waterdruppels weer!"
„GoedbloedH" riep de beambte driftig. „Water? Alweer?? De
onzin! Door die buizen loopt post naar de sorteermachinesAl
twintig jaar lang! Je praat wartaal, jochie!"
Maar op dat moment werd hij onderbroken door een kreet van
een sorteerder.
„Water!" schreeuwde de ondergeschikte. ,JM'n masjien sorteert
water! Ik... help! Blub Bloebf"
Hij werd, samen met Panda, opgenomen door de snel stijgende
vloed en de straat ingevoerd, waar Joris Goedbloed hen tevreden
gadesloeg.
„Het moment breekt aan om mijn hulp als meester-loodgieter
aan te bieden", prevelde hij. ,Met Panda's vertrek zal ook het
water weer zakken Ik zal mij moeten reppen om een symbolische
reparatie uit te voeren en de daarbij betrokken rekening te pre
senteren
RECHTER TIE EN HET GESTOLEN HALSSNOER
11-77. Na het gesprek met vrouwe Hortensia is Rechter Tie de
zelfde weg teruggegaan. Opnieuw is hij erin geslaagd om ongezien
de paleisgracht over te zwemmen en in de struiken heeft hij zich
weer aangekleed. Als hij de kleine inham heeft teruggevonden
stapt hij snel in Violets boot en stoot af met de vaarboom, mj
~-<J, dat hij zijn tocht naar het erkerpaviljoen
srder heeft hoeven voortzetten. Hij had al
en Vrouwe Hortensia heeft hem inderdaad
moedelijk bittere spijt, een overweldi
gend gevoel van schaamte, een nog
groter zelfverwyt dat ik me zo ge
makkelijk om de tuin had laten lei
den, dat ik niet eens in staat was
me tegen die briljante
vindingrykheid van de kleine Small
wood te verzetten of er wat tegen-
te stellen. En dan dacht ik aan
Dansby-Gregg en aan
Margaret, die als gijzelaarster, ge
bonden en bang tegenover Small
wood in de tractor moest zitten. Op
zulke momenten verdrongen een laai
ende woede en een verterende haat
mijn spijt, maar daarby voelde ik
tevens een angst die ik nog nooit in
mijn leven zo erg had meegemaakt.
Wordt vervolgd.
STATIONSPLEIN 24 LEIDEN
(t.o. het station)
maandag t/m zaterdag 8.00 - 22.00 uur
DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK
767. De duisternis was reeds ingevallen, toen Bram eindelijk over
de bergen was gevlogen. De ongewone beweging maakte zijn armen
moe en zwaar, maar stug zette Brammetje door. Hoe eerder hij
terug was met de stof voor de vleugels, hoe beter.
Intussen zat een paar kilometer verder, op een bank voor zijn
boerderijtje, de landbouwwer Eetje Spruitjes op wacht. De hele dag
was hij druk doende geweest om lastige spreeuwen uit zijn boom
gaard te verjagen, maar op de grens van licht en donker was het
wat rustiger geworden.
„Kwaaie rakkers", mompelde de boer. „Als ik die hun gang liet
gaan, kon ik alleen maar pitjes oogsten. Maar ik heb ze behoorlijk
aan het schrikken gemaakt. Het zal mij benieuwen of er nog ééntje
terug durft te komen. Spruitjes laat niet met zich spotten. Die
spreeuwen zullen nu wel weten, dat het met mij kwaad kersen
eten is".
Langzamerhand ontspande zich zijn gezicht tot het gewone, goed
moedige uiterlijk. Groot en wijd was de stilte. En in die stilte drong
eensklaps het geruis van reusachtig grote vleugels tot boer Spruit
jes door.
teities Nederlandse
t» Kopenhagar
Tankvaart
ïSUft'ï
8|8^„Wtfs5