De vrouw van een gevangene Niets op het brood Als ik mijn krantje heb gelezen en er is geen televisie meer weet ik dat hij niet kan slapen Wat moet je de kinderen vertellen? Tamme kastanjes ZATERDAG 18 FEBRUARI 1967 LEIDSCH DAGBLAD LJ).-EXTRA t -fa Eenzame avonden bij de televisie. ..Origineel zou ik me onge lukkig moeten voelen. Dat denken de mensen altijd. Dat je de hele dag door zit te jan ken. Houd me ten goede, ik vind het heel erg en ik houd van hem, maar hij zal daar niet verhongeren. Zo op de dag gaat het best. Je kinderen houden je de hele dag be zig. Maar 's avonds als ik mijn krantjes heb gelezen en er is geen televisie meer, weet ik dat hij niet kan slapen. Dat 'ie naar de kinde ren verlangt, naar mij en zijn twee pilsjes, die hij elke avond dronk voor hij naar bed ging. Dan voel ik het komen. En als ik daarna alleen in bed lig, kan ik janken, maar ik probeer sterk te zijn. Ik huil als ik bij hem ben. Dan komt het eruit van een hele week en ben ik gelukkig". HU zit een gevangenisstraf uit van vier jaar in een Nederlands strafgesticht. Twee jaar geleden werd hU gearresteerd, vijf maan den later veroordeeld. HU is va der van vier kinderen. Het jongste kind, een meisje, is door een fami lielid bU de burgerlUke stand aan gegeven. Vader was verhinderd. Zijn nog betrekkehjk jonge vrouw wist niets af van het dub belleven dat haar man leidde. Zij herinnert zich de boze dag toen iemand van de zaak kwam vertel len dat haar man door de politie was meegenomen. Wat er aan de hand was, wist hU niet. Ze was vol komen van de kaart. Op het poli tiebureau zei men dat ze zich niet ongerust behoefde te maken. bleef. Die morgen was hU wegge gaan in zyn grUze pak. Ze had nog tegen hem gezegd dat hU een schoon overhemd aan had moeten doen. Maar hU had geen tUd. HU moest weg. Zoals hy vaak 's avonds weg moest. Voor overwerk dat hU thuis bU een collega deed. Diens vrouw was ziek en het kon zo fUn stelen ging. Ze waren met z'n vie ren. Eén van hen had er genoeg van het met vieren te doen. Hy ging er alleen op uit, werd gesnapt en verraadde de rest. De vrouw vertelt: „In het begin wilde ik het maar niet geloven. Ik vond het zo moei- lUk. Direct zocht ik de oorzaak bU OVERWERK gecombineerd worden. Het werk ging door en die vrouw was niet alleen. HU verdiende goed. HU bracht wel eens wat extra's mee. HU was een streber, wilde zUn vrouw laten zien dat hU meetelde in de maatschappU- ZUn directeur had eens laten vallen dat, als hU rijn mulo zou halen er kans zou zijn dat hU magazUnchef zou worden. Hij studeerde schriftelUk en slaagde, maar hU werd het niet. De directeur had het zo precies niet bedoeld, zei hU later. En toen werd het drukker op de zaak. Er moest worden overgewerkt bU die collega, soms avonden ach ter elkaar. En dan waren ze weer een tydje bU met het werk en was hU 's avonds thuis. Van hem zelf hoorde ze in het Huis van Bewa ring dat dat allemaal niet waar was, maar dat hU met anderen uit (W)ETENS WAARD Op het ogenblik zien we bij de groenteboer nog wel tamme kastanjes liggen. Met spelden en lucifers kunnen we er leuke beestjes van maken, maar ze kunnen ook een voedzame aan vulling zijn bij .de warme maaltijd. Ze worden hier veelal geïmporteerd uit Frankrijk en Italië. Ze kunnen worden gepoft en met een kluitje boter worden gegeten. Er kan kastanjepuree van worden gemaakt. Vooral bij spruitjes zijn ze bijzonder lekker. Kruis de kastanjes in met water. Meng een een scherp mes op het platte gedeelte en kook ze in onge veer 15 minuten in ruim water half gaar en pel ze daarna. Kook ze daarna verder gaar tot er met een vork in geprikt kan worden (=fc 45 minuten). Serveer ze met boter of door bijvoorbeeld spruitjes geroerd. Stoofpot met tomaten en kaas Schil 750 g aardappelen en snUd deze in blokjes. Was 500 g kool en snUd ze in smalle reepjes. Kook ze samen met de aardappelen in onge veer 20 minuten gaar. Voeg 300 gram tomaten toe (in partjes ge sneden) en kook deze maar even. (ze mogen niet te zacht worden). Het vocht binden met iets aange mengde maizena. Maak de stoof pot af met 250 g in blokjes gesne den belegen kaas. Kwarktaart met rol petit beurre (gekruimeld) hier in. Klop 3 eierdooiers met 100 g poedersuiker wit en schuimig en voeg hierbU de gelatine, die in het verwarmde sap van 2 citroenen is opgelost en daarna wat afgekoeld. Klop de eiwitten styf, eerst zonder suiker en daarna met 100 gram poedersuiker. Roer 2 busjes kwark romig, voeg het citroensap toe (met de daarin opgeloste gelatine). Meng de eier dooiers erdoor en tot slot de stUfge- slagen eiwitten. Doe onderin een beboterde springvorm de geweekte biscuitjes en schenk hierop de kwarkmassa. Leg bovenop vier halve perziken en laat de taart 24 uur opstyven op een koude plaats. mezelf. Had ik een fout gemaakt? Hy schreef brieven, bovenaan stond „Huis van Bewaring". Dat vond ik erg: ik stopte de brief weer terug in de enveloppe en hield hem tegen het licht om te kUken of je het kon lezen. De mensen zUn vaak zo nieuwsgierig. VERSCHRIKKELIJK Ik mocht niet naar de rechtszaak komen. Dat wilde hU niet, hU vond het voor nuj vernederend. Ik ben toch gegaan, omdat ik meteen wilde weten hoeveel straf hU zou krUgen. Maar ze zeiden het niet. Ik schrok, want een van die rechters (ze be doelde de officier van justitie) zei vUf jaar met aftrek. Tegen de kin deren heb ik zo goed en zo kwaad als het ging verteld dat ze nog veer tien dagen moesten wachten. De dokter wist het nog niet. Ik had tegen ze gezegd dat papa in het zie kenhuis lag. In een sanatorium in een verre plaats. Myn man wilde niet hebben dat ik ze later mee zou nemen op bezoek. Ik vertel het nu allemaal rustig, maar die tyd is verschrikkelijk ge weest. Ik was in verwachting en moest een dieet volgen, maar ver gat het meer dan eens. Ik huilde veel, liep soms hele middagen doel loos door de stad. Mijn haar zat verschrikkelijk. Ik deed niks aan mezelf, het kon me niet schelen, ik miste hem. Ik vroeg me af of ik nog wel van hem hield en als ik dat deed, of ik van hem zou blijven houden. Pas toen besefte ik, dat ik voorheen nooit beseft had hoe fijn we het hadden, 's Avonds was ik meer moe dan alleen. Ze zeggen wel eens, als vader er niet is, dan moet je vader en moeder tegelUk zyn. Dat is onzin Dat gaat niet. Met rapporten teke nen van school, om maar een voor beeld te noemen zei mUn oudste zoon, die in de eerste klas van de lagere school zit: „mamma, ik heb op school gezegd dat ze effe moeien wachten, omdat u het naar het sa natorium moest brengen naar pap pa. En weet u wat toen een van de jongens zei? „Jouw papa is niet ziek, hU is stout geweest". ZELF DOEN ADVERTENTIE geld rond moet zien te komen. Dat vergeet je niet meer. En de gedach te aan wat je aan je kinderen la ter moet vertellen. Moet je het zeg gen? Met Kerstmis heb ik gehuild toen een van de kinderen tegen me zei: „mama, moeten we vandaag niet dubbel voor papa bidden. Mis schien is 'ie dan wel beter als ik jarig ben?" Ik had me in het begin voorge houden me te beheersen waar de kinderen bU waren. Maar op deze Kerstmis ging het niet. Ik had ge zorgd voor een leuke tafel met een echt dineetje voor de kinderen. Met kaarsen en vruchtenwUn. Als ik nu mUn ogen dicht doe, hoor ik het het Joch weer vragen. Ik was in staat een brief te schrUven naar de koningin of naar Beatrix, of die wel eens wilden komen luisteren naar wat myn kinderen te vertel len hadden. Ik heb het niet ge daan. Je voelt je in het algemeen zo'n man-vrouw worden. Vroeger kon je zo lekker figuurlyk tegen hem aan leunen. HU regelde alles, hij deed alles. Dat moet je nu zelf doen". „Vier maanden geleden was hU Jarig. Het was de tweede keer sinds hU van huis is. Het jaar daarvoor was de familie gewoon geweest. Maar het was een beetje onwennig allemaal. Een zwager probeerde er nog een beetje de stemming in te brengen, maar er werd helemaal niet gelachen of iets. Het is toen niet laat geworden. En dit jaar is er niemand geweest en dat voel je. Op zo'n dag kun je huilen en ben je echt alleen. Zelf ga ik weinig naar verjaardagen toe. Dat deed ik trouwens toch al niet zoveel om dat mUn man er niet van hield. Nu is het zo gek om te gaan. Je bent altUd bang dat er iemand tegen je zegt: „waar is je man?" Dat is me namelUk een keer gebeurd. En dan is het net, vooral in gezelschap, of iedereen naar je kUkt". „Ik wil als u het goed vindt lie ver niet over myn familie praten. Ik bedoel, hoe die het allemaal vin den. MUn moeder is dood, daar ben ik nu ergens bly om, ze kon het zo goed met myn man vinden. Ze zou het verschrikkelijk hebben ge vonden. Er zUn natuurlUk anderen uit de familie die je niet meer ziet, maar je went er aan alleen te zUn en ik zeg maar zo, wie niet graag komt, blUft maar weg. Zo is het toch? Je kunt wel tegen jezelf zeggen, jU hebt de fout niet gemaakt, maar je man. Ik geloof als je echt van de ander houdt, moet je het kunnen dragen. DikwUls denk ik aan de kinderen. Ze praten steeds minder over papa. Maar hoe kan het anders. En ik wil dat ze over hem praten. MUn oudste schreef in het begin onbeholpen brieven, die ik mee naar het „zie kenhuis" nam. Die deed hU zelf in de enveloppe en gaf hem geslo ten aan my. In de trein kon ik de moed niet opbrengen, de brief open te maken". Ik weet dat hU zich zorgen maakt in de gevangenis. Het lUkt of hU verandert. Ik zou niet kun nen zeggen hoe, maar hfj wordt anders. Meer in zichzelf gekeerd. Hy kon vroeger lachen en my vro- ïyk maken. Ik begrUP wel dat hU somber is, maar er is iets dat ik niet kan verklaren. De pastoor zegt dat het wel weer overgaat. En die kent er meer, dus ik hoop dat 'ie gelUk heeft. Want er komt een dag dat hU weer vrU is. HU praat altijd over. Over zUn voorlopige Invrij- heidsstelling. Ik leef er naar toe. Het moet weer worden als vroeger. Zyn baas heeft gezegd dat Ie hem weer kan gebruiken. En hjj moet weer bU de kinderen zUn. HU is de vader, niet ik. HU moet weer goed komen maken wat er mis schien verprutst la. Ik was een beetje hard toen ik zei, hU ral daar niet verhongeren, dat meende Ik niet zo, dat begrijpt n weL We heb ben altUd samen toch een band ge had. Ik zal het n vertellen, lk weet, dat het kinderachtig klinkt, maar toen hU pas ln het Huis van Bewa ring zat, hebben we iets afgespro ken. Dat we eike avond om elf uur, vUf minuten aan elkaar zouden denken. C weet niet, hoe dicht je dan bU elkaar bent". IA 'R is natuurlijk weer niks op brood", stelt Marian verbitterd vast. Op tafel voor haar staan: a. een stuk kaas, b. een ons ham, c. een pot jam, d. een doos hagelslag. Maar op dit moment heeft zij trek in pinda kaas. Pindakaas is er niet, dus is er „niets". „Foei, ivat overdrijf je weer", zucht ik. Moederlijke gelatine Week 7 blaadje» gelatine ln koud Verkoopadressen worden gaarne verstrekt door Slibde Poatbue 8041 A'dam ^overpeinzing j 't Is waarkinderen kunnen het niet laten: ze moeten al les overdrijven, ze moeten alles over één kam scheren, of tewel vereenvoudigen. Ook door middel van overdrijving kun je de zaken eenvoudiger voorstel len dan ze zijn; je zegt niets is hier ooit in orde" en je omge ving begrijpt meteen dat je op een kleinigheid wat aan te mer ken hebt. „Hij is overal ge weest" zeggen we van een be reisd persoon die toch niet meer dan drie hoofdsteden bezocht en de rest oversloeg. We bewe ren met een eerlijk gezicht: „Ik weet er alles van" als we alleen maar de klok hoorden luiden. We nemen gewoon een gecom pliceerd feit, dat van allerlei tijdstippen, nuances en moge lijkheden aan elkaar hangt, toe knippen er de franjes, nuance, ringen en uitzonderingen af, en wat we overhouden is een mooie, afgeronde, glanzende ab stractie. die we midden in de aandacht kunnen planten en die door zijn eenvoud aanstonds de belangstelling trekU Daar na verzilveren we t vereenvou digde feit door er 'n sausje „nooit" of „altijd" of „helemaal niets" overheen te gieten en geen mens kan meer twijfelen aan hetgeen we bedoelden te zeggen. Vooral kinderen ver staan die kunst van vereenvou digen door overdrijving tot in de finesses. Het „D'r is natuur lijk weer niks op brood" van Marian klinkt veel suggestiever dan: Jk héb vandaag geen trek in respectievelijk kaas, ham, hagelslag of jam, ik zou liever pindakaas smeren, wat jammer dat die er niet is, wil je dat een volgende keer mee brengen" .tjonge, dat is een mondvol,, bovendien weet Ma rian niet of ze morgen nog trek in pindakaas zal hebben en mocht die dan wél op tafel staan, tenvijl de jam ontbreekt en ze juist zin had in een boter ham met jam, dan zou ze de hele tirade met enige wijzigin gen opnieuw opzeggen, terwijl ze anders kan volstaan met kort en bondig en onjuist te klagen: „Er is weer niks op brood!" Geen mens weet, hoe hij zijn kinderen het overdrijven en ge neraliseren moet afleren. De pe dagogische handboeken hebben er niet in voorzien. Als moeder Ier je op cursussen, in tijd schriften en literatuur hoe je je kroost sexuele voorlichting moet geven, hoe je ze verant woordelijkheidsgevoel kunt bij brengen, hoe je dient te reage ren wanneer ze beginnen te vloeken, of met stoelen smijten, of vaders auto kapen maar wat je tegen de overdrijving moet doen staat nergens. Zou er wel iets tegen te doen zijn? Eigenlijk hebben wij het ook nooit kunnen afleren. Wij maken van elke mug een mam moet. Een relletje hier of daar en: „Nederland verzinkt in ter reur"! Een hapering in de wel. vaart: ,£)at is het begin van het einde"! Met een gebraden kip petje op de zondagstafel krijgen we prompt het verwijt te slik ken: „Voel je je nu niet schul dig als je beseft hoe er ver weg honger wordt geleden?" Iemand zegt voor de microfoon iets ha telijks en onmiddellijk wordt er om censuur geroepen. Een jon geman verklaart openlijk niets te voelen voor automatisch sleurwerk en plotseling is de hele moderne jeugd werk schuw, apatisch, onaangepast". En dan denk ik: dat hebben we van onze kinderen ge leerd. Die krijgen ook „nooit iets op het brood", worden stel selmatig onderdruktf en ze mogen „Niks". Maar wij zijn toch geen kinderen meer? Waarom doen we dan zo gek? THEA BECKMAN Twee modellen uit de Ka toenshow '67. Onder een velours eocktailjasje van Maarten van Dreven en boven een African print avondjurk van Berry Brun. ,1 - f kL-Twj - Oi* Vi'W»' I JtV- ,t, y*.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 11